direct naar inhoud van Regels
Plan: Hommelstraat 7 Empe
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPBG700033-va02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Hommelstraat 7 Empe met identificatienummer NL.IMRO.0213.BPBG700033-va02 van de gemeente Brummen.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-gebonden bedrijf:

het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, zoals opgenomen in bijlage “Toegelaten functies” onder “Agrarisch gebied” , dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.6 aan-huis-gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, niet zijnde een seksinrichting, een escortbedrijf of detailhandel, uitgeoefend in een gebouw en als functie ondergeschikt aan de woonfunctie van het hoofdgebouw;

1.7 agrarische doeleinden:

doeleinden die gericht zijn op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren (grondgebonden en niet-grondgebonden bedrijven) en/of het telen van gewassen, met uitzondering van glastuinbouw;

1.8 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bijgebouw:

een met het hoofdgebouw verbonden (wel of niet vanuit het hoofdgebouw te bereiken) of daarvan vrijstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht ten dienste staat van het hoofdgebouw;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van zolder en kelder;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak (analoog):

een op de verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen, zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwvlak (digitaal):

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen en functie als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.23 ondergrondse bouwwerk:

(een gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil;

1.24 omgevingsvergunning:

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.25 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak;

1.26 peil:
  • a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.27 verbeelding:

de verbeelding van het bestemmingsplan Hommelstraat 7 Empe bestaande uit een kaart;

1.28 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvestiging van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 wijze van meten

Bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

(Bouw)hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

Goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met uitzondering van dakkapellen en wolfseinden.

Inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

Oppervlakte van gebouwen en andere bouwwerken:

  • voor gebouwen: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren en/of het overkapte gedeelte, neerwaarts geprojecteerd tot op peil;
  • voor bouwwerken zonder wanden of met één wand (open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde): de overdekte en/of bebouwde grondoppervlakte (gemeten loodrecht onder het dakoppervlak en/of bouwwerk).

2.2 Uitzonderingen bij wijze van meten:

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen grond is bestemd voor:

  • a. agrarische doeleinden alsmede voor het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke, aardwetenschappelijke en ecologische waarden (beslotenheid en houtopstanden) met daaraan ondergeschikt:
    • 1. het op hobbymatige basis houden van dieren;
    • 2. extensief recreatief medegebruik, voor zover de onder a genoemde waarden niet onevenredig worden aangetast
  • b. het aanleggen van de in/uitrit met een maximale breedte van 4 m ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op gronden met deze bestemming zijn andere bouwwerken ten behoeve van deze bestemming toegestaan. Daarbij moeten de aanduidingen op de verbeelding in acht worden genomen.

3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte maximaal 1,25 m bedraagt.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag bomen, hakhout en andere houtopstanden te vellen of te rooien, en handelingen die de dood of beschadigingen van bomen, hakhout en andere houtopstanden tengevolge kunnen hebben uit te voeren of te laten uitvoeren.

3.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in art. 3.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer, (agrarisch) gebruik en onderhoud;
  • b. werken en/of werkzaamheden welke zijn aangevangen dan wel in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. de aanleg van de in/uitrit ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting;
  • d. werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand benodigd is.
3.3.3 Voorwaarden

De in art. 3.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voorzover door de werken en werkzaamheden geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan:

  • a. het landschap en de waterhuishouding;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de overige aanwezige waarden zoals opgenomen in art 3.1.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een bedrijf, zoals weergegeven in kolom 3 “feitelijke bedrijvigheid” van bijlage A 'Bedrijven (niet-agrarisch)';

met daaraan ondergeschikt:

  • b. een bedrijfswoning;
  • c. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;
  • d. het op hobbymatige basis houden van dieren;
  • e. detailhandel in eigen voortgebrachte producten en streekgeproduceerde producten;
  • f. bij het bedrijf behorende erven, voor onder andere parkeervoorzieningen.

4.1.2 Inrichtings- en gebruikseisen
  • a. Bij uitvoering van de in art.4.1.1 vermelde doeleinden dient op de aangewezen gronden in voldoende mate te worden voorzien in parkeergelegenheid en in voldoende ruimte voor de logistieke afwikkeling van het (vracht)verkeer.
  • b. Ontsluiting van het perceel Hommelstraat 7 voor het vervoer van het zware materieel (waaronder de truck en de dieplader) dient na de inwerkingtreding van onderhavig bestemmingsplan uitsluitend en alleen te geschieden via de nieuw aan te leggen ontsluitingsweg die het perceel Hommelstraat 7 direct ontsluit op de Hommelstraat.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op gronden met deze bestemming zijn gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van deze bestemming toegestaan. Daarbij moeten de aanduidingen op de verbeelding in acht worden genomen.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. voor de bedrijfswoning geldt dat de bestaande oppervlakte met maximaal 25% mag worden vergroot tot een maximum van 150 m²;
  • c. indien de bestaande oppervlakte van de bedrijfswoning meer dan 150 m² bedraagt, geldt deze oppervlakte als maximum bij herbouw. (Ingeval de bestaande oppervlakte minder bedraagt dan 150 m² geldt de regeling zoals vermeld onder art. 4.2.2 sub b;
  • d. de herbouw van de bedrijfswoning is mogelijk waarbij de nieuwe bebouwingscontour op enig punt is geprojecteerd op maximaal 3 m van de bestaande bebouwingscontour;
  • e. de gezamenlijke bestaande oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen is opgenomen in bijlage A 'Bedrijven (niet-agrarisch)';
  • f. voor de bedrijfswoning en de bedrijfsgebouwen gelden de volgende maximale goothoogte- en hoogtematen:
    goothoogte / hoogte (in meters)  
    bedrijfswoning   3/9  
    bedrijfsgebouwen   6/10  
  • g. ingeval goothoogte en hoogte van de gebouwen hoger zijn dan de in het vorige leden genoemde maten, gelden deze als maximum.

4.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken het volgende:

  • a. de maximale hoogte hiervan is in onderstaande tabel vermeld:
    andere bouwwerken   hoogte (in meters)  
    zwembaden   0,6   
    overkappingen   3  
    verlichtings- en vlaggenmasten   8  
  • b. de oppervlakte van het zwembad mag maximaal 75 m² bedragen;
  • c. de hoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 2 m bedragen.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Omgevingsvergunning 10% afwijken van maten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning maximaal 10% afwijken van de in de regels genoemde maten mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het landschaps- en bebouwingsbeeld, de verkeersbelangen en de belangen van eigenaren en/of gebruikers van aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden geschaad.

4.3.2 Omgevingsvergunning ander bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning een ander bedrijf toelaten onder de volgende voorwaarden:

  • a. Uitsluitend niet-agrarische bedrijfsactiviteiten zoals die voorkomen in bijlage M “Toegelaten functies” of functies die in milieuhygiënisch oogpunt daaraan gelijk te stellen zijn, worden toegelaten;
  • b. De verkeersaantrekkende werking neemt niet of slechts in beperkte mate toe (in relatie tot de wegcategorie en de bijbehorende capaciteit) en het verkeer kan in de toekomst zonder probleem via de bestaande wegen en paden worden afgewikkeld;
  • c. Er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad;
  • d. Het parkeren en de logistieke afhandeling behorende bij de bedrijfsactiviteiten vinden plaats binnen het bouwperceel;
  • e. De nieuwe activiteit betekent geen onevenredige aantasting voor natuur, landschap en milieu in vergelijking met de bestaande activiteit;
  • f. De maximale oppervlakte voor de nieuwe bedrijfsactiviteiten bedraagt 500 m²;
  • g. De overige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor de uitvoering van werken en werkzaamheden binnen het bouwperceel is geen omgevingsvergunning vereist.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken:

  • a. van de planregels voor de bouw van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits:
    • 1. het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 25 m²;
    • 2. dat bestaat uit één bouwlaag;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m.
  • b. van de planregels ten behoeve van het oprichten van artistieke kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 8 meter;
  • c. van de planregels ten behoeve van het oprichten van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40 meter.

Artikel 7 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedure zoals aangegeven in artikel 8.1 de bestemming te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 8 Algemene procedureregels

8.1 Procedure wijziging

Bij het wijzigen van het plan ingevolge de in deze planregels opgenomen wijzigingsbevoegdheden dient art. 3.6.1, sub a, van de Wet ruimtelijke ordening in acht te worden genomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
9.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

9.1.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van art. 9.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in art. 9.1.1 met maximaal 10%.

9.1.3 Uitzondering

Art. 9.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik
9.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

9.2.2 Verbod

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in art. 9.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

9.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in art. 9.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

9.2.4 Uitzondering

Art. 9.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: "De regels van het bestemmingsplan Hommelstraat 7 Empe van de gemeente Brummen".