direct naar inhoud van Artikel 4 Wonen
Plan: 'Den Elt, deelgebied G (2010)'
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0209.BPDenEltgebG2010-vadf

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woondoeleinden met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis in hoofd- en bijgebouwen, met dien verstande dat maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 45 m²;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', uitsluitend voor een kantoor;

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen en erven;
  • d. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat per woning minimaal 2 parkeerplaatsen op het bouwperceel aanwezig dienen te zijn en dat voor het houden van kantoor het parkeren geschiedt op eigen terrein.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen mogen alleen worden gebouwd en/of uitgebreid binnen het aangegeven bouwvlak;
  • b. binnen het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'vrijstaand', zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
    • 2. 'twee-aaneen', zijn uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • c. de voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in dan wel maximaal 2 m uit de gevellijn;
  • d. de maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • e. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande woningen minimaal 3 m aan beide zijden;
    • 2. bij twee-aaneengebouwde woningen 3 m aan één zijde;
  • f. de dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 45°;
  • g. voor zover het dak gericht is naar de openbare weg mogen dakkapellen aan die zijde maximaal 1/3 e van de breedte van het dak beslaan; voor de overige zijde(n) geldt geen maximum.

4.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale goothoogte van bijgebouwen behorende bij vrijstaande woningen bedraagt 2,5 m;
  • c. de maximale goothoogte van bijgebouwen behorende bij twee-aaneengebouwde woningen bedraagt 3 m;
  • d. binnen het bouwvlak bedraagt de maximale bouwhoogte 4 m, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' 9 bedraagt;
  • e. buiten het bouwvlak bedraagt de maximale bouwhoogte 3 m, met uitzondering van de bijgebouwen gelegen in het verlengde van de achtergrens van het bouwvlak waarvoor een bouwhoogte van 4,5 m is toegestaan;
  • f. voor vrijstaande bijgebouwen bedraagt de dakhelling minimaal 35° en maximaal 45°. Voor aangebouwde bijgebouwen geldt dat de dakhelling maximaal of gelijk moet zijn aan de dakhelling van het hoofdgebouw;
  • g. de minimale afstand tot de achterste perceelgrens bedraagt 3 m
  • h. maximaal 15 m² is toegestaan ten behoeve van dierenonderkomens, en wel uitsluitend voor kleine huisdieren zoals honden, katten, vogels e.d.;
  • i. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag - voor zover gelegen buiten het bouwvlak - niet meer bedragen dan 70 m².

4.2.3 Erf-/perceelsafscheidingen

De maximale bouwhoogte van erf-/ perceelsafscheidingen bedraagt 2 m.

4.2.4 (Schotel)antennes, niet zijnde antennes voor mobiele telefonie
  • a. (schotel)antennes – inclusief antennedrager – mogen niet hoger zijn dan de woning waarbij ze gelegen zijn;
  • b. (schotel)antennes - inclusief antennedrager - zijn uitsluitend toegestaan achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning.

4.2.5 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De maximale bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt 2,75 m.

4.3 Ontheffing van de bouwregels
4.3.1 Maatvoering hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.2.1:

  • a. teneinde de goothoogte en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen bij de woningtype twee-aaneen met maximaal 10% te verhogen;
  • b. teneinde de dakhelling van hoofdgebouwen bij de woningtype twee-aaneen, met 20% te vergroten of te verkleinen;

Deze ontheffingen kunnen uitsluitend worden verleend met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • I. er mag geen onevenredige afbreuk wordt toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende erven;
  • II. de stedenbouwkundige kwaliteit dient behouden te blijven dan wel te worden versterkt;
  • III. voor zover het betreft woningen die deel uitmaken van een woningblok, mag de ontheffing enkel worden verleend indien ook ten behoeve van de overige woningen van het betreffende woningblok een zelfde bebouwing qua maatvoering en situering wordt gebouwd.

4.3.2 Maatvoering bijgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.2.2 sub f teneinde de dakhelling van bijgebouwen met maximaal 20% te vergroten. Deze ontheffing kan uitsluitend worden verleend met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er mag geen onevenredige afbreuk worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende erven;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk worden toegebracht aan de bouwkundige samenhang met het hoofdgebouw;
  • c. de stedenbouwkundige kwaliteit dient behouden te blijven dan wel te worden versterkt.

4.3.3 Oppervlakte bijgebouwen buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.2.2 sub i teneinde de maximaal toegestane bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen, voor zover gelegen buiten het bouwvlak, te vergroten tot maximaal 100 m²; Deze ontheffing kan uitsluitend worden verleend met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er dient een stedenbouwkundig en architectonisch evenwichtig geheel te ontstaan met het op het perceel aanwezige hoofdgebouw en er dient ook evenwichtige afstemming te worden gevonden ten opzichte van de zich op het perceel bevindende vrijstaande gebouwen;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende erven, met dien verstande dat met name de bezonning van belendende erven niet onevenredig mag worden aangetast;
  • c. er mag geen onevenredige aantasting van het stedenbouwkundige straatbeeld plaatsvinden, hetgeen met name inhoudt dat bijgebouwen niet in het straatbeeld mogen domineren;
  • d. de bebouwing dient zoveel mogelijk aaneengesloten te worden opgericht;
  • e. niet meer dan 70 m² mag vrijstaand worden opgericht.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en opstallen voor de uitoefening van een bedrijf aan huis, behoudens:
    • 1. voor zover deze ter plekke bestaand zijn;
    • 2. ontheffing conform het bepaalde in 4.5;
  • b. het gebruik van de gronden voor opslag, behoudens opslag ten behoeve van de woonfunctie;
  • c. het gebruik van de gronden en opstallen voor detailhandel, behoudens bij een aan huis verbonden beroep of bedrijf voor zover het gaat om een beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit dat direct verband houdt met beroep aan huis of bedrijf aan huis;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij woningen voor bewoning;
  • e. het gebruik van meer dan 15 m² aan bijgebouwen voor het houden van dieren.

4.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofd- of bijgebouw, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  • c. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • d. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • e. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;
  • f. geen detailhandel plaats vindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • g. maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m².