De als "Groenvoorzieningen" op de plankaart aangegeven gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen met inbegrip van speelplekken en langzaamverkeersroutes, voor voorzieningen voor de verkeersgeleiding en voor water alsmede ter plaatse van de aanduiding "A-watergang" voor een A-watergang.
Uitsluitend ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding "Jongerenontmoetingsplaats" zijn de gronden tevens bestemd voor een jongerenontmoetingsplaats.
Een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.
Binnen de als "Groenvoorzieningen" op de plankaart aangegeven gronden mogen alleen worden opgericht gebouwen, andere bouwwerken en voorzieningen die tevens voldoen aan de volgende bebouwingseisen:
- van andere bouwwerken zoals banken, kademuren, keerwanden, voorzieningen voor het waterbeheer e.d. mag de bebouwingshoogte van maximaal 3,5 m bedragen;
- van speelvoorzieningen en kunstwerken mag de bebouwingshoogte maximaal 5 m bedragen; voor lichtmasten geldt een bebouwingshoogte van maximaal 9 m;
- aansluitend aan elk bouwperceel mag 1 vlonder aanwezig zijn met de volgende maten: de bebouwingshoogte bedraagt maximaal 1 m, de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m2 en de diepte, gemeten vanuit de waterkant, ten hoogste 1 m;
- een gebouwtje is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "jongerenontmoetingsplek" op de kaart, en wel in de vorm van een schuilgebouwtje toegestaan met een bebouwde oppervlakte van maximaal 8 m2 en een bebouwingshoogte van maximaal 2,5 m.
Burgemeester en wethouders zijn ingevolge artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bevoegd de bestemming "verkeer en groen" te wijzigen voor de inrichting van jeugdontmoetingsplekken, waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:
- een gebouw of ander bouwwerk mag worden opgericht met een maximale bebouwingshoogte van 3 m, en een maximale bebouwde oppervlakte van 15 m2;
- de procedure van artikel 15.2. dient te worden gevolgd.
Burgemeester en wethouders zijn ingevolge artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bevoegd de bestemming "verkeer en groen" te wijzigingen voor de inrichting van hondenuitlaatplaatsen, waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:
- een hondenuitlaatplaats dient afgeschermd te worden, waarbij een gebouwde afscherming niet hoger mag zijn dan 1,5 m;
- de procedure van artikel 15.2. dient te worden gevolgd.
Naar vorige |
Niveau omhoog
Naar boven |
Naar volgende |