direct naar inhoud van Artikel 17 Waterstaat - Kade
Plan: Dijkverlegging Voorsterklei
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPBG700006-va01

Artikel 17 Waterstaat - Kade

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waterstaat - Kade” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de kade;
  • b. de bescherming van de kade;
  • c. een inlaat ten behoeve van de instroom van water ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - inlaat';
  • d. een uitlaat ten behoeve van de uitstroom van water ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - uitlaat';
  • e. het behoud, beheer en herstel van de landschappelijke en ecologische waarden;

met bijbehorende onderhoudspaden en bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals duikers, keerwanden en merktekens.

17.2 Bouwregels
17.2.1

In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemmingen mogen op de in artikel 17.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 4 m bedraagt.

17.2.2

Het bepaalde in artikel 17.2.1 is niet van toepassing op bestaande bouwwerken.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 17.2 voor het bouwen van bouwwerken overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits advies is gevraagd aan de beheerder van de kade.

17.4 Specifieke gebruiksregels
17.4.1

Bij het aanleggen en in stand houden van de kade dienen onverminderd het bepaalde in artikel 17.1 de volgende regels in acht genomen te worden:

  • a. de hoogte van de kade ten opzichte van NAP bedraagt minimaal 9,55 m en maximaal 9,80 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de hoogte van een inlaat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - inlaat' ten opzichte van NAP minimaal 7,74 m en maximaal 7,87 m.
  • c. de kruinbreedte van de kade bedraagt minimaal 5 m;
  • d. de taludhelling van de kade is 1:3 of flauwer.
17.4.2

Een besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouw- of gebruiksregels of voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, dan wel voor het toepassen van een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt niet eerder genomen dan nadat advies is gevraagd aan de beheerder van de kade.

17.4.3

Verlaging van de inlaat zoals bedoeld in de bestemming Waterstaat - Kade ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - inlaat' tot ten hoogste de maximale hoogte zoals bedoeld in artikel 17.4.1 onder b is niet eerder toegestaan dan nadat mitigatie van glanshaverhooiland is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in de Passende beoordeling Cortenoever en Voorsterklei, SNIP3 CoVo die als bijlage bij de regels is opgenomen, met dien verstande dat afplaggen van glanshaverhooiland niet wordt beschouwd als verlaging van de inlaat, zoals bedoeld in de aanhef van deze bepaling.

17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.5.1
  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het scheuren van grasland.
17.5.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 17.5.1 wordt slechts verleend , indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen niet blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

17.5.3

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 17.5.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal in uitvoering zijn danwel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, zijn of mogen worden uitgevoerd.;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die voortkomen uit het rapport 'Dijkverlegging Cortenoever en Voorsterklei, SNIP3 CoVo, TM Technisch Ontwerp' zoals opgenomen in de bijlage.