direct naar inhoud van 4.1 Milieu
Plan: Bestemmingsplan Kikvorsenstraat 7
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPBG700015-va01

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

De regelgeving stelt dat een verkennend bodemonderzoek moet worden verricht indien het bestemmingsplan het mogelijk maakt om ruimten te bouwen waar mensen blootstellingrisico's lopen door langdurig verblijf. Het bodemonderzoek dient aan te tonen dat er geen sprake is van een aantasting van de bodemkwaliteit en de kwaliteit van het grondwater op de locatie waarop het plan betrekking heeft.

Het bestemmingsplan maakt het niet mogelijk om het terrein van de uitbreiding te bebouwen met gebouwen waarin mensen langdurig verblijf houden. De uitbreiding biedt alleen ruimte voor nieuwe standplaatsen van kampeermiddelen waarin mensen slechts korte tijd verblijven. Daarom is een bodemonderzoek niet noodzakelijk.

4.1.2 Geluid

Wanneer met een plan nieuwe geluidsgevoelige bebouwing, zoals woningen, scholen en ziekenhuizen worden gerealiseerd, stelt de Wet geluidhinder onder andere de verplichting onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op deze geluidsgevoelige bebouwing ten gevolge van het verkeer op de omliggende wegen. De gevelbelasting mag de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschrijden.

Voorliggend plan voorziet niet in geluidgevoelige bebouwing. Daarom is een akoestisch onderzoek niet verplicht.

4.1.3 Luchtkwaliteit

De Wet Luchtkwaliteit is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005'. De wet is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:

  • negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken;
  • mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.


De wet voorziet ondermeer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.


Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe wet geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3%) ten opzichte van de grenswaarde (een grenswaarde van 3% staat gelijk aan de bouw van circa 1500 woningen met één ontsluitingsweg);
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

Het plan voorziet in een uitbreiding van een kleine camping met 25 kampeerplaatsen. Het project draagt door zijn kleinschalige karakter 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging.

4.1.4 Bedrijvigheid

Indien door middel van een plan nieuwe, voor milieuhinder gevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen en mogen omliggende (agrarische) bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast.

Het initiatief bestaat uit de uitbreiding van een kampeerterrein. In de directe omgeving liggen voornamelijk woningen. De meest nabijgelegen agrarische bedrijven liggen op de adressen Vosstraat 24 en Vosstraat 27. Dit zijn grondgebonden rundveebedrijven. De afstand tussen beide bedrijven en het terrein waar de uitbreiding van de camping plaatsvindt bedraagt ruim 300 meter.

Geconcludeerd kan worden dat de uitbreiding van het kampeerterrein geen extra belemmering vormt voor de agrarische bedrijvigheid in de omgeving. De afstand die tussen grondgebonden rundveebedrijven en geurhindergevoelige bestemmingen moet worden aangehouden bedraagt namelijk minimaal 100 meter. Verder mag worden gesteld dat een kleinschalige uitbreiding van een camping geen bron van hinder vormt voor de bewoners van de woningen in de omgeving.