direct naar inhoud van Regels
Plan: Noordenweg II
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.1769-0002

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Noordenweg II' met identificatienummer NL.IMRO.0203.1769-0002 van de gemeente Barneveld;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis verbonden beroep of kleinschalig bedrijf

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied alsmede een kleinschalig bedrijf niet bestaande uit detailhandelsactiviteiten of een seksinrichting, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.4 aanbouw

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding;

1.8 afwijking

een afwijking zoals bedoeld in artikel 2.12, eerste lid onder a, onder 1° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze luidt op het moment van inwerkingtreding van dit plan;

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren (inclusief het uitbroeden van eieren en het kweken van insecten).

1.10 agrarische nevenactiviteit

een kleinschalige bedrijfsmatige agrarische activiteit gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, welke niet is aan te merken als een volwaardig agrarisch bedrijf en daarmee ondergeschikt is aan de hoofdfunctie. Hieronder is eveneens begrepen een kleinschalige gebruiksgerichte paardenhouderij;

1.11 akkerbouwbedrijf

een agrarisch bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig telen van gewassen en afhankelijk is van de grond als productiefactor, waarbij het bedrijfsmatig houden van dieren niet is toegestaan;

1.12 Algemene wet bestuursrecht

wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidt op het moment van inwerkingtreding van dit plan;

1.13 archeologisch deskundige

een regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.14 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.15 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.16 bed & breakfast

een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, kortdurende, toeristische verblijfsvoorziening, voor uitsluitend logies en ontbijt, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw of is gevestigd in één van de bijgebouwen en wordt gerund door de hoofdbewoner van de betreffende woning.

1.17 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als onzelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.18 bedrijfsgebouw

een gebouw, niet zijnde een bedrijfswoning, op een terrein dat noodzakelijk is gelet op de bestemming;

1.19 bedrijfsmatige exploitatie

het door middel van een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon beheren of exploiteren van recreatiewoningen, waarbij voor recreatiewoningen geldt dat daar permanent wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden;

1.20 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;

1.21 beeldkwaliteit

aspecten die van invloed zijn op de beleving van de ruimtelijke omgeving en objecten in de omgeving zoals structuur, identiteit en belevingswaarde;

1.22 bestaande

bestaand en legaal aanwezig of legaal realiseerbare bebouwing of gebruik op de dag van inwerkingtreding van dit plan;

1.23 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.24 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.25 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.26 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.27 bijgebouw

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een niet voor bewoning bestemd vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat een gebruikseenheid vormt met en dienstbaar is aan de bij omschrijving van de hoofdbestemming opgesomde functies, zoals een garage, huishoudelijke bergruimte of hobbyruimte. Onder een bijgebouw, behorende bij een woning, wordt ook verstaan de ruimte voor de in de vorige volzin bedoelde functies die integraal onderdeel uitmaken van het hoofdgebouw van de woning en daarom dan ook niet gezien kan worden als bijbehorend bouwwerk;

1.28 boomhut

een gebouw of bouwwerk, geen stacaravan zijnde, op een afstand boven de grond dat is bestemd voor recreatief verblijf;

1.29 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.30 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.31 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.32 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.33 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.34 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.35 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, dat bedoeld is om ter plaatse te functioneren;

1.36 buitenopslag

het in de open lucht opslaan van goederen en materialen alsmede het stallen van machines, voertuigen, werktuigen en het plaatsen van showmodellen ten behoeve van de bedrijfsvoering op het perceel, inclusief handelsvoorraden;

1.37 camper

Een camper of kampeerauto is een motorvoertuig dat is ingericht om in te overnachten en te verblijven;

1.38 cultuur en ontspanning

voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning, waaronder: een bezoektuin, museum, historische attracties, muziek- en dansscholen en creativiteitscentra;

1.39 cultuurlandschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde op basis van (historische) landschapskenmerken, zoals ontginningsgeschiedenis, bebouwing, ecologie en landschapselementen, die in het natuurlandschap zijn gevormd door menselijk handelen en die een specifieke kwaliteit aan de belevingswaarde van een landschap toevoegen.

1.40 dagrecreatie

recreatieve activiteit zonder nachtverblijf;

1.41 dak

iedere bovenbeëindiging van een bouwwerk;

1.42 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.43 dienstverlening

het verlenen van economische diensten aan derden;

1.44 dove gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering – conform NEN 5077 – die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB, alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van inwerkingtreding van dit plan;

1.45 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct ligt bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw voor zover dit bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt;

1.46 evenement

een evenement zoals bedoeld in de "Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Barneveld", zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit Plan;

1.47 extensief recreatief medegebruik

een vorm van recreatief medegebruik dat in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen, en dat slechts beperkt beslag op de ruimte legt. Voor het extensieve recreatief medegebruik is geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk, maar kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes. Onder extensief recreatief medegebruik wordt in elk geval niet verstaan gebruik zoals paintball, boerengolf, een maïsdoolhof en gemotoriseerde sporten;

1.48 faunahotel

een bouwwerk, al dan niet in de vorm van een toren, dat geschikt is als verblijfsruimte voor vleermuizen, vogels, insecten en/of andere dieren.

1.49 gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.50 gebruiken

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.51 geluidsgevoelige functies

bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.52 gedeeltelijke functieverandering

een agrarisch bedrijf waar de bedrijfsactiviteiten gedeeltelijk beëindigd en planologisch wegbestemd zijn, en waarvoor een maximum oppervlakte aan bedrijfsbebouwing geldt;

1.53 geluidsgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.54 gewasbeschermingsmiddel

gewasbeschermingsmiddel zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

1.55 groepsaccommodatie

een gebouw, geen appartement, motel of pension zijnde, dat blijkens zijn indeling geschikt en bestemd is voor een groep of groepen te dienen als recreatief verblijf;

1.56 grondgebruiksplan

Plan waarin de ondernemer informatie biedt over de grondgebondenheid van het veehouderijbedrijf of de veehouderijtak zoals bedoeld in de Omgevingsverordening Gelderland;

1.57 hobbymatig agrarisch gebruik

het telen van gewassen en/of het houden van dieren, anders dan in het kader van de uitoefening van een agrarisch bedrijf of een bedrijfsmatige agrarische nevenfunctie niet zijnde een volkstuin. Hieronder is eveneens begrepen een hobbymatige gebruiksgerichte paardenhouderij;

1.58 hogere waarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.59 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, inclusief aan- en uitbouw dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.60 horeca

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfuncties;

1.61 houtopstand

eén of meerdere bomen, hakhout, een houtwal en een houtsingel, beplanting van bosplantsoen, begroeiing van hagen, heesters en struiken. Hagen, heesters en struiken met een maximum hoogte van 2 m zijn niet aan te merken als houtopstand;

1.62 huishouden

persoon of groep personen die één woning woont, waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan;

1.63 intensief recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.64 inzetbare sloopmeters

een oppervlakte aan sloopmeters die door de gemeente Barneveld en/of een andere gemeente die het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 heeft vastgesteld is bepaald, conform de regeling voor het omzetten van sloopmeters naar inzetbare sloopmeters zoals genoemd in hoofdstuk 5 van dit functieveranderingsbeleid, dat door de gemeenteraad is vastgesteld op 22 maart 2017, met inbegrip van nadien vastgestelde wijzigingen daarvan; gebouwen die niet daadwerkelijk worden gesloopt, maar die worden hergebruikt in het kader van de toepassing van het functieveranderingsbeleid, tellen mee bij het bepalen van de oppervlakte aan inzetbare sloopmeters;

1.65 kamerverhuur

onzelfstandige woonruimte als bedoeld in artikel 1, sub d van de Verordening doelgroepen sociale woningbouw en middenhuur Gemeente Barneveld, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.66 kampeermiddel

een tent, kampeerwagen of toercaravan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele zijn bestemd dan wel kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.67 kampeerwagen

een voertuig als aangegeven in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen;

1.68 kernrandzone

een zone rondom bestaande woonkernen en bedrijventerreinen, alsmede ter plaatse van en rondom zoekgebieden voor uitbreiding daarvan, waarbij voor de kernrandzone specifieke regels zijn opgenomen voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven in die zone;

1.69 kleinschalig bedrijf

bedrijf zoals opgenomen in Bijlage 3 Lijst kleinschalige bedrijfsactiviteiten van dit bestemmingsplan, of daar qua aard en omvang mee vergelijkbaar is, waarbij de werkzaamheden uitsluitend mogen worden uitgevoerd door de bewoners van de woning;

1.70 kleinschalig kampeerterrein

een kampeerterrein bij een agrarisch bedrijf of gebruiksgerichte paardenhouderij waarbij niet meer dan 25 kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;

1.71 kunstwerk

een door kunst voortgebracht voorwerp, zoals beelden en andere bouwwerken;

1.72 kwetsbaar object

een kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zoals deze luidt op het moment van inwerkingtreding van dit plan;

1.73 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied, zoals beplanting, verkaveling, openheid en reliëf;

1.74 landschapselementen

elementen zoals bloem- of kruidenrijke vegetatie, poelen, houtwallen, bomenrijen, kleine bosjes, overhoeken met ruige vegetatie en slootkanten;

1.75 maaiveld

gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein dat een gebouw of bouwwerk omgeeft;

1.76 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, religieuze voorzieningen, kinderopvangvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als onzelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen en/of onzelfstandige en ondergeschikte horeca activiteiten niet zijnde hotelactiviteiten of andere vormen van nachtverblijf;

1.77 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en die de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.78 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub d, van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van inwerkingtreding van dit plan;

1.79 natuur en natuur(wetenschappe)lijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.80 nevenactiviteit

activiteit die ondermeer in ruimtelijk en bedrijfseconomisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdfunctie op een perceelen waarbij degene die de hoofdfunctie uitoefent ook een functionele en voor de bedrijfsvoering noodzakelijke rol uitvoert bij de nevenactiviteit;

1.81 nieuwvestiging

het planologisch voorzien in de vestiging van een agrarisch veehouderijbedrijf op een nieuw agrarisch bouwperceel;

1.82 omschakeling

de overgang van een grondgebonden veehouderijtak naar een niet-grondgebonden veehouderijtak;

1.83 onderbouw

een voor mensen toegankelijke ruimte, gelegen onder de begane grondvloer en binnen de fundering van een gebouw;

1.84 ondergronds bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die onder het maaiveld is gelegen;

1.85 onderhoudsgebouw

een gebouw ten behoeve van natuurbeheer en/of het onderhoud van een landgoed, zoals een gebouw voor de stalling van materieel, een houtloods of een berging;

1.86 opslag

het opslaan en of stallen van goederen, materialen en voertuigen ten behoeve van de ter plaatste gevestigde bedrijfsactiviteit;

1.87 overkapping

een bouwwerk, niet zijnde een gebouw, bestaande uit tenminste een dak en maximaal één wand;

1.88 paardrijbak

een onoverdekte voorziening, uitsluitend bestaande uit een omheining, bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden;

1.89 paddock

een onoverdekte voorziening waarvan de grond al dan niet is bewerkt, uitsluitend bestaande uit een omheining bedoeld om paarden naar eigen inzicht vrij te laten bewegen;

1.90 peil
  • voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein;
1.91 pension

het zakelijk aanbieden van nachtverblijf (logies) uitsluitend in de vorm van permanent wisselende verhuur van de nachtverblijfsmogelijkheden;

1.92 permanente bewoning

gebruik als woonadres als bedoeld in de Wet basisregistratie personen;

1.93 recreatiebedrijf

een bedrijf dat een verblijfsrecreatieterrein op een zodanige wijze exploiteert en/of beheert, dat in of op de toeristische standplaatsen, stacaravans en/of recreatiewoningen recreatief verblijf plaatsvindt, waarbij onder een bedrijf wordt ook verstaan een stichting of een andere rechtspersoon;

1.94 recreatief verblijf

verblijf, inclusief nachtverblijf, voor uitsluitend recreatieve doeleinden door bij voorkeur wisselende huishoudens of daarmee gelijk te stellen groepen van personen, die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.95 recreatiewoning

een gebouw, geen stacaravan zijnde, al dan niet met vaste fundering, dat is bestemd voor recreatief verblijf;

1.96 relatie

een op de verbeelding opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemmingsvlakken en/of bouwvlakken met elkaar verbonden zijn en een eenheid vormen;

1.97 salderingsregistratie

Een door burgemeester en wethouders bijgehouden administratie waarin wordt vastgelegd hoeveel agrarische bouwvlakken uit het bestemmingsplan zijn verwijderd en hoeveel er zijn toegevoegd sinds de vaststelling van dat plan op 28 mei 2013. In deze administratie wordt tevens de oppervlakte vastgelegd van de agrarische bouwvlakken die zijn verwijderd en de oppervlakte aan agrarisch bouwvlak dat is toegevoegd sinds 28 mei 2013. Het saldo van de salderingsregistratie bestaat daarmee uit twee componenten, te weten:

  • de component aantal bouwvlakken. Wanneer een agrarisch bouwvlak is verwijderd neemt de component aantal bouwvlakken toe met 1. Wanneer er een nieuw agrarisch bouwvlak in het plan wordt toegevoegd, dan neemt het saldo af met 2;
  • de component oppervlakte bouwvlak. Wanneer er een agrarisch bouwvlak is verwijderd neemt de component oppervlakte bouwvlak toe met de oppervlakte van het verwijderde bouwvlak. Wanneer er een agrarisch bouwvlak is vergroot door middel van een wijzigingsbevoegdheid, dan neemt het saldo af met de oppervlakte van de vergroting van het bouwvlak. Wanneer een nieuw agrarisch bouwvlak wordt toegevoegd neemt het saldo af met de oppervlakte van het nieuwe bouwvlak;
1.98 SBI-Code

Standaard Bedrijf Indelingscode van het Centraal Bureau voor Statistiek;

1.99 seksinrichting

een terrein, gebouw, vaar- of voertuig waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.100 Staat van Bedrijfsactiviteiten

als bijlage(n) bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst(en) van bedrijven en instellingen;

1.101 stacaravan

een bouwwerk voor recreatief verblijf, in de vorm van een caravan of een andersoortig onderkomen al dan niet op wielen - en derhalve zonder vaste fundering - en met een maximum oppervlakte van maximaal 50 m2. Onder vaste fundering wordt hier niet begrepen een betonnen of andersoortige ondergrond welke geen deel uitmaakt van de constructie van het bouwwerk;

1.102 standplaats

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen en diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;

1.103 tent

een in hoofdzaak uit doek en stokken vervaardigd onder komen dat gemakkelijk is op te vouwen, bestemd voor recreatief verblijf;

1.104 toercaravan

een al dan niet uitklapbare caravan geen stacaravan zijnde, bestemd voor recreatief verblijf;

1.105 toeristische standplaats

een plaatsingsmogelijkheid voor een kampeermiddel;

1.106 trekkershut

een gebouw van eenvoudige constructie en beperkte omvang, ten behoeve van passanten, bestemd voor recreatief verblijf;

1.107 uitbouw

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.108 uitvoeren

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.109 uitwerking

een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub b van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van inwerkingtreding van dit plan;

1.110 verbeelding

de bij het bestemmingsplan behorende kaart (analoog of digitaal) waarop onder meer de begrenzing van het plan, de in het bestemmingsplan voorkomende bestemmingen, aanduidingen en topografische en kadastrale gegevens zijn weergegeven;

1.111 verblijfsrecreatie

recreatief verblijf in een recreatiewoning, stacaravan, kampeermiddel of ander recreatieverblijf;

1.112 verblijfsrecreatieterrein

een op de verbeelding door bestemmingsgrenzen omsloten vlak met de bestemming Recreatie - verblijfsrecreatie;

1.113 (vloer)oppervlakte

een situatie van bouwen en/of gebruik waarbij voor de begane grond moet worden gerekend met de oppervlakte van een bouwwerk en voor de eventuele verdiepingen met de vloeroppervlakte;

1.114 volkstuin

een perceel grond dat niet tot het erf van een woning behoort, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik;

1.115 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van ten minste één volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen, en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch opzicht als op milieuhygiënisch verantwoorde wijze;

1.116 voorgevelrooilijn

de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de (bestaande) bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;

1.117 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.118 waterhuishoudkundige voorzieningen

werken en/of bouwwerken ten dienste van de waterhuishouding, zoals grondlichamen, beschoeiingen, drainage, gemalen, duikers, stuwen en sluizen;

1.119 webwinkel

een specifieke vorm van detailhandel waarbij het aanbieden van producten en de transactie, volledig online geschiedt, waarbij de goederen via internet worden aangeboden en zowel per post worden geleverd als ter plaatse afgehaald worden;

1.120 werk

een constructie, geen bouwwerk zijnde;

1.121 Wet ruimtelijke ordening

Wet van 1 juli 2008 (Stb. 2006, 566) houdende vaststelling van nieuwe planregels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van inwerkingtreding van dit plan;

1.122 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub a, van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van inwerkingtreding van dit plan;

1.123 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden of - ingeval van inwoning - van twee huishoudens, aanbouwen en uitbouwen daaronder begrepen, bijgebouwen en bedrijfsgebouwen daarvan uitgezonderd;

1.124 wooneenheid

een gebouw of een deel van een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden (inclusief het bieden van mantelzorg);

1.125 woongebouw

een gebouw dat ten minste twee woningen omvat;

1.126 zonnecollector

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opvang van zonne-energie en het omzetten daarvan in warmte of elektriciteit.

1.127 zorgboerderij

het op professionele basis aanbieden en uitoefenen van zorgactiviteiten gericht op dagbesteding en zonder nachtverblijf, waarbij deze zorgactiviteiten in hoofdzaak bestaan uit het uitoefenen van agrarische werkzaamheden zoals het houden van vee, het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden, het kweken van gewassen en/of het bewerken van grond;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 Goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 Inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de bovenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, luchtbehandelingskasten en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 Oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 Hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.7 Oppervlakte van een overkapping

de loodrechte projectie van de overkapping op het maaiveld;

2.8 Vloeroppervlakte

boven de vloeren, tussen de binnenwerkse gevelvlakken en/of scheidingsmuren, waarbij de oppervlakte van delen van vloeren waarboven de netto-hoogte kleiner is dan 1,5 m en de oppervlakte van vloeren van onderbouwen buiten beschouwing blijft;

2.9 Maten

buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven;

2.10 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders weergegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
2.11 Netto-hoogte

de loodrechte afstand tussen de bovenkant van een afgewerkte vloer of het aansluitende terrein en de onderkant van een daarboven aanwezig plafond, vloer of dak, waarbij incidentele constructiedelen buiten beschouwing blijven;

2.12 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;

2.13 De hoogte van een molen

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw, met uitzondering van de wieken.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. per bouwvlak niet meer dan één agrarisch bedrijf is toegestaan;
    • 2. voor zover het bedrijf voor de milieuregelgeving als één inrichting wordt aangemerkt, deze inrichting niet op twee in de nabijheid van elkaar gelegen bouwvlakken mag zijn gelegen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet-grondgebonden veehouderijbedrijf' ook voor een niet-grondgebonden veehouderijbedrijf;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' ook voor een glastuinbouwbedrijf;
  • d. hobbymatig agrarisch gebruik, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geen hobbymatig vee', want daar is agrarisch hobbymatig gebruik voor zover het ziet op het houden van dieren niet toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' ook voor dagrecreatie;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'akkerbouw' alleen voor een akkerbouwbedrijf;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt' alleen voor een boomteeltbedrijf;
  • h. het gebruik als omschreven in artikel 3.5.1.

met daaraan ondergeschikt:

  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - aanvullend assortiment III' ook voor detailhandel in aanvullend assortiment III;
  • j. extensief recreatief medegebruik;
  • k. een bed & breakfast;
  • l. erfontsluitingswegen ook ten behoeve van andere bestemmingen;
  • m. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • n. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • o. kleinschalige landschapselementen;

met de daarbij behorende:

  • p. gebouwen;
  • q. bedrijfswoning(en) met bijbehorende bijgebouwen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', want daar zijn geen bedrijfswoningen toegestaan;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woongebouw' ook voor een woongebouw met bijbehorende bijgebouwen;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kleine woning' ook voor een kleine woning met bijbehorende bijgebouwen;
  • t. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • u. werken, geen bouwwerken zijnde;
  • v. tuinen en erven;
  • w. parkeervoorzieningen;
  • x. groenvoorzieningen en landschapselementen;
  • y. paden.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kleine woning' is naast de reguliere bedrijfswoning(en) als bedrijfswoning één kleine woning toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', want daar geldt dat aantal als maximum aantal kleine woningen dat aantal dat op de verbeelding is weergegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woongebouw' is uitsluitend één woongebouw toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' mogen geen gebouwen worden gebouwd of uitgebreid voor het huisvesten van dieren in de sector niet-grondgebonden veehouderijbedrijven, tenzij:
    • 1. het gaat om vervangende nieuwbouw;
    • 2. de nieuwbouw noodzakelijk is om te voldoen aan wettelijke eisen van dierenwelzijn en het aantal dierplaatsen daarbij niet toeneemt;
    • 3. de bouw plaatsvindt krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, die reeds is verleend voordat dit bestemmingsplan in werking is getreden.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 6 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', want daar geldt de maximum goothoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • b. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 10 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', want daar geldt de maximum bouwhoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' mag de glasopstand eenmalig uitgebreid worden met maximaal 20% van de op 29 juni 2005 bestaande omvang van de glasopstanden;
  • d. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de goothoogte van teeltondersteunende kassen niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • e. de (vloer)oppervlakte van teeltondersteunende kassen mag niet meer bedragen dan 1.000 m2;
  • f. een bedrijfsgebouw voor het houden van dieren mag uit maximaal één bouwlaag bestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'aantal bouwlagen', want daar geldt het aantal bouwlagen zoals op de verbeelding is weergegeven;

3.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. per bouwvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen', want daar geldt het aantal dat op de verbeelding is weergegeven;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a mag ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. bij vervangende nieuwbouw dient een bedrijfswoning te worden gebouwd ter plaatse van de bestaande woning;
  • d. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' want daar geldt de maximum hoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • e. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum goothoogte (m)' want daar geldt de maximale hoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • f. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³;
  • g. onder een bedrijfswoning is een onderbouw toegestaan, waarbij geldt dat de ruimte tussen de onderzijde van de begane grondvloer en maaiveld meetelt voor de inhoud van de bedrijfswoning.

3.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de totale oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 80 m²;
  • d. onder bijgebouwen zijn onderbouwen toegestaan, met dien verstande dat de oppervlakte aan onderbouwen niet meer mag bedragen dan 80 m2.

3.2.5 Woongebouw

Voor het bouwen van een woongebouw gelden de volgende bepalingen:

  • a. een woongebouw dient twee woningen te omvatten, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding: 'maximum aantal wooneenheden', want daar geldt als maximum aantal woningen het aantal zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • b. bij vervangende nieuwbouw dient het woongebouw te worden gebouwd ter plaatse van het bestaande woongebouw;
  • c. indien de aanduiding 'minimum volume' is aangegeven, mag de inhoud van een woongebouw niet minder bedragen dan op de verbeelding is weergegeven;
  • d. de inhoud van een woongebouw mag niet meer bedragen dan 800 m3, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)', want daar geldt de maximum inhoud zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • e. een woongebouw dient in hoofdzaak een niet-gelede hoofdbouwmassa te hebben;
  • f. de goothoogte van het woongebouw mag niet meer bedragen dan 3,5 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', want daar geldt de maximum goothoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • g. de bouwhoogte van het woongebouw mag niet meer bedragen dan 10 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), bouwhoogte (m)', want daar geldt de maximum bouwhoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • h. onder een woongebouw is een onderbouw toegestaan, waarbij geldt dat de ruimte tussen de onderzijde van de begane grondvloer en maaiveld meetelt voor de inhoud van het woongebouw.

3.2.6 Kleine woning

Voor het bouwen van een kleine woning gelden de volgende bepalingen:

  • a. bij vervangende nieuwbouw dient een kleine woning te worden gebouwd ter plaatse van de bestaande kleine woning;
  • b. de inhoud van een kleine woning mag niet meer bedragen dan 350 m3;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • e. onder een kleine woning is een onderbouw toegestaan, waarbij geldt dat de ruimte tussen de onderzijde van de begane grondvloer en maaiveld meetelt voor de inhoud van de kleine woning.

3.2.7 Bijgebouwen bij kleine woning

Voor het bouwen van bijgebouwen bij een kleine woning gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrije situering' mag in afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder a. voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de totale oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 40 m2, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)', want daar geldt de maximum oppervlakte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • e. onder bijgebouwen zijn onderbouwen toegestaan, met dien verstande dat de oppervlakte aan onderbouwen niet meer mag bedragen dan 40 m2.

3.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat deze uitsluitend zijn toegestaan met inachtneming van de in de tabel genoemde toelaatbare situering en maximum bouwhoogte:

Bouwwerk   situering   maximum bouwhoogte (m)  
voedersilo's   binnen het bouwvlak   15  
mestopslagvoorzieningen   binnen het bouwvlak   6  
mestopslagvoorzieningen   buiten het bouwvlak, mits de afstand tot een woning van een derde tenminste 50 m bedraagt en de mestopslagvoorziening in zijn geheel ligt binnen een afstand van 50 m van het agrarisch bouwvlak of het bouwvlak voor 'agrarisch-paardenhouderij'   2  
mestvergistingsinstallaties   binnen het bouwvlak   10  
voeropslagvoorzieningen   binnen het bouwvlak   6  
voeropslagvoorzieningen   buiten het bouwvlak, mits de afstand tot een woning van een derde tenminste 50 m bedraagt en de voeropslagvoorziening in zijn geheel ligt binnen een afstand van 50 m van het agrarisch bouwvlak of het bouwvlak voor 'agrarisch-paardenhouderij'   3  
voeropslagvoorzieningen   buiten het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voeropslagvoorziening' ook voor een voeropslagvoorziening, mits de afstand tot een woning van een derde tenminste 50 m bedraagt   2  
overkappingen   binnen het bouwvlak   6  
teeltondersteunende voorzieningen   binnen het bouwvlak   6  
teeltondersteunende voorzieningen   buiten het bouwvlak   1,5  
erf- en terreinafscheidingen   binnen en buiten het bouwvlak   2  
overige bouwwerken   binnen het bouwvlak   6  
overige bouwwerken   buiten het bouwvlak   2  

3.3 Nadere eisen
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • b. de verkeersveiligheid;
    • c. een goede milieusituatie;
    • d. de bescherming van ecologische waarden;
    • e. de bereikbaarheid voor hulpdiensten;
    • f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden;
    • g. de landschappelijke inpassing van de bebouwing;
    • h. architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
    • i. een ongestoorde ligging van kabels en leidingen.

  • 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 17.1 van toepassing.

3.4 Afwijken van de bouwregels
  • 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.1 voor wat betreft de situering binnen het bouwvlak en toestaan dat bouwvlakgrenzen worden overschreden door bebouwing, met inachtneming van het volgende:
    • a. de oppervlakte waarmee het bouwvlak mag worden overschreden mag niet meer bedragen dan 750 m2;
    • b. de bedrijfswoning mag niet geheel of grotendeels buiten het bouwvlak worden gebouwd;
    • c. er dient gestreefd te worden naar een compacte (denkbeeldige) bouwvlakvorm;
    • d. aannemelijk is gemaakt dat er geen onevenredige verkeersaantrekkende werking optreedt;
    • e. aangetoond dient te worden dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschapswaarden dan wel dat hieraan door het nemen van maatregelen voldoende tegemoet kan worden gekomen;
    • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie;
    • g. er geen sprake is van omschakeling en aan de uitbreiding een grondgebruiksplan ten grondslag ligt;
    • h. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' mag bij het bouwen voor een niet-grondgebonden veehouderijbedrijf uitsluitend worden gebouwd als dit noodzakelijk is om te voldoen aan wettelijke eisen van dierenwelzijn, mits het aantal dierplaatsen niet toeneemt;
    • i. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' mag bij het bouwen voor een niet-grondgebonden veehouderijbedrijf uitsluitend worden gebouwd mits daarmee het denkbeeldige bouwvlak dat ten behoeve van niet-grondgebonden veehouderijbedrijf wordt gebruikt, niet groter wordt dan 1,0 hectare, tenzij uitbreiding noodzakelijk is om te voldoen aan wettelijke eisen voor dierenwelzijn, mits daarbij het aantal dierplaatsen niet toeneemt;
    • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - gedeeltelijke functieverandering' is toepassing van dit lid niet mogelijk.

  • 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.2 voor wat betreft de uitbreiding van een glastuinbouwbedrijf met meer dan 20%, indien in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat:
    • a. de uitbreiding noodzakelijk is voor een doelmatige voortzetting van het bedrijf;
    • b. de verplaatsing naar een Glastuinbouwontwikkelingsgebied dan wel een Regionaal cluster glastuinbouw bedrijfseconomisch niet mogelijk is; en
    • c. de uitbreiding zich verdraagt met ter plaatse van belang zijnde gebiedskwaliteiten van natuur, landschap en water.

  • 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.2 voor wat betreft de maximum oppervlakte van teeltondersteunende kassen en toestaan dat teeltondersteunende kassen worden gebouwd met een grotere oppervlakte, mits:
    • a. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.500 m2;
    • b. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit
    • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - gedeeltelijke functieverandering' is toepassing van dit lid niet mogelijk.

  • 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.3 voor wat betreft de plaats van de bedrijfswoning en toestaan dat vervangende nieuwbouw van de bedrijfswoning op een andere plaats plaatsvindt binnen het bouwvlak, mits:
    • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit;
    • b. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie.

  • 5. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.3 voor wat betreft de maximum goothoogte van een bedrijfswoning en toestaan dat een bedrijfswoning wordt gebouwd met een hogere goothoogte, mits:
    • a. de goothoogte niet meer dan 6 m bedraagt;
    • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.

  • 6. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.2 voor wat betreft de maximum bouwhoogte en toestaan dat de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw niet meer dan 12 m bedraagt, mits:
    • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit;
    • b. het aantal bouwlagen niet toeneemt.

  • 7. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.2 voor wat betreft het aantal bouwlagen van een bedrijfsgebouw en toestaan dat een bedrijfsgebouw met maximaal twee bouwlagen wordt gebouwd, mits:
    • a. de tweede bouwlaag uitsluitend is bestemd voor het houden van pluimvee dan wel activiteiten die niet het houden van dieren betreffen;
    • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschapswaarden dan wel hieraan door het nemen van maatregelen voldoende tegemoet kan worden gekomen;
    • c. geen significante aantasting plaatsvindt van ecologische waarden en is aangetoond dat het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid niet leidt tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden;
    • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie;
    • e. aannemelijk is gemaakt dat geen onacceptabele verkeersaantrekkende werking optreedt;
    • f. voor de (vloer)oppervlakte van de tweede bouwlaag tweemaal deze oppervlakte aan agrarisch bouwvlak beschikbaar is binnen de component 'oppervlakte bouwvlak' van de salderingsregistratie;
    • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - gedeeltelijke functieverandering' is toepassing van dit lid niet mogelijk.

  • 8. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.6 voor wat betreft de plaats van de kleine woning en toestaan dat vervangende nieuwbouw van de kleine woning op een andere plaats binnen het bouwvlak plaatsvindt, mits:
    • a. de 'kleine woning' gesitueerd wordt achter de voorgevelrooilijn van de bestaande bebouwing;
    • b. de situering en de ontsluiting van de kleine woning dusdanig is dat er sprake blijft van één erf;
    • c. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie.

  • 9. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.3 en artikel 3.2.6 voor wat betreft de maximum inhoud van de bedrijfswoning of de 'kleine woning' en toestaan dat een bedrijfswoning of 'kleine woning' wordt gebouwd met een grotere inhoud tot maximaal 1.000 m3, mits:
    • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit en mits de architectonische en/of cultuurhistorische waarden van de bebouwing niet in onevenredige mate worden geschaad;
    • b. sprake is van vermindering (door sloop) van gebouwen volgens staffeling in de onderstaande tabel:

Inhoud woning   Sloopeis  
Tot 1000 m3   1,5 m2 inzetbare sloopmeters voor iedere m3 vergroting  

met dien verstande dat:

      • monumentale gebouwen niet mogen worden gesloopt en niet meetellen in de bepaling van de sloopoppervlakte;
      • de inzetbare sloopmeters afkomstig moeten zijn uit het buitengebied van de gemeente Barneveld, dan wel uit het buitengebied van een andere gemeente die het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 heeft vastgesteld;
      • verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is.

  • 10. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.8 voor wat betreft de maximum bouwhoogtes van voedersilo's en toestaan dat binnen het bouwvlak voedersilo's worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 20 m.

  • 11. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.8 voor wat betreft de hoogte van een mestopslagvoorziening buiten het bouwvlak en toestaan dat een mestopslagvoorziening buiten het bouwvlak wordt gebouwd met een grotere hoogte, met inachtneming van het volgende:
    • a. per agrarisch bedrijf is niet meer dan één gebouwde mestopslagvoorziening voor drijfmest buiten het bouwvlak toegestaan;
    • b. de mestopslagvoorziening dient aansluitend aan het bouwvlak te worden gerealiseerd;
    • c. de noodzaak voor de mestopslagvoorziening buiten het bouwvlak dient te zijn aangetoond;
    • d. de inhoud van de mestopslagvoorziening mag niet meer bedragen dan 1.000 m3;
    • e. de milieusituatie mag niet onevenredig worden aangetast;
    • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
    • g. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de aanwezige landschapswaarden, tenzij door het nemen van maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen.

  • 12. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.8 voor wat betreft de maximum bouwhoogte van mestvergistingsinstallaties en toestaan dat mestvergistingsinstallaties worden gebouwd met een hogere bouwhoogte, mits:
    • a. de bouwhoogte niet meer dan 20 m bedraagt;
    • b. een hogere bouwhoogte om technische redenen noodzakelijk is.

  • 13. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.8 voor wat betreft de maximum bouwhoogte van teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak en toestaan dat teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak worden gebouwd met een hogere bouwhoogte, met inachtneming van het volgende:
    • a. de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
    • b. de teeltondersteunende voorzieningen dienen aansluitend aan het bouwvlak te worden gerealiseerd;
    • c. de noodzaak voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van meer dan 1,5 m dient te zijn aangetoond;
    • d. de teeltondersteunende voorzieningen mogen niet worden gerealiseerd in ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur'
    • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - gedeeltelijke functieverandering' is toepassing van dit lid niet mogelijk.

  • 14. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.8 voor wat betreft de maximum bouwhoogte overige bouwwerken buiten het bouwvlak en toestaan dat zonnecollectoren buiten het bouwvlak worden gebouwd met een hogere bouwhoogte, met inachtneming van het volgende:
    • a. de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
    • b. de zonnecollectoren dienen aansluitend aan het bouwvlak te worden gerealiseerd;
    • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit;
    • d. de noodzaak voor het bouwen van zonnecollectoren met een bouwhoogte van meer dan 2 m dient te zijn aangetoond;
    • e. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • f. de zonnecollectoren mogen niet worden gerealiseerd in ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur'.

  • 15. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.8 voor wat betreft de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken binnen het bouwvlak en toestaan dat binnen het bouwvlak een windturbine wordt gebouwd met een hogere bouwhoogte, mits:
    • a. de ashoogte niet meer dan 20 m bedraagt;
    • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit;
    • c. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie.

  • 16. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.3 dan wel 3.2.6 voor wat betreft het toestaan dat binnen de inhoud van een bedrijfswoning of een kleine woning een tweede zelfstandige wooneenheid wordt gerealiseerd, mits:
    • a. de tweede wooneenheid rechtstreeks ten dienste staat van een situatie waarin mantelzorg verleend wordt binnen de bedrijfswoning of 'kleine woning' dan wel dat er sprake is van een zodanige relatie tussen de bewoners van de beide wooneenheden en van zodanige omstandigheden, dat in redelijkheid aannemelijk is dat men om reden van het mogelijk in de toekomst kunnen verlenen van mantelzorg in dezelfde woning wil wonen;
    • b. schriftelijke verklaringen worden overgelegd van de (hoofd)bewoners van beide wooneenheden waaruit blijkt dat er sprake is, of zo nodig zal zijn, van mantelzorg;
    • c. maximaal 35% van de totale (vloer)oppervlakte van de bedrijfswoning dan wel de 'kleine woning' tot ten hoogste 65 m2, wordt benut voor de tweede wooneenheid;
    • d. de bedrijfswoning of 'kleine woning' waarin de tweede wooneenheid wordt gerealiseerd in visueel opzicht de uitstraling van één woning behoudt;
    • e. de bedrijfswoning waarin de tweede wooneenheid wordt gerealiseerd een minimale toegelaten inhoud heeft van meer dan 350 m3.
    • f. er sprake is van sloop van gebouwen, met een oppervlakte van ten minste 300 m2 inzetbare sloopmeters, met dien verstande dat:
      • monumentale gebouwen niet mogen worden gesloopt en niet meetellen in de bepaling van de sloopoppervlakte;
      • de inzetbare sloopmeters afkomstig moeten zijn uit het buitengebied van de gemeente Barneveld, dan wel uit het buitengebied van een andere gemeente die het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 heeft vastgesteld;
      • verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is.

  • 17. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.1 en verblijfsrecreatie in de vorm van trekkershutten toestaan binnen een bouwvlak, met inachtneming van het volgende:
    • a. het aantal trekkershutten per bouwvlak mag niet meer bedragen dan 3;
    • b. de trekkershutten dienen te worden voorzien van een goede landschappelijke inpassing;
    • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • d. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2;
    • e. de onderlinge afstand mag niet minder dan 5 m bedragen.

  • 18. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.6 lid 4 onder g en nieuwbouw ten behoeve van sanitaire voorzieningen toestaan, indien aannemelijk is gemaakt dat het realiseren van sanitaire voorzieningen binnen de bestaande bebouwing niet mogelijk is met dien verstande dat:
    • a. de gezamenlijke (vloer)oppervlakte van de sanitaire voorzieningen niet meer mag bedragen dan 75 m2;
    • b. de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
    • c. de goothoogte maximaal 3 m bedraagt.

  • 19. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 12.1 en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor is of wordt afgeweken van het plan met toepassing van artikel 3.6, mits dit in overeenstemming is met de in artikel 3.6 genoemde voorwaarden en wordt gebouwd conform de in artikel 3.2 vermelde bouwregels, voor zover van toepassing.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Als gebruik overeenkomstig de bestemming wordt aangemerkt:

  • a. gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en/of kleinschalig bedrijf, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 35% van de (vloer)oppervlakte van de bedrijfswoning of de 'kleine woning' tot ten hoogste 60 m2 bij een bedrijfswoning en 35 m2 bij een 'kleine woning', mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep en/of het kleinschalig bedrijf;
    • 2. degene die de onder a genoemde activiteiten in de bedrijfswoning of de 'kleine woning' uitvoert, dient tevens de bewoner van deze woning te zijn;
    • 3. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan.

  • b. In de bedrijfswoning is ook een bed & breakfast toegelaten met dien verstande dat daarvoor niet meer dan twee kamers in de woning mogen worden gebruikt met maximaal twee bedden per kamer en dat het parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden.

  • c. het gebruik van grond als mestopslagvoorziening bij een agrarisch bedrijf buiten een bouwvlak, mits:
    • 1. de mestopslag wordt gebruikt ten dienste van het agrarische bedrijf of de paardenhouderij die ligt in het bouwvlak waartoe de mestopslag behoort;
    • 2. de mestopslagvoorziening ligt achter de voorgevelrooilijn;
    • 3. de inhoud van de mestopslag niet meer dan 100 m3 bedraagt;
    • 4. de mestopslagvoorziening wordt gerealiseerd direct grenzend aan het bouwvlak waartoe deze behoort;
    • 5. de afstand tot een woning van een derde niet minder dan 50 m bedraagt.

  • d. het gebruik van grond als tuin bij overige bestemmingen, met dien verstande dat:
  • 1. de tuin gebruikt wordt door bewoners van een woning, woongebouw, bedrijfswoning of kleine woning die ligt in een bestemmingsvlak aansluitend aan de agrarische bestemming;
  • 2. de tuin in zijn geheel ligt binnen een afstand van 30 meter van de grens van het bestemmingsvlak met die andere bestemming;
  • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - openheid' bijbehorende bouwwerken niet zijn toegestaan en deze gronden niet zijn aan te merken als achtererfgebied zoals bedoeld in artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.

  • e. het gebruik van grond voor het plaatsen van zonnecollectoren, mits:
    • 1. de grond gelegen is binnen een bouwvlak;
    • 2. de zonnecollectoren geplaatst worden achter de voorgevelrooilijn
    • 3. de totale grondoppervlakte die gebruikt wordt voor het plaatsen van zonnecollectoren maximaal 150 m2 bedraagt;
    • 4. de aanwezige daken van het agrarisch bedrijf onvoldoende geschikt zijn door draagconstructie, vorm, monumentale waarde, afmeting of oriëntatie om de zonnecollectoren op te bevestigen;
    • 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.

  • f. het (co-) vergisten van mest en het bewerken en verhandelen van de daarbij vrijkomende producten, mits het bedrijf uitsluitend op het eigen bedrijf geproduceerde mest verwerkt, waaraan eventueel tot maximaal 50% (ten opzichte van de op het bedrijf geproduceerde mest) eigen en/of van derden afkomstige co-substraten worden toegevoegd.

  • g. het opslaan van houtsnippers als brandstof voor warmteopwekking ten behoeve van het eigen agrarische bedrijf.

3.5.2 Gebruik strijdig met de bestemming

Als gebruik strijdig met de bestemming wordt aangemerkt:

  • a. het verharden van onverharde paden;
  • b. het gebruik van gronden voor buitenopslag ten behoeve van de niet-agrarische nevenfunctie, tenzij op de verbeelding de aanduiding 'opslag' is aangegeven, want daar is buitenopslag wel toegestaan;
  • c. een mestopslagvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'overig - kernrandzone';
  • d. het opslaan van agrarische bedrijfsstoffen ter plaatse van de aanduiding 'overig – kernrandzone';
  • e. het gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen ten behoeve van houtachtige gewassen, waaronder begrepen struiken en heesters ter plaatse van de aanduiding 'overig – kernrandzone'.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
  • 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.1 ten behoeve van de omschakeling naar een andere niet-agrarische nevenactiviteit, mits:
    • a. aannemelijk is gemaakt dat de nevenactiviteit ondergeschikt is aan de agrarische functie;
    • b. de nevenactiviteit wordt uitgeoefend door degene die het agrarisch bedrijf uitoefent;
    • c. de oppervlakte die gebruikt wordt ten behoeve van de nevenactiviteit niet wordt vergroot;
    • d. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • e. geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel als onzelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
    • f. geen buitenopslag plaatsvindt;
    • g. de nevenactiviteit plaatsvindt binnen het bouwvlak, tenzij de aard en de omvang van de nevenactiviteit buiten het bouwvlak toelaatbaar worden geacht;
    • h. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie.

  • 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.1 ten behoeve van intensief recreatief medegebruik, zoals boerengolf en een maïsdoolhof, buiten het bouwvlak, mits:
    • a. aannemelijk is gemaakt dat geen onevenredige verkeersaantrekkende werking optreedt;
    • b. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie.

  • 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.1 en de stalling van caravans, campers en boten van derden toestaan, mits deze plaatsvindt in bestaande gebouwen.

  • 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.1 en verblijfsrecreatie in de vorm van een kleinschalig kampeerterrein toestaan, met inachtneming van het volgende:
    • a. het aantal kleinschalige kampeerterreinen mag in totaal niet meer dan 30 bedragen;
    • b. kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan vanaf 15 maart tot en met 31 oktober;
    • c. per kleinschalig kampeerterrein zijn maximaal 25 kampeermiddelen toegestaan;
    • d. een kleinschalig kampeerterrein mag uitsluitend zijn gesitueerd binnen het bouwvlak of binnen een afstand van 50 m vanaf het bouwvlak;
    • e. een kleinschalig kampeerterrein mag niet zijn gelegen in directe aansluiting op een reeds bestaand kleinschalig kampeerterrein of een regulier verblijfsrecreatieterrein;
    • f. een kantine en horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
    • g. sanitaire voorzieningen ten behoeve van het kleinschalige kampeerterrein zijn uitsluitend toegestaan in bestaande bebouwing tot een maximum oppervlakte van 75 m2;
    • h. de onderlinge afstand tussen kampeermiddelen mag niet minder dan 3 m bedragen;
    • i. het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein mag niet minder bedragen dan 1,3 per standplaats;
    • j. geen significante aantasting plaatsvindt van ecologische waarden;
    • k. het terrein dient te worden voorzien van een goede landschappelijke inpassing;
    • l. de omgevingsvergunning wordt verleend voor een periode van maximaal 10 jaar;
    • m. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie.

  • 5. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.5.1 ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en/of kleinschalig bedrijf in een bijgebouw, mits:
    • a. maximaal 25% van de totale (vloer)oppervlakte van de bedrijfswoning, indien aanwezig de 'kleine woning' en de bijgebouwen wordt gebruikt voor het aan huis verbonden beroep en/of kleinschalig bedrijf;
    • b. de totale gezamenlijke (vloer)oppervlakte die wordt aangewend voor het aan huis verbonden beroep en/of kleinschalig bedrijf niet meer bedraagt dan 60 m2;
    • c. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie.

  • 6. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.5 en het gebruik van de bijgebouwen bij de woning ten behoeve van een bed & breakfast toestaan, mits:
    • a. dit niet meer dan twee kamers betreft met maximaal twee bedden per kamer;
    • b. er in die bijgebouwen geen keuken aanwezig is;
    • c. de oppervlakte van de ruimte in gebruik voor bed & breakfast niet meer bedraagt dan 60 m2;
    • d. het parkeren plaatsvindt op eigen terrein.

  • 7. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.1 en buitenopslag ten behoeve van een nevenactiviteit toestaan, mits:
    • a. aannemelijk is gemaakt dat de buitenopslag noodzakelijk is in het kader van een doelmatige uitoefening van de nevenactiviteit;
    • b. aannemelijk is gemaakt dat het agrarisch bedrijf belangrijkste functie blijft;
    • c. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • d. landschappelijke inpassing plaatsvindt op basis van een overgelegd landschapsplan.

  • 8. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.1 en verblijfsrecreatie in de vorm van trekkershutten toestaan binnen een bouwvlak.

  • 9. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.5.2 ten behoeve van het opslaan van agrarische bedrijfsstoffen en/of ten behoeve van het gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen, mits:
    • a. geen onevenredige belemmering plaatsvindt van de ontwikkelingsmogelijkheden op nabijgelegen gronden;
    • b. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Groen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Groen', mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschapswaarden en ecologische waarden;
  • b. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.

3.7.2 Natuur

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Natuur', mits:

  • a. de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur';
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschapswaarden en ecologische waarden;
  • c. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.

3.7.3 Buurtmestverwerkingsinstallatie

Burgemeester en wethouders kunnen een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - buurtmestverwerkingsinstallatie opnemen, de bestemming wijzigen in 'Groen' en een voorwaardelijke verplichting(en) in de regels opnemen en daarbij al dan niet het bouwvlak vergroten tot maximaal:

  • a. het bestaande bouwvlak plus 1 hectare ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied waarbij de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - buurtmestverwerkingsinstallatie' wordt gelegd op maximaal 1 hectare van het vergrote bouwvlak;
  • b. tot maximaal het bestaande bouwvlak plus 1,5 hectare ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied, waarbij de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - buurtmestverwerkingsinstallatie' wordt gelegd op maximaal 1,5 hectare van het vergrote bouwvlak;

mits:

      • wordt aangetoond dat gebruik kan worden gemaakt van lokale aanvoer van mest uit een brongebied van in principe 1.300 hectare;
      • de afstand tot een andere buurtmestverwerkingsinstallatie tenminste 200 m bedraagt;
      • de capaciteit van de installatie niet meer dan 36.000 ton per jaar bedraagt;
      • het aandeel co-substraten dat wordt toegevoegd maximaal 50% bedraagt;
      • aannemelijk is gemaakt dat geen onevenredige verkeersaantrekkende werking optreedt;
      • de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
      • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie;
      • geen significante aantasting plaatsvindt van ecologische waarden en is aangetoond dat het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid niet leidt tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden ;
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschapswaarden, tenzij hieraan door het nemen van maatregelen voldoende tegemoet kan worden gekomen en is aangetoond dat het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid niet leidt tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - gedeeltelijke functieverandering' is toepassing van dit lid niet mogelijk.

3.7.4 Nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders kunnen de uitbreiding van vestiging van een nieuwe niet-agrarische nevenactiviteit toestaan, de bestemming wijzigen in 'Groen' en voorwaardelijke verplichting in de regels opnemen, mits:

  • a. aannemelijk is gemaakt dat de nevenactiviteit ondergeschikt is aan de agrarische functie;
  • b. de nevenactiviteit wordt uitgeoefend door degene die het agrarisch bedrijf uitoefent;
  • c. maximaal 25% van het bebouwde (vloer)oppervlakte van de bedrijfsgebouwen wordt gebruikt voor de nevenactiviteit, tot ten hoogste:
      • 500 m2 voor nevenactiviteiten in het kader van recreatie;
      • 350 m2 voor overige nevenactiviteiten;
        waarbij geldt dat:
      • in geval van cumulatie van meerdere vormen van nevenactiviteiten de totale (vloer)oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25% van het bebouwde oppervlak tot een maximum van 500 m2;
      • ondergeschikte en onzelfstandige horeca ten dienste van de activiteit is toegestaan op een vloeroppervlakte van niet meer dan 50 m2;
      • aannemelijk is gemaakt dat geen onevenredige verkeersaantrekkende werking optreedt;
  • d. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel als onzelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
  • f. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • g. de nevenactiviteit plaatsvindt binnen het bouwvlak, tenzij de aard en de omvang van de nevenactiviteit buiten het bouwvlak toelaatbaar worden geacht;
  • h. landschappelijke inpassing plaatsvindt op basis van een overgelegd landschapsplan, waaraan door burgemeester en wethouders goedkeuring is verleend
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - gedeeltelijke functieverandering' is toepassing van dit lid niet mogelijk.

3.7.5 Aangrenzende gronden

Burgemeester en wethouders kunnen, wanneer het bij gebruikmaking van een wijzigingsbevoegdheid bij een naastgelegen bestemming nodig is om daarbij ook aangrenzende gronden met de bestemming 'Agrarisch' te betrekken, deze gronden daarbij betrekken en de bestemming 'Agrarisch' wijzigen ten behoeve van de doeleinden en met inachtneming van de regels die in die betreffende wijzigingsbevoegdheid zijn opgenomen.

3.7.6 Toevoegen woongebouw

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woongebouw' opnemen ten behoeve van het omzetten van de bedrijfswoning naar een woongebouw met twee bedrijfswoningen en daarbij aanduidingen over de inhoud van bedrijfswoningen opnemen, met inachtneming van het volgende:

  • a. er is in de bestaande situatie niet meer dan één bedrijfswoning binnen het bouwvlak aanwezig;
  • b. per bedrijfswoning geldt een basisrecht van 80 m2 bijgebouw;
  • c. er moet sprake zijn van een situatie van bedrijfsopvolging, waarbij bewoners van beide woningen een binding hebben met het bedrijf;
  • d. aannemelijk moet zijn dat bedrijfsopvolging alleen uitvoerbaar is indien beide betrokkenen zelfstandig bij het bedrijf woonachtig zijn;
  • e. er moet sprake zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • f. er dient sprake te zijn van sloop (en hergebruik) van gebouwen, waarbij de volgende eisen gelden:

Per woning   Benodigde inzetbare sloopmeters  
Woningrecht   300 m2  
Per m3 vergroting   1,5 m2  
Basisrecht bijgebouw extra woning   160 m2  

met dien verstande dat:

  • de inhoud van een woongebouw mag niet meer bedragen dan 1.500 m3;
  • monumentale gebouwen niet mogen worden gesloopt en niet meetellen in de bepaling van de sloopoppervlakte;
  • de inzetbare sloopmeters zijn afkomstig uit het buitengebied van de gemeente Barneveld, dan wel uit het buitengebied van een andere gemeente die het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 hebben vastgesteld;
  • verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is.

Artikel 4 Bedrijf - Landelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Landelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding vermeld in onderstaande tabel voor het specifieke, met die aanduiding corresponderende bedrijf:

aanduiding   bedrijf   maximum milieucategorie  
-   -   -  

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch' ook voor bedrijfsmatige agrarische nevenactiviteiten door de bewoner van de bedrijfswoning, met dien verstande dat intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rietopslag' ook voor rietopslag;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' ook voor buitenopslag;
  • e. het gebruik als omschreven in artikel 4.5.1;

met de daarbij behorende:

  • f. gebouwen;
  • g. bedrijfswoning(en) met bijbehorende bijgebouwen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', want daar zijn geen bedrijfswoningen toegestaan;
  • h. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - kleine woning' ook voor een kleine woning met bijbehorende bijgebouwen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsaccommodatie' ook voor recreatieve verblijfsaccommodatie;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - wisselende verhuur' is uitsluitend gebruik in de vorm van permanent wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden toegestaan;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • l. werken, geen bouwwerken zijnde;
  • m. tuinen en erven;
  • n. parkeervoorzieningen;
  • o. groenvoorzieningen;
  • p. paden;
  • q. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • r. een bed & breakfast;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - wijnboerderij' horeca-activiteiten;
  • t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - wijnboerderij' detailhandel.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, uitgezonderd bijgebouwen bij de bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - kleine woning' één kleine woning is toegestaan.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 4 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', want daar geldt de maximum goothoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • b. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 10 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', want daar geldt de maximum bouwhoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • c. onderbouwen zijn toegestaan met een totale oppervlakte van niet meer dan 500 m2, mits de onderzijde van de begane grondvloer niet hoger ligt dan het maaiveld;
  • d. de totale bebouwde oppervlakte van de bedrijfsgebouwen voor een 'Bedrijf - Landelijk' mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan de in onderstaande lijst aangegeven oppervlakte:

Straat   Huisnummer   Oppervlakte (m2)  
-   -   -  

4.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. per bouwvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen', want daar geldt het aantal dat op de verbeelding is weergegeven;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a mag ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. bij vervangende nieuwbouw dient een bedrijfswoning te worden gebouwd ter plaatse van de bestaande woning;
  • d. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', want daar geldt de maximum goothoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • e. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum goothoogte (m)', want daar geldt de maximum bouwhoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • f. een inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)', want daar geldt de maximum inhoud zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • g. onder een bedrijfswoning is een onderbouw toegestaan, waarbij geldt dat de ruimte tussen de onderzijde van de begane grondvloer en maaiveld meetelt voor de inhoud van de bedrijfswoning.

4.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de totale oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 80 m², uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)', want daar geldt de maximum oppervlakte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • d. onder bijgebouwen zijn onderbouwen toegestaan, met dien verstande dat de oppervlakte aan onderbouwen niet meer mag bedragen dan 80 m2.

4.2.5 Kleine woning

Voor het bouwen van een kleine woning gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kleine woning' is naast de reguliere bedrijfswoning(en) als bedrijfswoning ook één kleine woning toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen', want daar geldt dat aantal dat op de verbeelding is weergegeven;
  • b. bij vervangende nieuwbouw dient de kleine woning te worden gebouwd ter plaatse van de bestaande kleine woning;
  • c. een inhoud van een kleine woning mag niet meer bedragen dan 350 m3;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', want daar geldt de maximum goothoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', want daar geldt de maximum bouwhoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • f. onder een kleine woning is een onderbouw toegestaan, waarbij geldt dat de ruimte tussen de onderzijde van de begane grondvloer en maaiveld meetelt voor de inhoud van de kleine woning.

4.2.6 Bijgebouwen bij kleine woning

Voor het bouwen van bijgebouwen bij een kleine woning gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrije situering' mag in afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder a. voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de totale oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 40 m2, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)', want daar geldt de maximum oppervlakte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • e. onder bijgebouwen zijn onderbouwen toegestaan, met dien verstande dat de oppervlakte aan onderbouwen niet meer mag bedragen dan 40 m2.

4.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • d. de oppervlakte van overkappingen telt mee bij de berekening van de totale bebouwde oppervlakte als bedoeld in artikel 4.2.2.

4.3 Nadere eisen
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • b. de verkeersveiligheid;
    • c. een goede milieusituatie;
    • d. de bereikbaarheid voor hulpdiensten;
    • e. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden;
    • f. de landschappelijke inpassing van de bebouwing;
    • g. architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
    • h. een ongestoorde ligging van kabels en leidingen.

  • 1. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 17.1 van toepassing.

4.4 Afwijken van de bouwregels
  • 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.2 voor wat betreft de maximum goothoogte en toestaan dat de goothoogte van een bedrijfsgebouw niet meer dan 6 m bedraagt, mits:
    • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit;
    • b. de verhoging bedrijfstechnisch noodzakelijk is;
    • c. het aantal bouwlagen niet toeneemt.

  • 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.2 voor wat betreft de maximum bouwhoogte en toestaan dat de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw niet meer dan 12 m bedraagt, mits:
    • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit;
    • b. de verhoging bedrijfstechnisch noodzakelijk is;
    • c. het aantal bouwlagen niet toeneemt.

  • 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.3 voor wat betreft de plaats van de bedrijfswoning en vervangende nieuwbouw van de bedrijfswoning op een andere plaats toestaan, mits:
    • a. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie.

  • 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.3 voor wat betreft de maximum goothoogte van een bedrijfswoning en toestaan dat de goothoogte van een bedrijfswoning niet meer dan 6 m bedraagt, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.

  • 5. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.3 en artikel 4.2.5 voor wat betreft de maximum inhoud van de bedrijfswoning of 'kleine woning' en toestaan dat een bedrijfswoning of 'kleine woning' wordt gebouwd met een grotere inhoud, mits:
    • a. de inhoud niet meer bedraagt dan 1.000 m3;
    • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit en mits de architectonische en/of cultuurhistorische waarden van de bebouwing niet in onevenredige mate worden geschaad;
    • c. sprake is van vermindering (door sloop) van gebouwen volgens onderstaande tabel:

Inhoud woning   Sloopeis  
Tot 1.000 m3   1,5 m2 inzetbare sloopmeters voor iedere 1 m3 vergroting  

met dien verstande dat:

      • uitsluitend indien de sloopmogelijkheden op het betreffende perceel volledig zijn benut, mag ook de sloopoppervlakte van meerdere locaties worden meegerekend om aan de vereiste sloopoppervlakte te komen;
      • monumentale gebouwen niet mogen worden gesloopt en niet mee tellen in de bepaling van de sloopoppervlakte;
      • de inzetbare sloopmeters afkomstig moeten zijn uit het buitengebied van de gemeente Barneveld, dan wel uit het buitengebied van een andere gemeente die het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 heeft vastgesteld;
      • verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is.

  • 6. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.7 voor wat betreft de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken en toestaan dat binnen het bouwvlak silo's worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 20 m.

  • 7. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.7 voor wat betreft de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken en toestaan dat binnen het bouwvlak een windturbine wordt gebouwd met een hogere bouwhoogte, mits:
    • a. de ashoogte niet meer dan 20 m bedraagt;
    • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit;
    • c. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie.

  • 8. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.3 dan wel artikel 4.2.5 voor wat betreft het toestaan dat binnen de inhoud van een bedrijfswoning of kleine woning een tweede zelfstandige wooneenheid wordt gerealiseerd, mits:
    • a. de tweede wooneenheid rechtstreeks ten dienste staat van een situatie waarin mantelzorg verleend wordt binnen de bedrijfswoning of kleine woning dan wel dat er sprake is van een zodanige relatie tussen de bewoners van de beide wooneenheden en van zodanige omstandigheden, dat in redelijkheid aannemelijk is dat men om reden van het mogelijk in de toekomst kunnen verlenen van mantelzorg in dezelfde woning wil wonen;
    • b. schriftelijke verklaringen worden overgelegd van de (hoofd)bewoners van beide wooneenheden waaruit blijkt dat er sprake is, of zo nodig zal zijn, van mantelzorg;
    • c. maximaal 35% van de totale (vloer)oppervlakte van de bedrijfswoning of kleine woning, tot ten hoogste 65 m2, wordt benut voor de tweede wooneenheid;
    • d. de woning waarin de tweede wooneenheid wordt gerealiseerd in visueel opzicht de uitstraling van één woning behoudt;
    • e. de bedrijfswoning of kleine woning waarin de tweede wooneenheid wordt gerealiseerd een minimale toegelaten inhoud heeft van meer dan 350 m3;
    • f. er sprake is van sloop van gebouwen, met een oppervlakte van ten minste 300 m2 inzetbare sloopmeters, met dien verstande dat:
      • uitsluitend indien de sloopmogelijkheden op het betreffende perceel volledig zijn benut, mag ook de sloopoppervlakte van meerdere locaties worden meegerekend om aan de vereiste sloopoppervlakte te komen;
      • monumentale gebouwen niet mogen worden gesloopt en niet mee tellen in de bepaling van de sloopoppervlakte;
      • de inzetbare sloopmeters afkomstig moeten zijn uit het buitengebied van de gemeente Barneveld, dan wel uit het buitengebied van een andere gemeente die het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 heeft vastgesteld;
      • verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is.

  • 9. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 12.1 en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor is of wordt afgeweken van het plan met toepassing van artikel 4.6, mits dit in overeenstemming is met de in artikel 4.6 genoemde voorwaarden en wordt gebouwd conform de in artikel 4.2 vermelde bouwregels, voor zover van toepassing.
  • 10. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.7 voor wat betreft de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte van een overige bouwwerk geen gebouw zijnde, niet meer dan 10 m bedraagt, mits:
  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit;
  • b. de verhoging bedrijfstechnisch noodzakelijk is.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Als gebruik overeenkomstig de bestemming wordt aangemerkt:

  • a. gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning of 'kleine woning' ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroe en/of, kleinschalig bedrijf, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 35% van de (vloer)oppervlakte van de 'bedrijfswoning' of 'kleine woning', tot ten hoogste 60 m2 bij een bedrijfswoning en 35 m2 bij een 'kleine woning', mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep en/of het kleinschalige bedrijf;
    • 2. degene die de onder a genoemde activiteiten in de 'bedrijfswoning' of 'kleine woning' uitvoert, dient tevens de bewoner van deze woning te zijn;
    • 3. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan.

  • b. In de bedrijfswoning is ook een bed & breakfast toegelaten met dien verstande dat daarvoor niet meer dan twee kamers in de woning mogen worden gebruikt met maximaal twee bedden per kamer en dat het parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden.

  • c. het gebruik van grond voor het plaatsen van zonnecollectoren, mits:
    • 1. de zonnecollectoren geplaatst worden achter de voorgevelrooilijn
    • 2. de totale oppervlakte die gebruikt wordt voor het plaatsen van zonnecollectoren maximaal 150 m2 bedraagt;
    • 3. de geschatte opbrengst in kilowattuur mag niet meer zijn dan ten hoogste het geschatte eigen verbruik van de woning met bijbehorende bijgebouwen;
    • 4. de aanwezige daken van woning(en) en (bedrijfs)gebouwen onvoldoende geschikt zijn door draagconstructie, vorm, monumentale waarde, afmeting of oriëntatie om de zonnecollectoren op te bevestigen;
    • 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.

4.5.2 Gebruik strijdig met de bestemming

Als gebruik strijdig met de bestemming wordt aangemerkt:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor buitenopslag tenzij op de verbeelding de aanduiding 'opslag' is aangegeven;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor Wgh-inrichtingen.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels
  • 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.1 aanhef en onder a en toestaan dat tevens landelijke bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving lager dan wel gelijk te stellen zijn met de ter plaatse toegestane bedrijven, mits:
    • a. de belangen van eigenaren/gebruikers van de nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie;
    • c. het te vestigen landelijke bedrijf moet binnen dezelfde of een lagere milieucategorie vallen, met dien verstande dat uitsluitend bedrijven zijn toegestaan die genoemd worden in Bijlage 4, mits het geen Wgh-inrichtingen of Bevi-inrichtingen betreft;
    • d. er mag geen afbreuk worden gedaan aan de ecologische en landschappelijke waarden;
    • e. er aangetoond wordt dat er geen sprake zal zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en dat het parkeren binnen het bestemmingsvlak plaatsvindt.

  • 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.5.1 ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en/of kleinschalig bedrijf in een bijgebouw, mits:
    • a. maximaal 25% van de totale (vloer)oppervlakte van de 'bedrijfswoning' of 'kleine woning' en de bijgebouwen wordt gebruikt voor het aan huis verbonden beroep en/of kleinschalig bedrijf;
    • b. de totale gezamenlijke (vloer)oppervlakte die wordt aangewend voor het aan huis verbonden beroep en/of kleinschalig bedrijf niet meer bedraagt dan 60 m2 bij een bedrijfswoning en 35 m2 bij een 'kleine woning';
    • c. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie.

  • 3. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.5.1 en het gebruik van de bijgebouwen bij de woning ten behoeve van een bed & breakfast toestaan, mits:
    • a. dit niet meer dan twee kamers betreft met maximaal twee bedden per kamer;
    • b. er in die bijgebouwen geen keuken aanwezig is;
    • c. de oppervlakte van de ruimte in gebruik voor bed & breakfast niet meer bedraagt dan 60 m2;
    • d. het parkeren plaatsvindt op eigen terrein.

  • 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.1 en de stalling van caravans, campers en boten van derden toestaan, mits deze plaatsvindt in bestaande gebouwen.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Bedrijf - Landelijk wijzigen in de bestemming 'Wonen', met inachtneming van het volgende:

  • a. uitsluitend de bestaande bedrijfswoning met de tot dezelfde bouwmassa behorende voormalige bedrijfsruimte alleen mag worden gebruikt voor één woning;
  • b. het nieuwe bestemmingsvlak kan kleiner zijn dan het bestaande bestemmingsvlak, in welk geval de bestemming van de grond die niet wordt gewijzigd in 'Wonen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', 'Groen' en/of 'Natuur', waarbij tevens dubbelbestemmingen en/of gebiedsaanduidingen kunnen worden opgenomen indien en voor zover deze op aangrenzende gronden met de bestemming 'Agrarisch' liggen;
  • c. Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie.

4.7.2 Bedrijf - Niet agrarisch

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Bedrijf - Landelijk wijzigen in de bestemming Bedrijf - Niet agrarisch, de bestemming wijzigen in Groen en voorwaardelijke verplichting in de regels opnemen, met inachtneming van het volgende:

  • a. De totale (vloer)oppervlakte bebouwing ten behoeve van de bestemming 'Bedrijf - Niet agrarisch' in het totaal maximaal 1.000 m2 bedraagt per bestemmingsvlak, met dien verstande dat de (vloer)oppervlakte maximaal 750 m2 mag bedragen ter plaatse van:
      • de aanduiding overige zone - ecologische hoofdstructuur;
      • de aanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied;
      • de dubbelbestemming Waarde - Openheid en Reliëf;
  • b. de belangen van eigenaren/gebruikers van de nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie;
  • d. het te vestigen bedrijf moet genoemd worden in categorie 1 en 2 van Bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits het geen Wgh-inrichtingen of Bevi-inrichtingen betreft;
  • e. er mag geen afbreuk worden gedaan aan ecologische en landschappelijke waarden;
  • f. er aangetoond wordt dat er geen sprake zal zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en dat het parkeren binnen het bestemmingsvlak plaatsvindt;
  • g. het bestaande aantal bedrijfswoningen alleen mag worden gebruikt voor als bedrijfswoning ten behoeve van de nieuwe bestemming;
  • h. er dient sprake te zijn van sloop (en hergebruik) van gebouwen, waarbij de volgende eisen gelden :

Bedrijven, niet zijnde Bedrijf - Niet agrarisch   Benodigde inzetbare sloopmeters  
tot 500 m² per m² vloeroppervlakte bedrijfsbebouwing   1 m2  
501 - 1.000 m2 per m² vloeroppervlakte bedrijfsbebouwing   2 m2  

met dien verstande dat in het kader van het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid voor hergebruik of sloop uitsluitend gebouwen kunnen worden gebruikt of gesloopt die binnen de toegestane oppervlakte voor de bestemming Bedrijf - Landelijk op het perceel aanwezig zijn waarop deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast.

4.7.3 Bebouwde oppervlakte vergroten

Burgemeester en wethouders kunnen de maximaal toegestane bebouwde oppervlakte zoals opgenomen in artikel 4.2.2 lid d wijzigen, de bestemming wijzigen in 'Groen' en voorwaardelijke verplichting in de regels opnemen, met inachtneming van het volgende:

  • a. De totale oppervlakte in het totaal maximaal 1.000 m2 bedraagt per bestemmingsvlak, met dien verstande dat de oppervlakte maximaal 750 m2 mag bedragen ter plaatse van:
      • de aanduiding overige zone - ecologische hoofdstructuur;
      • de aanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied;
      • de dubbelbestemming Waarde - Openheid en Reliëf;
  • b. het terrein dient te worden voorzien van een goede landschappelijke inpassing;
  • c. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • d. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie;
  • f. er mag geen significante aantasting plaatsvinden van ecologische waarden;
  • g. er dient sprake te zijn van sloop (en hergebruik) van gebouwen, waarbij per toe te voegen m2 (vloer)oppervlakte boven de oppervlakte die op grond van artikel 4.2.2 lid d., reeds is toegestaan, voor zover deze toevoeging zich bevindt binnen de bandbreedte van 0 tot en met 1.000 m2, er 2 m2 inzetbare sloopmeters nodig zijn;

met dien verstande dat:

      • uitsluitend indien de sloopmogelijkheden op het betreffende perceel volledig zijn benut, mag ook de sloopoppervlakte van meerdere locaties worden meegerekend om aan de vereiste sloopoppervlakte te komen;
      • monumentale gebouwen niet mogen worden gesloopt en niet mee tellen in de bepaling van de sloopoppervlakte;
      • de inzetbare sloopmeters afkomstig moeten zijn uit het buitengebied van de gemeente Barneveld, dan wel uit het buitengebied van een andere gemeente die het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 heeft vastgesteld;
      • verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is.

Artikel 5 Bedrijf - Niet agrarisch

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Niet agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 4 Staat van Bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' ook voor buitenopslag;
  • c. het gebruik als omschreven in artikel 5.5.1;

met de daarbij behorende:

  • d. gebouwen;
  • e. bedrijfswoning(en) met bijbehorende bijgebouwen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', want daar zijn geen bedrijfswoningen toegestaan;
  • f. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - kleine woning' ook voor een kleine woning met bijbehorende bijgebouwen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. werken, geen bouwwerken zijnde;
  • i. tuinen en erven;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. paden;
  • m. waterhuishoudkundige voorzieningen

met daaraan ondergeschikt:

  • n. een bed & breakfast.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, uitgezonderd bijgebouwen bij de bedrijfswoning
  • c. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - kleine woning' één kleine woning is toegestaan.

5.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een bedrijfsgebouw mag uit maximaal één bouwlaag bestaan;
  • b. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 4 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', want daar geldt de maximum goothoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 10 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', want daar geldt de maximum bouwhoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • d. onderbouwen zijn toegestaan met een totale oppervlakte van niet meer dan 500 m2 per bestemmingsvlak, mits de onderzijde van de begane grondvloer niet hoger ligt dan het maaiveld.

5.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoning(en) gelden de volgende bepalingen:

  • a. per bestemmingsvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen', want daar geldt het aantal dat op de verbeelding is weergegeven;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a. mag ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. bij vervangende nieuwbouw dient een bedrijfswoning te worden gebouwd ter plaatse van de bestaande woning;
  • d. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', want daar geldt de maximum goothoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • e. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum goothoogte (m)', want daar geldt de maximum bouwhoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • f. een inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)', want daar geldt de maximum inhoud zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • g. onder een bedrijfswoning is een onderbouw toegestaan, waarbij geldt dat de ruimte tussen de onderzijde van de begane grondvloer en maaiveld meetelt voor de inhoud van de bedrijfswoning.

5.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de totale oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 80 m², uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)', want daar geldt de maximum oppervlakte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • d. onder bijgebouwen zijn onderbouwen toegestaan, met dien verstande dat de oppervlakte aan onderbouwen niet meer mag bedragen dan 80 m2.

5.2.5 Kleine woning

Voor het bouwen van een kleine woning gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kleine woning' is naast de reguliere bedrijfswoning(en) als bedrijfswoning ook één kleine woning toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen', want daar geldt het aantal dat op de verbeelding is weergegeven;
  • b. bij vervangende nieuwbouw dient de kleine woning te worden gebouwd ter plaatse van de bestaande kleine woning;
  • c. de inhoud van een kleine woning mag niet meer bedragen dan 350 m3;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', want daar geldt de maximum goothoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', want daar geldt de maximum bouwhoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • f. onder een kleine woning is een onderbouw toegestaan, waarbij geldt dat de ruimte tussen de onderzijde van de begane grondvloer en maaiveld meetelt voor de inhoud van de kleine woning.

5.2.6 Bijgebouwen bij kleine woning

Voor het bouwen van bijgebouwen bij een kleine woning gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrije situering' mag in afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder a. voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de totale oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 40 m2, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)', want daar geldt de maximum oppervlakte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • e. onder bijgebouwen zijn onderbouwen toegestaan, met dien verstande dat de oppervlakte aan onderbouwen niet meer mag bedragen dan 40 m2.

5.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', want daar bedraagt de bouwhoogte maximaal 45 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • d. de oppervlakte van overkappingen telt mee bij de berekening van de totale bebouwde oppervlakte als bedoeld in artikel 5.2.2.

5.3 Nadere eisen
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • b. de verkeersveiligheid;
    • c. de milieusituatie;
    • d. de bereikbaarheid voor hulpdiensten;
    • e. de gebruiksmogelijkheden de nabijgelegen gronden;
    • f. de landschappelijke inpassing van de bebouwing;
    • g. architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing.

  • 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 17.1 van toepassing.

5.4 Afwijken van de bouwregels
  • 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2.2 voor wat betreft de maximum goothoogte en toestaan dat de goothoogte van een bedrijfsgebouw niet meer dan 6 m bedraagt, mits:
    • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit;
    • b. de verhoging bedrijfstechnisch noodzakelijk is;
    • c. het aantal bouwlagen niet toeneemt.

  • 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2.2 voor wat betreft de maximum bouwhoogte en toestaan dat de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw niet meer dan 12 m bedraagt, mits:
    • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit;
    • b. de verhoging bedrijfstechnisch noodzakelijk is;
    • c. het aantal bouwlagen niet toeneemt.

  • 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2.3 en/of 5.2.5 voor wat betreft de plaats van de bedrijfswoning en/of de kleine woning en vervangende nieuwbouw van de bedrijfswoning en/of de kleine woning op een andere plaats toestaan, mits:
    • a. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie.

  • 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2.3 voor wat betreft de maximum goothoogte van een bedrijfswoning en toestaan dat de goothoogte van een bedrijfswoning niet meer dan 6 m bedraagt, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.

  • 5. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2.7 voor wat betreft de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde en toestaan dat de hoogte van windturbines niet meer dan 20 m bedraagt, mits:
    • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit;
    • b. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie.

  • 6. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2.3 en artikel 5.2.5 voor wat betreft het toestaan dat binnen de inhoud van een bedrijfswoning of 'kleine woning' een tweede zelfstandige wooneenheid wordt gerealiseerd, mits:
    • a. de tweede wooneenheid rechtstreeks ten dienste staat van een situatie waarin mantelzorg verleend wordt binnen de bedrijfswoning of wel 'kleine woning' dan wel dat er sprake is van een zodanige relatie tussen de bewoners van de beide wooneenheden en van zodanige omstandigheden, dat in redelijkheid aannemelijk is dat men om reden van het mogelijk in de toekomst kunnen verlenen van mantelzorg in dezelfde bedrijfswoning of kleine woning wil wonen;
    • b. schriftelijke verklaringen worden overgelegd van de (hoofd)bewoners van beide wooneenheden waaruit blijkt dat er sprake is, of zo nodig zal zijn, van mantelzorg;
    • c. maximaal 35% van de totale (vloer)oppervlakte van de woning of 'kleine woning', tot ten hoogste 65 m2, wordt benut voor de tweede wooneenheid;
    • d. de woning waarin de tweede wooneenheid wordt gerealiseerd in visueel opzicht de uitstraling van één woning behoudt;
    • e. de woning waarin de tweede wooneenheid wordt gerealiseerd een minimale toegelaten inhoud heeft van meer dan 350 m3;
    • f. er sprake is van sloop van gebouwen, met een oppervlakte van ten minste 300 m2 inzetbare sloopmeters, met dien verstande dat:
      • indien de sloopmogelijkheden op het betreffende perceel volledig zijn benut, mag ook de sloopoppervlakte van meerdere locaties worden meegerekend om aan de vereiste sloopoppervlakte te komen;
      • monumentale gebouwen niet mogen worden gesloopt en niet mee tellen in de bepaling van de sloopoppervlakte;
      • de inzetbare sloopmeters afkomstig moeten zijn uit het buitengebied van de gemeente Barneveld, dan wel uit het buitengebied van een andere gemeente die het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 heeft vastgesteld;
      • verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is.

  • 7. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2.3 voor wat betreft de maximum inhoud van een bedrijfswoning en toestaan dat een bedrijfswoning wordt gebouwd met een grotere inhoud, mits:
    • a. de inhoud niet meer bedraagt dan 1.000 m3;
    • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit en mits de architectonische en/of cultuurhistorische waarden van de bebouwing niet in onevenredige mate worden geschaad;
    • c. sprake is van vermindering (door sloop) van gebouwen op basis van de staffeling in de onderstaande tabel:

Inhoud woning   Sloopeis  
Tot 1.000 m3   1,5 m2 inzetbare sloopmeters voor iedere 1 m3 vergroting  

met dien verstande dat:

      • indien de sloopmogelijkheden op het betreffende perceel volledig zijn benut, mag ook de sloopoppervlakte van meerdere locaties worden meegerekend om aan de vereiste sloopoppervlakte te komen;
      • monumentale gebouwen niet mogen worden gesloopt en niet mee tellen in de bepaling van de sloopoppervlakte;
      • de inzetbare sloopmeters afkomstig moeten zijn uit het buitengebied van de gemeente Barneveld, dan wel uit het buitengebied van een andere gemeente die het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 heeft vastgesteld;
      • verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is.

  • 8. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2.7 voor wat betreft de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte van een overige bouwwerk geen gebouw zijnde, niet meer dan 10 m bedraagt, mits:
  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit;
  • b. de verhoging bedrijfstechnisch noodzakelijk is.

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Als gebruik overeenkomstig de bestemming wordt aangemerkt:

  • a. gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en/of kleinschalig bedrijf, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 35% van de (vloer)oppervlakte van de bedrijfswoning, tot ten hoogste 60 m2 van de bedrijfswoning mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep en/of kleinschalig bedrijf;
    • 2. degene die de onder a genoemde activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, dient tevens de bewoner van deze woning te zijn;
    • 3. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan.

  • b. In de bedrijfswoning is ook een bed & breakfast toegelaten met dien verstande dat daarvoor niet meer dan twee kamers in de woning mogen worden gebruikt met maximaal twee bedden per kamer en dat het parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden.

  • c. het gebruik van grond voor het plaatsen van zonnecollectoren, mits:
    • 1. de zonnecollectoren geplaatst worden achter de voorgevelrooilijn
    • 2. de totale oppervlakte die gebruikt wordt voor het plaatsen van zonnecollectoren maximaal 150 m2 bedraagt;
    • 3. de geschatte opbrengst in kilowattuur mag niet meer zijn dan ten hoogste het geschatte eigen verbruik van de woning met bijbehorende bijgebouwen;
    • 4. de aanwezige daken van woning(en) en (bedrijfs)gebouwen onvoldoende geschikt zijn door draagconstructie, vorm, monumentale waarde, afmeting of oriëntatie om de zonnecollectoren op te bevestigen;
    • 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.

5.5.2 Gebruik strijdig met de bestemming

Als gebruik strijdig met de bestemming wordt aangemerkt:

  • a. het gebruik van gronden voor buitenopslag;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor Wgh-inrichtingen.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels
  • 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.1 onder b en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving lager dan wel gelijk te stellen zijn met de ter plaatse toegestane bedrijven, mits:
    • a. de belangen van eigenaren/gebruikers van de nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • b. er geen aantasting plaatsvindt van de milieusituatie;
    • c. het te vestigen bedrijf binnen dezelfde of een lagere milieucategorie valt met dien verstande dat uitsluitend bedrijven zijn toegestaan die genoemd worden in Bijlage Bijlage 4 Staat van Bedrijfsactiviteiten mits het geen Wgh-inrichtingen of Bevi-inrichtingen betreft;
    • d. er geen afbreuk wordt gedaan aan de ecologische en landschappelijke waarden;
    • e. er aangetoond wordt dat er geen sprake zal zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en dat het parkeren binnen het bestemmingsvlak plaatsvindt.

  • 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.1 en de stalling van caravans, campers en boten van derden toestaan, mits deze plaatsvindt in bestaande gebouwen.

  • 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.5.1 ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en/of kleinschalig bedrijf in een bijgebouw, mits:
    • a. maximaal 25% van de totale (vloer)oppervlakte van de 'bedrijfswoning' of 'kleine woning' en de bijgebouwen wordt gebruikt voor het aan huis verbonden beroep en/of kleinschalig bedrijf;
    • b. de totale gezamenlijke (vloer)oppervlakte die wordt aangewend voor het aan huis verbonden beroep en/of kleinschalig bedrijf niet meer bedraagt dan 60 m2 bij een bedrijfswoning en 35 m2 bij een 'kleine woning';
    • c. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie.

  • 4. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.5.1 en het gebruik van de bijgebouwen bij de woning ten behoeve van een bed & breakfast toestaan, mits:
    • a. dit niet meer dan twee kamers betreft met maximaal twee bedden per kamer;
    • b. er in die bijgebouwen geen keuken aanwezig is;
    • c. de oppervlakte van de ruimte in gebruik voor bed & breakfast niet meer bedraagt dan 60 m2;
    • d. het parkeren plaatsvindt op eigen terrein.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf - Niet agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Wonen', met in achtname van de volgende bepalingen:

  • a. er moet sprake zijn van bedrijfsbeëindiging;
  • b. de bestaande bedrijfswoning met de tot dezelfde bouwmassa behorende voormalige bedrijfsruimte alleen mag worden gebruikt voor één woning;
  • c. het nieuwe bestemmingsvlak kan kleiner zijn dan het bestaande bestemmingsvlak, in welk geval de bestemming van de grond die niet wordt gewijzigd in 'Wonen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Onbebouwd', 'Groen' en/of 'Natuur';
  • d. op gronden waarvan de bestemming 'Bedrijf - Niet agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Onbebouwd', 'Groen' en/of 'Natuur'; kunnen dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen worden gelegd, indien en voor zover deze op aangrenzende gronden met de bestemming 'Agrarisch' liggen;
  • e. Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie.

5.7.2 Bebouwde oppervlakte

Burgemeester en wethouders kunnen de maximaal toegestane bebouwde oppervlakte zoals opgenomen in artikel 5.2.2 wijzigen, de bestemming wijzigen in 'Groen' en voorwaardelijke verplichting in de regels opnemen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. De totale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.000 m2 per bestemmingsvlak, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer bedragen dan 750 m2 ter plaatse van:
      • de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur';
      • de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied';
      • de dubbelbestemming 'openheid en reliëf';
  • b. het terrein dient te worden voorzien van een goede landschappelijke inpassing;
  • c. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • d. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie;
  • f. er mag geen significante aantasting plaatsvinden van ecologische waarden;
  • g. er dient sprake te zijn van sloop (en hergebruik) van gebouwen, waarbij de volgende eisen gelden:
  • per toe te voegen m2 (vloer)oppervlakte boven de oppervlakte die op grond van artikel 4.2.25.2.2, onder d., reeds is toegestaan, voor zover deze toevoeging zich bevindt binnen de bandbreedte van 0 tot en met 500 m2, zijn 2 m2 inzetbare sloopmeters;
  • per toe te voegen m2 (vloer)oppervlakte boven de oppervlakte die op grond van artikel 5.2.2, onder d., reeds is toegestaan, voor zover deze toevoeging zich bevindt binnen de bandbreedte van 501 tot en met 1.000 m2, zijn 3 m2 inzetbare sloopmeters nodig;

met dien verstande dat:

      • uitsluitend indien de sloopmogelijkheden op het betreffende perceel volledig zijn benut, mag ook de sloopoppervlakte van meerdere locaties worden meegerekend om aan de vereiste sloopoppervlakte te komen;
      • monumentale gebouwen niet mogen worden gesloopt en niet mee tellen in de bepaling van de sloopoppervlakte;
      • de inzetbare sloopmeters afkomstig moeten zijn uit het buitengebied van de gemeente Barneveld, dan wel uit het buitengebied van een andere gemeente die het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 heeft vastgesteld;
      • verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is.

 

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. opgaande beplanting;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' ook voor geluidscherm;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - mountainbiketrail' ook ten behoeve van een mountainbiketrail.

met de daarbij behorende:

  • f. andere groenvoorzieningen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  • h. werken, geen bouwwerken zijnde;
  • i. paden.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 9 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van een geluidscherm mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum hoogte' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

6.3 Nadere eisen
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • b. de verkeersveiligheid;
    • c. een goede milieusituatie;
    • d. de bereikbaarheid voor hulpdiensten;
    • e. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden;
    • f. de landschappelijke inpassing van de bebouwing;
    • g. architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
    • h. een ongestoorde ligging van kabels en leidingen.

  • 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 17.1 van toepassing.

6.4 Afwijking van de bouwregels
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Gebruik strijdig met de bestemming

Als gebruik strijdig met de bestemming wordt aangemerkt het verharden van onverharde paden.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels
  • 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.1 ten behoeve van het aanleggen van in- en uitritten om aangrenzende gebouwen en terreinen te kunnen bereiken en verlaten. De breedte van een in- en uitrit mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • 2. Het afwijken kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • b. de verkeersveiligheid;
    • c. de bereikbaarheid voor hulpdiensten;
    • d. de gebruiksmogelijkheden van de nabijgelegen gronden.

6.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • a. het vergraven, egaliseren en ophogen van gronden;
    • b. het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas
    • c. het verbreden en verharden van paden, het aanleggen van wegen en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
    • d. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
    • e. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief en/of educatief medegebruik;
    • f. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tengevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten.

  • 2. Het in artikel 6.7, eerste lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • a. het normale onderhoud betreffen;
    • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    • c. de uitvoering van het verplichte inrichtingsplan betreffen.

  • 3. De werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, zijn in strijd met het bestemmingsplan indien door de uitvoering daarvan, dan wel door de direct of indirect te verwachten gevolgen, onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarde, bedoeld in artikel 6.1, en hieraan door het stellen van voorwaarden onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 7 Natuur

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuur(wetenschappe)lijke waarde en de landschappelijke waarde;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - klimbos' ook voor klimbos;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natuurbegraafplaats' ook voor natuurbegraafplaats;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - uitkijktoren' ook voor uitkijktoren;
  • e. houtproductie als gevolg van bos- en/of natuurbeheer;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. extensief recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  • g. bestaande infrastructurele voorzieningen;
  • h. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' ook voor overnachtingsdoeleinden in de vorm van een groepskampeerterrein;

met de daarbij behorende:

  • l. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • m. werken, geen bouwwerken zijnde;
  • n. paden.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geldt dat:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - uitkijktoren' mag de bouwhoogte niet meer dan 14 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

7.3 Nadere eisen
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:
    • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • b. de verkeersveiligheid;
    • c. een goede milieusituatie;
    • d. de bereikbaarheid voor hulpdiensten;
    • e. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden;
    • f. de landschappelijke inpassing van de bebouwing;
    • g. architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
    • h. een ongestoorde ligging van kabels en leidingen.

  • 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 17.1 van toepassing.

7.4 Afwijken van de bouwregels
  • 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 7.2 onder a, voor wat betreft het bouwen van gebouwen, en toestaan dat onderhoudsgebouw ten behoeve van onderhoud worden gebouwd, met inachtneming van het volgende:
  • a. het aantal gebouwen mag per 100 hectare natuurgebied niet meer dan 1 bedragen;
  • b. aangetoond dient te zijn dat het gebouw noodzakelijk is uit oogpunt van beheer;
  • c. de oppervlakte van een gebouw bedraagt niet meer dan 30 m2;
  • d. de goothoogte bedraagt niet meer dan 2,5 m;
  • e. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
  • f. aangetoond dient te worden dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschapswaarden dan wel dat hieraan door het nemen van maatregelen voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie.

  • 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 7.2 voor wat betreft de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken en toestaan dat een uitkijktoren wordt gebouwd met een hogere bouwhoogte, mits:
  • a. de bouwhoogte niet meer dan 15 m bedraagt;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit;
  • c. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. geen significante aantasting van ecologische waarden plaatsvindt en is aangetoond dat het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid niet leidt tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie.

7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Als gebruik overeenkomstig met de bestemming wordt aangemerkt:

ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - klimbos' het gebruik van de gronden voor een theaterkuil met een maximum oppervlakte van 100 m2 en een maximum diepte van 0,4 m.

7.5.2 Gebruik strijdig met de bestemming

Als gebruik strijdig met de bestemming wordt aangemerkt:

  • a. het verharden van onverharde paden;
  • b. het gebruik waarbij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - klimbos' het gemeten bronniveau afkomstig van de toe te passen geluidarme materialen hoger is dan 87 dB(A) en waarbij het geluidniveau op de gevels van geluidgevoelige objecten daarbuiten hoger is dan 45 dB(A);
  • c. het gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - klimbos' in de avond- en nachtperiode (19:00 - 23:00 uur en 23:00 - 7:00 uur), met uitzondering van maximaal zes dagen per jaar in de avondperiode;
  • d. het gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - klimbos beperkt' voor de volgende activiteiten:
  • tokkels of ziplines, waar de deelnemers hangend aan een katrol zichzelf naar beneden laten glijden;
  • skateboards, waarbij de deelnemers zich van boom naar boom voortbewegen per skateboard op staalkabels en via katrollen;
  • reuze ballen/skippy ballen, waarbij deelnemers tussen ballen door zich naar de overkant moeten bewegen;
  • activiteiten die voor wat betreft hun geluidsinvloed op de omgeving met de hiervoor genoemde activiteiten vergelijkbaar zijn;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natuurbegraafplaats' het toepassen van grafmonumenten van verduurzaamd hout, kunststof, steen of andere niet organische materialen.

7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • a. het vergraven, egaliseren en ophogen van gronden;
    • b. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
    • c. het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas
    • d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte verhardingen;
    • e. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
    • f. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief en/of educatief medegebruik;
    • g. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tengevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
    • h. diepploegen, zijnde het extra diep - circa 0,4 m of meer - omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd.

  • 2. Het in artikel 7.6, eerste lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • a. het normale onderhoud betreffen;
    • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    • c. de uitvoering van het verplichte inrichtingsplan betreffen;
    • d. genoemd zijn in artikel 7.5.1 en plaatsvinden binnen de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - klimbos';
    • e. genoemd zijn in artikel 7.6, eerste lid onder a. tot en met c. en plaatsvinden binnen de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natuurbegraafplaats'.

  • 3. De werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, zijn in strijd met het bestemmingsplan indien door de uitvoering daarvan, dan wel door de direct of indirect te verwachten gevolgen, onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarde, bedoeld in artikel 7.1, en hieraan door het stellen van voorwaarden onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woningen;
  • b. het gebruik als omschreven in artikel 8.5.1.

met daarbij behorende:

  • c. gebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. werken, geen bouwwerken zijnde;
  • f. tuinen, landschappelijke beplanting, erven en parkeerplaatsen;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. een bed & breakfast.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  • b. indien in een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven, mag uitsluitend worden gebouwd in het bouwvlak;

8.2.2 Woning

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één woning worden gebouwd, uitgezonderd ter plaatse van:
    • 1. de aanduiding 'maximum aantal woningen', want daar geldt als maximum aantal woningen het aantal zoals op de verbeelding is aangegeven;
    • 2. de aanduiding 'woning uitgesloten', want daar mogen geen woningen worden gebouwd;
  • b. bij vervangende nieuwbouw dient een woning te worden gebouwd ter plaatse van de bestaande woning;
  • c. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 660 m3, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)', want daar geldt de maximum inhoud zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • d. de goothoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 3,5 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', want daar geldt de maximum goothoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • e. de bouwhoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 10 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', want daar geldt de maximum bouwhoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • f. onder een woning is een onderbouw toegestaan, waarbij geldt dat de ruimte tussen de onderzijde van de begane grondvloer en maaiveld meetelt voor de inhoud van de woning.

8.2.3 Woongebouw

Voor het bouwen van een woongebouw gelden de volgende bepalingen:

  • a. een woongebouw dient twee woningen te omvatten, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding: 'maximum aantal wooneenheden', want daar geldt als maximum aantal woningen het aantal zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • b. bij vervangende nieuwbouw dient het woongebouw te worden gebouwd ter plaatse van het bestaande woongebouw;
  • c. indien de aanduiding 'minimum volume' is aangegeven, mag de inhoud van een woongebouw niet minder bedragen dan op de verbeelding is weergegeven;
  • d. de inhoud van een woongebouw mag niet meer bedragen dan 800 m3, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)', want daar geldt de maximum inhoud zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • e. een woongebouw dient in hoofdzaak een niet-gelede hoofdbouwmassa te hebben;
  • f. de goothoogte van het woongebouw mag niet meer bedragen dan 3,5 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', want daar geldt de maximum goothoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • g. de bouwhoogte van het woongebouw mag niet meer bedragen dan 10 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), bouwhoogte (m)', want daar geldt de maximum bouwhoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • h. onder een woongebouw is een onderbouw toegestaan, waarbij geldt dat de ruimte tussen de onderzijde van de begane grondvloer en maaiveld meetelt voor de inhoud van het woongebouw.

8.2.4 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte aan bijgebouwen per woning mag niet meer bedragen dan 80 m2, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)', want daar geldt de maximum oppervlakte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • b. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. onder bijgebouwen zijn onderbouwen toegestaan, met dien verstande dat de oppervlakte aan onderbouwen niet meer mag bedragen dan 80 m2.

8.2.5 Kleine woning

Voor het bouwen van een kleine woning gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kleine woning' is één kleine woning toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', want daar geldt dat aantal als maximum aantal kleine woningen dat op de verbeelding is weergegeven;
  • b. bij vervangende nieuwbouw dient de kleine woning te worden gebouwd ter plaatse van de bestaande kleine woning;
  • c. de inhoud van de kleine woning mag niet meer bedragen dan 350 m3, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)', want daar geldt de maximum inhoud zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', want daar geldt de maximum goothoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', want daar geldt de maximum bouwhoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • f. onder een kleine woning is een onderbouw toegestaan, waarbij geldt dat de ruimte tussen de onderzijde van de begane grondvloer en maaiveld meetelt voor de inhoud van de kleine woning.

8.2.6 Bijgebouwen bij kleine woning

Voor het bouwen van bijgebouwen bij een kleine woning gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrije situering' mag in afwijking van het bepaalde onder 8.2.1, sub a voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de totale oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 40 m2, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)', want daar geldt de maximum oppervlakte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • e. onder bijgebouwen zijn onderbouwen toegestaan, met dien verstande dat de oppervlakte aan onderbouwen niet meer mag bedragen dan 40 m2.

8.2.7 Woonwagenstandplaats

Voor een standplaats van een woonwagen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'aantal wooneenheden' mogen niet meer standplaatsen worden gecreëerd dan op de verbeelding is weergegeven;
  • b. de inhoud van de woonwagen mag niet meer bedragen dan 300 m3;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m, gemeten vanaf de begane grondvloer, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', want daar geldt de maximum goothoogte (m) zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,0 m, gemeten vanaf de begane grondvloer, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', maximum bouwhoogte (m)', want daar geldt de maximum bouwhoogte (m) zoals op de verbeelding is weergegeven.

8.2.8 Bijgebouwen bij woonwagenstandplaats

Voor het bouwen van bijgebouwen bij een woonwagenstandplaats gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,5m;
  • b. de totale oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m2, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)', want daar geldt de maximum oppervlakte zoals op de verbeelding is weergegeven, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m2.

8.2.9 Agrarische nevenactiviteiten

Voor het bouwen van gebouwen voor agrarische nevenactiviteiten gelden de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte van de gebouwen voor agrarische nevenactiviteiten;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

8.2.10 Kantoor

Voor het bouwen van een kantoor gelden de volgende bepalingen:

  • a. het bouwen van een kantoor is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • b. uitsluitend de gebouwen die zijn toegestaan ten behoeve van een woning en de daarbij behorende bijgebouwen mogen geheel of gedeeltelijk worden gebouwd als of verbouwd tot kantoren;
  • c. de kantoren moeten blijven binnen de maatvoering die voor gebouwen is bepaald in artikel 8.2.2 en 8.2.4.

8.2.11 Onderhoudsgebouw

Voor het bouwen van een onderhoudsgebouw gelden de volgende bepalingen:

  • a. het bouwen van een onderhoudsgebouw is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'onderhoudsgebouw';
  • b. en onderhoudsgebouw moeten blijven binnen de maatvoering die voor gebouwen is bepaald in artikel 8.2.4 en 8.2.6, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'onderhoudsgebouw', want daar:
  • geldt de maximum oppervlakte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • telt de op de verbeelding opgenomen maximum oppervlakte niet mee bij de berekening van de oppervlakte aan bijgebouwen als bedoeld in artikel 8.2.4 en 8.2.6.

8.2.12 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 6 m met dien verstande dat bij paardrijbakken geen lichtmasten zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van een faunahotel mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de oppervlakte van een faunahotel mag niet meer bedragen dan 1 m²;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • f. de oppervlakte van overkappingen telt mee bij de berekening van de oppervlakte aan bijgebouwen als bedoeld in artikel 8.2.4, artikel 8.2.6 of artikel 8.2.10.

8.3 Nadere eisen
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • b. de verkeersveiligheid;
    • c. een goede milieusituatie;
    • d. de bereikbaarheid voor hulpdiensten;
    • e. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden;
    • f. de landschappelijke inpassing van de bebouwing;
    • g. architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
    • h. een ongestoorde ligging van kabels en leidingen.

  • 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 17.1 van toepassing.

8.4 Afwijken van de bouwregels
  • 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.2.1, 8.2.2, 8.2.3 en/of 8.2.5 voor wat betreft de plaats van de woning, het woongebouw en/of de kleine woning en toestaan dat vervangende nieuwbouw op een andere plaats plaatsvindt of nieuwbouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak plaatsvindt, mits:
    • a. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie;
    • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.

  • 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.2.2 onder d of artikel 8.2.3 onder f voor wat betreft de maximum goothoogte van een woning of woongebouw en toestaan dat de goothoogte niet meer dan 6 m bedraagt, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.

  • 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.2.5 onder f voor wat betreft de maximum bouwhoogte van een kleine woning en toestaan dat de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedraagt, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.

  • 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.2.2 en artikel 8.2.5 voor wat betreft het toestaan dat binnen de inhoud van een woning of een kleine woning een tweede zelfstandige wooneenheid wordt gerealiseerd, mits:
    • a. de tweede wooneenheid rechtstreeks ten dienste staat van een situatie waarin mantelzorg verleend wordt binnen de woning of de kleine woning dan wel dat er sprake is van een zodanige relatie tussen de bewoners van de beide wooneenheden en van zodanige omstandigheden, dat in redelijkheid aannemelijk is dat men om reden van het mogelijk in de toekomst kunnen verlenen van mantelzorg in dezelfde woning of kleine woning wil wonen;
    • b. schriftelijke verklaringen worden overgelegd van de (hoofd)bewoners van beide wooneenheden waaruit blijkt dat er sprake is, of zo nodig zal zijn, van mantelzorg;
    • c. maximaal 35% van de totale (vloer)oppervlakte van de woning of de kleine woning, tot ten hoogste 65 m2, wordt benut voor de tweede wooneenheid;
    • d. de woning waarin de tweede wooneenheid wordt gerealiseerd in visueel opzicht de uitstraling van één woning behoudt;
    • e. de woning waarin de tweede wooneenheid wordt gerealiseerd een toegelaten inhoud heeft van meer dan 350 m3.
    • f. er sprake is van sloop van gebouwen, met een oppervlakte van ten minste 300 m2 inzetbare sloopmeters, met dien verstande dat:
      • indien de sloopmogelijkheden op het betreffende perceel volledig zijn benut, mag ook de sloopoppervlakte van meerdere locaties worden meegerekend om aan de vereiste sloopoppervlakte te komen;
      • monumentale gebouwen niet mogen worden gesloopt en niet mee tellen in de bepaling van de sloopoppervlakte;
      • de inzetbare sloopmeters afkomstig moeten zijn uit het buitengebied van de gemeente Barneveld, dan wel uit het buitengebied van een andere gemeente die het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 heeft vastgesteld;
      • verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is.

  • 5. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.2.3 voor wat betreft het toestaan dat binnen de inhoud van een woongebouw in plaats van twee woningen slechts één woning wordt gerealiseerd.

  • 6. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.2.1, onder a en/of b, en toestaan dat bijgebouwen voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd en/of buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits:
  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie.

  • 7. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de artikelen 8.2.2, 8.2.3 of 8.2.5 voor wat betreft de maximum inhoud van een woning, woongebouw of een kleine woning en toestaan dat een woning, woongebouw of kleine woning wordt gebouwd met een grotere inhoud tot maximaal 1.000 m3, of voor wat betreft de maximum inhoud van een woongebouw en toestaan dat een woongebouw wordt gebouwd met een grotere inhoud tot maximaal 1.500 m3, mits:
    • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit en mits de architectonische en/of cultuurhistorische waarden van de bebouwing niet in onevenredige mate worden geschaad;
    • b. er sprake is van sloop van gebouwen in de vorm van 1,5 m2 inzetbare sloopmeters per 1 m3 vergroting van de woninginhoud;

met dien verstande dat:

      • indien op het betreffende perceel per bestaande woning een daarbij behorende oppervlakte van meer dan 400 m2 aan al dan niet onder het overgangsrecht gebrachte of te brengen bijgebouwen aanwezig is, de sloopmogelijkheden boven die oppervlakte op het betreffende perceel volledig moeten zijn benut voordat de sloopoppervlakte van meerdere locaties mag worden meegerekend om aan de vereiste oppervlakte te komen;
      • monumentale gebouwen niet mogen worden gesloopt en niet mee tellen in de bepaling van de sloopoppervlakte;
      • de inzetbare sloopmeters afkomstig moeten zijn uit het buitengebied van de gemeente Barneveld, dan wel uit het buitengebied van een andere gemeente die het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 heeft vastgesteld;
      • verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is

  • 8. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.2.4 of artikel 8.2.6 voor wat betreft de maximum oppervlakte aan bijgebouwen en toestaan dat een grotere oppervlakte aan bijgebouwen wordt gebouwd, mits:
    • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit en mits de architectonische en/of cultuurhistorische waarden van de bebouwing niet in onevenredige mate worden geschaad;
    • b. de maximale gezamenlijke oppervlakte van de voor de functie wonen vergunde bijgebouwen bij een woning bedraagt 400 m2;
    • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie; 
    • d. er sprake is van de sloop van gebouwen in de vorm van 2 m2 inzetbare sloopmeters per 1 m2 extra oppervlakte aan bijgebouwen, met dien verstande dat:
      • geen sloop van gebouwen hoeft plaats te vinden voor het vergroten van de maximum oppervlakte aan bijgebouwen tot 250 m2 indien deze vergroting van de oppervlakte dient ter vervanging van een gelijke oppervlakte aan gebouwen die behoren bij de betreffende woning en onder het overgangsrecht vallen;
      • indien op het betreffende perceel per bestaande woning een daarbij behorende oppervlakte van meer dan 400 m2 aan al dan niet onder het overgangsrecht gebrachte of te brengen bijgebouwen aanwezig is, de sloopmogelijkheden boven die oppervlakte op het betreffende perceel volledig moeten zijn benut voordat de sloopoppervlakte van meerdere locaties mag worden meegerekend om aan de vereiste oppervlakte te komen;
      • monumentale gebouwen niet mogen worden gesloopt en niet mee tellen in de bepaling van de sloopoppervlakte;
      • de inzetbare sloopmeters afkomstig moeten zijn uit het buitengebied van de gemeente Barneveld, dan wel uit het buitengebied van een andere gemeente die het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 heeft vastgesteld;
      • verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is.

  • 9. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.2.12 voor wat betreft de maximum hoogte van een faunahotel en toestaan dat de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt en/of voor wat betreft de oppervlakte van een faunahotel en toestaan dat het oppervlakte maximaal 6 m² bedraagt mits:
  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit;
  • b. de architectonische en/of cultuurhistorische waarden van de bebouwing niet in onevenredige mate worden geschaad.

8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Als gebruik overeenkomstig de bestemming wordt aangemerkt:

  • a. gebruik van ruimten binnen de 'woning', een 'woongebouw' of 'kleine woning' ten behoeve van de uitoefening van één of meer aan huis verbonden beroep en/of kleinschalig bedrijf, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 35% van de (vloer)oppervlakte van de woning of kleine woning, tot ten hoogste 60 m2 bij een 'woning' of een 'woongebouw' en 35 m2 bij een 'kleine woning' mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroep en/of kleinschalig bedrijf;
    • 2. degene die de onder a genoemde activiteiten in de 'woning', het 'woongebouw' of 'kleine woning' uitvoert, tevens de bewoner van deze woning dient te zijn;
    • 3. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan.

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal kamerverhuur' mag het aantal onzelfstandige woonruimten niet meer bedragen dan op de verbeelding is weergegeven;

  • c. voor een bed & breakfast geldt dat daarvoor niet meer dan twee kamers in de woning mogen worden gebruikt met maximaal twee bedden per kamer en dat het parkeren op eigen terrein plaatsvindt.

  • d. het hobbymatig houden van vee, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geen hobbymatig vee', want daar is agrarisch hobbymatig gebruik voor zover het ziet op het houden van dieren niet toegestaan.

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'atelier' is ook de verkoop van kunstwerken toegestaan.

  • f. het gebruik van grond voor het plaatsen van zonnecollectoren, mits:
    • 1. de zonnecollectoren geplaatst worden achter de voorgevelrooilijn
    • 2. de totale oppervlakte die gebruikt wordt voor het plaatsen van zonnecollectoren maximaal 150 m2 bedraagt;
    • 3. de aanwezige daken van woning(en) en bijgebouwen onvoldoende geschikt zijn door draagconstructie, vorm, monumentale waarde, afmeting of oriëntatie om de zonnecollectoren op te bevestigen;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.

8.6 Afwijken van de gebruiksregels
  • 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.5.1 onder a ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en/of kleinschalig bedrijf in een bijgebouw, mits:
    • a. maximaal 25% van de totale (vloer)oppervlakte van de 'woning', het 'woongebouw' of de 'kleine woning' en de bijgebouwen wordt gebruikt voor het aan huis verbonden beroep en/of het kleinschalige bedrijf;
    • b. de totale gezamenlijke (vloer)oppervlakte die wordt aangewend voor het aan huis verbonden beroep en/of kleinschalig bedrijf niet meer bedraagt dan 60 m2 bij een 'woning' of 'woongebouw' en 35 m2 bij een 'kleine woning';
    • c. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie.

  • 2. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.5.1 en het gebruik van de bijgebouwen bij de woning ten behoeve van een bed & breakfast toestaan, mits:
    • a. dit niet meer dan twee kamers betreft met maximaal twee bedden per kamer;
    • b. er in die bijgebouwen geen keuken aanwezig is;
    • c. de oppervlakte van de ruimte in gebruik voor bed & breakfast niet meer bedraagt dan 60 m2;
    • d. het parkeren plaatsvindt op eigen terrein

  • 3. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.1 en de onzelfstandige huisvesting van één of meer huishoudens toestaan, mits wordt voldaan aan de minimale oppervlakte zoals genoemd in de Verordening doelgroepen sociale woningbouw en middenhuur gemeente Barneveld, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • a. de brandveiligheid;
    • b. de externe veiligheid;
    • c. de verkeersveiligheid;
    • d. de sociale veiligheid;
    • e. de milieusituatie;
    • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; en
    • g. aangetoond dient te worden dat de woningen passen binnen de Woonvisie 2021-2025 'Wonen voor Jong en Oud';
    • h. alsmede dat voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein is gewaarborgd;

  • 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.5.1 onder b ten behoeve van het gebruik van grond als paardrijbak waarbij de paardrijbak ligt voor de voorgevelrooilijn, mits:
    • a. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie;
    • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschapswaarden, tenzij hieraan door het nemen van maatregelen voldoende tegemoet kan worden gekomen.

  • 5. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.1 en de stalling van caravans, campers en boten van derden toestaan, mits deze plaatsvindt in bestaande gebouwen.

8.7 Wijzigingsbevoegdheid
8.7.1 'Agrarisch'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Wonen' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' en daarbij een bouwvlak opnemen ten behoeve van de vestiging van een agrarisch bedrijf en daarbij de aanduiding 'maximum volume' (m3) opnemen, de bestemming wijzigen in 'Groen' en voorwaardelijke verplichting in de regels opnemen, mits:

  • a. de bestemming 'Wonen' ligt ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied', uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernrandzone';
  • b. aannemelijk is gemaakt dat na omschakeling een toekomstbestendig en volwaardig agrarisch bedrijf ontstaat;
  • c. landschappelijke inpassing plaatsvindt op basis van een overgelegd landschapsplan, waaraan door burgemeester en wethouders goedkeuring is verleend;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschapswaarden, tenzij hieraan door het nemen van maatregelen voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • e. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • f. geen significante aantasting plaatsvindt van ecologische waarden en is aangetoond dat het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid niet leidt tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie;
  • h. het bouwvlak een oppervlakte heeft die niet meer bedraagt dan 1,5 hectare;
  • i. voor het toekennen van de bestemming 'Agrarisch' met een bouwvlak saldo beschikbaar is binnen de component aantal bouwvlakken van de salderingsregistratie;
  • j. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 660 m3, tenzij het bestaande volume groter is, dan moet de grotere inhoud als maximum volume worden aangehouden voor de bedrijfswoning.

8.7.2 'Bedrijf - Niet agrarisch'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Wonen' en de bestemming 'Agrarisch' voor zover deze direct grenst aan de bestemming 'Wonen' wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - Niet agrarisch' en daarbij de aanduiding 'maximum volume' (m3) of de bestemming 'Groen' en voorwaardelijke verplichtingen opnemen in de regels, met inachtnaming van de volgende regels:

  • a. de (vloer)oppervlakte van de bebouwing ten behoeve van de nieuwe bestemming mag niet meer bedragen dan 1.000 m2, met dien verstande dat de (vloer)oppervlakte niet meer mag bedragen dan 750 m2 ter plaatse van:
      • de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur';
      • de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied';
      • de dubbelbestemming 'waarde - openheid en reliëf';
  • b. het terrein dient te worden voorzien van een goede landschappelijke inpassing;
  • c. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • d. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel als onzelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
  • e. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • f. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de milieusituatie;
  • g. geen significante aantasting plaatsvindt van ecologische waarden;
  • h. bij een wijziging naar de bestemming 'Bedrijf - Niet agrarisch' zijn uitsluitend bedrijven toegestaan die genoemd worden in Bijlage '4 Staat van Bedrijfsactiviteiten' onder categorie 1 en 2, mits het geen Wgh-inrichtingen of Bevi-inrichtingen betreft;
  • i. er dient sprake te zijn van sloop (en hergebruik) van gebouwen, waarbij de volgende eisen gelden:

Bedrijf - Niet agrarisch   Benodigde inzetbare sloopmeters  
Bedrijfsrecht   100 m2  
Per m2 vloeroppervlakte van 0 tot en met 500 m2   2 m2  
Per m2 vloeroppervlakte van 501 tot en met 1.000 m2   3 m2  

met dien verstande dat:

      • indien de oppervlakte van de te realiseren bedrijfsgebouwen meer bedraagt dan 300 m2, van de te slopen oppervlakte minimaal 500 m2 gesloopt moet worden op het perceel waarop deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast;
      • alle bebouwing dient te worden gesloopt, met uitzondering van de bestaande woning(en) en de daaraan toe te rekenen bijgebouwen, tenzij het (een) gebouw(en) betreft welke met toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid word(t)(en) ingezet voor hergebruik;
      • uitsluitend indien de sloopmogelijkheden op het betreffende perceel volledig zijn benut, mag ook de sloopoppervlakte van meerdere locaties worden meegerekend om aan de vereiste sloopoppervlakte te komen;
      • bij de berekening van de sloopoppervlakte de bestaande woning (inclusief minimaal 80 m2 aan daaraan toe te rekenen bijgebouwen) en indien aanwezig de kleine woning (inclusief minimaal de daaraan toe te rekenen bijgebouwen als aangegeven in artikel 8.2.6) buiten beschouwing wordt gelaten;
      • monumentale gebouwen niet mogen worden gesloopt en niet meetellen in de bepaling van de sloopoppervlakte;
      • de inzetbare sloopmeters afkomstig moeten zijn uit het buitengebied van de gemeente Barneveld, dan wel uit het buitengebied van een andere gemeente die het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 heeft vastgesteld;
      • verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is;

  • j. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 660 m3.

8.7.3 'Bedrijf - Landelijk', 'Cultuur en ontspanning', 'Maatschappelijk', 'Recreatie' of 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Wonen' en de bestemming 'Agrarisch' voor zover deze direct grenst aan de bestemming 'Wonen' wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - Landelijk', maximum volume' (m3) of de bestemming, de bestemming wijzigen in 'Groen' en een voorwaardelijke verplichting(en) in de regels opnemen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de (vloer)oppervlakte van de bebouwing ten behoeve van de nieuwe bestemming mag niet meer bedragen dan 1.000 m2, met dien verstande dat de (vloer)oppervlakte niet meer mag bedragen dan 750 m2 ter plaatse van:
      • de aanduiding overige zone - ecologische hoofdstructuur;
      • de aanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied;
      • de dubbelbestemming 'waarde - openheid en reliëf'.
  • b. het terrein dient te worden voorzien van een goede landschappelijke inpassing;
  • c. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • d. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel als onzelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
  • e. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • f. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de milieusituatie;
  • g. geen significante aantasting plaatsvindt van ecologische waarden;
  • h. bij een wijziging naar de bestemming 'Bedrijf - Landelijk' zijn uitsluitend bedrijven toegestaan die genoemd worden in de Bijlage 4 Staat van Bedrijfsactiviteiten onder categorie 1 en 2, mits het geen Wgh-inrichtingen of Bevi-inrichtingen betreft;
  • i. er dient sprake te zijn van sloop (en hergebruik) van gebouwen, waarbij de volgende eisen gelden:

Bedrijven, niet zijnde Bedrijf - Niet agrarisch   Benodigde inzetbare sloopmeters  
Bedrijfsrecht   100 m2  
Per m2 vloeroppervlakte van 0 tot en met 1.000 m2   2 m2  

met dien verstande dat:

  • indien de (vloer)oppervlakte van de te realiseren bedrijfsgebouwen meer bedraagt dan 300 m2, van de te slopen (vloer)oppervlakte minimaal 500 m2 inzetbare sloopmeters gesloopt moet worden op het perceel waarop deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast;
  • alle bebouwing dient te worden gesloopt, met uitzondering van de bestaande woning(en) en de daaraan toe te rekenen bijgebouwen, tenzij het (een) gebouw(en) betreft welke met toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid word(t)(en) ingezet voor hergebruik;
  • uitsluitend indien de sloopmogelijkheden op het betreffende perceel volledig zijn benut, mag de sloopoppervlakte van meerdere locaties worden meegerekend om aan de vereiste sloopoppervlakte te komen;
  • bij de berekening van de sloopoppervlakte de bestaande woning (inclusief minimaal 80 m2 aan daaraan toe te rekenen bijgebouwen) en indien aanwezig de kleine woning (inclusief minimaal de daaraan toe te rekenen bijgebouwen als aangegeven in artikel 20.2.6) buiten beschouwing wordt gelaten;
  • monumentale gebouwen niet mogen worden gesloopt en niet meetellen in de bepaling van de sloopoppervlakte;
  • de inzetbare sloopmeters afkomstig moeten zijn uit het buitengebied van de gemeente Barneveld, dan wel uit het buitengebied van een andere gemeente die het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 heeft vastgesteld;
  • verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is.
  • j. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 660 m3.

8.7.4 Woongebouw + bestemming 'Groen'

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woongebouw' en 'maximum volume' opnemen ten behoeve van de bouw van twee woningen in één gebouw, de bestemming wijzigen in 'Groen' en voorwaardelijke verplichting in de regels opnemen, met inachtneming van het volgende:

  • a. het realiseren van een tweede woning in één gebouw mag uitsluitend plaatsvinden wanneer in het verlengde van eerder verleende gemeentelijke medewerking voor inwoning feitelijk een situatie is ontstaan die in belangrijke mate vergelijkbaar is met twee (nagenoeg) zelfstandige woningen;
  • b. er moet sprake zijn van de sloop van gebouwen met een oppervlakte van ten minste 300 m2 inzetbare sloopmeters ten behoeve van het recht op de tweede woning, vermeerderd met 1,5 m2 per 1 m3 waarmee de inhoud van het woongebouw mag worden vergroot ten opzichte van de op grond van dit plan toegestane inhoud van de bestaande woning, tot een maximum inhoud van 1.500 m3;

met dien verstande dat er geen sloopverplichting van 300 m2 geldt ten behoeve van het recht op een tweede woning, wanneer:

      • in het verlengde van eerder verleende gemeentelijke medewerking voor inwoning feitelijk voor 1 januari 1988 een situatie is ontstaan die in belangrijke mate vergelijkbaar is met twee (nagenoeg) zelfstandige woningen;
      • de inwoning aantoonbaar onafgebroken heeft plaatsgevonden sinds 1 januari 1988;
  • c. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad.

8.7.5 Woongebouw in monumentaal gebouw

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woongebouw' en 'maximum volume' opnemen ten behoeve van de bouw van twee woningen in één monumentaal gebouw, met inachtneming van het volgende:

  • a. de vestiging mag uitsluitend plaatsvinden in een rijksmonument of gemeentelijk monument;
  • b. de cultuurhistorische waarde van het gebouw mag niet worden aangetast;
  • c. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad.

8.7.6 Toename twee extra woningen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Wonen' en de bestemming 'Agrarisch' voor zover deze direct grenst aan de bestemming 'Wonen' wijzigen om de bouw van maximaal twee extra woningen (ten opzichte van het bestaande aantal woningen en/of kleine woningen) mogelijk te maken en daarbij de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woongebouw', de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' en/of aanduidingen opnemen over de inhoud van de woning en de oppervlakte aan bijgebouwen, de bestemming wijzigen in 'Groen' en voorwaardelijke verplichting in de regels opnemen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de inhoud van een woning die geen deel uitmaakt van een woongebouw mag niet minder dan 350 m3 en niet meer dan 1.000 m3 bedragen;
  • b. per woning geldt een basisrecht van 80 m2 bijgebouw. Voor een groter oppervlakte aan bijgebouw zijn inzetbare sloopmeters vereist overeenkomstig het bepaalde in artikel 8.4 lid 8 ;
  • c. indien het nieuwe bestemmingsvlak kleiner is dan het te wijzigen bestemmingsvlak, kan op een deel van de gronden de bestemming 'Agrarisch' worden gelegd met daarbij dubbelbestemmingen en/of gebiedsaanduidingen indien en voor zover deze ook op aangrenzende gronden met de bestemming 'Agrarisch' liggen;
  • d. het terrein dient te worden voorzien van een goede landschappelijke inpassing;
  • e. er moet sprake zijn van een clustering van gebouwen, waarbij de vorm van het nieuwe bestemmingsvlak is afgestemd op zowel het omringende landschap als de belangen van derden;
  • f. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • g. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de milieusituatie;
  • h. waar wordt gesproken over een nieuw bestemmingsvlak kan in plaats daarvan ook gekozen worden voor meerdere bestemmingsvlakken met de bestemming 'Wonen' die voor de toepassing van de regels in dit lid, samen gelden als het nieuwe bestemmingsvlak;
  • i. er dient sprake te zijn van sloop (en hergebruik) van gebouwen, waarbij de volgende eisen gelden:

Per woning   Benodigde inzetbare sloopmeters  
Woningrecht   300 m2  
Per m3 woninginhoud   1,5 m2  

met dien verstande dat:

      • van de te slopen oppervlakte minimaal 500 m2 inzetbare sloopmeters gesloopt moet worden op het perceel waarop deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast;
      • alle bebouwing dient te worden gesloopt, behoudens de bestaande woning met daarbij behorende bijgebouwen, tenzij het een gebouw(en) betreft welke met toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ingezet voor hergebruik;
      • indien op het betreffende perceel per bestaande woning een daarbij behorende oppervlakte van meer dan 400 m2 aan al dan niet onder het overgangsrecht gebrachte of te brengen bijgebouwen aanwezig is, de sloopmogelijkheden boven die oppervlakte op het betreffende perceel volledig moeten zijn benut voordat de sloopoppervlakte van meerdere locaties mag worden meegerekend om aan de vereiste oppervlakte te komen ;
      • bij de berekening van de sloopoppervlakte de bestaande woning (inclusief minimaal 80 m2 aan daaraan toe te rekenen bijgebouwen) en indien aanwezig de kleine woning (inclusief minimaal de daaraan toe te rekenen bijgebouwen als aangegeven in artikel 8.2.6 buiten beschouwing wordt gelaten;
      • monumentale gebouwen niet mogen worden gesloopt en niet meetellen in de bepaling van de sloopoppervlakte;
      • de inzetbare sloopmeters afkomstig moeten zijn uit het buitengebied van de gemeente Barneveld, dan wel uit het buitengebied van een andere gemeente die het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 heeft vastgesteld;
      • verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is.

8.7.7 Verwijderen 'agrarische nevenactiviteit'

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarische nevenactiviteit' verwijderen, indien de agrarische nevenactiviteiten zijn beëindigd.

8.7.8 Omzetten woning in woongebouw

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woongebouw' opnemen ten behoeve van het omzetten van de bestaande woning naar een woongebouw met twee woningen, en/of aanduidingen opnemen over de inhoud van woningen en/of de oppervlakte aan bijgebouwen, de bestemming wijzigen in 'Groen' en voorwaardelijke verplichtingen opnemen in de regels, met inachtneming van het volgende:

  • a. bij de extra woning geldt een basisrecht van 80 m2 bijgebouw;
  • b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de milieusituatie;
  • c. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • d. het terrein dient te worden voorzien van een goede landschappelijke inpassing;
  • e. er dient sprake te zijn van sloop (en hergebruik) van gebouwen waarbij de volgende eisen gelden:

Per woning   Benodigde inzetbare sloopmeters  
Woningrecht   300 m2  
Per m3 vergroting   1,5 m2  
Basisrecht bijgebouw extra woning   160 m2  

met dien verstande dat:

  • de inhoud van een woongebouw mag niet meer bedragen dan 1.500 m3;
  • alle bebouwing dient te worden gesloopt, met uitzondering van de bestaande woning(en) en de daaraan toe te rekenen bijgebouwen, tenzij het (een) gebouw(en) betreft welke met toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid word(t)(en) ingezet voor hergebruik;
  • indien op het betreffende perceel per bestaande woning een daarbij behorende oppervlakte van meer dan 400 m2 aan al dan niet onder het overgangsrecht gebrachte of te brengen bijgebouwen aanwezig is, de sloopmogelijkheden boven die oppervlakte op het betreffende perceel volledig moeten zijn benut voordat de sloopoppervlakte van meerdere locaties mag worden meegerekend om aan de vereiste oppervlakte te komen;
  • monumentale gebouwen niet mogen worden gesloopt en niet meetellen in de bepaling van de sloopoppervlakte;
  • de inzetbare sloopmeters zijn afkomstig uit het buitengebied van de gemeente Barneveld, dan wel uit het buitengebied van een andere gemeente die het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 hebben vastgesteld;
  • verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is.

 

Artikel 9 Waarde - Archeologie 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.

9.2 Bouwregels
  • 1. Op of in deze gronden mogen, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 10.000 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt.

  • 2. Als artikel 9.2, eerste lid van toepassing is, dan mag desondanks worden gebouwd ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming (en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - indien de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld met een archeologisch onderzoeksrapport en/of advies van een archeologisch deskundige. In dat geval kan aan de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen de voorwaarde worden verbonden dat technische maatregelen worden getroffen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  • 3. Indien uit de hiervoor bedoelde onderzoeksrapportage en/of advies blijkt dat de archeologische waarden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag toch een omgevingsvergunning verlenen op voorwaarde dat:
  • opgravingen worden verricht en daarvan binnen twee jaar na inwerkingtreding van de omgevingsvergunning voor het bouwen rapportage wordt gedaan; en/of
  • een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, begeleidt.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • 1. Het is binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren over een oppervlakte van meer dan 10.000 m2:
    • a. grondbewerkingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
    • b. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken;
    • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.

  • 2. De vergunning kan worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden, hetgeen kan blijken uit een archeologische rapportage en/of advies van een archeologische deskundige.

  • 3. Het in artikel 9.3 lid 1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • a. behoren bij het normale onderhoud, gebruik en beheer, dan wel archeologisch onderzoek betreffen;
    • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    • c. ten dienste van archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd.

9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn of indien het rijksmonument is geschrapt uit het register op grond van de Erfgoedwet.

 

Artikel 10 Waarde - Archeologie 3

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.

10.2 Bouwregels
  • 1. Op of in deze gronden mogen, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 250 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt.

  • 2. Als artikel 10.2, eerste lid van toepassing is, dan mag desondanks worden gebouwd ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming (en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - indien de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld met een archeologisch onderzoeksrapport en/of advies van een archeologisch deskundige. In dat geval kan aan de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen de voorwaarde worden verbonden dat technische maatregelen worden getroffen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  • 3. Indien uit de hiervoor bedoelde onderzoeksrapportage en/of advies blijkt dat de archeologische waarden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag toch een omgevingsvergunning verlenen op voorwaarde dat:
  • opgravingen worden verricht en daarvan binnen twee jaar na inwerkingtreding van de omgevingsvergunning voor het bouwen rapportage wordt gedaan; en/of
  • een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, begeleidt.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • 1. Het is binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren over een oppervlakte van meer dan 250 m2 :
    • a. grondbewerkingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
    • b. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken;
    • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.

  • 2. De vergunning kan worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden, hetgeen kan blijken uit een archeologische rapportage en/of advies van een archeologisch deskundige.

  • 3. Het in artikel 10.3 lid 1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • a. behoren bij het normale onderhoud, gebruik en beheer, dan wel archeologisch onderzoek betreffen;
    • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    • c. ten dienste van archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd.

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn of indien het rijksmonument is geschrapt uit het register op grond van de Erfgoedwet.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Bouwen ten dienste van de bestemming

Er mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

12.2 Ondergronds bouwen
  • 1. Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van een onderbouw, danwel een onoverdekte toegangsconstructie voor een onderbouw, tenzij het een mestbassin of daarmee samenhangend of vergelijkbaar bouwwerk betreft;
  • 2. Het bouwen van een onderbouw en onoverdekte toegangsconstructie is uitsluitend toegestaan indien en voor zover dit in de regels uitdrukkelijk is bepaald;
  • 3. Indien de onderzijde van de begane grondvloer niet gelijk is aan het maaiveld, telt de ruimte tussen de onderzijde van de begane grondvloer en het maaiveld mee voor de inhoud van het gebouw;
  • 4. De bouwdiepte van een onderbouw mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

12.3 Ondergronds bouwwerk

Ongeacht het bepaalde in artikel 12.2 en de bestemming van de gronden is ondergronds bouwen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ondergronds bouwwerk'.

12.3.1 Bouwregels

In afwijking van hetgeen in de bestemmingsregels is bepaald onder meer omtrent de oppervlakte van een bouwwerk, mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ondergronds bouwwerk' een ondergronds bouwwerk worden gebouwd.

12.4 Inpandige bijgebouwen

Indien een bijgebouw wordt gerealiseerd overeenkomstig het bepaalde in de tweede volzin van artikel 1.27:

  • a. telt dit bijgebouw niet mee voor de bepaling van de inhoud van de woning;
  • b. telt de (vloer)oppervlakte van dit gebouw mee als oppervlakte aan bijgebouwen.

12.5 Dove gevel
12.5.1 Specifieke bouwaanduiding - dove gevel

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' is het bouwen van woningen en andere geluidsgevoelige objecten uitsluitend toegestaan als de gevel(s) ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' worden gebouwd en in stand te worden gehouden als een dove gevel.

12.5.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van artikel 12.5 ten aanzien van het bepaalde omtrent dove gevels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' en toestaan dat één of meer gevels niet als dove gevel worden gerealiseerd, mits door middel van een akoestisch onderzoek is aangetoond dat er uit akoestisch oogpunt geen noodzaak is voor een dove gevel.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

13.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Als gebruik overeenkomstig de bestemming wordt aangemerkt:

  • 1. het aanleggen van kabels en/of leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    • a. hoogspanningsleidingen;
    • b. buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is,
    • c. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer.

  • 2. het gebruiken van een woning voor particuliere vakantie-verhuur met dien verstande dat:
  • a. dit niet meer dan 60 nachten per kalenderjaar is;
  • b. geen onevenredige aantasting van de milieusituatie plaatsvindt;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig wordt aangetast; en
  • d. parkeren op eigen terrein plaatsvindt.

  • 3. het gebruik van grond als paardrijbak, mits:
    • a. de paardrijbak wordt gebruikt ten dienste van bewoners van de bedrijfswoning of de 'kleine woning' die ligt in het bouwvlak waartoe de paardrijbak behoort;
    • b. de paardrijbak binnen een bouwvlak dan wel aansluitend aan het bouwvlak ligt waartoe de paardrijbak behoort;
    • c. de paardrijbak achter de voorgevelrooilijn ligt;
    • d. de oppervlakte van de paardrijbak niet meer dan 800 m2 bedraagt, met dien verstande dat de oppervlakte van de paardrijbak bij een gebruiksgerichte paardehouderij niet meer bedraagt dan 1.200 m2 ;
    • e. afstand tot een woning van een derde niet minder dan 50 m bedraagt.

13.2 Gebruik strijdig met de bestemming

Als gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a. het (laten) gebruiken van de gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor bij de bestemming passend gebruik;
  • b. het (laten) gebruiken van gronden voor sport- en wedstrijdterreinen, uitgezonderd het gebruik dat in Hoofdstuk 2 uitdrukkelijk is toegestaan;
  • c. het (laten) gebruiken van gronden voor motor- en modelvliegtuigsport;
  • d. het (laten) gebruiken van gronden voor een seksinrichting dan wel coffeeshop;
  • e. het (laten) gebruiken van gronden voor een landingsplaats voor vliegtuigen, helikopters en/of ultralighthelikopters, niet zijnde traumahelikopters;
  • f. het (laten) gebruiken van gronden voor camperterrein / - plaats.

13.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 13.2 onder g. ten behoeve van het realiseren van een camperterrein / - plaats met dien verstande dat:

  • a. er ruimte mag worden geboden aan maximaal 8 camperplaatsen per terrein voor camperplaatsen;
  • b. maximaal 5 nieuwe camperterreinen buiten reguliere terreinen binnen de gemeente Barneveld zijn toegestaan;
  • c. een camperterrein niet binnen 500 meter van een verblijfsrecreatieterrein (inclusief kleinschalig kampeerterrein) mag worden gerealiseerd;
  • d. het camperterrein alleen wordt voorzien van een water- en/of elektra-aansluiting;
  • e. de camperplaatsen alleen mogen worden gebruikt voor wisselend en kortdurend verblijf (maximaal 2 nachten);
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie; en
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

13.4 Parkeernormen
  • 1. Voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (zoals nieuwbouw- of verbouwplannen) waarvoor een omgevingsvergunning verplicht is, geldt dat voldoende parkeerplaatsen aanwezig dienen te zijn (en te blijven) conform de Nota Parkeernormen 2020 (bijlage 2). Indien de nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met die wijziging.
  • 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor het vergroten van een woning.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

14.1 Voorwaardelijke verplichting
14.1.1 overige zone - voorwaardelijke verplichting 1

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting 1' geldt - in afwijking van de daar geldende bestemming(en) - dat het gebruik volgens de bestemming(en) alleen is toegestaan op voorwaarde dat binnen twee jaar na het inwerkingtreden van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de woning, zoals bedoeld in artikel 8 de gronden binnen deze bestemming zijn ingericht en vervolgens ingericht blijven overeenkomstig het inrichtingsplan en beheersplan, zoals opgenomen in Bijlage 14.1.1; Indien niet aan deze verplichting wordt voldaan is het als zodanig gebruiken van de gronden waarvoor een verplichte inrichting is voorgeschreven in strijd met deze bestemming.

14.2 Overige zone - kernrandzone

Ongeacht de bestemming van de gronden zijn ter plaatse van de aanduiding 'overige zone- kernrandzone' specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Wonen'.

14.3 Reconstructiewetzone - verwevingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – verwevingsgebied' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij de bestemming 'Agrarisch'.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

15.1 Algemene afwijkingsregels
  • 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan:
    • a. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de grens of de richting van wegen, parkeerstroken, paden, bermen en sloten en ligging van bebouwingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de werkelijke toestand van het terrein, die bij de uitmeting blijkt, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is weergegeven niet meer dan 10 m zijn;
    • b. ten behoeve van het bouwen in afwijking van de bepalingen ten aanzien van de afmetingen van de bebouwing met uitzondering van oppervlakte en inhoudsmaten, mits de afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan weergegeven maten;
    • c. voor wat betreft de maximum inhoud van een inpandige (voormalige) bedrijfswoning in een (voormalig) agrarisch bedrijfsgebouw en toestaan dat een woning wordt gebouwd met een grotere inhoud, mits (indien aanwezig) de bestaande architectonische en/of cultuurhistorische waarde van het (voormalige) agrarische bedrijfsgebouw blijft gehandhaafd dan wel wordt versterkt;
    • d. voor wat betreft het toestaan dat de gronden in afwijking van het bepaalde in artikel 14.1, op een andere gelijkwaardige wijze worden ingericht en in stand worden gehouden dan is bepaald in het inrichtingsplan en beheersplan, zoals opgenomen in bijlage 14.1.1, mits:
      • de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit;
      • de gemeentelijke landschapsadviseur akkoord gaat met de voorgestelde andere gelijkwaardige wijze van inrichting;
    • e. ten behoeve van het realiseren van buitengevelisolatie (met nieuwe gevelbekleding) aan een bestaand gebouw of bouwwerk en toestaan dat de goot- en bouwhoogte, de grenzen van een bouwvlak en de inhoud worden overschreden, mits:
      • de overschrijding beperkt blijft tot een afstand van 0,5 m;
      • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld
      • indien er sprake is van een gemeentelijk of rijksmonument, na advies van de daartoe aangewezen adviescommissie.
    • f. ten behoeve van het gebruik van grond voor het plaatsen van zonnecollectoren, mits:
      • de zonnecollectoren ten dienste staan van een woning, bedrijfswoning, kleine woning, woongebouw of bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak of een bestemmingsvlak;
      • de grond waarop de zonnecollectoren geplaatst worden direct grenst aan het bestemmingsvlak of bouwvlak waartoe de zonnecollectoren behoren;
      • de geschatte opbrengst in kilowattuur mag niet meer zijn dan ten hoogste het eigen geschatte verbruik van de woning, bedrijfswoning, kleine woning, woongebouw of bedrijfsgebouwen;
      • de aanwezige daken van woning(en) en (bedrijfs)gebouwen onvoldoende geschikt zijn door draagconstructie, vorm, monumentale waarde, afmeting of oriëntatie om de collectoren op te bevestigen;
      • de totale oppervlakte die gebruikt wordt voor het plaatsen van zonnecollectoren maximaal 250 m² bedraagt;
      • de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
      • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie;
      • geen significante aantasting plaatsvindt van ecologische waarden;
      • het terrein waarop de zonnecollectoren staan wordt voorzien van een goede landschappelijke inpassing;
    • g. ten behoeve van het gebruik van de gronden als paddock, mits:
  • de paddock wordt hobbymatig gebruikt ten dienste van bewoners van de woning of een woongebouw;
  • de paddock ligt binnen het bouwvlak of aansluitend aan het bouwvlak;
  • de paddock ligt achter de voorgevelrooilijn;
  • de oppervlakte niet meer bedraagt dan 360 m2;
  • de afstand tot een woning van een derde niet minder dan 30 m bedraagt;
  • niet gelegen in gronden met de aanduiding 'overig - kernrandzone';
  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.

  • 2. Een omgevingsvergunning, als bedoeld in het eerste lid, kan niet worden verleend indien enig aangrenzend terrein of enige aangrenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het verbinden van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

Artikel 16 Algemene wijzigingsregels

16.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen, indien en voor zover dringende redenen die na het vaststellen van het plan tot hun kennis zijn gekomen hiertoe aanleiding geven en voor zover het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het gebied dat in het plan is begrepen niet wordt geschaad:

  • 1. een bestemmingsgrens tussen twee bestemmingsvlakken zodanig wijzigen, dat het kleinste bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot;
  • 2. een bebouwingsgrens zodanig wijzigen, dat het bebouwingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

16.2 Standplaats

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - Standplaats' wordt toegevoegd aan de gronden, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de milieusituatie; en
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

16.3 Wijzigingsbevoegdheid lpg

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • 1. de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' wordt verwijderd, indien en voor zover het lpg-vulpunt en het lpg-reservoir feitelijk zijn verwijderd;
  • 2. de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' wordt verplaatst, indien en voor zover het lpg-vulpunt en/of het lpg-reservoir zodanig worden verplaatst dat ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' geen (beperkt) kwetsbare objecten (meer) voorkomen en mits het groepsrisico kan worden verantwoord;
  • 3. de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' wordt vergroot of verkleind indien wijziging van de wettelijke veiligheidsafstanden daartoe aanleiding geven.

16.4 Wijzigingsbevoegdheid Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de bij het plan behorende Bijlage 4 Staat van Bedrijfsactiviteiten wijzigen en soorten bedrijven toevoegen of afvoeren dan wel de categorie-indeling van soorten bedrijven wijzigen, mits de stand van de techniek hiertoe aanleiding geeft, met dien verstande dat alleen bedrijven die zijn genoemd onder de categorieën 1 en 2 zijn toegestaan.

Artikel 17 Algemene procedureregels

17.1 Procedure bij het stellen van nadere eisen

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  • 1. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  • 2. burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan de terinzagelegging kennis van het ontwerpbesluit in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. De kennisgeving geschiedt tevens langs elektronische weg;
  • 3. de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder 1 genoemde termijn;
  • 4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 18 Overige regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

19.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Noordenweg II' van de gemeente Barneveld.

Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Barneveld