Plan:
Bestemmingsplan Beuningseplan De Rietlanden
Status:
vastgesteld
Plantype:
bestemmingsplan
IMRO-idn:
NL.IMRO.02090000014488-
Artikel 1. begripsbepalingen

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

Inhoudsopgave
1. bestemmingsplan of plan:

het "Bestemmingsplan Beuningse Plas Uitwerking De Rietlanden", bestaande uit de plankaart en deze voorschriften;

2. plankaart:

de kaart, deel uitmakend van het plan, tekeningnummer
018487-11.s01;

3. aan huis verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende aangebouwde bijgebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden;

4. aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

5. ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

6. bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

7. bebouwingspercentage:

het percentage van het bouwperceel, voorzover gelegen binnen het plangebied, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

8. bestaand:
  • bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
  • bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;

9. bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

10. bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

11. bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

12. bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

13. bouwwijze:

2. bouwwijze:

de wijze waarop het op een bouwperceel gelegen hoofdgebouw al dan niet is verbonden met het hoofdgebouw op een aansluitend bouwperceel. In dit plan betreft het uitsluitend:

  • rijenbouw: minimaal 3 hoofdgebouwen aanéén
  • gekoppeld: maximaal 2 hoofdgebouwen aanéén;
  • vrijstaand: op geen enkele wijze verbonden met een andere woning;

14. bijgebouw:

een (deel van een) gebouw dat door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw; dit kan zijn in de vorm van een aanbouw, een uitbouw dan wel een vrijstaand bijgebouw;

15. detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

16. dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, niet zijnde een seksinrichting;

17. gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

18. hoofdgebouw:

een (deel van een) gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

19. industrieel bedrijf:

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend machinaal verwerken van grondstoffen en/of vervaardigen van producten (nijverheids- en produktie-technische bedrijven);

20. kantoorhouden bedrijf:

een bedrijf, niet zijnde een industrieel bedrijf, dat in belangrijke mate wordt uitgeoefend in samenhang met een kantoor;

21. kantoor:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek;

22. onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,50 m boven het gemiddelde peil van het aansluitend afgewerkte terrein is gelegen;

23. peil:
  • voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor andere bouwwerken binnen de bestemming "Water": de hoogte van de bovenzijde van het heersende waterpeil;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

24. seksinrichting:

een gelegenheid waarin beroepsmatig of bedrijfsmatig:

  • voorstellingen en/of vertoningen van hoofdzakelijk erotische aard plaatsvinden, en/of
  • verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk goederen van erotische aard plaatsheeft, en/of
  • tegen vergoeding seksuele diensten worden verricht;

25. vlonder:

een langs een oever gelegen bouwwerk dat bestaat uit een vloerconstructie;

26. Wet geluidhinder:

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van het plan;

27. Wet op de Ruimtelijke Ordening (W.R.O.):

Wet van 5 juli 1962 (Stb. 286), houdende vaststelling van nieuwe voorschriften omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidt ten tijde van het tervisie leggen van het ontwerp van dit plan;

28. woning:

een complex van ruimten, inclusief aan- en uitbouwen, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

29. woningblok:

aaneengebouwde woningen;

30. Woningwet:

Wet van 29 augustus 1991 (Stb. 439), houdende regels inzake het bouwen en de volkshuisvesting, zoals deze luidt ten tijde van het tervisie leggen van het ontwerp van dit plan.