Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken:
-
a. van de planregels voor het in geringe mate overschrijden van het bouwvlak, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
b. van de planregels voor de bouw van een erker aan de voorgevel van een hoofdgebouw, mits:
-
1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1,50 meter bedraagt;
-
2. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw; de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
-
3. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;
-
4. de erker stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
-
c. van de planregels voor de bouw van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits:
-
1. het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 25 m²;
-
2. dat bestaat uit één bouwlaag;
-
3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5m.
-
d. van de planregels voor het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot maximaal 5 meter, mits:
-
1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
-
2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd wordt.
-
e. van de planregels ten behoeve van het oprichten van artistieke kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 8 meter;
-
f. van de planregels ten behoeve van het oprichten van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40 meter.