direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - Rivierverruiming
Plan: Dijkverlegging Cortenoever
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPBG700004-va01

Artikel 3 Agrarisch - Rivierverruiming

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1

De voor “Agrarisch - Rivierverruiming” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische doeleinden, met dien verstande dat het bedrijfsmatig houden van dieren niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - vee';
  • b. het behoud, beheer, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke, aardwetenschappelijke en ecologische waarden, waaronder de bescherming en instandhouding van het bodemreliëf en weidevogels;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. instandhouding van waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - Rijksmonument';

met tevens ondergeschikt:

  • a. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep en/of bedrijf, met dien verstande dat maximaal 50 m² van de oppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;
  • b. het op hobbymatige basis houden van dieren;
  • a. detailhandel in eigen voortgebrachte producten en streekgeproduceerde producten, met dien verstande dat maximaal 25 m² van de oppervlakte van bebouwing mag worden gebruikt voor detailhandel in eigen voortgebrachte en streekgeproduceerde producten;
  • b. verblijfsrecreatie in de vorm van een minicamping met maximaal 25 mobiele kampeermiddelen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', met dien verstande dat:
    • 1. buiten de periode van 1 april tot en met 31 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;
    • 2. voor de berekening van het aantal kampeermiddelen tevens de kampeermiddelen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' binnen de bestemming “Gemengd” worden meegerekend;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. bestaande fiets- en wandelpaden;
  • e. een hoogstam fruitboomgaard uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', met dien verstande dat de afstand tussen stammen van hoogstam fruitbomen minimaal 10 m bedraagt;

met daarbij behorende:

  • f. ontsluitingswegen en -paden.
3.1.2

Paardenbakken zijn niet toegestaan.

3.2 Bouwregels
3.2.1

Op gronden met deze bestemming zijn gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze bestemming toegestaan.

  • a. voor gebouwen geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen maximaal 5098 m2 mag bedragen;
  • b. voor gebouwen geldt tevens het volgende:
    • 1. uitsluitend mag binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. maximaal één dienstwoning is toegestaan;
    • 3. voor de dienstwoningen geldt dat de bestaande oppervlakte met maximaal 25% mag worden vergroot tot een maximum van 150 m2;
    • 4. indien de bestaande oppervlakte van de dienstwoning meer dan 150 m2 bedraagt, geldt deze oppervlakte als maximum bij herbouw. (Ingeval de bestaande oppervlakte minder bedraagt dan 150 m2 geldt de regeling zoals vermeld in artikel 3.2.1 sub b, onder 3);
    • 5. de herbouw van de dienstwoning is mogelijk waarbij de nieuwe bebouwingscontour op enig punt is geprojecteerd op maximaal 3 m van de bestaande bebouwingscontour;
    • 6. voor de dienstwoningen, de bedrijfsgebouwen en bijgebouwen dienen de volgende maximale hoogtematen in acht te worden genomen;
      goothoogte / bouwhoogte (in meters)  
      dienstwoningen   5 / 9  
      bijgebouwen   3 / 6  
      bedrijfsgebouwen   6 / 10  
    • 7. ingeval de bestaande oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de dienstwoningen en bedrijfsgebouwen groter of hoger zijn dan de in de vorige leden genoemde maten, gelden deze als maximum;
    • 8. kassen zijn tot een maximale oppervlakte van 1.000 m2 toegelaten, dan wel de bestaande (vergunde) oppervlakte;
    • 9. gebouwen, met uitzondering van de dienstwoning, mogen niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument';
  • c. voor teeltondersteunende voorzieningen geldt het volgende:
    • 1. de bouwhoogte van teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak bedraagt ten hoogste 4,5 m;
    • 2. de bouwhoogte van teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 1,25 m;
    • 3. uitsluitend toegestaan in de periode van 1 april tot en met 31 oktober;
    • 4. teeltondersteunende voorzieningen mogen uitsluitend buiten het bouwvlak worden gebouwd voor zover tevens wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
      a. gebouwd aansluitend aan het bouwvlak;
      b. gezamenlijke oppervlakte buiten het bouwvlak maximaal 5.000 m2..
  • d. voor bouwwerken geen gebouwen zijnde, niet zijnde teeltondersteunende voorzieningen, geldt tevens het volgende:
    • 1. de in onderstaande tabel opgenomen bouwwerken geen gebouwen zijnde, niet zijnde teeltondersteunende voorzieningen, zijn uitsluitend op het bouwvlak toegestaan met de volgende maximale bouwhoogte:
bouwwerken geen gebouwen zijnde   bouwhoogte (in meters)  
zwembaden   0,1  
sleufsilo's   2,5  
verlichtings- en vlaggenmasten   8  
silo's   12  
overkappingen   3  

met dien verstande dat mestsilo's niet mogen worden gebouwd;

    • 1. de oppervlakte van het zwembad mag maximaal 75 m2 bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak mag maximaal 2 m bedragen met uitzondering van schuttingen en andere terreinafscheidingen, die gelegen zijn voor de voorgevel of in het verlengde daarvan, waarvoor een maximale bouwhoogte geldt van 1 meter;
    • 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 1,25 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van :

3.3.1

het bepaalde in artikel 3.2.1 sub b onder 2 voor het toestaan van een tweede agrarische dienstwoning binnen het bouwvlak, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de (bedrijfsmatige) noodzaak in verband met controle en toezicht buiten normale werkuren en op niet voorziene tijdstippen dient te zijn aangetoond. Deze (bedrijfsmatige) noodzaak wordt beoordeeld aan de hand van de criteria aard, de omvang en de continuïteit van het bedrijf. De milieuhygiënische toelaatbaarheid dient te worden aangetoond;
  • b. natuur- en landschapswaarden worden niet onevenredig aangetast;
  • c. er is geen sprake van een elders gesitueerde tweede dienstwoning;
  • d. vooraf dient een advies te worden ingewonnen bij de Stichting Advisering Agrarische Bouwplannen of bij een gelijkwaardig ter zake deskundig bureau of persoon.
3.3.2

het bepaalde in artikel 3.2.1 sub d voor het oprichten van antennemasten, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. antennemasten mogen niet worden geplaatst op Rijksmonumenten;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 40 m bedragen;
  • c. de technische noodzaak dient te worden aangetoond.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder gerekend het opslaan van materialen en goederen.

3.4.2

Het bepaalde in 3.4.1 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

3.5.1

het bepaalde in artikel 3.1.1 sub a voor het exploiteren van een minicamping, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het bevoegd gezag kan de initiatiefnemer om een advies vragen van de Stichting Advisering Agrarische Bedrijven of een gelijkwaardig terzake deskundig bureau of persoon om aan te tonen dat het bedrijf een minimale bedrijfsomvang heeft van € 3.000 standaardbedrijfsopbrengst;
  • b. de verkeersaantrekkende werking neemt niet of slechts in beperkte mate toe (in relatie tot de wegcategorie en de bijbehorende capaciteit) en het verkeer kan in de toekomst zonder probleem via de bestaande wegen en paden worden afgewikkeld;
  • c. er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad;
  • d. het parkeren vindt plaats binnen het bouwvlak;
  • e. de activiteit betekent geen onevenredige aantasting voor natuur, landschap en milieu in vergelijking met de agrarische activiteit;
  • f. de activiteit leidt niet tot extra hinder voor omwonenden;
  • g. het terrein dient gesitueerd te worden op of direct aansluitend aan het bouwvlak. De sanitaire voorzieningen zijn uitsluitend op het bouwvlak toegelaten;
  • h. stacaravans zijn niet toegestaan;
  • i. de initiatiefnemer dient een door het bevoegd gezag goedgekeurd inrichtingsplan te overleggen. De minicamping dient op verantwoorde wijze te worden ingepast in het landschap;
  • j. gebruik van de gronden als minicamping is uitsluitend toegestaan van 1 april tot en met 31 oktober.
3.5.2

het bepaalde in artikel 3.1.1 sub a voor het toestaan van niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, waarbij de niet-agrarische activiteit ondergeschikt blijft aan de (agrarische) hoofdactiviteit, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend niet-agrarische nevenactiviteiten zoals die voorkomen in bijlage 1Toegelaten functies” of functies die in milieuhygiënisch oogpunt daaraan gelijk te stellen zijn, worden toegelaten;
  • b. de verkeersaantrekkende werking neemt niet of slechts in beperkte mate toe (in relatie tot de wegcategorie en de bijbehorende capaciteit) en het verkeer kan in de toekomst zonder probleem via de bestaande wegen en paden worden afgewikkeld;
  • c. er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad;
  • d. het parkeren behorende bij het niet-agrarische gebruik vindt plaats binnen het bouwvlak;
  • e. de activiteit betekent geen onevenredige aantasting voor natuur, landschap en milieu in vergelijking met de agrarische activiteit en de activiteit leidt niet tot extra hinder voor omwonenden;
  • f. de oppervlakte van de bebouwing die hiervoor mag worden benut bedraagt maximaal 350 m2;
  • g. er wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van de bestaande bebouwing.

3.5.3

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.2 voor het oprichten van een paardenbak, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de paardenbak dient binnen het bouwvlak te worden opgericht. Het oprichten van een paardenbak aansluitend aan het bouwvlak, of aansluitend aan de bestemmingen “Wonen”, “Gemengd” of “Landhuis”, kan worden toegelaten als wordt aangetoond dat dit niet binnen het bouwvlak dan wel de bestemmingen “Wonen”, “Gemengd” of “Landhuis”, kan worden gerealiseerd. De maximale afmetingen van de paardenbak bedragen 20 bij 60 m;
  • b. de afstand van de paardenbak tot woningen van derden of andere gebouwen van derden bedraagt ten minste 50 m;
  • c. de activiteit leidt niet tot extra (licht)hinder voor omwonenden en niet tot een onevenredige aantasting van de aanwezige natuur- en landschapswaarden. Lichtmasten mogen uitsluitend binnen het bouwvlak of binnen de bestemmingen “Wonen”, “Gemengd” of “Landhuis” worden geplaatst en hebben een bouwhoogte van maximaal 8 m.;
  • d. er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad;
  • e. de initiatiefnemer dient een door het college goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  • f. het oprichten van een paardenbak aansluitend aan het bouwvlak of aansluitend op de bestemmingen “Wonen”, “Gemengd” of “Landhuis” is alleen toegestaan als een bijdrage wordt geleverd aan de versterking van de kernkwaliteiten van het landschap.

3.5.4

het bepaalde in artikel 3.1.1 sub a voor het toestaan van een bed and breakfast en/of een theeschenkerij, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de gezamenlijke maximale oppervlakte voor deze nevenfunctie bedraagt 100 m2, met dien verstande dat bed and breakfast uitsluitend in de woning en aangebouwde bijgebouwen is toegestaan met een omvang van maximaal 5 kamers;
  • b. het parkeren behorende bij de activiteit vindt plaats binnen het bouwvlak;
  • c. de verkeersaantrekkende werking neemt niet of slechts in beperkte mate toe (in relatie tot de wegcategorie en de bijbehorende capaciteit) en het verkeer kan in de toekomst zonder probleem via de bestaande wegen en paden worden afgewikkeld;
  • d. er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen (en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad).
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de gronden binnen deze bestemming de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ophoging, egalisering van gronden en afgraven van de bodem;
  • b. aanleggen en verharden van wegen, het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • d. werken en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals bemalen, onderbemalen, het slaan van putten;
  • e. aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
3.6.2 Uitzonderingen vergunningsplicht

Het in artikel 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale beheer, (agrarisch) gebruik en onderhoud binnen en buiten het bouwvlak;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden in het kader van natuur- en bosbeheer;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan legaal in uitvoering zijn danwel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning zijn of mogen worden uitgevoerd;
  • d. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die voortkomen uit het rapport 'Dijkverlegging Cortenoever en Voorsterklei, SNIP3 CoVo, TM Technisch Ontwerp' zoals opgenomen in de bijlage.
3.6.3 Afwegingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.6.1 wordt slechts verleend indien en voor zover:

  • a. de aanvrager de noodzaak van het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden aantoont op basis van een onderzoek door een terzake deskundige partij waarbij tevens de mogelijke significante (nadelige) gevolgen voor de cultuurhistorische, landschappelijke, ecologische waarden en de waterhuishoudkundige kwaliteiten in beeld zijn gebracht;
  • b. de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun bestemming;
  • c. geen significante aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke kwaliteiten van de gronden;
  • d. geen significante aantasting plaatsvindt van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en -kwantiteit;
  • e. geen significante aantasting plaatsvindt van de natuur-, landschappelijke -, ecologische en/of cultuurhistorische waarden van de gronden.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:

3.7.1

het wijzigen van de vorm van het bouwvlak, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak wordt niet vergroot. De totale oppervlakte van de gronden voor zover deze binnen de bestemming “Waarde - EHS” zijn gesitueerd blijft door de vormwijziging onveranderd;
  • b. de aanwezige bouwwerken blijven gesitueerd binnen de begrenzing van het gewijzigde bouwvlak;
  • c. er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad;
  • d. de vormwijziging betekent geen onevenredige aantasting voor natuur, landschap en milieu in vergelijking met het huidige bouwvlak;
  • e. de vormwijziging van bouwvlak is alleen toegestaan als een bijdrage wordt geleverd aan de versterking van de kernkwaliteiten van het landschap.
3.7.2

het vergroten van de afmetingen van het bouwvlak, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte van het perceel voor een grondgebonden agrarisch bedrijf mag maximaal worden uitgebreid met 0,5 ha met dien verstande dat de oppervlakte van het bouwvlak na wijziging niet meer dan 2 ha mag;
  • b. de (bedrijfsmatige) noodzaak en de milieuhygiënische toelaatbaarheid worden aangetoond;
  • c. de initiatiefnemer dient een advies in te winnen bij de Stichting Advisering Agrarische Bouwplannen of bij een gelijkwaardig terzake deskundig bureau of persoon;
  • d. de aanwezige bouwwerken blijven gesitueerd binnen de begrenzing van het gewijzigde bouwvlak;
  • e. de vergroting van het bouwvlak betekent geen onevenredige aantasting voor natuur, landschap en milieu in vergelijking met de huidige mogelijkheden;
  • f. er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad;
  • g. het vergroten van het bouwvlak is alleen toegestaan als een bijdrage wordt geleverd aan de versterking van de kernkwaliteiten van het landschap.
3.7.3

het wijzigen van de gronden binnen het bouwvlak in de bestemming ”Wonen” en eventueel deels in de bestemming “Agrarisch met waarden - Rivierverruiming” zonder bouwvlak;

  • a. het wonen vindt uitsluitend plaats in de bestaande dienstwoning of in het gebouw waarin de dienstwoning is gelegen;
  • b. bij wijziging wordt het bouwvlak van de verbeelding verwijderd en omgezet in de bestemming “Wonen”;
  • c. uitsluitend de al dan niet bebouwde gronden, of een gedeelte ervan, dat direct is gelegen bij de woning en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van deze woning, maken deel uit van het nieuwe bestemmingsvlak ten behoeve van de functie “Wonen”;
  • d. er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad.