Artikel 3 Agrarisch met waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen
De voor Agrarisch met waarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
- nevenactiviteiten;
- na ontheffing als bedoeld in 3.5.1 en / of 3.5.2: recreatieve voorzieningen in de vorm van een bed & breakfast danwel kamperen;
- behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische, landschappelijke en aardkundige waarden;
- waterhuishoudkundige doeleinden;
- extensief recreatief medegebruik;
- erfbeplanting, wegbeplanting, landschapselementen, bosschages;
- landschapstuinen;
- tuinen ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", alsmede voortuinen tussen de aanduiding "bouwvlak" en de weg;
- de opwekking van duurzame energie in de vorm van windenergie en zonnenergie alsmede warmte-koude opslag;
- het bestaande dijkmagazijn.
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in
artikel 3 lid 1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in
artikel 3 lid 1.1 :
Verhouding tussen doeleinden
Binnen de bestemming "Agrarisch met waarden " is het beleid primair zowel gericht op het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor een duurzame en concurrerende landbouw als op de bescherming van de aanwezige landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische waarden.
- Agrarisch bouwvlak
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" zijn agrarische bedrijven toegestaan.
- Type agrarisch bedrijf en omschakeling
Ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" mag een grondgebonden agrarisch bedrijf worden uitgeoefend. Voorts is -al dan niet in combinatie met een grondgebonden bedrijf- uitsluitend ter plaatse van de onderstaande aanduidingen het daarbij behorende type agrarisch bedrijf toegestaan:
"glastuinbouw": een glastuinbouwbedrijf;
"intensieve veehouderij": een intensieve veehouderij;
"specifieke vorm van agrarisch met waarden-niet grondgebonden agrarisch bedrijf": een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf.
Nevenactiviteiten
Voor nevenactiviteiten gelden de volgende bepalingen:
- maximaal 25% van de bebouwde oppervlakte van het agrarische bedrijf tot een maximum van 350 m2 van de bedrijfsgebouwen, mag worden gebruikt voor een niet-agrarische nevenactiviteit;
- detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel in streekgebonden producten en agrarisch gerelateerde producten in ondergeschikte vorm. Hiervoor geldt de volgende voorwaarde:
- maximaal mag 100 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.
- buitenopslag en stalling is niet toegestaan;
- Karakter
De gronden binnen deze bestemming worden gekenmerkt door het halfopen landschap en het kleinschalige samenspel van bebouwingslinten, dorpen, weiden en boomgaarden in onregelmatige patronen. Het beleid binnen deze bestemming is gericht op het beheer, herstel en ontwikkeling van deze cultuurhistorische en landschappelijke waarden.
- Extensief recreatief medegebruik
Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.
Landschapstuin
De gronden gelegen binnen deze bestemming mogen, voor zover de gronden grenzen aan een bestemmingsvlak van de bestemming Wonen of een bouwvlak binnen de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden , worden gebruikt ten behoeve van een landschapstuin.
- Dijkmagazijn
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - dijkmagazijn" is een dijkmagazijn toegestaan. Het dijkmagazijn mag gebruikt worden ten behoeve van culturele en / of maatschappelijke doeleinden.
3.2.1 Toegestane bebouwing
Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
3.2.2 Bebouwing binnen bouwvlak
Ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" mogen uitsluitend worden opgericht:
- agrarische bedrijfsgebouwen;
- permanente teeltondersteunende voorzieningen;
- één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen per agrarisch bedrijf;
- teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van kassen zijn uitsluitend toegestaan na ontheffing als bedoeld in artikel 3 lid 3.1 ;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch bedrijf.
3.2.3 Maatvoering bebouwing binnen bouwvlak
De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op het agrarisch bouwblok is als volgt:
BEDRIJFSGEBOUWEN PER BOUWBLOK | MAX. |
GOOTHOOGTE | 6 m |
(NOK)HOOGTE | 12 m |
KASSEN | MAX. |
GOOTHOOGTE | 7 m |
(NOK)HOOGTE | 10 m |
BEDRIJFSWONING | MAX. |
GOOTHOOGTE | 6 m |
(NOK)HOOGTE | 10 m |
INHOUD | maximaal 1000 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij: - de bestaande inhoud van de bestaande woning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt; - het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt. |
VRIJSTAANDE BIJGEBOUWEN BIJ BEDRIJFSWONING | MAX. |
MAX.GEZAMENLIJKE OPPERVLAKTE PER WONING | 120 m2 |
GOOTHOOGTE | 3 m |
(NOK)HOOGTE | 6 m |
HOOGTE ONDERBOUW VAN EEN HOOISCHELF | 2,5 m |
GOOTHOOGTE VAN EEN HOOISCHELF | 6 m |
BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE | MAX. |
HOOGTE MESTBASSINS | 8,5 m |
HOOGTE SILO'S OF WATERBASSINS | 12 m |
HOOGTE ERFAFSCHEIDINGEN | 2 m |
HOOGTE OVERIGE BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE | 6 m |
3.2.4 Herbouw
Aanvullend gelden voor herbouw van een boerderij(gebouw) de volgende voorwaarden:
- de herbouw vindt grotendeels plaats op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten van het boerderij(gebouw);
- de voorgevel van het te herbouwen boerderij(gebouw) wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning;
- de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van het te herbouwen boerderij(gebouw) wijkt niet af van de bouwwijze van het oorspronkelijke boerderij(gebouw).
3.2.5 (Maatvoering) bebouwing buiten bouwvlak
Voor het oprichten van bouwwerken buiten het bouwvlak geldt het volgende:
- uitsluitend mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat het oprichten van sleufsilo's niet is toegestaan;
- ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale hoogte van 2 m;
- in afwijking van het gestelde onder a, mogen ten behoeve van een landschapstuin als bedoeld in artikel 3 lid 1.1 sub d, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erfafscheidingen en bruggetjes, worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m;
- paardenbakken buiten het bouwvlak, zijn niet toegestaan;
- tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan met een hoogte die niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
- permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan;
- veldschuren zijn in de bestaande maatvoering uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-veldschuur";
- het bestaande dijkmagazijn is toegestaan in de bestaande maatvoering.
3.2.6 Ondergrondse gebouwen
Ondergrondse gebouwen zijn toegestaan, mits er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding bouwvlak;
- ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds.
3.3 Ontheffing van de bouwregels
3.3.1 Ontheffing teeltondersteunende kassen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen als bedoel in 3.2.2 onder d teneinde het oprichten van teeltondersteunende kassen bij agrarische bedrijven niet zijnde glastuinbouwbedrijven, toe te kunnen staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- het toestaan van teeltondersteunende kassen mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de karakteristiek van onderhavige gronden, zoals omschreven in 3.1;
- de kassen kunnen uitsluitend worden toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
- de kassen dienen teeltondersteunend te zijn; dat betekent dat de kassen worden opgericht ten dienste van een vollegrond tuinbouwbedrijf;
- de kassen mogen niet hoger zijn dan 8 m en de bebouwde oppervlakte van teeltondersteunende kassen mag per agrarisch bedrijf niet meer bedragen dan 1500 m².
3.3.2 Ontheffing tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.2.5 onder e teneinde het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak toe te staan met een hoogte die niet meer mag bedragen dan 2 m. Het toestaan van teeltondersteunende voorzieningen mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de karakteristiek van onderhavige gronden, zoals omschreven in 3.1.
3.3.3 Ontheffing paardenbak t.b.v. hobbymatig gebruik
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in
artikel 3 lid 2.2 sub c teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik binnen deze bestemming of de bestemming Wonen paardenbakken toe te staan buiten het bouwvlak, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de paardenbak kan redelijkerwijs niet worden gesitueerd binnen het bouwvlak of binnen het bestemmingsvlak Wonen;
- de paardenbak wordt aansluitend aan het bouwvlak of het bestemmingsvlak Wonen gesitueerd;
- de paardenbak wordt zodanig gesitueerd en/of ingepast dat deze geen onevenredige aantasting van de landschappelijke waarden vormt;
- schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
- in afwijking van het bepaalde in d is een molen toegestaan;
- de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 800 m2;
- het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
3.3.4 Ontheffing schuilstal
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in
artikel 3 lid 2.5 teneinde buiten het bouwvlak de oprichting van een schuilstal mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de oppervlakte van de schuilstal mag niet meer bedragen dan 30 m²;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
- bij een schuilstal in de vorm van een hooischelf mag de hoogte van de onderbouw niet meer bedragen dan 2,5 m en de nokhoogte niet meer dan 6 m;
- de schuilstal wordt landschappelijk ingepast.
3.3.5 Ontheffing herbouw
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in
artikel 3 lid 2.4 , teneinde verplaatsing of herbouw van een bedrijfswoning buiten de bestaande bebouwingscontour of fundamenten toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
- er dient op enig punt aansluiting plaats te vinden op de bestaande funderingen; dit betekent dat de nieuwe situering van de te herbouwen bedrijfswoning in ieder geval dient aan te sluiten op de voormalige situering.
- in afwijking van het bepaalde onder a. is het toegestaan de bedrijfswoning volledig buiten de bestaande fundamenten of bebouwingscontour te situeren, indien dit vanuit oogpunt van verkeersveiligheid noodzakelijk is.
- de nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedebouwkundig en milieukundig aanvaardbaar.
- door de herbouw wordt het landelijk karakter niet onevenredig aangetast.
- de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen:
- het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens:
- voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en het plaatsvindt binnen het bouwvlak;
- of voor zover het bepaalde in 3.1.2 onder c van toepassing is en het plaatsvindt binnen het bouwvlak;
- het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij:
- dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
- of voor zover het bepaalde in 3.1.2 onder c van toepassing is;
- detailhandel, behoudens het bepaalde in 3.1.2 onder d;
- buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
- vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
- woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
- het bewonen van bedrijfsruimte;
- de huisvesting van tijdelijke werknemers;
- het houden van dieren, uitsluitend voorzover dit plaatsvindt op een tweede bouwlaag van een bedrijfsgebouw;
- een seksinrichting.
3.5 Ontheffing van de gebruiksregels
3.5.1 Ontheffing minicampings
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen als bedoeld in
artikel 3 lid 1.1 sub c , ten behoeve van het toestaan van minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan op gronden gelegen op of tot maximaal 100 m uit het bouwvlak gerekend vanaf de achtergrens van het bouwvlak, of op een afstand van minimaal 100 m van het bestemmingsvlak Wonen gesitueerd;
- slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans);
- er zijn maximaal 25 kampeerplaatsen per minicamping toegestaan;
- gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan op het agrarisch bouwblok, met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 en een maximale hoogte van 6 m;
- de sanitaire voorzieningen worden, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing, of anders aansluitend aan de bestaande bebouwing;
- ondergeschikte en ondersteunende horeca is toegestaan, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
- er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. De initiatiefnemer dient hiertoe een door burgemeester en wethouders goed te keuren landschapsplan en realisatie overeenkomst te overleggen;
- de voorziening is uitsluitend toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
- het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
- de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
- er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
- het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
- de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3 lid 1 omschreven waarden.
3.5.2 Ontheffing bed & breakfast
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen als bedoeld in
artikel 3 lid 1.1 sub c , teneinde een bed & breakfast toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- deze nevenactiviteit is enkel in de woning toegestaan;
- de nevenactiviteit is ondergeschikt van aard;
- de voor bed & breakfast gebruikte oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m²;
- permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
- er wordt een nachtregister bijgehouden;
- het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
- de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
- er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
- het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
- de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3 lid 1 omschreven waarden.
3.5.3 Ontheffing tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in
artikel 3 lid 1.1 sub h ten behoeve van het toestaan van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de huisvesting vindt plaats in een bestaand bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan;
- de tijdelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
- de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
- de huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar;
- de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
- het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
- er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
- het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
3.6.1 Aanlegvergunningplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder
artikel 3 lid 6.4 opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
3.6.2 Uitzonderingen vergunningenplicht
- welke plaatshebben op een agrarisch bouwblok;
- waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
- welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
- welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
3.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in
artikel 3 lid 6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in
artikel 3 lid 1 Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder
artikel 3 lid 6.4 de toetsingscriteria weergegeven.
3.6.4 Schema aanlegvergunningen
Aanlegvergunningplichtige werken/werkzaamheden | criteria voor verlening van de aanlegvergunning |
het verwijderen van houtopstanden | deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer; de werkzaamheden zijn noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsvoering |
het diepploegen en diepwoelen van de bodem | deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer; de werkzaamheden zijn noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsvoering; de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onomkeerbare aantasting van de aardkundige waarden; |
het graven, ophogen en egaliseren van de bodem; | deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer; de werkzaamheden zijn noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsvoering; de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onomkeerbare aantasting van de aardkundige waarden; |
het aanbrengen van niet omkeerbare oppervlakteverhardingen en half verhardingen. | de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van bos en natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik; de verhardingen mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige natuurwaarden; de werkzaamheden zijn noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsvoering. |
het aanbrengen van ondergrondse leidingen | er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige natuurwaarden; |
het wijzigen van de perceelsindeling zoals die door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven; | er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden; de werkzaamheden zijn noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsvoering. |
aanleggen van boomgaarden, behoudens de vervanging van bestaande boomgaarden. | de aanleg van boomgaarden doet binnen een afstand van 50 m rondom de boomgaard geen onevenredige afbreuk aan het woon- en leefklimaat. |
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging t.b.v. vergroting / vormverandering agrarisch bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van een bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- bouwvlakken van agrarische bedrijven mogen worden uitgebreid tot maximaal 2,5 ha;
- de vergroting en/of vormverandering noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen op het agrarisch bouwblok. Hetgeen blijkt uit een bedrijfsplan;
- het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
- het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
- het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
- er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. De initiatiefnemer dient hiertoe een door burgemeester en wethouders goed te keuren landschapsplan en realisatie overeenkomst te overleggen;
- de vergroting van het bouwvlak mag niet gebruikt worden ten behoeve van de uitbreiding van de oppervlakte glastuinbouw. Dit dient te blijken uit het onder c bedoelde plan.
3.7.2 Wijziging in bestemming Wonen
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in de bestemming Wonen , mits aan de volgende bepalingen wordt voldaan:
- de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3 lid 1 omschreven waarden;
- het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
- het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
- de regels van Artikel 4 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
3.7.3 Wijziging t.b.v. omschakeling naar / hervestiging van intensieve veehouderij
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" wijzigen, teneinde een intensieve veehouderij of een intensieve veehouderijtak toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- de aanduiding "intensieve veehouderij" wordt opgenomen;
- het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
- het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
- het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
- verzekerd dient te worden dat er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;