direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Weg naar het Ganzen Ei 7-9
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPBG700037-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Het perceel Weg naar het Ganzen Ei 7-9 is gelegen in het buitengebied van de gemeente Brummen en biedt plaats aan een voormalig agrarisch bedrijf dat al geruime tijd niet meer als zodanig in gebruik is. Om verval en verloedering van de bebouwing en het landschap tegen te gaan is het wenselijk dat het perceel een andere invulling krijgt.

Het perceel is onlangs aangekocht door een nieuwe eigenaar. Deze eigenaar - kunstenaar/ontwerper- restaurateur - wil het perceel met opstallen gaan gebruiken voor het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten.

Daarnaast heeft de eigenaar geen bouwplannen. De bestaande gebouwen zullen mogelijk intern worden verbouwd om de ruimten geschikt te maken voor het uitvoeren van de bedrijfsmatige activiteiten worden. Om het bovenstaande planologisch-juridische mogelijk te maken dient de agrarische bestemming te worden omgezet naar een bedrijfsbestemming. Dit is mogelijk op basis van de wijzigingsregels van het vigerende 'Bestemmingsplan Buitengebied 2008'.

Het voorliggende wijzigingsplan biedt het planologisch-juridische kader voor dit initiatief. Het wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding.

1.2 Ligging en begrenzing van het plangebied

Het perceel Weg naar het Ganzen Ei 7-9 ligt circa 3 km ten oosten van de kern Brummen, in de gelijknamige gemeente.

De locatie ligt in het open rivierenlandschap van de IJssel. Het gebied bestaat overwegend uit grasland en enkele meidoornhagen. Op enkele plaatsen staat een solitaire boom of een groepje bomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPBG700037-va01_0001.png"

Luchtfoto met ligging van het plangebied in de omgeving

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPBG700037-va01_0002.png"

Luchtfoto met het plangebied binnen rode contour

Het perceel is gelegen aan de Weg aan het Ganzen Ei. Deze doodlopende weg in de uiterwaarden van de IJssel ligt aan de oostelijk rand van Brummen en takt aan op de Holthuizerweg en de Piepenbeltweg.

Het perceel heeft nu een agrarische functie. De agrarische activiteiten zijn beëindigd. De bovenstaande luchtfoto geeft nog een beeld van de huidige situatie.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het plangebied valt binnen de grenzen van het 'Bestemmingsplan Buitengebied 2008' (vastgesteld op 17-12-2009, in werking getreden op 7-5-2010). Op de onderstaande afbeelding is het plangebied met een rode contour weergegeven.

De gronden van het perceel hebben de bestemming 'Agrarisch - Uiterwaard' en mogen alleen voor agrarische doeleinden worden gebruikt. Het perceel heeft de aanduiding 'Agrarisch bouwperceel'.

Het bestemmingsplan Buitengebied 2008 biedt de mogelijkheid om middels een wijzigingsplan de agrarische functie te veranderen in 'bedrijf B (niet-agrarisch)'. In art. 25 van de regels is deze wijzigingsbevoegdheid opgenomen onder nummer 17. Op basis van dit artikel wordt de vereiste wijzigingsprocedure gevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPBG700037-va01_0003.png"

Uitsnede verbeelding Bestemmingsplan Buitengebied 2008 met in rood omlijnd vlak het perceel

Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving

2.1 Ontstaansgeschiedenis en ruimtelijke structuur

Zoals reeds is beschreven ligt de locatie in de uiterwaarden van de IJssel als onderdeel van het gebied Cortenoever. Het gebied Cortenoever ligt ten westen van een grote meanderbocht IJssel en bestaat uit oeverwalruggen en laagtes. De openheid van dit gebied is kenmerkend voor dit type landschap. De gronden werden vooral gebruikt als grasland en hooiland met een enkele akker. Vanwege de hoge waterstanden in dit gebied is de bebouwing beperkt gebleven tot enkele boerderijen, woningen en een enkel bedrijf.

Het agrarische erf sluit aan op de Weg naar het Ganzen Ei. Op historische kaarten is te zien dat deze locatie al geruime tijd bestaat als bebouwingslocatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPBG700037-va01_0004.png"

Op rivierkaart van rond 1843 (Rijkswaterstaat Oost-Nederland) is de locatie Weg naar het Ganzen Ei 7-9 zichtbaar

2.2 Bestaande situatie van het plangebied

De oppervlakte van het wijzigingsgebied (circa 1,3 ha) is gelijk aan de oppervlakte van het huidige agrarisch bouwperceel. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Brummen, sectie I, nummer 1029.

De locatie is momenteel bebouwd met de boerderij, een aantal schuren en een silo. Op het achtererf liggen ook nog twee kuilvoerplaten. Aan de zuidelijke voorzijde van het perceel bevindt zich een voortuin, die afgeschermd is met een lage haag en enkele bomen.

De oprit aan de linkerzijde van het perceel is begrensd met een bomenrij. Aan de rechterzijde wordt het perceel deels begrensd met groene erfscheiding.

De ontsluiting van het perceel ligt aan de zuidzijde en sluit aan op de Weg naar het Ganzen Ei.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Sinds 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van kracht. In de SVIR, die de opvolger is van de Nota Ruimte (2006), schetst het Rijk de ruimtelijke ambities tot 2040 en de ruimtelijke belangen en opgaven tot 2028.

De SVIR maakt duidelijk dat het Rijk zich beleidsmatig en financieel concentreert op de ontwikkeling en bescherming van de Nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Daartoe behoort de verkeers- en energie- infrastructuur van nationale en internationale betekenis (bijvoorbeeld de haven van Rotterdam) en de 'groenblauwe' ruimtelijke hoofdstructuur, waaronder de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en beschermde natuurgebieden, waaronder de zogenaamde ´Natura 2000´-gebieden.

In de SVIR wordt verder onder andere aangegeven dat het economisch draagvlak en de vitaliteit van de meer landelijke gebieden onder druk staan. Om daarin verlichting te brengen wil het kabinet de mogelijkheden voor hergebruik en nieuwbouw in het buitengebied verruimen. Vrijkomende bebouwing kan worden omgezet in een woonbestemming, een bedrijfsbestemming ten behoeve van kleinschalige bedrijvigheid of een recreatiebestemming. Soms kan ook nieuwbouw wenselijk zijn.

De provincies zijn belast met de uitvoering van het Rijksbeleid voor de EHS. De provincies en de gemeenten bepalen de voorwaarden waaronder nieuwbouw in het landelijke gebied kan plaatsvinden

Het plan voorziet in het hergebruik van de voormalige agrarische gebouwen en een verkleining van het bouwperceel. Het beleidskader van de provincie en de gemeente is richtinggevend voor dit project.

De locatie ligt niet in de EHS. Het Natura 2000-gebied Rijntakken grenst aan het bouwperceel en valt voor een klein deel ook er binnen. De EHS kent geen externe werking zoals de Natuurbeschermingswet - waaronder de Natura 2000-gebieden vallen - dat wel kent. Zie verder onder par. 5.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPBG700037-va01_0005.png"

Afb. ligging gebouwen en deel voorerf omringd door EHS (groene kleur) en Natura 2000-gebied Rijntakken (rode kleur)

De functiewijziging waarbij een agrarisch bouwperceel wordt opgeheven en een nieuwe bedrijfsfunctie op een kleiner perceel wordt toegestaan levert geen significante negatieve effecten op de beschermde natuurwaarden.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken kunnen bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.


In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de 'oude' ontwerp AMvB Ruimte die in 2009 al aan inspraak is onderworpen, en deels uit nieuwe onderwerpen.


Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden. Het betreft alleen die regels uit het eerdere ontwerp van de AMvB Ruimte (d.d. 2 juni 2009), die als nationaal belang in de nog vast te stellen Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) worden herbevestigd: 2) Project Mainportontwikkeling Rotterdam, 3) Kustfundament, 4) Grote Rivieren (exclusief Maas), 5) Waddenzee en waddengebied, 6) Defensie en 13) Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.


Enkele bepalingen zijn hier echter van uitgezonderd. Deze hebben betrekking op provinciaal medebewind en op afwijkingsmogelijkheden en kunnen pas in werking treden op het moment waarop is voorzien in een wettelijke grondslag voor provinciaal medebewind en voor de mogelijkheid tot afwijking van algemene regels. Dit betekent tevens dat de artikelen ten behoeve van nationaal belang 13) Erfgoederen van inwerkingtreding uitgezonderd zijn.


De overige in de SVIR opgenomen nationale belangen, behalve die voor belang 9) buisleidingen, worden neergelegd in een ontwerpwijziging van het Barro. De wijziging van het Barro treedt op een nader te bepalen tijdstip in werking. Het betreft de nationale belangen: 1) Rijksvaarwegen 4) Grote Rivieren (alleen Maas) 7) Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, 8) Elektriciteitsvoorziening, 10) EHS, 11) Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en 12) IJsselmeergebied.


De opname van het onderwerp buisleidingen in het Barro wordt uitgesteld in afwachting van de behandeling van de Structuurvisie Buisleidingen.

In het Barro worden regels gesteld omtrent de planologische bescherming van de EHS en Natura 2000-gebieden. Het toezicht en de uitvoering op de EHS/Natura 2000-gebieden berust bij de provincie. In onderstaande beleidskaders wordt hier nader op ingegaan.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Structuurvisie Gelderland 2005

Op 29 juni 2005 heeft Provinciale Staten het Streekplan Gelderland 2005 vastgesteld. Sinds 1 juli 2008 heet dit plan 'Structuurvisie Gelderland 2005'. Hoofddoel van de structuurvisie is het stimuleren van de ruimtelijke ontwikkeling van een gebied op zodanige wijze dat de kenmerkende waarden van een gebied of locatie intact blijven.

De locatie ligt het waardevol landschap Zuidelijke IJsselvallei. Waardevolle landschappen zijn gebieden met nationaal en provinciaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten van visuele, aardkundige en/of cultuurhistorische aard, en in relatie daarmee, bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. Het beleid voor deze landschappen is uitgewerkt in de ´Streekplanuitwerking Kernkwaliteiten Waardevolle landschappen´ (zie aldaar). Het beleid is gericht op het behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten. Voor waardevolle landschappen geldt een ´ja, mits´-regime: nieuwe activiteiten zijn toegestaan mits de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPBG700037-va01_0006.png"

Ligging van het plangebied (rode cirkel) binnen de zone Waardevol Landschap Zuidelijke IJsselvallei van Structuurvisie Gelderland 2005

Het initiatief voorziet niet in het oprichten van nieuwe gebouwen of een (her)inrichting van het perceel. Voor een dergelijk initiatief zijn slechts de algemene randvoorwaarden van de structuurvisie van toepassing. Dat betekent dat de nieuwe functie in ruimtelijk zin binnen het betreffende deel van het landelijke gebied moet passen en dat de andere bestaande ruimtelijke functies in de omgeving niet worden belemmerd.

In dit geval vormt de nieuwe bedrijfsfunctie geen bedreiging van het landelijke karakter van de omgeving. De locatie is immers van oudsher een woonwerklocatie en blijft ook na de functiewijziging een licht bedrijfsmatig karakter behouden.

3.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) met de daarbij behorende Invoeringswet in werking getreden. Hierbij is een nieuw stelsel van verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten ontstaan. Belangrijke uitgangspunten van de Wro zijn het duidelijke onderscheid tussen beleid, normstelling en uitvoering en het beginsel dat normstelling plaatsvindt door het meest geschikte overheidsorgaan. Normstelling op een hoger niveau vindt plaats indien een beleidsonderdeel niet op doelmatige of doeltreffende wijze door een lager overheidsorgaan kan worden behartigd, gezien de aard van de betrokken taak of de schaal waarop een aangelegenheid moet worden geregeld.

Voor de formulering van het provinciale ruimtelijke beleid is in de eerste plaats de provinciale structuurvisie van belang. Daarnaast kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud en toelichting van bestemmingsplannen. Een groot deel van deze regels dient ertoe om ervoor te zorgen dat het Rijksbeleid op een goede manier zijn doorwerking vindt in de gemeentelijke bestemmingsplannen.

Op 15 december 2010 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld (afgekort RVG). Op 27 juni 2012 volgde een eerste herziening. Deze herziening is verwerkt in de huidige ´geconsolideerde versie´. Dat is de oorspronkelijke RVG waarin de goedgekeurde wijzigingen uit de eerste herziening zijn opgenomen.

In de RVG zijn regels opgenomen over de wijze waarop in het kader van een bestemmingsplan moet worden omgegaan met de provinciale ruimtelijke belangen. In de RVG is nader uitgewerkt op welke wijze bij ruimtelijke ingrepen in de EHS een beoordeling moet plaatsvinden van de mogelijke ecologische gevolgen.

Binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geldt de “nee, tenzij”-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Tot groot openbaar belang wordt in ieder geval gerekend de veiligheid, de drinkwatervoorziening en de plaatsing van installaties voor winning, opslag of transport van gas.

De realisering van de EHS is een taak van de provincie. Het plangebied ligt niet in de EHS, maar valt voor een klein deel in het Natura 2000-gebied Rijntakken.

3.2.3 Streekplanuitwerking Kernkwaliteiten Waardevolle landschappen

In 2006 hebben Gedeputeerde Staten van Gelderland de ´Streekplanuitwerking Kernkwaliteiten Waardevolle landschappen' vastgesteld. Het ruimtelijke beleid voor de Waardevolle landschappen is: behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten. Voor de Waardevolle landschappen geldt een 'ja, mits'-regime: activiteiten zijn toegestaan mits de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt. Wanneer één van de in het geding zijnde kernkwaliteiten wordt aangetast, maar andere kernkwaliteiten worden versterkt, en er over het geheel genomen sprake is van versterking van de kernkwaliteiten, kan dit acceptabel zijn. Dit is niet het geval bij aantasting van onvervangbare en/of zeldzame kernkwaliteiten. Per ontwikkeling dient afzonderlijk een afweging gemaakt te worden.

De locatie valt binnen het Waardevolle landschap Zuidelijke IJsselvallei. Hieronder zijn de kernkwaliteiten van dit Waardevolle landschap beschreven:

  • Enige nog breed meanderende rivier, leesbaar rivierenlandschap;
  • Gaaf microreliëf van lage rivierduinen, complexen van richels en geulen (kronkelwaarden) en dergelijke;
  • Grote openheid van de uiterwaarden met nauwelijks bebouwing.

Uitgangspunt in het beleid ten aanzien van waardevolle landschappen is dat bij ruimtelijke ontwikkelingen de kernkwaliteiten behouden en waar mogelijk versterkt worden.

Het onderhavige initiatief omvat geen bouw- of inrichtingsactiviteiten. Om die reden kan er ook geen sprake zijn van aantasting van de bovenbeschreven landschappelijke kernkwaliteiten.

3.2.4 Waterplan

Het Waterplan Gelderland is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Het Waterplan Gelderland 2010-2015 is op i november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld en op 22 december 2009 in werking getreden.

Het plangebied is niet gelegen in een gebied waarbij de waterhuishouding bij vraagstukken ten aanzien van functiewijziging bijzondere aandacht behoeft. Daarnaast heeft deze functiewijziging geen effecten op de grondwaterstand of grondwaterkwaliteit.

3.2.5 Nieuwe integrale structuurvisie en omgevingsverordening

Op 14 januari 2014 stemde het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland in met de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening. Provinciale Staten van Gelderland hebben de Omgevingsvisie Gelderland op 9 juli 2014 vastgesteld. De daarbij behorende Omgevingsverordening Gelderland wordt waarschijnlijk op 1 oktober 2014 vastgesteld. Hierna zullen de omgevingsvisie en omgevingsverordening in werking treden.

De Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening integreren en verbinden het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoerplan, het Streekplan (Structuurvisie), het Milieuplan en de Reconstructieplannen tot één plan en één verordening. Omgevingsvisie en Omgevingsverordening bevatten de hoofdlijnen voor de volgende maatschappelijke opgaven in Gelderland: opgaven voor water, natuur en landschap, cultuur en erfgoed, milieu, energietransitie, landbouw, verkeer en vervoer en ruimtelijke ordening.

Het plangebied maakt in Omgevingsvisie Gelderland onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk (voorheen EHS genoemd). De nieuwe Omgevingsvisie en Omgevingsverordening hebben geen gevolgen voor het voorliggende bestemmingsplan omdat:

  • deze nieuwe Visie en Verordening voorzien in het samenvoegen van provinciale plannen en verordeningen;
  • het plangebied binnen de Groene Ontwikkelingszone ligt waarvoor dezelfde restricties gelden als voorheen voor de EHS. Op deze restricties wordt in de volgende paragrafen ingegaan. Hieronder is een uitsnede opgenomen van het Gelders Natuurnetwerk (donkergroen) en de Groene Ontwikkelingszone (lichtgroen). Binnen de Groene Ontwikkelingszone is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met versterking van de samenhang tussen aangrenzende en natuurgebieden.
  • De bruine arcering geeft aan dat het bouwperceel ligt binnen een ganzenfourageergebied. Met deze aanwijzing wordt invulling geven aan de internationale verplichting tot duurzame instandhouding van de ganzenpopulatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPBG700037-va01_0007.png"

Afb. uitsnede kaart Natuur van de Omgevingsvisie met ligging plangebied

Als uitgangspunt voor gronden gelegen binnen het Gelders Natuurnetwerk (GNN) geldt dat er in beginsel geen nieuwe functies mogelijk worden gemaakt binnen een bestemmingsplan. Binnen de Groene Ontwikkelingszone (GO) worden geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen toegelaten die leiden tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Toekomstvisie 2030

De raad van de gemeente Brummen heeft op 22 september 2013 de 'Toekomstvisie 2030 'innoveren met oude waarden' vastgesteld.

De toekomstvisie maakt heldere keuzes voor die toekomst en geeft daarmee een duidelijke koers aan

richting 2030. De visie geeft richting aan de strategie, het beleid en de plannen die we de komende vijftien jaar samen zullen maken. Het is een inspiratiekader, dat laat zien wat en wie Brummen wil zijn in 2030.

Het buitengebied is het domein van boeren, natuurbeheerders, landgoedeigenaren en bewoners. De ontwikkelruimte voor bestaande niet-agrarische bedrijven in het buitengebied hangt af van de relatie die zij hebben met het buitengebied. Nieuwe grootschalige niet-agrarische bedrijven horen thuis op een bedrijventerrein. Kleinschalige bedrijven in bijvoorbeeld de zorg, dienstverlening of creatieve sector zijn wel inpasbaar in bestaande gebouwen in het buitengebied, bijvoorbeeld op een landgoed of boerderij.

Het voorliggende intiatief past binnen de gestelde beleidskaders van het de Toekomstvisie

3.3.2 Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 'Ligt op groen!'

De ontwikkelingsvisie 'Ligt op groen!' heeft als doel sturing te geven aan de gemeentelijke ruimtelijke ontwikkeling in Brummen. De visie bevat naast een inspirerend wensbeeld de koers die moet worden gevolgd in de richting van dat wensbeeld. De gemeente Brummen kiest voor een gedifferentieerde, ontwikkelingsgerichte strategie, waarbij de bestaande groene kwaliteiten van de gemeente het referentiepunt zijn. Deze kwaliteiten dienen te worden behouden en waar mogelijk middels nieuwe ontwikkelingen te worden versterkt.

Voor de IJsselvallei waar het plangebied deel van uitmaakt is nieuwe bebouwing alleen in de vorm van zogenaamd ‘rood-voor-rood’ toegestaan. Hierbij is dus sprake van een ontwikkeling waarbij geen rood (bebouwing) wordt toegevoegd, maar het gaat om functieverandering, mogelijk herbouw en verevening waarbij de bebouwing in het gebied per saldo in ieder geval niet toeneemt.

Dit initiatief heeft nauwelijks invloed op de bestaande ruimtelijke situatie. De bebouwing neemt per saldo niet toe en het bestaande agrarische bouwperceel wordt verkleind.

3.3.3 Het geldende bestemmingsplan

De gronden van een agrarisch bedrijf kunnen op basis van de regels van het Bestemmingsplan Buitengebied 2008 worden gewijzigd in niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, waarbij de agrarische hoofdactiviteit vervalt. Van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ten behoeve van het voorliggende intiatief gebruik gemaakt.

Het agrarisch bouwperceel komt te vervallen en een deel van van de gronden van de agrarische bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf'. Het overige deel van de gronden behoudt de agrarische bestemming, maar dan zonder de aanduiding van een agrarisch bouwperceel.

Conclusie toetsing

Bij de toetsing van het voorliggende plan wordt voldaan aan de wijzigingsregels van het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2008.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Het plan

De nieuwe eigenaar van het perceel Weg naar het Ganzen Ei 7-9 te Brummen heeft het plan opgevat om de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing te gaan gebruiken voor haar werkzaamheden als kunstenaar-ontwerper-restaurateur. De bestaande bedrijfswoning zal zijn functie als woning behouden. De bestaande gebouwen worden aangepast - intern verbouwd - om ze geschikt te maken voor het nieuwe gebruik als werkplaats, atelier, tentoonstellingsruimte, opslag van te restaureren en de onderhouden kunstwerken.

De hoofdbedrijfsactiviteiten van de eigenaar zijn:

  • het produceren van kunstwerken, voornamelijk buitenbeelden;
  • het onderhouden en repareren van buitenkunstwerken;
  • het onderhouden van buitenkunstwerken (op locatie).

Ondersteunende bedrijfsactiviteiten zijn:

  • het adviseren over buitenkunstwerken;
  • het plannen en begeleiden van werkzaamheden/handelingen aan kunstwerken.

Het uitvoeren van de werkzaamheden/werken worden gedaan in opdracht van musea en overheidsinstanties zoals gemeentes, provincies en rijksoverheid.

Het aangrenzende erf zal deel worden gebruik voor privétuin en deels voor het plaatsen van buitenkunstwerken. Een deel van de voormalige bedrijfsbebouwing zal ook worden gebruikt voor hobbymatige activiteiten zoals het houden van enkele paarden.

De nieuwe eigenaar heeft momenteel geen plannen omtrent de (her)inrichting van het perceel en blijft het perceel op dezelfde wijze ontsloten. Het perceel blijft aan de zuidzuide verbonden met een uitrit naar de Weg naar het Ganzen Ei ten westen van het perceel.

Verkeer en parkeren

De uitvoering van het initiatief zal nauwelijks van invloed zijn op de parkeer- en verkeerssituatie. Deze gedachte wordt versterkt door het feit dat er op eigen terrein voldoende mogelijkheden aanwezig om in de parkeerbehoefte te voorzien. Het aantal verkeersbewegingen zal naar verwachting niet toenemen.

Om deze nieuwe functie toe te laten en hergebruik van de gebouwen mogelijk te maken dient de agrarische bestemming te worden omgezet naar de bestemming 'bedrijf'.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden

5.1 Cultuurhistorie en archeologie

Met de ondertekening van het verdrag van Malta (1992) en de parlementaire goedkeuring daarvan (1998) heeft de Nederlandse overheid zich verplicht erop toe te zien dat bij ruimtelijke plannen rekening gehouden wordt met het bekende en het nog niet bekende archeologische 'bodemarchief'.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPBG700037-va01_0008.png"

De gemeente Brummen heeft een archeologisch beleid opgesteld voor de bescherming van het bodemarchief. Dit beleid is vastgelegd op de zogenaamde 'Toetsingskaart archeologische onderzoeksverplichtingen'. Volgens deze kaart (zie kaartfragment met legenda) ligt het plangebied in een gebied dat archeologisch waardevol is.

Een inventariserend archeologisch onderzoek is niet vereist omdat er geen bodemingrepen zijn voorzien. Om die reden kan er worden afgezien van een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek.

5.2 Natuur en landschap

5.2.1 Flora en fauna

Bij ruimtelijke ontwikkelingen kunnen natuurwaarden en wettelijk beschermde soorten of wettelijk beschermde gebieden in het geding zijn. Om de natuurwaarden van de planlocatie te kunnen beoordelen moet er getoetst worden aan hetgeen beschreven staat in de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet. Daarnaast is het beleid aangaande de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van belang.

Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden en met rust laten van de planten en diersoorten die in het wild voorkomen. Op grond van de Flora- en faunawet is het verboden activiteiten te verrichten die leiden tot aantasting van te beschermen soorten en van hun voortplantingsplaats, vaste rustplaats of vaste verblijfplaats. De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van gebieden die om hun ecologische waarde beschermd moeten worden. Daaronder vallen onder andere de zogenaamde Natura 2000-gebieden en de natuurmonumenten.

De locatie van dit initiatief ligt in de nabijheid van de EHS. Een groot deel van het agrarische bouwperceel lag binnen het Natura 2000-gebied Rijntakken. Zie onderstaande afbeelding. Het nieuwe plangebied valt bijna samen me de beige contour waarbinnen de bebouwing is gelegen. De bebouwingsmogelijkheden in dit deel van het Natura 2000-gebied worden door het voorliggende wijzigingsplan ingeperkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPBG700037-va01_0009.png"

afb. Natura 2000-gebied Rijntakken met het agrarisch bouwperceel (rode kleur)

Deze functiewijziging, waarbij een agrarisch bouwperceel wordt opgeheven en een nieuwe bedrijfsfunctie wordt toegestaan zonder nieuwbouw, levert geen significante negatieve effecten op voor de beschermde natuurwaarden in de omgeving van het plangebied. De verwachting bestaat dat de functiewijzing, door de afname van verkeersbewegingen en hinder (geluid, stof, ammoniak en geur) tengevolge van de beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten minimaal een positief effect kunnen hebben op de natuurwaarden.

5.3 Milieu

5.3.1 Bodem

De regelgeving stelt dat indien er ruimten worden gebouwd waar mensen blootstellingrisico's lopen door langdurig verblijf, middels een verkennend bodemonderzoek dient te zijn aangetoond dat er geen sprake is van belasting door verontreinigingsbronnen in de bodem en het grondwater ter plaatse.

In de bestaande situatie was de bedrijfswoning reeds een functie bedoeld voor langdurig verblijf. Deze functiewijziging brengt hier geen verandering in. Daarnaast is het zo dat in het onderhavige plan niet wordt gebouwd. Bodemonderzoek is hierdoor voor dit wijzigingsplan niet noodzakelijk.

5.3.2 Geluid

Wanneer met een plan nieuwe geluidsgevoelige bebouwing, zoals woningen, scholen en ziekenhuizen worden gerealiseerd, stelt de Wet geluidhinder onder andere de verplichting onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op deze geluidsgevoelige bebouwing ten gevolge van het verkeer op de omliggende wegen. De gevelbelasting mag de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschrijden.

Voorliggend plan voorziet niet in de oprichting van nieuwe geluidvoelige functies. In de bestaande situatie was de bedrijfswoning reeds een geluidsgevoelige functie in het kader van de Wet geluidhinder. Daarom is een geluidsonderzoek in het kader van dit wijzigingsplan niet noodzakelijk.

5.3.3 Luchtkwaliteit

De Wet Luchtkwaliteit is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005'. De wet is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:

  • negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken;
  • in Nederland mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

De wet voorziet ondermeer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe wet geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3%) ten opzichte van de grenswaarde (een grenswaarde van 3% staat gelijk aan de bouw van circa 1500 woningen met één ontsluitingsweg);
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

Gesteld kan worden dat de functiewijzing van agrarisch naar een lichte bedrijfsmatige functie per saldo niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De beëindiging van de agrarische activiteiten heeft een gering positief effect op de luchtkwaliteit. Gesteld kan worden dat luchtkwaliteitseisen geen belemmering vormen voor onderhavig plan.

5.3.4 Milieuzonering

Indien door middel van een plan nieuwe, voor milieuhinder gevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door nieuwe ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt en mogen omliggende (agrarische) bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast. De afstandsnormen die voor de milieuzonering worden gebruikt zijn ontleend aan de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG. De brochure is overigens minder geschikt voor bestaande situatie. Om enigszins een beeld te krijgen van de milieuhygiënische situatie ter plaatse is aansluiting gezocht bij deze brochure.

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een functieverandering waarbij de agrarische functie wordt ingezet in een (lichte) niet-agrarische functie. De dichtstbijzijnde woningen zijn gelegen op circa 250 meter. Deze afstand is voldoende om een goed woon- en leefmilieu te waarborgen. De nieuwe functie levert geen beperkingen op voor in de omgeving aanwezige functies.

5.4 Waterhuishouding

In het beleid (Waterbeheerplan 2010-2015) van het Waterschap Veluwe is 'niet afwentelen' een belangrijk uitgangspunt. Kort gezegd betekent dit dat met het oplossen van het ene probleem, geen nieuw probleem mag ontstaan. Dit geldt voor het waterbeleid én voor de daarmee samenhangende kosten. Indien nodig zal het (regen)water zoveel mogelijk bovenstrooms vastgehouden worden, vervolgens (tijdelijk) geborgen worden in zogenaamde retentiegebieden en pas daarna afgevoerd worden naar elders. Ook is het beter om regen-, grond- en oppervlaktewater schoon te houden dan om het later te moeten zuiveren. Maatregelen om schone en vuile waterstromen te scheiden hebben daarom de voorkeur. Bij daken en wegen kan gedacht worden aan het loskoppelen van de regenwaterafvoer van het rioleringsysteem. Van groot belang is dat de eisen die aan het watersysteem worden gesteld gerealiseerd worden tegen acceptabele inspanningen en kosten.

Door het wijzigen van de bestemming neemt het verharde oppervlakte op het perceel niet toe of af. Daarnaast worden er geen ingrepen gedaan die van invloed zijn op de grondwaterstand en is de woning reeds aangesloten op de riolering.

5.5 Externe veiligheid

Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval met slachtoffers onder omwonenden waarbij gevaarlijke stoffen in het spel zijn. Het kan gaan om gevaarlijke stoffen die worden verwerkt en opgeslagen bij bepaalde bedrijven, zoals een chemische fabriek of een lpg-tankstation, of gevaarlijke stoffen die worden vervoerd via de weg, het spoor, een vaarweg of een buisleiding.

In de nabijheid van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig waar gevaarlijke stoffen worden verwerkt of opgeslagen. Ook bevindt zich in de directe omgeving van het plangebied geen route voor transport gevaarlijke stoffen. Daarom wordt in dit wijzigingsplan voldaan aan de normen voor externe veiligheid.

Hoofdstuk 6 Planopzet

6.1 Analoge/digitale verbeelding

Bij dit plan hoort één analoge/digitale verbeelding. De verbeelding is eenvoudig van opzet. De gronden van het voormalige agrarische bouwperceel worden deels gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf'. Het toegelaten bedrijf wordt nader aangeduid met 'specifieke vorm van bedrijf - atelier-werkplaats'. De overige gronden van het bouwperceel behouden de bestemming 'Agrarisch – Uiterwaard' waarbij het agrarisch bouwperceel komt te vervallen.

De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' blijft gehandhaafd en ligt over beide enkelbestemmingen 'Bedrijf' en 'Agrarisch - Uiterwaard'.

6.2 Regels

De regels bestaan uit een verwijzing naar regels van het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2008.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

Het Besluit ruimtelijke ordening vermeldt dat een onderzoek moet worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan.

In het voorliggende geval gaat het om een particulier initiatief. De kosten van de met dit project gemoeide werkzaamheden, alsmede de kosten voor de opstelling van het voorliggende bestemmingsplan worden door de initiatiefnemer gedragen. Daarnaast worden er leges geheven op grond van de gemeentelijke legesverordening.

De financieel-economische uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is daarmee voor de gemeente Brummen geborgd.

Hoofdstuk 8 Procedure

Burgemeester en wethouders van Brummen hebben, gelet op artikel 3.6 jo. artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening, op 23 september 2014 besloten het ontwerpwijzigingsplan “Weg naar het Ganzen Ei 7-9” voor zienswijzen ter inzage te leggen.

Analoog

Het ontwerpwijzigingsplan, met bijbehorende stukken, hebben vanaf donderdag 16 oktober 2014 tot en met woensdag 26 november 2014 gedurende een termijn van zes weken, tijdens openingstijden, ter inzage gelegen in het gemeentehuis.

Digitaal

Het ontwerpwijzigingsplan was tevens digitaal in te zien op de gemeentelijke website www.brummen.nl (onder ‘plannen en projecten’) en op de website www.ruimtelijkeplannen.nl.

De bronbestanden waren ook via www.ruimtelijkeplannen.nl raadpleegbaar en beschikbaar. Voor een link naar deze bestanden kunt u terecht op de gemeentelijke website.

Gedurende de termijn van de terinzagelegging zijn geen zienswijzen ingediend. Bij besluit van 2 december 2014 hebben burgemeester en wethouders het wijzigingsplan vastgesteld.