direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Barnseweg XI
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.1572-0001

Toelichting

Hoofdstuk 1 INLEIDING

Op 3 oktober 2018 heeft de raad het Masterplan Buitensport 2018-2028 vastgesteld. Uit dit Masterplan volgt dat van alle voetbalverenigingen in de gemeente Barneveld alleen SDVB (Sportpark Norschoten, Barnseweg 9 in Barneveld) niet beschikt over voldoende velden. De ondercapaciteit bij SDVB zal opgelost worden met de aanleg van twee nieuwe natuurgrasvelden.

Het voorliggende plan voorziet in de realisatie van deze twee nieuwe natuurgrasvelden ten noordoosten van het bestaande sportcomplex. Hiervoor zijn gronden ten noordoosten van de bestaande sportvelden aangekocht. Het gaat om het agrarisch bedrijf aan de Norschoterweg 1 met omliggende weilanden dat is aangekocht om deze twee nieuwe velden te kunnen realiseren. Het agrarisch bouwvlak aan de Norschoterweg 1 maakt echter geen onderdeel uit van het plangebied. Alle bebouwing blijft daar behouden, waaronder ook de bestaande schaapskooi, een gemeentelijk monument.

Ook de aanleg van een parkeerterrein op een bestaand voetbalveld, met gebruikmaking van een bestaande toegang tot het voetbalterrein, maakt onderdeel uit van het plan alsmede de entree tot het sportcomplex.

Doordat hier de helft van een bestaand voetbalveld wordt omgevormd naar een parkeerterrein, zal er voor de voetbalvereniging SDVB netto 1,5 veld bij gaan komen.

De uitvoering van het plan is niet mogelijk binnen de geldende bestemmingsplannen. Daarom is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1572-0001_0001.png"

Afbeelding: ligging locatie voetbalvelden / entree en parkeerterrein

Voorliggend plan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De toelichting is opgebouwd uit acht hoofdstukken. Na dit hoofdstuk beschrijft hoofdstuk 2 de bestaande situatie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een beschrijving van het plan gegeven. Hoofdstuk 4 gaat vervolgens in op het beleidskader. Het vijfde hoofdstuk gaat in op de randvoorwaarden, waarna in het zesde hoofdstuk de juridische aspecten worden besproken. In hoofdstuk 7 is aandacht voor de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 8 gaat in op de resultaten van de procedure ten behoeve van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 BESTAANDE SITUATIE

2.1 Begrenzing plangebied

Het plangebied ligt aan de Barnseweg 9 en aan de rand van de kern Barneveld en wordt globaal begrensd door de Barnseweg, Wesselseweg en Norschoterweg. Ten noordwesten van de nieuwe voetbalvelden zijn aan de Wesselseweg woningen, detailhandel en bedrijven gesitueerd. Ten oosten van het plangebied (de nieuwe natuurgrasvelden) zijn weilanden en het agrarische bouwvlak van Norschoterweg 1 gelegen. De grens aan de zuidzijde van de twee nieuw te realiseren natuurgrasvelden wordt gevormd door woningen aan de Heestereng in Barneveld.

Ten oosten van het nieuw te realiseren parkeerterrein is een agrarisch bedrijf gelegen (Barnseweg 15, 17 en 19) en ten zuiden van dit nieuw te realiseren parkeerterrein ligt de Barnseweg. Ten westen van de bestaande sportvelden is een onderwijsinstelling gevestigd. Ten noorden hiervan liggen voetbalvelden.

Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1572-0001_0002.png"

Afbeelding: ligging plangebied

2.2 Geldende bestemmingen

2.2.1 Bestemmingsplan

De twee nieuw te realiseren natuurgrasvelden liggen in het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" en zoals nadien door het college gewijzigd en in werking getreden, door de raad herzien en in werking getreden en zoals gewijzigd door een intrekkingsbesluit van de raad. De gronden hebben de bestemming 'Agrarisch'. Verder gelden enkele gebiedsaanduidingen ('overige zone - kernrandzone' en 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied GV').

Realisatie van twee natuurgrasvelden is binnen de agrarische bestemming niet toegestaan.

De aanleg van het parkeerterrein aan de Barnseweg op een bestaand voetbalveld is als ondergeschikt van de bestemming 'Sport' aan te merken. De maatvoeringsaanduiding wordt op het nieuwe parkeerterrein aangepast (zodat er geen gebouwen gebouwd kunnen worden), waardoor hiervoor eveneens een herziening nodig is. De hoogte van palen en masten blijft op de locatie waar het parkeerterrein komt 20 meter (dat is volgens het nu geldende bestemmingsplan ook de maximum toegestane hoogte). Voor dat parkeerterrein geldt het bestemmingsplan "Barneveld-Zuidoost", met dus de bestemming 'Sport'.

De entree wijzigt ook. Het parkeren bij de entree van het voetbalcomplex heeft nu nog een bestemming 'Sport', maar zal een bestemming 'Verkeer' krijgen. Dit omdat het busparkeren hier in de openbare ruimte zal gaan plaatsvinden. Een gedeelte van de nieuwe entree ligt op de bestemming 'Groen'. Daar waar nu nog de bestemming 'Groen' is gelegen, zal dat in de nieuwe situatie een bestemming' Verkeer' gaan krijgen.

Tevens geldt voor de locatie het bestemmingsplan "Parapluherziening Cultuurhistorie-Archeologie". De locatie heeft hierin de bestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3'. Hiermee is de dubbelbestemmingen wat betreft de waarde van archeologie uit de bestemmingsplannen "Barneveld-Zuidoost" en "Buitengebied 2012" komen te vervallen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1572-0001_0003.png"

Afbeelding: bestemmingsplannen "Buitengebied 2012" en "Barneveld-Zuidoost"

In de bestemmingsplannen zijn geen mogelijkheden opgenomen die uitvoering van voorliggend plan mogelijk maken, bijvoorbeeld door wijziging of afwijken met een omgevingsvergunning. Daarom is een herziening van de bestemmingsplannen "Buitengebied 2012" en "Barneveld-Zuidoost" noodzakelijk.

2.2.2 Voorbereidingsbesluit

Er geldt overigens ook een voorbereidingsbesluit van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening met betrekking tot hyperscale datacenters op deze locatie. Nu het plan geen hyperscale datacenter mogelijk maakt, is dit voorbereidingsbesluit niet relevant voor onderhavig plan.

Hoofdstuk 3 PLANBESCHRIJVING

Bestaande situatie
De locatie waar de twee natuurgrasvelden gewenst zijn, is nu weiland. Er zijn ten noordoosten van de bestaande sportvelden aangekocht (locatie Norschoterweg 1).

Het erf aan de Norschoterweg 1 maakt geen onderdeel uit van de planherziening. Het erf Norschoten, ook wel Erf Den Hee (of Erf Norschoten) genoemd, wordt voor het eerst vermeld in 1850. Gaande weg is een bijzonder erf ontstaan. Eerst aan een meer doorgaande route die over het erf voerde, nu liggend aan een doodlopend zandpad naar het erf en een fietsverbinding met de wijk Norschoten. Juist deze verbinding met monumentale eikenbomen maakt het erf en haar bebouwing bijzonder. Ten westen hiervan zullen de twee nieuwe natuurgrasvelden gaan komen.

Het ledenaantal van de voetbalvereniging SDVB groeit. Uit het Masterplan Buitensport 2018-2028 volgt dat deze voetbalvereniging niet beschikt over voldoende velden. Met de aanleg van twee nieuwe natuurgrasvelden wordt dit probleem opgelost.

Gewenste situatie
Op het perceel ten westen van Norschoterweg 1 (kadastraal bekend gemeente Barneveld, sectie C, nummer 5410) worden twee natuurgrasvelden gerealiseerd. De twee nieuwe natuurgrasvelden krijgen geen verlichting. De entree tot deze nieuwe velden zal (voor spelers/leden en bezoekers) via een bestaande toegang tot het voetbalterrein gaan verlopen. Daar (aan de Barnsewg) zal ook een nieuw parkeerterrein worden gerealiseerd. Er komt alleen een toegang aan de Heestereng tot de twee nieuwe velden voor onderhoud om de nieuwe velden te kunnen bereiken (het is geen doorgang voor bezoekers en leden van de voetbalvereniging). Onderstaande afbeelding geeft de ligging aan van de nieuwe velden. Zie ook bijlage 12 bij de toelichting voor de inrichtingstekening (daarop zijn ook de entree en het nieuwe parkeerterrein aangegeven).

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1572-0001_0004.png"

Afbeelding: gewenste situatie ligging voetbalvelden

Zie onderstaande afbeelding van de nieuwe locatie van het parkeerterrein, waarvoor een bestaand veld gehalveerd zal worden alsmede ook de wijziging van de inrichting van de entree tot het Sportpark Norschoten zelf. Hier is ruimte voor busparkeren, dat aan twee zijden omringd zal worden door groen. Ook de fietsoversteek zal wijzigen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1572-0001_0005.png"

Afbeelding: locatie parkeerterrein

Speeltijden
Het Sportpark Norschoten is in principe maandag tot en met zaterdag geopend van 9.00 tot 22.00 uur, of langer als verenigingsactiviteiten dat nodig maken. In de nachtperiode is het park gesloten. Op maandag tot en met vrijdag vinden de trainingen plaats. Op zaterdagen vinden de voetbalwedstrijden plaats. Op zondagen vinden geen activiteiten plaats. De activiteiten op het sportpark zijn dan onder te verdelen in twee situaties: wedstrijddagen en trainingsdagen. Op wedstrijddagen worden wedstrijden gespeeld vanaf 9.00 uur tot circa 19.00 uur. In de zomerperiode zijn er ook oefenwedstrijden vanaf 20.00 uur, dus daarmee kunnen er ook wedstrijden in de avondperiode plaatsvinden. De voetbalwedstrijden beginnen op zaterdag vanaf 9.00 uur. De voetbalwedstrijden kunnen doorgaan tot het donker wordt. Op de voetbalvelden wordt effectief gespeeld gedurende 10 uur in de dagperiode en 2,5 uur in de avondperiode. Tijdens wedstrijden zijn er gemiddeld 50 toeschouwers rond de velden aanwezig.

Qua trainingsdagen beginnen voetbaltrainingen om 15.30 uur en duren tot 22.00 uur. Op de voetbalvelden vinden trainingen plaats gedurende effectief 3 uur in de dagperiode en 3 uur in de avondperiode. Tijdens de trainingen zijn per veld 30 spelers/trainers en 10 toeschouwers aanwezig.

Tijdens het groeiseizoen wordt wekelijks het gras gemaaid op de 2 natuurgrasvelden. In de dagperiode wordt gedurende één uur per veld een kleine tractor gebruikt.

De nieuwe natuurgrasvelden zullen dus van maandag tot en met zaterdag gebruikt gaan worden. Doordat er geen verlichting is, zal er in de winterperiode niet 's avonds in het donker gevoetbald worden op die velden.

Locatie nieuwe voetbalvelden
Het gebied zal landschappelijk worden ingepast. Ten westen van de nieuwe voetbalvelden zal de waardevolle houtsingel vanuit het zuiden worden doorgetrokken richting het noorden tot aan de waardevolle eikenlaan. Het doortrekken van deze houtsingels zorgt voor historisch herstel en draagt bij aan een robuust, bio diverse groenstructuur. Deze houtsingels zullen bestaan uit inheemse bomen en heesters passend bij het landschap.

Ten noorden van de nieuwe voetbalvelden zal de aanwezige sloot de begrenzing vormen. Deze sloot wordt op een aantal plekken verbreed. Tevens zullen enkele heesters en bomen de watergang begeleiden, zodat er een halfopen groene afscheiding ontstaat (breedte van 10 meter).

Deze halfopen groen blauwe afscheiding zal worden voortgezet ten oosten van de voetbalvelden. Dit zodat de waardevolle eikenlaan duidelijk in haar open landschap blijft staan. Daarnaast zorgt deze afscheiding voor een ander milieu, waardoor andere beplantings- en diersoorten hiervan gebruik kunnen maken ten opzichte van de gesloten houtsingel ten westen van de nieuwe voetbalvelden.

Ten zuiden van de nieuwe voetbalvelden en ten noorden van de Heestereng zullen nieuwe knotwilgen worden aangeplant. Hiermee wordt de lijn aan wilgen doorgezet. Achter de bestaande sloot zal een opbouw komen van lage grasvegetatie naar heesters en eindigen met hoge bomen (zoom, mantel kern). Deze opbouw zorgt voor veel biodiversiteit en een gesloten aanblik vanaf de Heestereng waardoor de velden uit het zicht worden onttrokken.

De groen / blauwe afscheidingen zorgen ervoor dat we niet hoeven te werken met een terreinafsluiting van een hekwerk van circa 2 meter.

Er is een steenuil aanwezig in het gebied. Daarvoor is een plan voor landschappelijke inpassing gemaakt die uitgaat van de aanwezige landschappelijke structuren en een maatregelenpakket opgesteld. Dit heeft erin geresulteerd dat ten zuiden van het erf Norschoterweg 1 een boomgaard wordt aangelegd (van 20 meter x 30 meter), de weilanden worden voorzien van ruigte (stroken van circa 10 meter breed) met op enkele locaties palen, zodat de steenuil een uitkijk-/rustpunt heeft in het landschap. Het halfopen landschap dat al aanwezig is en nog zal worden versterkt rondom de nieuwe velden, zorgt voor een ideaal leefgebied voor de steenuil. Hierdoor zal de steenuil zich niet verjaagd voelen. Zie onderstaande afbeelding voor hoe de inrichting er uit komt te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1572-0001_0006.png"

Afbeelding: maatregelen voor steenuil

Voor een verdere toelichting wat betreft de inpassing van de twee nieuwe natuurgrasvelden en de compensatie van de steenuil wordt verwezen naar bijlage 1 van de toelichting.

Ook wordt de watergang bij de twee nieuwe velden aan de noordzijde verlegd en verbreed met natuurvriendelijke oevers en plas-dras gedeelten om zo meer water te kunnen vasthouden/bergen. Verder komt er geen verlichting bij deze nieuwe natuurgrasvelden. Er komt geen geluidsscherm. Hiervoor verwijzen we naar de paragrafen 5.5 en 5.11 van de toelichting.

Parkeerterrein en Barnseweg
De entree van het voetbalcomplex blijft aan de Barnseweg. Ook dat wordt landschappelijk ingepast. Aan de noordzijde van de Barnseweg / scheiding voetbalvelden is een opgaande groenstructuur aanwezig. De essen in deze groenstructuur hebben een slechte conditie doordat ze zijn aangetast door de essentaksterfte. Deze bomen (8 stuks) zullen dan ook moeten worden verwijderd om de veiligheid te kunnen waarborgen. De bestaande groenzone zal aan de zijde van de Barnseweg worden uitgebreid, die bestaat uit inheems bosplantsoen. Hierdoor ontstaat een lijnvormige dichte groenstructuur bestaande van bomen en heesters.

Ook voor de essenrij aan de noordzijde van de Barnseweg geldt dat ze verkeren in slechte / matige conditie. Deze bomen (20 stuks) zullen worden verwijderd. Omdat er zowel bovengronds als ondergronds onvoldoende ruimte is voor herplant van bomen in deze zone, zal hier alleen worden voorzien in een nieuwe haag die de geparkeerde auto scheidt van de doorgaande Barnseweg. Door het verdwijnen van deze bomenrij, zullen de gaten, die de afgelopen jaren zijn ontstaan, in de bomenrij ten zuiden aan de Barnseweg worden opgevuld met nieuwe eiken bomen.

Daarnaast zal ook nieuwe aanplant van solitaire bomen plaatsvinden op het nieuw aan te leggen parkeerterrein (op het halve voetbalveld), namelijk op de hoeken van de parkeervakken worden grote bomen van de eerste grootte met veel bladmassa geplaatst.

De twee busparkeerstroken worden ten noorden en oosten gescheiden van het fiets- en wandelverkeer door middel van een nieuwe lage haag. Naast de essen die worden gekapt aan de Barnseweg wordt ook een berk gekapt. Dit om een goede entree / in- en uitdraairuimte voor de bussen te realiseren zoals nu op de inrichtingstekening is weergegeven.

Verkeer en parkeren
Parkeren wordt op eigen terrein opgelost, waarbij er geen extra parkeerdruk op de openbare ruimte wordt veroorzaakt. Op het nieuwe parkeerterrein (het voetbalveld dat wordt omgevormd naar parkeerterrein) is plaats voor 202 parkeervakken. Aan de Barnseweg ter hoogte van SDVB is plaats voor 44 parkeervakken. Aan de Barnseweg ter hoogte van de Aeres zijn de zuidelijke vakken voor de vereniging. Dat gaat om 36 vakken. In totaal zijn er 281 parkeervakken (202 + 44 + 35).

Vanaf het nieuwe parkeerterrein is er een logische looproute zijn naar de kantine en kleedkamers.

Voor een verdere toelichting wat betreft verkeer (en parkeren) wordt verwezen naar 5.14 van de toelichting.

Hoofdstuk 4 BELEIDSKADER

4.1 Rijk

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) 'Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving' in werking getreden. Deze visie bevat de hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Dit is een combinatie van beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, en nieuw strategisch beleid. De grote en complexe opgaven, zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw, zullen Nederland gaan veranderen. De NOVI bevat een toekomstperspectief met de ambities van het Rijk. In de NOVI zijn 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd. Deze nationale belangen komen samen in vier prioriteiten:

  • 1. ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • 2. duurzaam economisch groeipotentieel;
  • 3. sterke en gezonde steden en regio's;
  • 4. toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Voor de vier NOVI-prioriteiten geldt steeds dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn. Deze maatregelen dienen in de praktijk voortdurend op elkaar in te spelen. Bij de afweging van de belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving centraal voor zowel de boven- als de ondergrond.

In de NOVI is er aandacht voor een gezondheidsbevorderende leefomgeving. In 2050 is de leefomgeving zodanig ingericht dat de gezondheid van mensen bevorderd wordt (waar dat door ingrepen in de leefomgeving mogelijk is). De leefomgeving verleidt mensen tot bewegen, zoals bewegen (sporten, bewegen, fietsen en wandelen), spelen, ontspannen en het ontmoeten van anderen. Dit draagt bij aan een gezonde leefomgeving.

Doorwerking

In dit geval betreft het plan de uitbreiding van een bestaand voetbalcomplex. Dit draagt bij aan het bevorderen van sporten. We gaan ervan uit dat de wachtlijst niet meer bestaat zodra dit plan is gerealiseerd.

Het beoogde plan is in lijn met de prioriteiten. De NOVI vormt daarom geen belemmering voor dit plan.

4.1.2 Nationaal Waterplan 2016-2021

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2009-2015. Het bevat de hoofdlijnen van het nationaal waterbeleid en de aspecten van het ruimtelijk beleid die daartoe behoren. Het Nationaal Waterplan verankert het nieuwe beleid voor de komende 6 jaar met een vooruitblik richting 2050: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst.

In het Nationaal Waterplan staan 5 ambities centraal. Nederland moet de veiligste delta in de wereld blijven. Deze ambitie wordt vooral ingevuld door onze veiligheidsnormen tegen overstroming te vernieuwen. Daarnaast wordt ingezet op een verbetering van de waterkwaliteit (meststoffen, bestrijdingsmiddelen, medicijnresten, microplastics). Dit zorgt ervoor dat de Nederlandse wateren schoon en gezond zijn en er genoeg zoet water is. Verder beschrijft het Nationaal Waterplan dat Nederland klimaatbestendig en waterrobuust wordt ingericht en dat Nederland een gidsland is en blijft voor watermanagement en -innovaties. Dat is gunstig voor onze economie en ons verdienvermogen. De vijfde ambitie bestaat eruit dat Nederlanders waterbewust leven. Deze ambities moeten gezamenlijk ingevuld worden door iedereen die werkt aan de ruimtelijke inrichting van Nederland: alle overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen.

Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten van de watertoets zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.15).

4.1.3 Crisis- en herstelwet

Op 1 januari 2010 is de Crisis- en herstelwet (Chw) in werking getreden. Deze wet geeft regels met betrekking tot versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en infrastructurele projecten.

Op 25 april 2013 is de Crisis- en herstelwet via een wijzigingswet permanent gemaakt en zijn verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht doorgevoerd (zie kamerstukken 33.135).

De Chw omvat twee categorieën maatregelen:

  • tijdelijke maatregelen voor afgebakende lijsten met projecten en bevoegdheden;
  • wijzigingen van bijzondere wetten.

In Bijlage I van de Chw worden onder meer de volgende ruimtelijke en infrastructurele projecten genoemd, waarop de wet van toepassing is:

  • zeer diverse projecten op het gebied van duurzame energie;
  • gebiedsontwikkeling en werken van lokaal of regionaal belang, onderverdeeld in:
    • 1. een bestemmingsplan voor de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied, of de herstructurering van woon- en werkgebieden;
    • 2. een bestemmingsplan voor de aanleg of wijziging van wegen;
    • 3. projecten ten behoeve van de inpassing in het landschap, natuurontwikkeling of recreatiedoeleinden, waar deze samenhangen met projecten ten aanzien van de in bijlage I bedoelde projecten ten aanzien van wegen.

Doorwerking in plangebied
In dit geval is de Crisis- en herstelwet niet van toepassing, want het onderhavige plan betreft geen plan welke vermeld is in de Crisis- en herstelwet.

4.2 Provincie

4.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening

Algemeen

De provincie Gelderland heeft een Omgevingsvisie en -verordening. Deze plannen gaan over verkeer, water, natuur, milieu en ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie beschrijft de lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysiek leefomgeving. In de Omgevingsverordening zijn regels en bepalingen over de inrichting en beheer van de ruimtelijke omgeving vastgelegd. Met de Omgevingsvisie en -verordening loopt de provincie vooruit op de aankomende Omgevingswet, die naar verwachting in 2022 dan wel 2023 van kracht wordt. Deze wet biedt meer ruimte voor initiatieven en ontwikkelingen in het fysieke domein, in gesprek met de omgeving. Wanneer het nodig is, actualiseert de provincie onderdelen van de Omgevingsvisie en -verordening.

Vanaf 2019 actualiseert de provincie de Omgevingsverordening opnieuw, zodat deze verder in lijn wordt gebracht met de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en anticipeert op de eisen van de Omgevingswet.

4.2.1.1 Omgevingsvisie

Provinciale staten van Gelderland hebben op 19 december 2018 de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland 2018 vervangt na publicatie de Omgevingsvisie Gelderland 2014-2018. De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland 2018 gaat in de breedte over het beleid van de provincie voor de fysieke leefomgeving. Anders dan de Omgevingsvisie Gelderland 2014-2018, geeft de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland 2018 richting op de strategische hoofdlijnen van het beleid. Beide visies integreren een vijftal wettelijk verplichte planfiguren voor het provinciaal beleid voor de leefomgeving; te weten ruimte, natuur, water, milieu en verkeer en vervoer.

Gelderland werkt samen met partners aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Dit doen ze door zich bij het uitvoeren van onze taken te richten op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met hulp van zeven onderwerpen geven ze hier richting aan:

  • energietransitie
  • klimaatadaptatie
  • circulaire economie
  • biodiversiteit
  • bereikbaarheid
  • economisch vestigingsklimaat
  • woon- en leefklimaat

De Omgevingsvisie geeft op meerdere thema's sturing. Hiertoe zijn diverse kaarten in de visie opgenomen.

Het plangebied is aangeduid op de volgende kaarten:

- Kaart 1: Omgevingsvisie Gaaf Gelderland;
- Kaart 2: Themakaart Ruimtelijk beleid (Windenergie aandachtsgebied en grote zonneparken mogelijk);
- Kaart 3: Themakaart Waterbeleid (Intrekgebieden).

Doorwerking in plangebied

Voorliggend plan betreft de uitbreiding van voetbalvelden, de aanleg van een parkeerterrein en het wijzigen van de entree naar de voetbalvereniging. Geen van de kaarten geeft expliciete sturing. Kaart 1 betreft een visie op regio. Het plangebied is gelegen in de regio 'Foodvalley'. Voor wat betreft de aanleg van sportvelden geeft de visie op dit punt geen sturing. Het plan maakt geen windenergie dan wel de aanleg van zonneparken mogelijk. Kaart 2 heeft dan ook verder geen betekenis voor het plan. Ook voor wat het betreft het aspect waterbeleid is hier geen belemmering aanwezig vanuit de visie.

Het plan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie.

4.2.1.2 Omgevingsverordening

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening Gelderland heeft de status van ruimtelijke verordening, milieuverordening, waterverordening en verkeersverordening. De 'Ruimtelijke Verordening Gelderland' en de 'Ruimtelijke Verordening Gelderland, eerste herziening', zijn ingetrokken.

De Omgevingsverordening is met ingang van 17 oktober 2014 in werking getreden. De provincie actualiseert regelmatig de Omgevingsverordening.

In de Omgevingsverordening is het plangebied opgenomen op de kaarten:

  • Kaart 2: Regels Glastuinbouw
  • Kaart 9: Regels Water en Milieu

Kaarten
Het plan is in overeenstemming met de Omgevingsverordening. In de verordening worden geen regels gesteld betreffende de aanleg van sportvelden.
De regels inzake Glastuinbouw en Water en Milieu vormen geen belemmering voor onderhavig plan. Het plan maakt geen glastuinbouw mogelijk (kaart 2) en ook maakt het voorliggende plan de winning van fossiele energie niet mogelijk (kaart (9). De Omgevingsverordening geeft geen specifieke sturing aan het voorliggende plangebied.

Klimaatadaptatie
In artikel 2.65b van de provinciale verordening is een artikel opgenomen over klimaatadaptatie. Bij plannen moet hierop worden ingaan. Het artikel bepaalt dat voor zover een bestemmingsplan een nieuwe activiteit of ontwikkeling mogelijk maakt, de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving dient te bevatten van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de risico's van klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt. In de beschrijving worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

a. waterveiligheid;
b. wateroverlast;
c. droogte; en
d. hitte.

Het klimaat verandert en dat is te merken aan de toename van extremen in hitte, droogte en neerslag. De nieuwe klimaatscenario's van het KNMI geven aan dat het in de toekomst (afhankelijk van onze uitstoot) verder zal veranderen.

Voor de verandering van het klimaat is het noodzakelijk om ons aan te passen. Ook in projecten houden we hier rekening mee. Hierbij is te denken aan creëren van schaduw en groen, realiseren van koelte plekken, waterberging voor extremen, verminderen van verharding et cetera.

Om ook bij het SDVB-terrein rekening te houden met klimaatverandering worden verschillende maatregelen toegepast in het ontwerp. Zo worden de parkeervakken op het parkeerterrein uitgevoerd in een grasbetontegel om verharding te verminderen en het een groenere uitstraling te geven en wordt een waterbergend pakket onder de parkeervakken aangebracht om zo het water op te kunnen vangen en te infiltreren. Daarnaast worden er meerdere bomen van de eerste grootte geplant die met hun schaduw voor extra verkoeling kunnen zorgen tijdens warme dagen wanneer het in auto's en op verharding erg warm kan worden. Het water wat in de bodem infiltreert kan tijdens drogere perioden weer opgenomen worden door de bodem en natuur en stroomt dus niet af naar de beken zoals dat nu gebeurt.

Daarnaast wordt er bij de twee nieuwe velden aan de noordzijde de watergang verlegd en verbreed met natuurvriendelijke oevers en plas-dras gedeelten om zo meer water te kunnen vasthouden/bergen.

Met deze ontwerpkeuzen wordt er een klimaatvriendelijk parkeerterrein aangelegd die zorgt voor de berging van water en vermindering van hitte op deze locatie.

De omgevingsverordening legt hetgeen in de visie is gesteld vast in regels. In de verordening worden geen regels gesteld betreffende de aanleg van sportvelden.

Doorwerking in plangebied
Het plan is in overeenstemming met de verordening.

4.3 Regio

4.3.1 Regionaal Adaptatie Plan Vallei en Veluwe

Op 4 december 2020 is het Regionaal Adaptatie Plan Vallei en Veluwe (RAP) ondertekend door de Manifestregio. In de regio werken 28 gemeenten, waterschap Vallei en Veluwe, provincies Utrecht en Gelderland, Vitens, Veiligheidsregio's en Rijkswaterstaat samen op het gebied van klimaatadaptatie.

Met het RAP geeft de regio invulling aan de landelijke opgave voor overheden om vanaf eind 2020 klimaatadaptief te werken om in 2050 klimaatbestendig te zijn. Deze opgave komt voort uit het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie.

Het klimaat verandert namelijk snel en merkbaar. Klimaatadaptatie is omgaan met het nieuwe klimaat met extremer weer: heftige buien of juist lange periodes van hitte en droogte. De omgeving waarin we leven, werken en ontspannen, maar ook de manier van leven moeten we daarop aanpassen.

In het RAP zijn de regionale aandachtsgebieden voor de komende jaren bepaald, aanvullend op wat elke partij zelf moet of kan doen. Vooraf zijn voor het hele gebied de kwetsbaarheden van wateroverlast, droogte en hitte in kaart gebracht in een klimaateffectatlas. Tevens zijn risicodialogen met elkaar gevoerd over de gevolgen van klimaatverandering en de opgaven voor de regio.

Het RAP is een strategische agenda rondom 4 thema's: Prettig wonen en werken, Aangenaam recreëren, Basisfuncties (elektriciteit, hoofdwegennet, verpleeghuizen, etc.) veilig stellen en Natuurlijk bodem- en watersysteem. Per thema zijn (hoofd)ambities, speerpunten en maatregelen geformuleerd.

  • Het thema prettig wonen ambieert een klimaatbestendige, veilige en gezond ingerichte stedelijke omgeving. Speerpunten zijn Ketenafspraken klimaatbestendig bouwen, Ontwikkelafspraken met woningcoöperaties, Instrumentenmix voor bestaand stedelijk gebied, Stimuleringsregeling klimaatbestendige maatregelen en Hitteplan.
  • Het thema Aangenaam recreëren ambieert een klimaatbestendige, veilige en gezond ingericht recreatief buitengebied. Het speerpunt is Groen-blauwe recreatie.
  • Het thema Basisfuncties ambieert een veilig en robuust ontworpen nutsvoorzieningen en infrastructuur. Speerpunten zijn Natuurbranden preventieplan, Overstromingsbestendige gebieden en gebouwen, (Hoofd)verdeelstations beoordelen en Doorgaande wegen klimaatrobuust.
  • Het thema Natuurlijk bodem- en watersysteem ambieert een klimaatbestendig, robuust en veerkrachtig natuurlijk bodem- en watersysteembeheer. Speerpunten zijn Loofbomen advies, Waterbeschikbaarheidsstrategie, Duurzaam grondwatersysteem en Verkenning regio Vallei en Veluwe – 2120.

In Werkplannen wordt concreet aangegeven hoe de ambities in het RAP voor telkens een periode van 2 jaar worden uitgewerkt. De opgaven worden regionaal verdeeld en er worden verbindingen gelegd. Van belang is dat ook inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties worden betrokken.

Doorwerking in plangebied

De bevindingen en resultaten hiervan zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.15).

4.4 Waterschap

4.4.1 Blauwe Omgevingsvisie 2050

De driedimensionale Blauwe Omgevingsvisie 2050 (BOVI) is de langetermijnvisie van Waterschap Vallei en Veluwe. Met deze BOVI zet Waterschap Vallei en Veluwe op een geheel nieuwe wijze koers naar een duurzame en waterinclusieve leefomgeving. Daarbij kijkt Waterschap Vallei en Veluwe integraal, grensontkennend, over de grenzen van taken en gebieden heen en werkt vanuit de drie zogenoemde waterprincipes:

  • 1. Water is een ordenend principe in de ruimtelijke ordening.
  • 2. Maximaal vasthouden en schoonhouden van water.
  • 3. Partnerschap als watermerk.

Deze principes leiden tot één samenhangende weergave van water in het landschap van Vallei en Veluwe: één kringloop van bron tot monding, door stedelijk en landelijk gebied en van boven- en ondergrond.

Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten van de BOVI 2050 zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.15).

4.4.2 BOP 2022-2027 Waterschap Vallei en Veluwe

Het Blauw Omgevingsprogramma (BOP) is het waterbeheerprogramma van Waterschap Vallei en Veluwe voor de planperiode 2022-2027. Het gebied, de maatschappelijke thema's en samenwerking met partners zijn meer centraal gezet dan in voorgaande waterbeheerprogramma's. Het waterbeheerprogramma is een kerninstrument onder de Omgevingswet en bevat naast de verplichte onderdelen van het programma (zoals Kader Richtlijn Water (KRW), Richtlijn Overstromings Risico's (ROR), zwemwaterrichtlijn) ook een niet verplicht deel. Het BOP is daarmee het wettelijk instrument van het waterschap om de doelen voor de middellange termijn vast te leggen. In het BOP worden doelen uit de Blauwe Omgevingsvisie 2050 (BOVI2050) doorvertaald naar gebiedsgerichte doelen. De hoofddoelen van het BOP zijn hieronder kort beschreven.

Waterveiligheid
Een zo goed mogelijke bescherming tegen overstromingen volgens de wettelijke normen.

Watersysteem
Een toekomstbestendig en klimaatrobuust grond- en oppervlaktewatersysteem, dat passend is ingericht naar de veranderende gebiedswensen.

Wonen en zuiveren
Een robuust proces voor het verwerken van extreme neerslag en inzameling van stedelijk en industrieel afvalwater in bebouwd gebied, tot aan het lozen van effluent in het watersysteem.

Circulaire economie
Volledig circulair opereren in 2050 door anders om te gaan met grondstoffen en goed samen te werken met partners en de omgeving.

Energietransitie
Het eerste energieneutrale waterschap van Nederland worden om een voorbeeld te zijn op het gebied van de energietransitie.

Doorwerking in plangebied

De bevindingen en resultaten van de watertoets zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.15).

4.5 Gemeente

4.5.1 Structuurvisie Buitengebied Barneveld

De structuurvisie Buitengebied Barneveld is op 21 september 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. De vastgestelde versie is gepubliceerd op 29 december 2011 (Staatscourant, nr. 23938).

De gemeente Barneveld heeft op 28 september 2016 de Strategische Visie Barneveld 2030 vastgesteld. De Strategische Visie geeft aan welke doelen het gemeentebestuur nastreeft voor de periode tot 2030. Daaraan voorafgaand heeft de raad in januari 2009 de Structuurvisie 2009 vastgesteld waarin de stedelijke ontwikkelingen voor de komende 10 jaar zijn weergegeven. Mede op basis van de Strategische Visie is de Structuurvisie 2009 geactualiseerd door de vaststelling van de Structuurvisie Kernen 2022. De Structuurvisie Buitengebied is het derde en laatste onderdeel van deze beleidstrilogie. In de op 21 september 2011 vastgestelde Structuurvisie Buitengebied wordt specifiek ingegaan op onderwerpen als landbouw, recreatie en landschap in de periode tot 2020. De twee structuurvisies vullen elkaar hierbij inhoudelijk aan. De strategische visie geeft aan wat de overkoepelende doelen zijn.

Met deze Structuurvisie Buitengebied biedt de gemeente Barneveld ruimte voor economische ontwikkeling in samenhang met behoud en ontwikkeling van de omgevingskwaliteiten landschap, natuur, woon - en leefmilieu. Ontwikkelingen in de landbouw en bij recreatieve bedrijven zijn van grote invloed op de omgevingskwaliteiten natuur, landschap en woon- en leefomgeving. Deze omgevingskwaliteiten zijn ook de belangrijkste vestigingsfactoren voor het buitengebied. Initiatieven beoordeelt de gemeente daarom mede op de mate waarin ze bijdragen aan behoud en ontwikkeling van de omgevingskwaliteit, bijvoorbeeld effecten op landschap (beeldkwaliteit), woon en leefmilieu, verkeer en natuur. Dit moet leiden tot een landschappelijk fraai buitengebied met goed ingepaste ontwikkelingen. Een buitengebied dat op die manier wordt ingericht is een aangename plek om te werken en te recreëren. De structuurvisie beoogt daarbij ontwikkelingsruimte te bieden aan goede initiatieven en wil een basis zijn voor samenwerking om die te realiseren.

Bovenstaande aanpak geldt voor het hele buitengebied. Daarnaast worden deelgebieden onderscheiden met beleidsaccenten op grond van landschappelijke kenmerken en zones op grond van een specifieke functie (zie bijlage 8 Structuurvisie). Onderstaand is per deelgebied en zone een ontwikkelingsrichting met kwaliteitsbeeld beschreven. Het kwaliteitsbeeld vormt het ruimtelijk toetsingskader. Het stelt eisen die richtinggevend zijn voor ruimtelijke ontwikkeling. Deze (minimum) eisen zijn kaderstellend voor het bestemmingsplan.

Deze deelgebieden zijn:

  • Agrarisch bedrijvenlandschap
  • Agrarisch bekenlandschap
  • Agrarisch slagenlandschap
  • Veluws natuurgebied met agrarische enclaves.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1572-0001_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1572-0001_0008.png"

Afbeelding: Visie ruimtelijke kwaliteit Barneveld + legenda

Het plangebied ligt gedeeltelijk in het deelgebied Agrarisch bedrijvenlandschap en ook in de stedelijke zone.

Agrarisch bedrijvenlandschap
Intensieve landbouw is de belangrijkste gebruiksvorm van dit deelgebied. Het beleid is gericht op herstructurering en passende schaalvergroting, waarbij productieruimte beschikbaar komt voor de toekomst gerichte bedrijven die in staat zijn om te groeien en daarin te investeren.

Stedelijke zone
Het concentratiebeleid voor woningbouw, ontwikkeling van bedrijventerreinen en voorzieningen in het gebied Barneveld Harselaar Voorthuizen blijft onverkort uitgangspunt.

Doorwerking
Het plan is in overeenstemming met de structuurvisie.

4.5.2 Structuurvisie Kernen Barneveld 2022

De gemeenteraad heeft op 22 november 2011 de "Structuurvisie Kernen Barneveld 2022" vastgesteld. De structuurvisie legt de gemeentelijke visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het eigen grondgebied vast. Het bestemmingsplan zal hierbinnen moeten passen. De structuurvisie bevat een uitvoeringsprogramma. Hierin laat de gemeente zien hoe het voorgenomen beleid gerealiseerd zal worden. In de structuurvisie is een groot aantal ruimtelijke projecten opgenomen, waarvoor investeringen in de openbare ruimte noodzakelijk zijn. Ook is er een groot aantal lopende en potentiële bouwmogelijkheden.

Uit de kaart behorende bij de structuurvisie blijkt dat de twee nieuw te realiseren voetbalvelden liggen in een gebied dat wordt aangeduid als 'zoekgebied voorzieningen - lange termijn'. De bestaande voetbalvelden, waar één half voetbalveld wordt ingericht naar een parkeerterrein ligt in het gebied dat wordt aangeduid als 'scheggen met groene invulling of groene functies'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1572-0001_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1572-0001_0010.png"

Afbeelding: uitsnede Structuurvisie Kernen Barneveld 2022

Het realiseren van twee nieuwe voetbalvelden is aan te merken als een voorziening en ligt binnen een zoekgebied. Ruimtelijk is dit plan aanvaardbaar. Ook het aanleggen van een parkeerterrein en het wijzigen van de entree is in overeenstemming met de structuurvisie.

Het ingekomen verzoek is dus in overeenstemming met deze structuurvisie.

4.5.3 Bestemmingsplannen globaal en flexibel

Op 6 mei 2014 heeft de raad de kaderstellende notitie 'Bestemmingsplannen globaal en flexibel' vastgesteld. Met deze notitie geeft de raad voor met name grote(re) uitleggebieden kaders aan om bestemmingsplannen globaal en flexibel te maken, om adequaat te kunnen inspelen op maatschappelijke en marktontwikkelingen. Daarmee ontstaat enige ruimte om een plan te kunnen wijzigen, maar zonder significant verlies van kwaliteit in de openbare ruimte, beeldkwaliteit en rechtszekerheid.

Globaal en flexibel zijn twee naast elkaar staande begrippen. Een globaal bestemmingsplan is een bestemmingsplan waarbij de belangrijkste uitgangspunten voor een gebied zijn vastgelegd. In een globaal bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden niet vastgelegd of gebonden aan een concreet perceel. Het tegenovergestelde van globaal bestemmen is gedetailleerd bestemmen, want een gedetailleerd bestemmingsplan legt juist wel een eindbeeld vast.

Naast het begrip globaal, kennen we ook nog de begrippen star en flexibel. We spreken van een star bestemmingsplan als het niet of nauwelijks mogelijk is om van een bestemmingsplan af te wijken. Flexibel bestemmen is het tegenovergestelde. Flexibel bestemmen laat meer ruimte om in te spelen op initiatieven die niet direct zijn geregeld. Flexibiliteit is in het bestemmingsplan in te bouwen door te werken met afwijkingsregels, wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten.

De notitie richt zich op toekomstige ontwikkelingen in de kernen, waarbij met name is gekeken naar de bestemmingen voor wonen en bedrijven.

Doorwerking in plangebied
In voorliggend bestemmingsplan zijn de gebruikelijke binnenplanse afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Voor het overige is geen toepassing gegeven aan de kaders uit de notitie, omdat het bestemmingsplan een postzegelplan betreft.

4.5.4 Energiebeleid gemeente Barneveld 2015-2020

De raad heeft in 2015 de Energievisie gemeente Barneveld 2015-2020 ('investeren in Barneveldse bronnen') vastgesteld. Het energievraagstuk staat de laatste jaren landelijk stevig op de (politieke) agenda. Naast het milieumotief en betaalbaarheid zijn ook maatschappelijke verantwoordelijkheid en energie-onafhankelijkheid steeds meer een argument om actie te ondernemen. De gemeente Barneveld voelt de urgentie om een bijdrage te leveren aan een schone, betrouwbare en betaalbare energievoorziening en heeft een doelstelling vastgesteld die hoger ligt dan de landelijke energiedoelstellingen.

Woningen en bedrijfspanden moeten de komende jaren fors energiezuiniger worden. Ook moet de gemeentelijke overheid in opdracht van de rijksoverheid uiterlijk in 2021 een warmteplan opstellen, dat de basis gaat vormen voor het uitfaseren van het gebruik van aardgas.

Vooruitlopend op de nieuwe energiewetgeving in 2020 en energieneutraliteit in 2050, ziet de gemeente graag dat de woningen en bedrijven aardgasloos en energieneutraal worden gebouwd. De gemeente is medio 2018 een verkenning gestart naar hoe een aardgasvrije gemeente vorm zou kunnen krijgen. Naar aanleiding van de uitkomsten hiervan kunnen keuzes voor de energievoorziening voor nieuw te bouwen woningen en/of bedrijven in de toekomst beïnvloed worden. Bijvoorbeeld waar het gaat om mogelijkheden om aan te sluiten bij een collectieve warmtevoorziening of een wijkgerichte aanpak voor het verduurzamen van woningen (Wijk van de Toekomst).

Wettelijke eisen Bijna Energie Neutrale Gebouwen (BENG)

Voor alle nieuwbouw, zowel woningbouw als utiliteitsbouw, geldt dat aanvragen om een omgevingsvergunning vanaf 1 juli 2021 moeten voldoen aan de eisen voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG).

Materialen

In het ontwerp van een woning of gebouw kan door een slim ontwerp daglicht optimaal worden benut en zodat de benodigde energie voor verlichting zo laag mogelijk is en de binnen temperatuur zo min mogelijk fluctueert. Ook kunnen groendaken aangelegd worden.

De hoeveelheid materialen wordt zoveel mogelijk beperkt en gebruik van gezonde en duurzame materialen – gezien over de hele levenscyclus - heeft de voorkeur.

Duurzaamheid in het openbaar gebied of op eigen terrein

Er moet aandacht zijn voor energiezuinige openbare verlichting. Daarbij denken we aan een verlichtingsplan, waarbij zo weinig mogelijk lantaarnpalen worden toegepast, uitgevoerd met (dimbare) LED-lampen.

Daarnaast is het vanuit duurzaamheidsoogpunt van belang om de hoeveelheid materiaalgebruik voor wegen en de verharde oppervlakte in het plangebied zo laag mogelijk te houden. Dat kan worden bereikt door de weglengte en -breedte zoveel mogelijk te beperken en doorlatende verharding toe te passen. Bij de keuze voor het materiaalgebruik heeft de gemeente ook hier de voorkeur voor het gebruik van duurzame materialen, bij zowel productie en gebruik en die bij sloop hergebruikt kunnen worden.

Klimaat

Het klimaat verandert met extremer weer als gevolg. We zullen vaker te maken krijgen met hoosbuien / wateroverlast, langere perioden van droogte en hitte. Het veranderende klimaat vraagt om maatregelen op alle schaalniveaus om de gevolgen voor gezondheid, veiligheid, productiviteit en natuur te beperken. Klimaatbestendig handelen en waterrobuust inrichten wordt vanzelfsprekend in het gemeentebrede beleid en handelen vóór 2020. Zodat in 2050 de fysieke ruimte in 2050 waterrobuust en klimaatbestendig is. Eén van de maatregelen is het anders omgaan met het inzamelen van en verwerken van hemelwater dat op verhard oppervlak valt, bijvoorbeeld door het aanleggen van groene daken. Zie voor een verdere beschrijving de waterparagraaf (§ 5.15).

Door op een slimme manier om te gaan met (robuust) groen in de openbare ruimte in relatie tot de positionering van de woningen en de productie van zonne-energie op daken van woningen kan het microklimaat in de woningen en in een gebied op een positieve manier beïnvloed worden.

Doorwerking

Zie wat betreft het aspect klimaat hetgeen in paragraaf 4.2.1 van de toelichting onder het aspect 'klimaatadaptatie' is weergegeven. Op het parkeerterrein worden bestaande lichtmasten hergebruikt. Op de nieuwe natuurgrasvelden komt geen verlichting. Dit is ook uitgesloten met een artikel in de regels en een aanduiding op de verbeelding.

4.5.5 Groenstructuurplan Barneveld (2011)

De doelstelling van het Groenstructuurplan Barneveld (2011) is het beschrijven van de lange termijn visie ten aanzien van de inrichting van het openbaar groen van de gemeente Barneveld om de groenstructuren in en de herkenbaarheid van de kernen te behouden, ontwikkelen en versterken. Om de gewenste groenstructuur te realiseren worden in het groenstructuurplan een aantal verbetervoorstellen gedaan.

Doorwerking in plangebied
De Barnseweg is één van de hoofdontsluitingswegen. Bij de Koeweide is er een duidelijke laanstructuur van lindes en verderop richting 'Erf Norschoten' wordt de weg / het fietspad begeleid door eikenbomen. Door de ontwikkeling van de nieuwe wijk (Norschoten) en de voetbalvelden is de reeds bestaande structuur ter hoogte van de voetbalvelden weggevallen. Graag zouden we de laanstructuur hier willen herstellen, helaas is er onvoldoende ruimte, zowel ondergronds als bovengronds om hier gehoor aan te geven. Daarom is in dit plan ingestoken op een goede robuuste groenstructuur aan een zijde van de weg (de zuidzijde van de Barnseweg).

4.5.6 Waterplan Barneveld (2005) en Hemelwaterplan 2017-2020 'Klimaatactief!'

Het Waterplan geeft een integrale watervisie op het verhogen van de gebruikswaarde en belevingswaarde van water. Door een verantwoord gebruik en duurzame ontwikkeling van het water kan ook in de toekomst gebruik worden gemaakt van een gezond watersysteem. De volgende ambities worden genoemd:

  • Vasthouden en/of vertraagd afvoeren van hemelwater.
  • Het scheiden van vuil en schoon water. Bij nieuwbouw het hemelwater van schone oppervlakken niet op de riolering lozen en bij voorkeur lokaal gebruiken, infiltreren of lozen op oppervlaktewater. In bestaand gebied hemelwater afkoppelen van het gemengd riool indien technisch en financieel haalbaar.
  • De afvoer van schoon hemelwater vindt bovengronds plaats.
  • Rioolwateroverstorten beperken om de doelstellingen voor waterkwaliteit te bereiken.

In het plan is een concrete doelstelling opgenomen: in 2025 is 10% van het verharde oppervlak afgekoppeld van de gemengde riolering (referentiejaar 2005). Dit betreft 18 ha. afkoppelen. In het Hemelwaterbeleidsplan is deze doelstelling uitgewerkt in concrete maatregelen.

Het Hemelwaterplan 2017-2020 'Klimaatactief!' richt zich op een duurzame omgang met hemelwater. Het geeft aan wat het gemeentelijk beleid is ten aanzien van afstromend hemelwater in bestaande situaties en bij nieuwe ontwikkelingen. Het plan zet in op een integrale benadering en meervoudige inrichting van totale openbare ruimte. Barneveld gaat aan de slag met het waterbestendig inrichten van de openbare ruimte om bestand te zijn tegen klimaatverandering.

Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten van de watertoets zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.15).

Hoofdstuk 5 RANDVOORWAARDEN

5.1 Bodem

5.1.1 Bodemkwaliteit

In het kader van de bestemmingsplanprocedure is beoordeeld of de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied voldoet aan de eis van financiële uitvoerbaarheid en uit oogpunt van volksgezondheid en milieu aanvaardbaar mag worden geacht voor het beoogde gebruik.

Beoordeling van de milieuhygiënische bodemkwaliteit vindt plaats op basis van de vastgestelde bodemkwaliteitskaart (BKK) en het bodembeheerplan (BBP).

Met dit instrumentarium kan de bodemkwaliteit binnen het plangebied met een bepaalde statistische zekerheid worden bepaald voor zover blijkens historisch onderzoek geen sprake is van verdachte locaties.

In het kader van de overdracht van gronden aan de Norschoterweg 1 aan de gemeente heeft er een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden (verkennend en nader bodem- en asbestonderzoek van 30 maart 2020, P19M0118, zie bijlage 2 van de toelichting voor dit rapport). Op basis daarvan zijn er geen risico's te verwachten voor de beoogde bestemming en het gebruik voor het deelgebied 'overig terrein' (zoals opgenomen in dat rapport) waar de nieuwe voetbalvelden gaan komen.

Bovendien ligt op basis van de Bodemkwaliteitskaart Regio De Vallei de locatie van de twee nieuwe voetbalvelden binnen de kwaliteitszone Natuur en Landbouw. Een bodemonderzoek wordt niet vereist voor de locatie van de voetbalvelden. De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.

Bodem entreezone en het parkeerterrein
Er is in oktober 2023 een verkennend bodem- en fundatieonderzoek door Sweco Nederland B.V. uitgevoerd ter plaatse van de entreezone en het parkeerterrein van de voetbalvereniging (zie bijlage 3 van de toelichting voor dit rapport). Uit dit rapport volgt dat in de boven- en ondergrond lokaal maximaal licht verhoogde gehalten zijn aangetoond. Deze grond is indicatief geclassificeerd als klasse ‘Industrie’. De rest van de grond is geclassificeerd als ‘Altijd Toepasbaar’. In het grondwater is lokaal maximaal een licht verhoogd gehalte aangetoond. Nader onderzoek naar de bodemkwaliteit wordt niet noodzakelijk geacht. Gezien de aangetoonde gehalten is hergebruik van de grond binnen het project mogelijk. Hergebruik van vrijkomende grond buiten de locatie maar binnen de grenzen van de bodemkwaliteitskaart is mogelijk voor de grond die voldoet aan de bodemkwaliteitsklasse ‘Altijd toepasbaar’. Voor de voorgenomen werkzaamheden is op basis van de voorliggende onderzoeksresultaten geen veiligheidsklasse van toepassing. Daarnaast is in het rapport aangegeven dat de fundering ter plaatse van de parkeerplaats, bestaande uit repac, milieuhygiënisch geschikt is om hergebruikt te worden als ‘niet vormgegeven bouwstof’.

Dit onderzoek is beoordeeld door de bodemdeskundige van de Omgevingsdienst de Vallei en akkoord bevonden.

5.1.2 Ontplofbare oorlogsresten

Op de gemeentebrede Conventionele Explosieven (CE) kaart is het plangebied niet als risicogebied aangegeven.

Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering.

5.2 Cultuurhistorie

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Daar waar het voor de archeologie al gemeengoed is, geldt het dus ook voor andere aspecten van de cultuurhistorie. Rekening houden met cultuurhistorie impliceert dat bekend moet zijn wat er voor waarden aanwezig zijn. De gemeente heeft daarom een proces opgestart om bestaande kennisdocumenten te actualiseren en waar nodig nieuwe kennis op te bouwen. De gemeente beschikt over volgende vastgestelde kaarten:

  • Archeologische waarden- en verwachtingenkaart;
  • Cultuurlandschappelijke waardenkaart;
  • Historische stedenbouwkundige waardenkaarten.

Door cultuurhistorie een plek te geven in procedures op het gebied van ruimtelijke ordening wordt ook bereikt dat de aandacht niet uitsluitend uitgaat naar individuele objecten (de aangewezen monumenten), maar juist de samenhang tussen gebouwen en hun omgeving.

In het bestemmingsplan komen uiteenlopende dubbelbestemmingen voor om ruimtelijke kwaliteiten te borgen.

5.2.1 Archeologie

Er moet rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Voor het maken van een weloverwogen belangenafweging is minimaal een archeologisch bureauonderzoek nodig. Voor de gehele gemeente is een archeologische beleidsadvieskaart opgesteld, welke gezien kan worden als een beknopt bureauonderzoek. Uit de 'Archeologische waarden- en verwachtingskaart' van de gemeente blijkt dat het plangebied grotendeels in een zone ligt met een lage verwachting op het aantreffen van archeologische resten. Centraal in het plangebied ligt een oost-west lopende strook met een hoge verwachting en in het oostelijke deel ligt een historisch erf (Erve den Hee of Erve den Hel).

De gemeenteraad heeft op 25 april 2018 besloten dat voor deze zones nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte van respectievelijk 10.000 m2, 2.000 m² en 100 m2 voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm.

Er is door Laagland Archeologie in opdracht van de gemeente aan de Norschoterweg een archeologisch bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 4 van de toelichting). Ook heeft er een verkennend booronderzoek plaatsgevonden. Dit laatste is gedaan voor de nieuwe voetbalvelden, waarbij het landschap en de bodemopbouw in beeld zijn gebracht. Hieruit blijkt dat voor het grootste deel van het plangebied (uitbreiding sportpark) geen vervolgonderzoek nodig is.

In het terrein ten oosten van het erf (zie onderstaande afbeelding, de advieskaart hieronder) kunnen echter archeologische resten worden verwacht. Nu het terrein ten oosten van het erf Norschoterweg 1 buiten de plangrenzen van dit bestemmingsplan ligt, is dit verder niet relevant voor de planherziening.

Ook voor de herinrichting van de entree bij de voetbalvelden en de parkeerplaatsen is geen onderzoek nodig.

Nergens behoeft in het plangebied van dit bestemmingsplan een dubbelbestemming qua archeologische waarden te worden opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1572-0001_0011.png"

Afbeelding: alleen binnen dit gearceerde gebied zou een dubbelbestemming moeten gelden

Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet melding van de desbetreffende vondsten bij de minister (namens deze de RCE) verplicht.

5.2.2 Historische stedenbouwkundige waarden

De gemeenteraad heeft op 25 april 2018 ingestemd met de 'stedebouwkundige waardevolle gebieden' als weergegeven in de 'Historische stedebouwkundige waardenkaart' en de aangegeven 'vast te leggen kenmerken' in de bijbehorende Tabel, en deze te hanteren als toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het plangebied heeft volgens deze kaart geen bijzondere waarden.

Historisch stedenbouwkundige waarden vormen dan ook geen belemmering voor dit plan.

Bij de bouwkundige monumenten is sprake van rijks- en gemeentelijke monumenten. In dit geval zijn er geen monumenten aanwezig binnen het plangebied.

5.2.3 Cultuurlandschappelijke waarden

De gemeenteraad heeft op 25 april 2018 ingestemd met de 'Cultuurlandschappelijke waardenkaart' als toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het plan (uitbreiding voetbalvelden) ligt in een gebied dat wordt aangeduid als vochtige kampontginning met een middelhoge waardering. De voorgenomen bestemmingsplanherziening is niet strijdig met deze waardering.

De entree aan de Barnseweg ligt in een gebied dat wordt aangeduid als een gebied met sterk veranderd of bebouwd gebied en heeft eveneens geen cultuurhistorische waarde.

Conclusie
Dit bestemmingsplan is niet strijdig met deze waardering.

5.3 Ecologie

De belangrijkste wet voor natuurbescherming in Nederland is de Wet natuurbescherming. Deze wet is op 1 januari 2017 in werking getreden. De Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn vertaald in deze wet.

De Wet natuurbescherming vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.

Daarnaast is qua ecologie ook het Gelders Natuurnetwerk en de Gelderse Ontwikkelingszone van belang.

5.3.1 Wet natuurbescherming
5.3.1.1 Gebiedsbescherming

Hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van speciale beschermingszones ter uitvoering van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Zo'n speciale beschermingszone wordt aangeduid als “Natura 2000-gebied”.

De Wet natuurbescherming bepaalt vervolgens wat er wél en niet mag in zo'n Natura 2000-gebied. Ook zijn er bijzondere nationale natuurgebieden.

Op 27 juni 2014 is de aanwijzing van het gebied Veluwe als speciale beschermingszone onder de Habitatrichtlijn in werking getreden. Tevens is met dit besluit het besluit tot de aanwijzing van Veluwe als speciale beschermingszone onder de Vogelrichtlijn, inclusief de daarbij behorende Nota van toelichting, gewijzigd. Deze twee genoemde speciale beschermingszones vormen samen het Natura 2000-gebied Veluwe, waarbij instandhoudingsdoelstellingen zijn toegevoegd.

Stikstof
Het plangebied ligt niet in (de nabijheid van) een Natura 2000-gebied (zie hiervoor kaart 5 Themakaart Natuur- en landschapsbeleid van de provinciale Omgevingsvisie Gaaf Gelderland).

Voor zowel de bouwfase (tijdens de bouw, sloop en aanleg) als voor de gebruiksfase zijn de stikstofemissies beoordeeld. Er zijn voor de locatie AERIUS-berekeningen uitgevoerd van de aangevraagde situatie (voor de toelichting zie bijlage 5 van de toelichting, voor de sloop- en aanlegfase zie bijlage 6 van de toelichting en voor de gebruiksfase zie bijlage 7 van de toelichting). Conclusie van het rapport en de uitgevoerde berekeningen is dat er geen effect is met betrekking tot stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.

Geconcludeerd wordt dat er voor het aspect stikstofdepositie geen belemmeringen zijn voor het plan.

5.3.1.2 Soortenbescherming

Hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming beschermt bepaalde plant- en diersoorten in Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden én daarbuiten. Er gelden drie beschermingsregimes, te weten voor vogels (Vogelrichtlijn), soorten onder de Habitatrichtlijn (bijlage IV, onderdeel a Habitatrichtlijn, dan wel bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn) en andere (nationale) soorten.  

Om te beoordelen of de beschermde soorten in het plangebied aanwezig zijn, is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Als gevolg van het voornemen is mogelijk sprake van negatieve effecten op beschermde soorten in het kader van de soortbescherming van de Wet natuurbescherming, met mogelijk overtreding van verbodsbepalingen tot gevolg.

Er is een quickscan flora en fauna voor de voetbalvelden SDVB uitgevoerd door Arcadis. Dit rapport is geactualiseerd in 2023. Zie bijlage 8 van de toelichting voor deze geactualiseerde versie. Het is een geactualiseerde versie van de quickscan van 5 maart 2020. Er zijn na de oorspronkelijke quickscan soortgerichte onderzoeken uitgevoerd en gerapporteerd. Daarnaast is er een mitigatieplan voor de steenuil opgesteld (zie hiervoor de rapportage van Arcadis van 28 augustus 2023, bijlage 9 van de toelichting van het bestemmingsplan).

Uit deze rapportage volgt dat er binnen beide deelgebieden en de directe omgeving beschermde soorten van de Wet natuurbescherming voor (kunnen) komen. Het gaat om algemene broedvogels, broedvogels met een jaarrond beschermd nest, vleermuizen, marterachtigen, algemeen grondgebonden zoogdieren en amfibieën. Door toepassen van mitigerende maatregelen en rekening te houden met de zorgplicht kan het grootste deel van de negatieve gevolgen voor beschermde soorten voorkomen of beperkt worden. Het toepassen van deze maatregelen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden is niet vrijblijvend.

In het rapport is verder aangegeven dat voor broedvogels met een jaarrond beschermd nest, vleermuizen, marterachtigen, eekhoorn en hazelworm de aanwezigheid in dit stadium en via een quickscan niet uit te sluiten is. Voor steenuil, overige roofvogels, vleermuizen, marterachtigen, eekhoorn en hazelworm is het nemen van mitigerende maatregelen mogelijk onvoldoende effectief om negatieve effecten op deze soorten te voorkomen. Voor deze soorten dient soortgericht onderzoek plaats te vinden (reeds uitgevoerd en gerapporteerd; Arcadis, augustus 2023, zie bijlage 9 van de toelichting) en bij aanwezigheid een ontheffing aangevraagd te worden voordat met de werkzaamheden gestart kan worden. Het soortgericht onderzoek heeft plaatsgevonden in de perioden zoals opgenomen in Tabel 7 van de geactualiseerde quickscan flora en fauna. De resultaten zijn beknopt opgenomen in de rechter kolom en uitgebreid gerapporteerd (Arcadis, augustus 2023, zie ook bijlage 9 van de toelichting).

Er is een territorium van de steenuil vastgesteld aan de Norschoterweg. De werkzaamheden leiden - door aantasting van leefgebied - mogelijk tot het verstoren of vernietigen van verblijfplaatsen van steenuil (oostelijk deelgebied). Er is voor de steenuil een mitigatieplan opgesteld. Het is noodzakelijk dat er een ontheffing voor de steenuil in het kader van de Wet natuurbescherming wordt aangevraagd.
Met in acht neming van onderliggend mitigatie-/activiteitenplan voor de steenuil is geen sprake van wezenlijke negatieve invloed op beschermde soorten. Er dient wel een ontheffing in het kader van de Wnb te worden aangevraagd bij de provincie Gelderland. Deze ontheffingsaanvraag is voor overtreding van de verbodsbepaling artikel 3.1 lid 4 van de Wet natuurbescherming, voor zover deze van toepassing is op het verstoren van steenuilen. In december 2023 wordt de aanvraag ingediend bij de provincie (gedeputeerde staten).

Er zijn geen verblijfplaatsen van boombewonende soorten aanwezig en een negatief effect van de voorgenomen werkzaamheden op verblijfplaatsen van boombewonende soorten is derhalve uitgesloten. Wel is er een vliegroute van de gewone dwergvleermuis vastgesteld (de bomen aan de zuidzijde van de Barnseweg en het noordelijk gelegen struweel met daarin ook bomen tussen het sportcomplex en de Barnseweg vormen een essentiële vliegroute voor deze vleermuis). Indien beide structuren gelijktijdig zouden verdwijnen is sprake van aantasting van een essentiële vliegroute en is een ontheffing Wnb noodzakelijk. Het rooien van enkel de bomen bij de ingang van het sportcomplex of aan de westzijde nabij de kruising leidt niet tot verlies van de essentiële vliegroute voor gewone dwergvleermuis gezien er geen onoverbrugbare gaten in de bomenrij ontstaan van meer dan 50 m. Er is geen sprake van een functie als essentieel foerageergebied voor de vleermuis en een negatief effect van de voorgenomen werkzaamheden inclusief rooien van bomen is daarom uitgesloten.

Er is door Arcadis een voorstel voor mitigatie gedaan ten aanzien van beplanting. In dit plan "Barnseweg XI" zal de groenstructuur langs de Barnseweg versterkt gaan worden. De bestaande groenzone zal aan de zijde van de Barnseweg namelijk worden uitgebreid, die bestaat uit inheems bosplantsoen. Hierdoor ontstaat een lijnvormige dichte groenstructuur bestaande van bomen en heesters. Hiervoor verwijzen we verder naar hoofdstuk 3 van de toelichting van het plan (onder het kopje 'Parkeerterrein en Barnseweg').

Algemene zorgplicht
Voor de uitvoering van werkzaamheden geldt de algemene zorgplicht. Alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de broedplaatsen zijn beschermd tijdens de broedperiode. Het verwijderen van bomen en struiken dient gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dient buiten het vogelbroedseizoen plaats te vinden. Verstorende werkzaamheden dienen niet tijdens de broedperiode (grofweg maart - augustus) uitgevoerd te worden, tenzij geconstateerd is dat er geen vogelbroedgeval aanwezig is.

Een ieder is verplicht om voldoende zorg in acht te nemen voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.

5.3.1.3 Houtopstanden

De bescherming van houtopstanden conform hoofdstuk 4 van de Wet natuurbescherming heeft als doel om het aanwezige areaal bossen en beplantingen in Nederland te behouden. Daarmee wordt de functie van bossen en beplantingen gegarandeerd als habitat voor dieren en planten, als recreatiegebied en als groene long.

Onder houtopstanden vallen alle zelfstandige eenheden van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend van een oppervlakte van tien are of meer of rijbeplanting die twintig (of meer) bomen omvat, gerekend over het totaal aantal rijen.

Een herplantplicht in de zin van de Wet natuurbescherming is niet aan de orde, omdat er geen bomen worden gekapt buiten de bebouwde kom. Binnen de bebouwde kom worden er wel bomen gekapt. Alleen die vallen qua bescherming niet onder de Wet natuurbescherming. Het gaat om 8 te kappen essen in de groenstrook, alsmede 20 essen en drie berken aan de Barnseweg die gekapt gaan worden in de bebouwde kom.

Geconcludeerd kan worden dat de Wet natuurbescherming uitvoering van het onderhavige plan niet in de weg staat.

5.3.2 Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszones

Het plangebied ligt niet binnen de (voormalige) Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de opvolger van de EHS. Met het bestuursakkoord Natuur is de realisatie en het beheer van het NNN de verantwoordelijkheid van de provincies geworden.

In de periode tot 2027 willen Rijk en provincies een forse extra stap zetten op weg naar realisatie van de doelen van de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water. Hierbij moet maximale synergie worden bereikt tussen natuur- en watermaatregelen. De provincies geven elk in hun eigen provincie uitwerking aan het natuurbeleid op basis van het Natuurpact.

Voor de EHS zijn in de Omgevingsvisie twee nieuwe natuurcategorieën in de plaats gekomen: het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO.) Het plangebied ligt niet in het GNN of de GO. Zie hiervoor ook hetgeen hierover in de quickscan flora en fauna is aangegeven (paragraaf 1.1 van het rapport Quickscan flora en fauna van de toelichting).

Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

5.4 Externe veiligheid

Doel
Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.

In deze paragraaf wordt ingegaan op externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of objecten in en nabij het plangebied. Eerst wordt het wettelijk kader op nationaal niveau beschreven, daarna het gemeentelijk beleid en vervolgens overige wet- en regelgeving die voor het plangebied relevant is. Tot slot wordt zonodig het groepsrisico verantwoord.

Wettelijk kader
Op nationaal niveau zijn verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI; oktober 2004). Voor transport is het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing (Bevt: april 2015). Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2015). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen Plaatsgebonden risico en Groepsrisico.

Plaatsgebonden Risico (PR)
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jaar) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jaar) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten'.

Groepsrisico (GR)
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.

Plasbrandaandachtsgebied (PAG)
Binnen het werkveld externe veiligheid wordt sinds jaren gewerkt met twee risiconormen, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Bij de ontwikkeling van het Basisnet is hieraan een derde voorwaarde toegevoegd: het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Hiermee wordt het effectgebied weergegeven van het scenario met de grootste kans van voorkomen: de plasbrand. In deze gebieden moet er in samenhang met mogelijkheden van plasbrandbestrijding en bouwtechnische maatregelen beargumenteerd worden waarom er gebouwd wordt.

Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen
Op 1 april 2015 is het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen van kracht geworden. Dit Basisnet geeft aan over welke routes (spoor, water en weg) gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het Basisnet spoor heeft betrekking op het vervoer van gevaarlijke stoffen over het hoofdspoorwegennet. Op basis van de wet- en regelgeving omtrent het Basisnet worden, rekening houdend met te verwachten groei van vervoer van gevaarlijke stoffen door Nederland en verdichting van de ruimte naast het spoor (binnen een afstand van 200 m van het spoor) in met name stedelijke kernen, afspraken gemaakt over de risicoruimte.

Beleidsvisie externe veiligheid
In 2009 heeft de gemeente Barneveld de 'Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. In deze visie is onder meer vastgelegd hoe in Barneveld nabij risicobronnen zal worden omgegaan met het veiligstellen van een acceptabel niveau van risico's externe veiligheid en beheersbaarheid.

Beoordeling risicobronnen
Ten aanzien van het aspect externe veiligheid geldt dat er een risicobron in de directe nabijheid aanwezig is. Externe veiligheid is daarom een mogelijk relevant milieuaspect.

Op Wesselseweg 48 zit namelijk een lpg tankstation. Er geldt hiervoor een plaatsgebonden risico contour. Er worden binnen dit gebied echter geen (beperkt) kwetsbare objecten gerealiseerd, zodat de norm voor het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1572-0001_0012.png"

Afbeelding: plaats gebonden risico contour 10-6 (bron: EV-Signaleringskaart)

Wel ligt een deel van het plangebied binnen het invloedsgebied van het LPG tankstation. Ter plaatse zal daardoor het groepsrisico in beperkte mate toenemen. Door de beperkte bedrijfsduur van het verblijf van personen en het beperkte aantal aldaar zal het groepsrisico met niet meer dan 10% van de oriëntatiewaarde toenemen. Een onderzoek naar het groepsrisico is dan ook niet nodig. Wel bestaat er een "rest" risico. Omdat het hier om een kleine toename van personen binnen het invloedsgebied gaat, het hier zelfredzame personen betreft die het risico gebied snel kunnen ontvluchten van de bron af is dat "rest"risico verantwoord en vormt externe veiligheid hier geen knelpunt voor de ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1572-0001_0013.png"

Afbeelding: invloedsgebied (bron: EV- Signaleringskaart)

5.5 Geluid

De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Bij het vaststellen van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de regels van deze wet aan de orde: het bestemmen van gronden voor nieuwe geluidgevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen en onderwijsgebouwen) binnen zones langs (spoor-)wegen en zones rondom industrieterreinen; het bestemmen van gronden voor de aanleg van nieuwe, dan wel reconstructie van gezoneerde (spoor-)wegen; het bestemmen van gronden voor (nieuwe) industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen en herziening van zonegrenzen van industrieterreinen.

De Wet geluidhinder gaat uit van zones langs (spoor-)wegen en zones bij industrieterreinen. Het gebied binnen deze zone geldt als akoestisch aandachtsgebied waar, voor bouwplannen en bestemmingsplannen, een akoestische toetsing uitgevoerd dient te worden. De geluidbelasting op de gevels van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mag in principe niet meer bedragen dan de voorkeursgrenswaarde. Indien de geluidbelasting op de gevel hoger is dan de voorkeursgrenswaarde kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek worden gedaan tot vaststelling van een hogere waarde. Hierbij mag de geluidbelasting de uiterste grenswaarde niet overschrijden. De voorkeursgrenswaarde en uiterste grenswaarde voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per geluidsbron. In geval van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen of spoorwegen, of binnen de zone van een industrieterrein, is akoestisch onderzoek vereist.

Voor wat betreft wegverkeerslawaai kan hier worden geconcludeerd dat het oprichten van voetbalvelden en het aanleggen van een parkeerterrein niet geluidgevoelig is. Dus hier is geen nader onderzoek voor noodzakelijk.

De ruimtelijke afweging van geluid voor de realisatie of uitbreiding van een inrichting wordt in eerste instantie gevormd door de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering". In deze publicatie worden richtafstanden gegeven voor de ruimtelijke scheiding tussen de bedrijven en geluidgevoelige bestemmingen. Met behulp van deze afstanden worden mogelijke knelpunten gesignaleerd. Uit paragraaf 5.11 (milieuzonering) blijkt dat er geen knelpunt bestaat op het gebied van geluid.

5.6 Geur

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan toetst het bevoegde gezag enerzijds of in het plangebied een qua geur acceptabel woon- en leefklimaat gegarandeerd is. Anderzijds is het uitgangspunt dat met het plan de omliggende bedrijven niet vergaand in hun ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden beperkt.

Uitgangspunt voor de toetsing zijn de normen zoals die in of op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) zijn vastgelegd. De Wgv maakt het mogelijk om bij verordening af te wijken van de wettelijke geurnormen. De gemeente Barneveld heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt (bij besluit van 7 oktober 2008). Op 18 oktober 2008 is de Verordening geurhinder en veehouderij in werking getreden, waarbij voor een aantal aangegeven delen van het grondgebied van Barneveld andere normen dan de wettelijke zijn vastgesteld. Op 15 december 2021 is er een nieuwe Verordening door de raad vastgesteld en is de Verordening geur en veehouderij (vastgesteld op 7 oktober 2008) ingetrokken. Deze nieuwe Verordening geurhinder en veehouderij is in werking getreden op 24 december 2021, waarbij opnieuw voor een aantal aangegeven delen van het grondgebied van Barneveld andere normen dan de wettelijke zijn vastgesteld. Het plan is getoetst aan de normen die zijn vastgesteld in deze verordening, voor zover deze normen van toepassing zijn in of rond het plangebied.

Veel bedrijven hebben geen omgevingsvergunning milieu meer nodig, maar vallen onder algemene milieuregels zoals vastgelegd in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Aangezien de geurnormen uit de Wgv vrijwel één op één zijn overgenomen in het Activiteitenbesluit, kunnen bedrijven die onder dit besluit vallen ook gewoon worden meegenomen in de Wgv-toets.

Onder een 'geurgevoelig object' wordt verstaan: een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

In de omgeving van het plangebied liggen veehouderijen op de volgende adressen:
- Norschoterweg 1:
- Norschoterweg 5; en
- Norschoterweg 7.

Deze bedrijven hebben een geuremissie. Voetbalvelden zijn echter geen gebouwen bestemd voor regelmatig menselijk verblijf. Het zijn daarom geen geurgevoelige objecten. Alleen bestemde gebouwen bedoeld voor regelmatig menselijk verblijf zijn geurgevoelig. Voetbalvelden zijn derhalve niet belemmerend voor omliggende agrarische bedrijven. Ook parkeerplaatsen en het wijzigen van de entree zijn niet geurgevoelig. Wat betreft de realisatie daarvan vormt agrarische geurhinder evenmin een belemmering.

Conclusie
Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig plan.

5.7 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

Artikel 3.1.6, tweede lid Bro luidt per 1 juli 2017 als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen (artikel 1.1.1, eerste lid, onder i van het Bro).

De voorgenomen ontwikkeling sluit aan bij de uitgangspunten van de 'ladder voor duurzame verstedelijking':

1. Behoefteonderzoek

Er is sprake van een bestaande behoefte, de voetbalvereniging is een bestaande voetbalvereniging. De voetbalvereniging kent een wachtlijst van ruim 250 kinderen en volwassenen die lid willen worden. Met de realisatie van deze twee nieuwe velden heft de vereniging in de nieuwe situatie een toekomstbestendige accommodatie waarbij de voetbalvereniging de ledengroei van de huidige 1200 naar 1800 leden kan faciliteren. Naast de aanleg van deze twee nieuwe velden zullen er overigens ook op het bestaande voetbalterrein de nodige verbeteringen gaan plaatsvinden.

2. Waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied?

Sportvoorzieningen hebben een aanzienlijke ruimtebeslag waarvoor binnen bestaand stedelijk gebied geen ruimte beschikbaar is.

De twee sportvelden zullen worden gesitueerd aansluitend aan het bestaande voetbalterrein. Er is behoefte aan extra voetbalvelden, vanwege de toename van leden nu er een wachtlijst en het aantal leden nog zal groeien. Gezien ook de wens van de gemeente om het aantal inwoners in onze gemeente te laten groeien.

De huidige velden voldoen niet. Er is extra capaciteit - in de vorm van extra velden - noodzakelijk om een toekomstbestendige voetbalclub te hebben. In deze situatie is sprake van een duurzame stedelijke ontwikkeling.

Geconcludeerd wordt dat in deze situatie sprake is van een duurzame stedelijke ontwikkeling.

Conclusie
Geconcludeerd wordt dat in onderhavige situatie sprake is van een goede ruimtelijke afweging en van een duurzame stedelijke ontwikkeling.

5.8 Leidingen

Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied komen kabels en leidingen voor. Het betreft in dit geval een middenspanningskabel van Liander. Deze kabel behoeft verder geen bescherming in dit plan, omdat deze kabel niet onder bebouwing maar onder de openbare ruimte is gelegen. Een wadi wordt niet aangelegd bij deze kabel. Er worden geen nieuwe bomen gepoot in de nabijheid van de genoemde leiding. Verder ligt er vanuit de gemeente een duiker onder het parkeerterrein, die de watergangen aan de oost- en westzijde met elkaar verbindt. Hier is rekening mee gehouden in dit plan. De duiker vormt geen belemmering bij de uitvoering van het plan. Ook bij de duiker worden geen bomen gepoot.

Concluderend kan gesteld worden dat kabels en leidingen geen conflict opleveren met het te realiseren groen in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1572-0001_0014.png"

Afbeelding: ligging middenspanningskabel Liander (rode lijn)

Er liggen geen kabels en leidingen in het gebied van de twee nieuw te realiseren voetbalvelden.

Er zijn geen laagvliegroutes die beperkingen stellen aan de bouwhoogten.

Conclusie
Het aspect leidingen vormt geen belemmering voor uitvoering van dit plan.

5.9 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. Hierin is opgenomen dat bij een ruimtelijk besluit de gevolgen voor de luchtkwaliteit getoetst moet worden. Om te bepalen of de kwaliteit van de lucht ter plaatse voldoet aan de eisen uit de Wet milieubeheer en de daarop gebaseerde regelgeving, dient bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek gedaan te worden naar de luchtkwaliteit. Projecten waarvan aannemelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Voor de uitbreiding van de sportvelden geldt dat er sprake gaat zijn van een extra verkeersaantrekkende werking. Deze verkeersaantrekkende werking blijft beperkt tot 1750 mvt/etmaal. Uit de rekentool NIBM blijkt dat de bijdrage aan de luchtkwaliteit als Niet in Betekende Mate kan worden beschouwd.

Hieronder is de berekening NIBMtool toegevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1572-0001_0015.png"

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nog gekeken naar de heersende achtergrondconcentratie. Hieruit blijkt dat ter hoogte van de voetbalvelden de concentraties ruim beneden de grenswaarden zijn gelegen, het betreft hier de recente monitoringsresultaten van 2022 voor het jaar 2021 waarvan verwacht mag worden dat deze naar de toekomst toe zullen verbeteren.
afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1572-0001_0016.png"

Conclusie
Op basis van het voorgaande vormt luchtkwaliteit geen belemmering voor uitvoering van onderhavige plan.

5.10 Milieueffectrapportage

Niet voor alle nieuwe activiteiten hoeft een m.e.r.-procedure gevolgd te worden. Uitgangspunt van de m.e.r.-beoordeling is het 'nee, tenzij' -principe. Dat wil zeggen dat alleen een milieueffectrapport (MER) hoeft te worden opgesteld, wanneer er omstandigheden zijn die (waarschijnlijk) leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen.

De Wet milieubeheer maakt onderscheid in een m.e.r.-procedure voor plannen (planMER) en voor besluiten (besluitMER of projectMER). Voor een bestemmingsplan kan zowel de plan-m.e.r.-plicht als de besluit-m.e.r.-plicht gelden.

Er zijn drie sporen waarlangs de m.e.r.-plicht kan ontstaan:

  • 1. Plan- en/of besluit-m.e.r.-plicht: als de voorgenomen activiteit vermeld is in het Besluit milieueffectrapportage;
  • 2. Plan-m.e.r.-plicht: als voor het plan een zogeheten passende beoordeling op grond van de Wet natuurbescherming gemaakt moet worden. Dat is het geval als het plan significante negatieve gevolgen kan hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied;
  • 3. Toetsing aan de provinciale milieuverordening.

Besluit milieueffectrapportage
De lijst van activiteiten in de onderdelen C en D van het Besluit bestaat uit vier kolommen. De eerste kolom bevat een omschrijving van de m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten. De tweede kolom vermeldt eventuele drempelwaarden.

Wettelijk kader
Voor de vraag of een bestemmingplan besluit-m.e.r.-plichtig is, geldt dat het Besluit milieueffectrapportage onderscheid maakt naar m.e.r.-plichtige activiteiten en m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten. Onderdeel C van de bijlage bij dit Besluit vermeldt voor welke activiteiten altijd verplicht een MER moet worden opgesteld, voordat een (m.e.r.-plichtig) besluit mag worden genomen. In onderdeel D is vermeld welke activiteiten beoordelingsplichtig zijn. Voor dergelijke activiteiten moet het bevoegd gezag beoordelen of op basis van 'belangrijke nadelige gevolgen die de voorgenomen activiteit voor het milieu kan hebben', een m.e.r.-procedure noodzakelijk is. Daarbij geldt dat een bestemmingsplan alleen besluit-m.e.r.-plichtig is, als het bestemmingsplan in kolom 4 wordt genoemd.

Voor de vraag of een bestemmingsplan plan-m.e.r.-plichtig is, geldt dat dit het geval is als het plan genoemd is in kolom 3 en activiteiten mogelijk maakt die in onderdeel C en D, kolom 1 vermeld zijn en voldoen aan de in kolom 2 genoemde drempelwaarden.

Als een bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die Besluit-m.e.r.-plichtig is op grond van de uitkomst van een toets van een activiteit die onder de drempelwaarden blijft, dan is dat bestemmingsplan alsnog plan-m.e.r.-plichtig. Het maakt dan immers een (besluit) m.e.r.-plichtige activiteit mogelijk.

Voor zowel de plan-m.e.r.- als besluit-m.e.r.-plicht geldt dat als de activiteit onder de drempelwaarden uit kolom 2 van bijlage D blijft, met een vormvrije m.e.r. beoordeeld moet worden of alsnog een MER moet worden opgesteld. De centrale vraag die daarbij beantwoord moet worden is of er omstandigheden zijn die (waarschijnlijk) leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Daarbij moet in ieder geval worden getoetst aan de criteria die opgenomen zijn in bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn. Als dergelijke milieugevolgen kunnen optreden, geldt alsnog de betreffende plan- en/of besluit-m.e.r.-plicht.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Toetsing en onderzoek 
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van twee nieuwe voetbalvelden, een parkeerterrein en de wijziging van de entree. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

Op 27 november 2023 is bij besluit van college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld vastgesteld dat geen MER nodig is. Het besluit is als bijlage 11 van de toelichting opgenomen. Hieruit blijkt dat het project wordt gerealiseerd in de bebouwde kom van Barneveld. De bebouwing en de functies passen goed in de bestaande situatie. De ontwikkeling leidt niet tot een stikstofdepositie op het nabijgelegen Natura-2000 gebied De Veluwe. Ook de overige aspecten leiden niet tot de conclusie dat er sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De conclusie is dat er geen milieueffectrapportage behoeft te worden opgesteld, omdat de voorgenomen activiteiten niet leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen.

Passende beoordeling via de Wet natuurbescherming
Voor het vaststellen van plannen die significante gevolgen voor een Natura 2000-gebied kunnen hebben, dient een passende beoordeling gemaakt te worden (artikel 7.2a Wet milieubeheer juncto artikel 2.8, eerste lid Wet natuurbeschermingswet). Uit de beoordeling van het aspect ecologie (zie paragraaf 5.3) blijkt dat er voor dit plan geen passende beoordeling nodig is. De plan-m.e.r-plicht op grond van de noodzaak van een passende beoordeling voor de Wet natuurbescherming is hier niet aanwezig.

Er is voor dit plan geen passende beoordeling nodig.

Provinciale milieuverordening 
Provinciale Staten kunnen in de provinciale milieuverordening extra activiteiten met gevallen, plannen en besluiten aanwijzen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben en dus m.e.r.-plichtig zijn (artikel 7.6 Wet milieubeheer). Dit is dus aanvullend op de m.e.r.-plicht op basis van onderdeel C van de bijlage Besluit m.e.r. (en dus ook aanvullend op de verplichting vanuit de Europese richtlijnen) én conform dezelfde systematiek.

Provinciale staten van Gelderland hebben geen extra activiteiten met gevallen, plannen en besluiten aangewezen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (en zo m.e.r.-plichtig zijn).

5.11 Milieuzonering

Ten aanzien van bedrijvigheid geldt als uitgangspunt dat toekomstige woningen geen onevenredige milieuhinder (geur, geluid etc.) mogen ondervinden van nabijgelegen bedrijvigheid. In de publicatie ´Bedrijven en milieuzonering´ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, editie 2009, worden in verband met de aanwezigheid van milieubelastende functies indicatieve afstandsnormen voorgeschreven tot milieugevoelige functies, vooral wonen. Voor wat betreft de te ontplooien activiteiten is geluid het meest belastende aspect.

Er is in dit geval een onderzoek bedrijven en milieuzonering uitgevoerd voor de uitbreiding van de sportvelden aan de Barnseweg. Zie bijlage 10 van de toelichting.

Uit dit onderzoek volgt dat Sportpark Norschoten en de directe omgeving ten noorden en westen (Wesselseweg en de Norschoterweg) het beste kan worden omschreven als ‘gemengd gebied’. In het oostelijke deel bevindt zich een agrarisch bedrijf met boogkassen. Voor de woningen ten zuiden (Barnseweg) en oosten (Heestereng) is sprake van het omgevingstype ‘rustige woonwijk’. Indien wordt voldaan aan de richtafstanden, die voor de activiteiten worden gehanteerd, kan worden gesteld dat er bij de woningen sprake is van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Uitbreiding sportvelden
De richtafstand voor het aspect geluid vanaf de sportvelden bedraagt 50 meter tot een woongebied en 30 meter tot gemengd gebied. Deze richtafstanden gelden voor een veldsportcomplex met verlichting. Bij de twee nieuwe voetbalvelden komt géén verlichting, maar in bijlage 1 van de VNG-handreiking zijn hiervoor geen afzonderlijke richtafstanden opgenomen. De minimale afstanden zijn dus bepaald voor het maximaal gebruik van de sportvelden (met verlichting) en zijn daarom ook toepasbaar voor de voorliggende situatie.

De kortste afstand van de nieuwe sportvelden tot een gevoelig object bedraagt 54 meter. Dit is de bedrijfswoning aan de Wesselseweg 46A, gelegen ten noorden van de sportvelden (gemengd gebied). De richtafstand van 30 m tot gemengd gebied wordt niet overschreden. De gevoelige objecten in het woongebied ten zuiden van de nieuwe sportvelden liggen op ongeveer 70 meter afstand van de nieuwe sportvelden. Dit zijn de woningen aan de Heestereng. De nieuwe sportvelden komen op 50 m afstand vanaf de meest nabijgelegen woonbestemming (achtertuin). De richtafstand van 50 m wordt dan niet overschreden, voor zowel de bestaande woningen als de vergunningvrij mogelijke uitbreiding van de gevoelige bestemming.

Uitbreiding parkeerterrein
De richtafstand voor het aspect geluid vanaf een parkeerterrein bedraagt 30 meter tot een woongebied en 10 meter tot gemengd gebied. De afstanden zijn bepaald ten opzichte van het totale parkeerterrein na de uitbreiding. De kortste afstanden worden dan gemeten vanaf het zuidelijke deel, dat in de bestaande situatie ook als parkeerterrein wordt gebruikt. De kortste afstand van het parkeerterrein tot een gevoelig object bedraagt 18 meter. Dit is de bedrijfswoning aan de Barnseweg 15, direct ten oosten van het parkeerterrein (gemengd gebied). De richtafstand van 10 m tot gemengd gebied wordt niet overschreden.

De woningen in het woongebied ten zuiden van de parkeerplaats (overkant Barnseweg) liggen op tenminste 35 m afstand van de parkeerplaats. De richtafstand van 30 m tot een woongebied wordt niet overschreden.

In het rapport wordt tot slot het volgende geconcludeerd. De afstanden zijn gemeten vanaf de grens van de nieuwe sportvelden en de parkeerplaats tot aan de gevoelige bestemmingen in de omgeving. De richtafstanden voor een goed woon- en leefklimaat worden niet overschreden.

Dit onderzoek is beoordeeld en akkoord bevonden. Conform de VNG brochure kan voldaan worden aan de voorwaarden van een goed woon- en leefklimaat.

Veiligheidszone - Activiteitenbesluit
Binnen de grenzen van het bestemmingsplan is geen gasdrukmeet- en regelstation aanwezig. In het Activiteitenbesluit zijn veiligheidsafstanden opgenomen die moeten worden aangehouden tussen kwetsbare respectievelijk beperkt kwetsbare objecten en (onder andere) een gasdrukmeet- en regelstation (4-6 meter). Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten volgens het Activiteitenbesluit zijn dezelfde objecten als die genoemd zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Het gaat dan om onder andere woningen, ziekenhuizen en bedrijven.

Het onderhavige plan voldoet aan de voorgeschreven afstand.

Binnen de veiligheidsafstand kunnen eveneens geen beperkt kwetsbare objecten worden opgericht. Er wordt voldaan aan de voorgeschreven afstand van 4 meter die geldt voor beperkt kwetsbare objecten.

Liander heeft op 28 november 2023 aangegeven geen belangen in het gebied te hebben, daarom hoeven er in dit bestemmingsplan geen veiligheidsafstanden opgenomen te worden.

Conclusie
Vanuit milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor het plan.

5.12 Natuur en landschap

De locatie van de nieuwe voetbalvelden is momenteel weiland. Het weiland is open en de randen worden voornamelijk bepaald door een watergang. Ten oosten van de nieuwe voetbalvelden zien we dat er een verrommeling is ontstaan van achterkanten. Enkele watergangen in en rondom het gebied worden begeleid met paal en draad.

Vooral in de directe omgeving zijn waardevolle landschapselementen, zoals een oude eikenlaan naar erf Norschoten (Norschoterweg 1), een restant van een houtsingel en een rij knotwilgen. Deze elementen worden behouden en we proberen deze te versterken bij de 'blauw / groene' omranding van de nieuwe velden.

Voor wat betreft natuur en landschap verwijzen we naar hoofdstuk 3 van de toelichting, waar is ingegaan op natuur en landschap.

5.13 Veiligheid en gezondheid

Veiligheid
Om een veilige omgeving te creëren of te behouden is er op het gebied van fysieke veiligheid een aantal aspecten waarmee rekening gehouden moet worden. Zo worden er eisen gesteld aan de bereikbaarheid van de openbare wegen voor de hulpverleningsdiensten. Dit leidt tot het stellen van minimale afmetingen en bochtstralen zodat hulpverleningsvoertuigen een object of calamiteit goed kunnen bereiken en adequate hulp kunnen verlenen. Met betrekking tot voldoende bluswater in het openbare wegennet zijn er ook eisen gesteld. Deze eisen hebben betrekking op de afstanden vanaf de bluswatervoorziening tot aan een gebouw en de capaciteit ervan. In de “Handreiking Bluswatervoorziening en bereikbaarheid” een uitgave van Brandweer Nederland worden deze eisen gesteld. Voor wat betreft de bereikbaarheid zijn er binnen de gemeente Barneveld hoofd- en subaanrijdroutes vastgesteld.

Tevens worden er eisen gesteld aan de opkomsttijden voor brandweervoertuigen. Deze zijn afhankelijk van de bestemming. Voor gebouwen waarin geslapen wordt en verminderd zelfredzame mensen verblijven worden strengere eisen gesteld dan gebouwen waar dit niet zo is. De opkomsttijden zijn gesteld in de Wet veiligheidsregio’s (1 oktober 2010) met het daarbij behorende Besluit veiligheidsregio’s. In het Besluit zijn de tijdnormen voor de opkomsttijden vastgelegd.

Situatie
Nieuwe ontwikkelingen zullen worden getoetst aan de Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid, het Besluit veiligheidregio’s en aan de eisen van de aangewezen hoofd- en subaanrijdroutes. Dit zal gebeuren bij de bouwplannen en inrichtingsplannen.

Conclusie
Er zijn voor wat betreft de eisen voor de veiligheid geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

Gezondheid
De aanwezigheid van een intensieve veehouderij kan invloed hebben op de gezondheid van omwonenden. Uit het onderzoek Veehouderij Gezondheid Omwonenden (VGO) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu is gebleken dat longontsteking vaker voorkomt bij mensen die in veedicht gebied wonen. Een deel van de longontstekingen is geassocieerd met het wonen in de buurt van een geitenhouderij. De oorzaak is niet duidelijk. Met andere woorden: het wonen in de buurt van een geitenhouderij verhoogt de kans op een longontsteking, maar we tasten nog in het duister wat deze verhoogde kans veroorzaakt.

Eind oktober 2020 kwam de GGD met de richtlijn 'Veehouderij en gezondheid'. De richtlijn gebruikt de GGD bij de advisering over ruimtelijke plannen. De GGD heeft twee uitgangspunten bij zijn adviezen.

De eerste is voorzorg: wees terughoudend met het plaatsen van gevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld woningen, scholen, en ziekenhuizen) en veehouderijen binnen 250 meter van elkaar (bij geitenhouderijen binnen 2 kilometer).

Het tweede uitgangspunt is het streven om de uitstoot van geur, stof, endotoxinen (kleine stukjes bacteriën) en ammoniak van veehouderijen te verminderen.

De GGD-richtlijn betreft een niet-bindende aanbeveling en deze bevat geen harde normen. De richtlijn heeft geen bindende status. De GGD heeft niet willen uitsluiten dat er nieuwe woningen komen in de omgeving van geitenhouderijen. De GGD adviseert doorgaans aan gemeenten om in hun besluitvorming het risico van longontsteking zorgvuldig mee te wegen.

Volgens de GGD is het risico op longontsteking het hoogst binnen een straal van 500 meter. Buiten die straal loopt het verhoogde risico af. Omdat we niet weten waardoor de longontstekingen rondom geitenhouderijen wordt veroorzaakt, ontbreekt het inzicht in effectieve bronmaatregelen om gezondheidsrisico's te voorkomen.

Conclusie
Het plangebied bevindt zich in de invloedssfeer van de geitenhouderij(en) aan de Barnseweg 140 in Barneveld. De afstand bedraagt circa 1,5 kilometer. Het plan voorziet niet in het realiseren van een hindergevoelige functie. Dus vormt het aspect gezondheid hier geen belemmering.

5.14 Verkeer

Parkeren - Auto

Door de uitbreiding van het aantal sportvelden neemt de parkeerbehoefte naar verwachting toe doordat er meer spelers tegelijk kunnen voetballen. Het plan moet voldoen aan de Nota Parkeernormen 2020. Conform de Nota Parkeernormen 2020 is de parkeernorm voor een sportveld 21,4 autoparkeerplaatsen per netto hectare sportveld.

Er vervalt een half voetbalveld en er komen twee nieuwe velden bij. Per saldo stijgt het aantal sportvelden dus met 1,5 speelveld. Eén speelveld is ongeveer 0,75 hectare.

Omdat er twee speelvelden bij komen (+ 1,5 hectare) en een half speelveld (- 0,75/2) verdwijnt is de toename voor het berekenen van de parkeereis + 1,125 hectare.

1,125 hectare maal 21,4 = 25 extra benodigde parkeerplaatsen ten opzichte van de huidige situatie.

Echter is bij aanvang van de uitbreiding van de sportvelden een parkeerdrukmeting uitgevoerd op het maatgevende moment, de zaterdagochtend. Daaruit is gebleken dat de daadwerkelijke parkeerdruk hoger ligt voor deze sportvereniging dan de parkeernorm uit de Nota Parkeernormen 2020. Uit het parkeeronderzoek is een gemiddelde parkeerdruk van 50 voertuigen per netto hectare sportveld geconstateerd. Naar verwachting geldt dit aantal ook voor de uit te breiden velden.

De parkeereis voor de uitbreiding is daarom bepaald op 1,5 speelveld * 0,75 netto hectare maal 50 autoparkeerplaatsen = 57 extra te realiseren parkeerplaatsen.

Uit het parkeeronderzoek bleek dat de huidige parkeerbehoefte tijdens het piekmoment 224 parkeerplaatsen was.

De totale parkeerbehoefte komt daarmee op minimaal 281 (224 + 57) benodigde autoparkeerplaatsen.

Door het verdwijnen van een half speelveld kan daar het parkeren worden uitgebreid.

  • 202 parkeerplaatsen nieuwe parkeerterrein op locatie vervallen halve speelveld;
  • 44 parkeerplaatsen huidige situatie langs Barnseweg ter hoogte van SDVB;
  • 36 parkeerplaatsen huidige situatie Barnseweg ter hoogte van Aeres (alleen de zuidelijke vakken).


Het nieuwe parkeerterrein voldoet aan de afmetingen zoals gesteld in de Nota Parkeernormen 2020. Daarmee zijn alle nieuwe parkeerplaatsen goed bruikbaar.

Vanaf het nieuwe parkeerterrein is er een logische looproute zijn naar de kantine en kleedkamers.

De totale capaciteit na realisatie 282 parkeerplaatsen, waardoor met een parkeereis van 281 parkeerplaatsen de parkeerbalans positief is.

Parkeren - Fiets
Conform de Nota Parkeernormen 2020 is de parkeernorm "fiets" voor een sportveld 64 fietsparkeerplekken per netto hectare sportveld. De uitbreiding van + 1,5 sportveld (1,125 hectare) heeft daarmee een fietsparkeereis van 72 fietsparkeerplaatsen. Door het herinrichten van de bus parkeerplaats ontstaat op het voorterrein ruimte voor deze 72 extra fietsparkeerplaatsen.

Bereikbaarheid en verkeersgeneratie

De bereikbaarheid per auto blijft ongewijzigd. De parkeerplaatsen zijn allen uitsluitend te bereiken via de Barnseweg.

Voor fietsers verandert de oversteekplaats op de Barnseweg. Doordat het hier geen doorgaande fietsroute betreft maar een bestemming/uitrit en een 50 km/uur gebiedsontsluitende weg, is een fietsoversteek ín de voorrang niet passend en ligt niet binnen de verwachting van automobilisten. Ook ligt het naastgelegen tweerichtingenfietspad té dicht op de fietsoversteek in de voorrang.

In de nieuwe situatie moeten fietsers die de Barnseweg oversteken voorrang verlenen aan kruisend verkeer, dit is een verkeersveiligere inrichting.

Een (verkeers) adviesbureau heeft een inschatting gemaakt van het aantal te verwachten verkeersbewegingen, op basis van huidige wedstrijddagen. Ingeschat is hoeveel voertuigen bij een wedstrijd van één elftal aanwezig zijn.

Bij een thuiswedstrijd ligt dat hoger dan bij een uitwedstrijd vanwege bijvoorbeeld bezoekers van zowel de thuisspelende als de uitspelende club; bij een uitwedstrijd vaak gezamenlijk rijden.

Vanaf de leeftijd vanaf 12 jaar liggen de aantallen hoger omdat de elftallen dan groter zijn, bij de pupillen minder kinderen. Hier is rekening mee gehouden.

Er worden in de huidige situatie zo'n 1400 vervoersbewegingen verwacht.

Er zijn nu 6 velden geschikt voor wedstrijden en in de nieuwe situatie 7,5.

De inschatting is daarom dat na de uitbreiding van 1,5 extra veld (1400* 1,25) zo'n 1750 verkeersbewegingen op de zaterdag verwacht worden.

Op doordeweekse dagen zal dit aantal aanzienlijk lager liggen doordat er dan geen wedstrijden plaatsvinden maar alleen trainingen.

De Barnseweg is ingericht om deze intensiteit verkeersveilig te verwerken.

Eénmaal per week worden de spelers van het eerste elftal gebracht of opgehaald met de bus. In geval van een thuiswedstrijd is er ook een spelersbus van de bezoekende ploeg. Die parkeren bij de hoofdentree achterwaarts. De inrit van het terrein wordt aangepast zodat bussen in één manoeuvre hier kunnen parkeren, te allen tijde begeleid door verkeersregelaars van SDVB.

5.15 Water

Deze waterparagraaf vormt het resultaat van het procesinstrument watertoets. De watertoets betreft het vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen. Het is verplicht de watertoets toe te passen. Hiermee wordt beoogd om het belang van water een evenwichtige plaats te geven in het ruimtelijk planproces.

De watertoets heeft betrekking op het grond-, oppervlakte-, afval- en hemelwater. Het behandelt alle relevante waterhuishoudkundige aspecten zoals ontwatering, wateroverlast en waterkwaliteit. De waterparagraaf beschrijft het relevante waterbeleid, de betrokkenheid en het advies van de waterbeheerder en de waterhuishoudkundige uitwerking van het plan.

Waterbeleid

BOP 2022-2027 Waterschap Vallei en Veluwe
Het Blauw Omgevingsprogramma (BOP) is het waterbeheerprogramma van Waterschap Vallei en Veluwe voor de planperiode 2022-2027. Het gebied, de maatschappelijke thema's en samenwerking met partners zijn meer centraal gezet dan in voorgaande waterbeheerprogramma's. Het waterbeheerprogramma is een kerninstrument onder de omgevingswet en bevat naast de verplichte onderdelen van het programma (zoals Kader Richtlijn Water (KRW), Richtlijn Overstromings Risico's (ROR), zwemwaterrichtlijn) ook een niet verplicht deel. Het BOP is daarmee het wettelijk instrument van het waterschap om de doelen voor de middellange termijn vast te leggen. In het BOP worden doelen uit de Blauwe Omgevingsvisie 2050 (BOVI2050) doorvertaald naar gebiedsgerichte doelen. De hoofddoelen van het BOP zijn hieronder kort beschreven.

- Waterveiligheid
· Een zo goed mogelijke bescherming tegen overstromingen volgens de wettelijke normen.

- Watersysteem
· Een toekomstbestendig en klimaatrobuust grond- en oppervlaktewatersysteem, dat passend is ingericht naar de veranderende gebiedswensen.

- Wonen en zuiveren
· Een robuust proces voor het verwerken van extreme neerslag en inzameling van stedelijk en industrieel afvalwater in bebouwd gebied, tot aan het lozen van effluent in het watersysteem.

- Circulaire economie
· Volledig circulair opereren in 2050 door anders om te gaan met grondstoffen en goed samen te werken met partners en de omgeving.

- Energietransitie
· Het eerste energieneutrale waterschap van Nederland worden om een voorbeeld te zijn op het gebied van de energietransitie.

Waterplan Barneveld 2005 - 2025 en Hemelwaterplan 2017 - 2020
Het Waterplan geeft een integrale watervisie op het verhogen van de gebruikswaarde en belevingswaarde van water. Door een verantwoord gebruik en duurzame ontwikkeling van het water kan ook in de toekomst gebruik worden gemaakt van een gezond watersysteem. De volgende ambities worden genoemd:

  • Vasthouden en/of vertraagd afvoeren van hemelwater.
  • Het scheiden van vuil en schoon water. Bij nieuwbouw het hemelwater van schone oppervlakken niet op de riolering lozen en bij voorkeur lokaal gebruiken, infiltreren of lozen op oppervlaktewater. In bestaand gebied hemelwater afkoppelen van het gemengd riool indien technisch en financieel haalbaar.
  • De afvoer van schoon hemelwater vindt bovengronds plaats.
  • Rioolwateroverstorten beperken om de doelstellingen voor waterkwaliteit te bereiken.

Huidige situatie
De voetbalvereniging SDVB is gelegen aan de Barnseweg in Barneveld. Het voetbalveld bestaat uit een zestal velden. Daarnaast staat er nog een clubhuis, kleedruimtes, tribune bij het hoofdveld en een kantine op het terrein. In de huidige situatie wordt er geparkeerd parallel aan de Barnseweg langs de voetbalvereniging en op het kleine parkeerterrein ten oosten van het hoofdveld. Bussen ten behoeve van uitspelende clubs worden geparkeerd op de busparkeerplaats ten westen van het hoofdveld. De gebouwen zijn aangesloten op het riool middels drukriolering.

De ondergrond van de voetbalvelden bestaat uit een zandige ondergrond met een toevoeging van silt. De K-waarde van de ondergrond ligt tussen de 0,1 en 0,01 m/dag in de onverzadigde zone en in de verzadigde zone (1.4-2.4 onder maaiveld) ligt deze op 2.3 m/dag. De GHG in het gebied ligt op +10.70 ten opzichte van NAP en de GLG op +10.25 ten opzichte van NAP.

Langs het terrein zijn verschillende watergangen aanwezig. Zo loopt er een B-watergang langs de zuidzijde van het veld die ter hoogte van de huidige parkeerplaats in een duiker overgaat. Langs de oostzijde van het veld loop ook nog een B-watergang door het naastgelegen weiland richting het zuiden die verbonden is met de hiervoor genoemde watergang. Verder zijn er in de omgeving nog enkele C-watergangen aanwezig.

Toekomstige situatie
In de toekomstige situatie zal het veld ten oosten van het hoofdveld verdwijnen. Daarnaast zullen er twee velden gerealiseerd worden in het noordoosten van het gebied in het aangelegen weiland ten noorden van de straat de Heestereng. Ten behoeve van de uitbreiding van de club zal er op de locatie waar een veld is verdwenen een parkeerterrein komen. Deze zal de helft van het oude veld in beslag nemen. De rest van het terrein zal worden opgevuld met een half voetbalveld.

Het parkeerterrein wordt deels verhard en deels voorzien van waterdoorlatende verharding in de parkeervakken. Voor het verharde deel van het parkeerterrein zal er waterberging komen onder de waterdoorlatende parkeervakken. Hier komt een waterbergend pakket van 30 cm onder te liggen die de volledige wateropgave kan opvangen, rekening houdend met een wateropgave van 30 mm per vierkante meter verhard oppervlak. Het water zal onder de parkeervakken geïnfiltreerd worden in de bodem. Tussen de parkeervakken wordt een strook met kolken geplaatst om het overtollige water bij hevige neerslag ook te kunnen afvoeren. Deze zijn aangesloten op een drainageleiding onder het parkeerterrein die het water infiltreert in de bodem, maar bij een te hoge waterstand loost naar de duiker aan de voorzijde van het terrein.

Bij de twee nieuwe velden wordt een enkele bestaande watergang gedempt en omgeleid om de velden heen, hierbij wordt dan ook direct nieuwe natuur gemaakt in combinatie met poelen in het gebied.

De ontwikkeling sluit aan bij de waterhuishoudkundige doelen van de gemeente en het waterschap.

Hoofdstuk 6 JURIDISCHE ASPECTEN

6.1 Juridische aspecten

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft gemeenten de plicht tot het opstellen van een bestemmingsplan. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan het afwijken met een omgevingsvergunning, wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Barneveld. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.

Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan.

De planregels vallen in vier hoofdstukken uiteen. Hoofdstuk 1 bevat de algemene voor het plangebied geldende bepalingen, de inleidende regels. Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, zoals de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene afwijkings- en algemene wijzigingsregels en tot slot de algemene procedureregels. Tenslotte komt in hoofdstuk 4 het overgangsrecht en de slotbepaling aan bod.

Bevoegdheid

Het bevoegd gezag is het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. Over het algemeen zijn burgemeester en wethouders het bevoegd gezag. Het kan echter incidenteel voorkomen dat bijvoorbeeld het Rijk dan wel de provincie het bevoegd gezag is.

Burgemeester en wethouders zijn altijd bevoegd gezag bij het wijzigen van een plan en het stellen van nadere eisen.

6.1.1 Inleidende regels
6.1.1.1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.

De omschrijving van het begrip 'bouwperceel' staat in artikel 1. Een voorbeeld van een bouwperceel is een stuk grond waarop een woning staat met een tuin. De bestemmingen 'Wonen-1' en 'Tuin' horen beiden bij het bouwperceel.

Het begrip 'Relatie' staat in artikel 1.45. Hierin staat beschreven dat het een op de verbeelding opgenomen aanduiding betreft die aangeeft welke bestemmingsvlakken met elkaar verbonden zijn en een eenheid vormen; Dit houdt in dat de aanduidingen die op beide verbonden bestemmingsvlakken staan niet zelfstandig gelezen moeten worden maar dat deze gelden als één geheel.

Als bijvoorbeeld wordt aangegeven onder de bestemming Wonen I:

'de totale oppervlakte van buiten het bouwvlak gelegen bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20% van dat bouwperceel, met een maximum van 150 m2, [...].'

wordt bedoeld dat de maximum oppervlakte die is aangegeven op de verbonden vlakken als één maximum voor beide vlakken geldt en niet voor beiden afzonderlijk.

6.1.1.2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten (die bij het bouwen in acht dienen te worden genomen) moeten worden gemeten.

6.1.2 Bestemmingsregels
6.1.2.1 Bestemming 'Groen'

Het structureel groen krijgt de bestemming 'Groen'. Onder structureel groen worden wijkparken, grotere groenelementen op buurt- of blokniveau, groen om wegen en waterlopen en wadi's verstaan. Binnen deze bestemming zijn ook speelvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen en paden toegestaan. De bestemming 'Groen' wordt alleen toegepast op openbare gronden, in principe niet op particuliere terreinen.

In de omschrijving van de bestemming 'Groen' staat dat de gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen (et cetera) 'met daaraan ondergeschikt parkeervoorzieningen'. Het is de bedoeling van de raad dat een relatief klein gedeelte van de gronden kan worden gebruikt als parkeervoorziening: om en nabij 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak. De raad beschouwt de parkeervoorzieningen dan als ondergeschikt. Die 10% is geen harde norm. De regeling is bewust flexibel geformuleerd. Als de parkeervoorzieningen meer dan de helft van de oppervlakte van het bestemmingsvlak beslaan, dan is in elk geval geen sprake van ondergeschiktheid.

Wanneer sprake is van landschappelijke waarden wordt aan de hand van de geldende bestemming en de eigendomssituatie bepaald welke bestemming wordt toegekend. Bij gemeentelijk eigendom kan het hierbij gaan om diverse bestemmingen, zoals 'Groen' en 'Verkeer' in combinatie met de dubbelbestemming 'Waarde-Landschap. Bij particulier eigendom kan het gaan om de bestemming 'Tuin', met de aanduiding 'groen'.

Het is mogelijk om met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels voor de aanleg van in- en

6.1.2.2 Bestemming 'Sport'

Binnen de bestemming 'Sport' zijn sportterreinen en gebouwen ten behoeve van sportieve doeleinden toegestaan. Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van de regels voor het mogelijk maken van een tribune. Via deze constructie kan het bestuursorgaan de locatie bepalen.

Wanneer de aanduiding 'specifieke vorm van sport uitgesloten - lichtmasten' is opgenomen, zijn daar geen lichtmasten toegestaan. Deze aanduiding is gelegen op de twee nieuwe velden.

6.1.2.3 Bestemming 'Verkeer'

De bestemming 'Verkeer' wordt opgenomen voor wegen, straten en paden, voet- en rijwielpaden. Daarnaast zijn parkeer-, groen- en speelvoorzieningen mogelijk. Evenals waterhuishoudkundige doeleinden en bermen.

6.1.3 Algemene regels
6.1.3.1 Anti-dubbeltelregel

Het doel van de anti-dubbeltelregel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

6.1.3.2 Algemene bouwregels

In artikel 7.1 is een regeling opgenomen voor ondergronds bouwen. De regeling houdt in dat ondergronds bouwen is toegestaan waar ook bovengronds bouwen is toegestaan, tenzij anders is aangegeven.

6.1.3.3 Algemene gebruiksregels

Seksinrichting / coffeeshop
Ter verduidelijking van het plan wordt aangegeven dat het gebruiken van gronden ten behoeve van een seksinrichting dan wel coffeeshop in ieder geval strijdig is met de bestemming.

Verblijfsrecreatie
In de uitwerking van de Visie Toerisme en Recreatie 2030, de Visie Verblijfsrecreatie (2022), staat dat de gemeente Barneveld kansen ziet voor de camperaar. Het streven is gericht op een geschikt en divers aanbod. Binnen de gemeente zijn in beginsel maximaal 5 camperterreinen mogelijk, met op elk terrein ten hoogste 8 camperplaatsen. Het realiseren van een dergelijk terrein is altijd maatwerk. Waarbij de kwaliteit van het initiatief voorop staat. We vinden het belangrijk dat een camperterrein in de nabijheid (fietsafstand) van toeristische plaatsen, horeca, middenstand, dagrecreatieve voorzieningen, wandel- en fietsroutes ligt. Het camperterrein draagt daarmee bij aan het recreatieve product van de gemeente Barneveld.

Op het camperterrein moet het ook goed verblijven zijn. Dat betekent dat bijvoorbeeld een ligging aan een drukke weg of bij een bedrijf met veel geluid of geuroverlast niet wenselijk is. Het camperterrein moet goed in de omgeving en het landschap worden ingepast. Een camperterrein mag het woon- en leefgenot van woningen, voorzieningen en scholen niet aantasten. Om onderscheidend te zijn ten opzichte van reguliere verblijfsrecreatieterreinen zijn op camperterreinen in principe geen recreatieve voorzieningen en sanitaire voorzieningen toegestaan Er gelden ook een aantal (organisatorische) randvoorwaarden.

Het voorgaande wordt gefaciliteerd in de algemene gebruiksregels.

Parkeerplaatsen
Ten behoeve van nieuwe ontwikkelingen wordt in deze regels aangegeven dat er voldoende parkeerplaatsen aanwezig moeten zijn conform de Nota Parkeernormen (2020). Hierbij wordt het vergroten van een woning uitgesloten.

6.1.3.4 Algemene aanduidingsregels

De aanduidingen bevatten specificaties van de (dubbel-)bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bijzondere regels, extra regels of nadere afwegingen gelden. Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend. De volgende gebiedsaanduiding is toegepast: veiligheidszone - lpg.

De gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - lpg' is toegepast ter bescherming van / voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van (beperkt) kwetsbare objecten vanwege het vulpunt lpg (bij het tankstation aan de Wesselseweg nr. 48). Hiermee wordt voorkomen dat (beperkt) kwetsbare objecten in de nabijheid worden gerealiseerd (binnen die zone) van het vulpunt lpg.

In de gemeente Barneveld zijn op diverse locaties in de openbare ruimte standplaatsen voor ambulante handel aanwezig. Deze standplaatsen worden gedurende één of meer dagdelen per week ingenomen door kramen of wagens van waaruit producten (zoals vis, snacks, bloemen en groente en fruit) worden verkocht. Een standplaats is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats'.

6.1.3.5 Algemene afwijkingsregels

Er is een algemene afwijkingsregel opgenomen wanneer dit voor een betere technische realisering van bouwwerken dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is. Deze afwijkingsregel dient bij uitzondering te worden toegepast. De noodzaak om van de bestemmingsregeling af te wijken dient te worden aangetoond.

Het is niet de bedoeling dat deze algemene bevoegdheid wordt toegepast in combinatie met het afwijken zoals dat bij een specifieke bestemming is genoemd. Met andere woorden: cumulatie van deze bevoegdheden is uitgesloten. Een voorbeeld: de maximale goothoogte voor een woning is 6 meter. Bij de bestemming 'Wonen-1' is de bevoegdheid opgenomen om met een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels en die goothoogte te vergroten met maximaal 3 meter. Het is niet de bedoeling dat dan nog eens toepassing wordt gegeven aan de algemene afwijkingsbevoegdheid met een vergroting van nog eens 10% tot gevolg.

Het is toegestaan om af te wijken van de goot- en bouwhoogte en inhoud en buiten het bouwvlak te bouwen wanneer de bestaande en eventueel bij te bouwen nieuwe bebouwing op het bouwperceel wordt geïsoleerd. De uitbreiding is uitsluitend bedoeld wanneer de isolatiemaatregelen een grotere omvang van de bebouwing vragen om eenzelfde oppervlakte te krijgen als wanneer er geen of een beperkter isolatiepakket zou worden gehanteerd dat alleen aan de eisen uit het Bouwbesluit voldoet. Het gaat hier dus bijvoorbeeld om dikkere muren en/of een hoger dak.

6.1.3.6 Algemene wijzigingsregels

In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om bestemmingen te wijzigen ten behoeve van kleine overschrijdingen van bestemmingsgrenzen. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven. De bevoegdheid is bedoeld voor aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein.

Ook wordt hier aan het bevoegd gezag de mogelijkheid gegeven om, onder voorwaarden het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - Standplaats' wordt toegevoegd aan de gronden.

6.1.3.7 Algemene procedureregels

Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht en artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging een besluit nemen omtrent de wijziging.

Voor het stellen van nadere eisen is geen procedure opgenomen in de wet. De procedure staat beschreven in hoofdstuk 3 "Algemene regels" van dit bestemmingsplan.

6.1.4 Overgangs- en slotregels
6.1.4.1 Overgangsregels

Voor de overgangsregels is onderscheid gemaakt tussen de overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken en de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik. Zowel de overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken als de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik gelden vanaf inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat zo weinig mogelijk gebruik wordt gemaakt van het overgangsrecht. Vooraf dient een afweging te worden gemaakt tussen legaliseren (positief bestemmen) dan wel handhaving van illegale situaties. De overgangsbepalingen voor bouwwerken en gebruik zijn overgenomen uit artikelen 3.2.1 en 3.2.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

6.1.4.2 Slotregel

Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het voorliggende bestemmingsplan.

6.2 Handhaving

De gemeente acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaven zijn:

  • de regels zijn door de gemeente vastgesteld en de inwoners van de gemeente mogen verwachten dat de gemeente die regels handhaaft: waarom zijn er anders regels opgesteld? Inwoners van de gemeente hebben als het ware recht op handhaving;
  • handhaving gaat oneigenlijk gebruik van en daarmee de achteruitgang van de kwaliteit van het gemeentelijk grondgebied tegen. Een actueel bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit van een gebied in stand te houden en te verbeteren;
  • niet daadkrachtig optreden tegen overtredingen van wettelijke regels werkt een toename van het aantal overtredingen in de hand en tast de geloofwaardigheid van daadkrachtig optreden aan. Het in het bestemmingsplan vastgelegde beleid wordt ondermijnd en het bestuur verliest de greep op de gebouwde omgeving.

Onderscheid kan gemaakt worden tussen preventieve en repressieve handhavingsinstrumenten. Onder preventieve instrumenten kunnen onder andere goede regelgeving (onder andere in bestemmingsplan), voorlichting, subsidieverlening, afwijken van bouwregels en gebruiksregels en de omgevingsvergunning worden begrepen. Repressieve instrumenten zijn onder meer controle en toezicht, opsporing en het hanteren van sancties als bestuursdwang en dwangsom.

In 2016 heeft de gemeente de Nota Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving, VTH-beleid vastgesteld. In dit VTH-beleid staat beschreven hoe het college van burgemeester en wethouders op hoofdlijnen omgaat met de uitvoering van VTH-taken en welke prioriteiten hieraan zijn toegekend. Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering van de VTH-taken en heeft de uitvoering van deze taken met ingang van 1 april 2013 grotendeels belegd bij de Omgevingsdienst de Vallei.

Bij de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan spelen aspecten als communicatie, de planvorm, de normstelling, het daadwerkelijk kunnen handhaven en de controleerbaarheid van normen ook een belangrijke rol.

Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis/grondslag is om te kunnen handhaven. Deze basis wordt gevormd door:

  • de regeling in het bestemmingsplan zelf: de handhaafbaarheid van de planregels;
  • het afwijkingenbeleid.

In dit bestemmingsplan is gestreefd naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden.

Verder zijn aan de in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheden duidelijke voorwaarden verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn.

Hoofdstuk 7 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID

7.1 Grondexploitatie

Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen.

Er is geen sprake van een bouwplan op grond van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Er is derhalve geen sprake van verplicht kostenverhaal. Dekking van de kosten voor de planontwikkeling is verzekerd door vastgestelde investeringsbudgetten van de raad.

Hoofdstuk 8 OVERLEG EN MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Conform artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) heeft het college op 26 oktober 2023 in de Barneveldse Krant en Barneveld Huis-aan-Huis en langs elektronische weg kennisgegeven van het voornemen om het voorliggende bestemmingsplan voor te bereiden. Aangegeven is verder dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).

8.1 Participatie

Participatie gaat over het goede gesprek tussen initiatiefnemers, de samenleving en de beslissers. Het is de bedoeling om elkaar zo vroeg mogelijk te betrekken in het proces ter voorbereiding van een besluit en gezamenlijk te zoeken naar de beste oplossingen. Dit is verankerd in beleid dat moet leiden tot plannen met een hogere kwaliteit en een breder draagvlak. Op 20 april 2022 heeft de raad het "Participatiebeleid Gemeente Barneveld" vastgesteld.

Het beleid onderscheidt drie sporen:

  • Participatie bij ruimtelijke initiatieven;
  • Participatie bij initiatieven van de overheid;
  • Participatie bij initiatieven vanuit de gemeenschap.

Het beleid is in werking getreden op 1 januari 2023, met uitzondering van de participatieverplichting uit spoor 1 want die is gekoppeld aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

In het beleid is de participatieladder opgenomen. Die ladder gaat over verschillende gradaties van meedoen en is er om de rol van de deelnemers duidelijk te communiceren. Er zijn vier treden op de ladder:

  • 1. Meeweten | informeren
  • 2. Meedenken | raadplegen
  • 3. Meewerken | adviseren
  • 4. Meebepalen | co-creatie

In dit geval is deels spoor 1 Participatie bij ruimtelijk initiatieven en deels spoor 2 Participatie bij initiatieven van de overheid van het beleid relevant en trede 2 van de participatieladder.

De voorbereiding van het bestemmingsplan "Barnseweg XI" is al gestart vóór de vaststelling van het participatiebeleid. Op 20 april heeft de raad het "Participatiebeleid Gemeente Barneveld” vastgesteld. Vanzelfsprekend is in dit geval het toentertijd nog niet tot stand gekomen beleid dan ook niet toegepast.

Er is al wel gehandeld in de geest van het nieuwe beleid. In een vroegtijdig stadium heeft er op 11 maart 2021 al een digitale informatieavond plaatsgevonden voor belanghebbenden. Er zijn tijdens de digitale informatieavond vooral veel vragen gesteld, waar nog niet in alle gevallen een duidelijk en concreet antwoord kon worden gegeven. De reacties zagen met name op geluid(soverlast), het gebruik van verlichting, een groene invulling/geluidswal/-scherm bij Heestereng alsmede ook de toegang tot de velden vanaf de Heestereng. Er is een akoestisch bureau ingeschakeld (zie paragraaf 5.5 van de toelichting). De velden zijn in het (ontwerp)bestemmingsplan op 50 meter afstand van de woon-bestemming aan de Heestereng gesitueerd. Uit de memo van het akoestisch bureau volgt dat met een afstand van 50 meter er geen geluidscherm verplicht is. Wel zal er een groene invulling tussen de Heestereng en de velden komen. Veder komt er alleen een toegang aan de Heestereng voor onderhoud om de nieuwe velden te bereiken, en geen doorgang voor bezoekers en leden van de voetbalvereniging.

Op 29 november 2023 vindt er een informatieavond plaats over het ontwerpbestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan ligt, zoals gebruikelijk, van 1 december 2023 tot en met 11 januari 2024 ter inzage, zie paragraaf 8.4. Dit komt overeen met trede 2 (meedenken/raadplegen) uit de participatieladder. Dit heeft geleid tot .... reacties.

8.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het kader hiervan wordt het bestemmingsplan voor overleg aan de onderstaande instantie toegezonden:

- Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden.

In het kader hiervan is het voorliggende ontwerp besproken met het waterschap Vallei en Veluwe en zijn de verschillende ontwerpelementen van belang voor het waterschap besproken en geëvalueerd op de doelen van het waterschap en de werking van het systeem. Conclusie hieruit is dat de beoogde maatregelen en aanpassingen akkoord zijn bevonden en de waterhuishoudkundige doelen niet in het geding komen door dit bestemmingsplan.

Er is in het gebied van de voorgenomen ontwikkeling geen sprake van bijzondere waarden of andere situaties waardoor deze ontwikkeling zou raken aan enig nationaal belang.

Ook belangen van omliggende gemeenten zijn bij dit plan niet in het geding.

Op grond van artikel 3.1.1 lid 2 Bro kan worden afgezien van overleg in door de provincie en het Rijk aangegeven gevallen. Gelet op de brief van het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft geen vooroverleg plaatsgevonden, aangezien de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) geen adviserende en coördinerende rol meer heeft met betrekking tot de advisering over een voorontwerp betreffende gemeentelijke ruimtelijke plannen. Nu er sprake is van een gemeentelijk ruimtelijk plan, waarbij er geen nationale rijksbelangen aan de orde zijn en de betrokken rijksdiensten niet als direct belanghebbende zijn aan te merken, behoeft het plan niet voor vooroverleg naar de ILT opgestuurd te worden.

Aangezien er geen sprake is van een provinciaal belang, is er geen vooroverleg gevoerd met de provincie. Het bestemmingsplan "Barnseweg XI" betreft een plan van lokaal belang. Vooroverleg is niet noodzakelijk en wordt dan ook niet gevoerd.

8.3 Inspraak

De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.

Op 15 december 2009 heeft het college besloten dat bij bestemmingsplannen alleen inspraak wordt gevoerd bij plannen waarbij maatschappelijke belangen een rol spelen, die politiek gevoelig liggen of waarbij inspraak een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit en/of snellere doorlooptijd van het plan.

Voor dit plan heeft geen inspraakplan in het kader van de bestemmingsplanprocedure ter inzage gelegen.

Er heeft 11 maart 2021 overigens wel een digitaal informatieavond plaatsgevonden. Er was toen echter geen inspraakplan ter inzage gegaan. Er is alleen informatie gedeeld over de plannen en er zijn opmerkingen naar voren gebracht door omwonenden tijdens die avond. Hiervoor verwijzen we naar het geen in paragraaf 8.1 van de toelichting is weergegeven.

8.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan ligt van 1 december 2023 tot en met 11 januari 2024 ter inzage. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om een zienswijze naar voren te brengen. Tijdens deze zes weken zijn wel/geen reacties ingediend.

Deze reacties hebben wel/niet geleid tot aanpassing van het plan. In de bijlage bij dit bestemmingsplan is de Nota Zienswijzen bijgevoegd.