direct naar inhoud van 4.1 Milieu
Plan: Voorsterweg 163
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPBG700008-va01

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

De regelgeving stelt dat indien er ruimten worden gebouwd waar mensen blootstellingrisico's lopen door langdurig verblijf, middels een verkennend bodemonderzoek dient te zijn aangetoond dat er geen sprake is van belasting door verontreinigingbronnen in de bodem en het grondwater ter plaatse.

In september 2010 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd dat als bijlage aan het bestemmingsplan is toegevoegd. De resultaten van het onderzoek kunnen als volgt worden samengevat.

Er zijn op basis van het vooronderzoek, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten.

Op de onderzoekslocatie zijn de volgende deellocaties onderzocht:

A: voormalige bovengrondse dieseltank in lekbak;

B: overig deel van het erf.

Met betrekking tot de bodemkwaliteit van deze deellocaties kunnen de volgende conclusies worden getrokken.

A: voormalige bovengrondse dieseltank in lekbak

Zintuiglijk en analytisch zijn in de grond en het grondwater geen verontreinigingen aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van verontreiniging met olieproducten.

B: overig deel van het erf

De bovengrond is plaatselijk zwak tot matig puinhoudend en zwak kolengruishoudend. In het opgeboorde materiaal zijn verder zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen. De zintuiglijk met puin- en kooldelen verontreinigde bovengrond is licht verontreinigd met zink en PAK. In de zintuiglijk schone boven- en ondergrond van het erf zijn geen verontreinigingen aangetoond. Het grondwater is licht verontreinigd met barium. Deze metaalverontreiniging is hoogstwaarschijnlijk, in combinatie met de verlaagde pH, te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van metalen in het grondwater.

Eindconclusie en advies

De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie ter plaatse van deellocatie A en B respectievelijk als 'verdacht' en 'onverdacht' kan worden beschouwd wordt voor deellocatie A verworpen en voor deellocatie B niet geheel bevestigd.

In het kader van de aankoop kan gesteld worden dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem bij ongewijzigd gebruik niet tot gebruiksbeperkingen of gezondheidsrisico's zal leiden. Ook bij het aanvragen van een omgevingsvergunning in de nabije toekomst zullen, met het huidige beleid en de huidige normen, de aangetoonde verontreinigingen geen bezwaar vormen.

Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.

4.1.2 Geluid

Wanneer met een plan nieuwe geluidsgevoelige bebouwing, zoals woningen, scholen en ziekenhuizen worden gerealiseerd, stelt de Wet geluidhinder onder andere de verplichting onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op deze geluidsgevoelige bebouwing ten gevolge van het verkeer op de omliggende wegen. De gevelbelasting mag de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschrijden.

Voorliggend plan voorziet in de uitbreiding van een bestaande woning met een naastgelegen schuur. De woning en de schuur liggen op enige afstand van de Voorsterweg. Deze weg wordt gekenmerkt door een lage verkeersintensiteit. Een en ander biedt de garantie dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ter hoogte van de meest nabijgelegen gevel van de schuur niet wordt overschreden.

4.1.3 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de nieuwe Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het besluit luchtkwaliteit uit 2005 en is een implementatie van de Europese kaderrichtlijn luchtkwaliteit en de vier dochterrichtlijnen, waarin onder andere grenswaarden voor de luchtkwaliteit ter bescherming van mens en milieu zijn vastgesteld.

Projecten die 'niet in betekenende mate' leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven volgens de Wet luchtkwaliteit niet langer afzonderlijk te worden getoetst op de grenswaarde, tenzij een dreigende overschrijding van één of meerdere grenswaarden te verwachten is. Sinds augustus 2009 ligt de grens van 'niet in betekenende mate' volgens de gelijknamige AMvB bij 3% van de gewenste grenswaarde van een stof.

Voorliggend initiatief betreft de uitbreiding van een woning en de beëindiging van de bedrijfsmatige activiteiten op de locatie. Gesteld kan worden dat deze functiewijziging leidt tot een verbetering van de luchtkwaliteit ter plaatse omdat het gemotoriseerde verkeer naar en van de locatie na beëindiging van de bedrijfsactiviteiten afneemt.

4.1.4 Bedrijvigheid

Indien door middel van een plan nieuwe, voor milieuhinder gevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen en mogen omliggende (agrarische) bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast.

Het initiatief bestaat uit de uitbreiding van een woning. In de directe omgeving ligt het agrarische bedrijf Ganzekolk 7. Dit is het enige bedrijf waarmee rekening moet worden gehouden. Hierbij speelt met name het geuraspect een rol. De kortste afstand tussen de woning na uitbreiding en de meest nabijgelegen stal van het agrarische bedrijf Ganzekolk 7 bedraagt circa 180 meter.

Het betreffende bedrijf is een melkrundveebedrijf waarop het Besluit landbouw milieubeheer van toepassing is. In dit besluit zijn normen opgenomen over de minimale afstanden die gehandhaafd moet worden tussen verschillende soorten van hindergevoelige objecten en de meest nabijgelegen emissiepunten van het bedrijf in kwestie. Deze afstanden zijn bedoeld om de kans op geuroverlast ter plaatse van het hindergevoelige object tot een minimum te beperken.

Het agrarische bedrijf ligt in een overwegend agrarisch gebied met verpreid liggende niet-agrarische bebouwing. De nieuwe woning hoort tot die bebouwing en vormt in termen van het besluit een "object categorie IV". Tussen objecten in deze categorie en het meest nabij gelegen emissiepunt van het bedrijf moet een afstand van minimaal 50 meter worden gehandhaafd.

Geconcludeerd kan worden dat de woning op het perceel Voorsterweg 163 op ruime afstand buiten de wettelijk bepaalde geurhindercontour van 50 meter ligt en dat het agrarische bedrijf Ganzekolk 7 vanuit het oogpunt van geurhinder geen belemmering vormt voor de gewenste uitbreiding van de woning.