direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Vinkekampweg II
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.1409-0002

Toelichting

Hoofdstuk 1 INLEIDING

Voor het perceel aan de Vinkekampweg 23/39, te Kootwijkerbroek, is een verzoek ingediend om de huidige agrarische bestemming te wijzigen in een woonbestemming.

 

De uitvoering van dit plan is niet mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan. Wel is in het geldende bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarop voorliggende wijziging van het bestemmingsplan is gebaseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1409-0002_0001.jpg"

Afb. Ligging locatie

Voorliggend plan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De toelichting is opgebouwd uit acht hoofdstukken. Na dit hoofdstuk beschrijft hoofdstuk 2 de bestaande situatie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een beschrijving van het plan gegeven. Hoofdstuk 4 gaat vervolgens in op het beleidskader. Het vijfde hoofdstuk gaat in op de randvoorwaarden, waarna in het zesde hoofdstuk de juridische aspecten worden besproken. In hoofdstuk 7 is aandacht voor de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 8 gaat in op de resultaten van de procedure ten behoeve van dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 2 BESTAANDE SITUATIE

2.1 Begrenzing plangebied

Het plangebied ligt aan de Vinkekampweg 23/39 nabij de kern Kootwijkerbroek. Het plangebied wordt aan alle zijden begrensd door agrarisch gebied met agrarische bedrijven en woningen. Op het perceel Vinkekampweg 19/19B, aan de zuid- westzijde, staat de dichtst bijstaande woning. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1409-0002_0002.jpg"

Afb.: Plangebied.

2.2 Geldende bestemmingen

Het plangebied ligt in het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" en zoals nadien door het college gewijzigd en in werking getreden, door de raad herzien en in werking getreden en zoals gewijzigd door een intrekkingsbesluit van de raad. Het plangebied heeft de bestemming "Agrarisch", met de aanduiding 'intensieve veehouderij'. Realisatie van het wijzigen van de bestemming "Agrarisch" in de bestemming "Wonen" is mogelijk met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid waarbij de bevoegdheid tot vaststelling van het wijzigingsplan bij burgemeester en wethouders is neergelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1409-0002_0003.jpg"

Afb.: Van toepassing zijnde bestemmingen.

De wijzigingsbevoegdheid volgens artikel 3.7, lid 5 van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" kan worden toegepast onder de voorwaarden dat:

  • uitsluitend de bestaande bedrijfswoning(en) met de tot dezelfde bouwmassa behorende voormalige bedrijfsruimte mag (mogen) worden gebruikt voor het bestaande aantal woningen, waarbij geldt dat indien een kleine woning is toegestaan, deze toegestaan blijft;
  • het nieuwe bestemmingsvlak kleiner is dan het verwijderde agrarische bouwvlak, dat geheel wordt verwijderd;
  • indien het nieuwe bestemmingsvlak kleiner is dan het verwijderde agrarische bouwvlak, kunnen op gronden met de bestemming "Agrarisch" dubbelbestemmingen en/of gebiedsaanduidingen worden gelegd indien en voor zover deze op aangrenzende gronden met de bestemming "Agrarisch" liggen.

Van deze wijzigingsmogelijkheid wordt in dit plan gebruik gemaakt.

Hoofdstuk 3 PLANBESCHRIJVING

Het ingediende verzoek betreft het wijzigen van de agrarische bestemming met de aanduiding 'intensieve veehouderij' in een woonbestemming. Binnen het plangebied waarvoor de aanvraag is ingediend zijn naast de agrarische gebouwen twee bedrijfswoningen aanwezig. Over het perceel loopt een aftakking van de Vinkekampweg. Dit is de reden dat er links van deze weg een woning met nummer 23 staat en rechts de woning met huisnummer 39.

De huidige bedrijfswoningen worden na de wijziging als twee zelfstandige woningen aangemerkt. Een belangrijk deel van de huidige agrarische gebouwen wordt gesloopt en voor inzetbare sloopmeters verkocht. Een deel van de bedrijfsgebouwen blijft staan. Deze bebouwing wordt vervolgens aangemerkt als bijgebouwen bij de woningen.

De ontwikkeling past binnen het geldende functieveranderingsbeleid en zoals dit beleid in het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" is opgenomen. Het verzoek voldoet aan de gestelde voorwaarden.

Beschikbare sloopmeters

Uit de inmeting op het perceel blijkt dat er 1.090,19 m2 aan bedrijfsgebouwen aanwezig zijn. Van de aanwezige schuren blijft een deel staan. De oppervlakte van de te behouden schuren is in totaal 417,44 m2. Het geldende beleid staat toe dat er bij de bestemming "Wonen" per woning maximaal 80 m2 aan bijgebouwen is toegestaan. als er een veelvoud van 80 m2 te slopen gebouwen aanwezig is mag er in bepaalde gevallen een grotere oppervlakte aan bijgebouwen blijven staan. In het plan is sprake van twee woningen, zodat er wordt uitgegaan van in ieder geval twee maal 80 m2 aan bijgebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1409-0002_0004.jpg"

Afb.: Te slopen gebouwen (aangegeven met X).

Door de aanvrager is aangegeven dat in totaal 417,44 m2 als bijgebouwen voor eigen gebruik niet wordt ingezet voor de te verhandelen sloopmeters. In totaal wordt er 672,75 m2 aan inzetbare sloopmeters geregistreerd en verkocht.

Van de aanwezige voormalige agrarische bebouwing wordt bijna 2/3 gesloopt. Voor de te behouden woningen met bijgebouwen neemt de verdichting af en vindt er een ontstening van het buitengebied plaats.

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de gestelde kaders van de wijzigingsbevoegdheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1409-0002_0005.jpg"

Afb.: situatie was, situatie wordt.

Hoofdstuk 4 BELEIDSKADER

4.1 Regio

4.1.1 Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016

In maart 2017 is het “Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016” vastgesteld. Dit betreft een actualisering van de regionale beleidsafspraken over hoe de betrokken gemeenten om willen gaan met het toenemende probleem van leegstand van (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen. Het beleid stelt (voormalige) agrarische bedrijven in staat om de bedrijfsvoering op een maatschappelijk en ruimtelijk verantwoorde wijze te beëindigen. Daarnaast leidt het tot kwaliteitsverbetering in het buitengebied door de sloopverplichting van overtollige bebouwing en landschappelijke inpassing bij hergebruik / nieuwbouw ten behoeve van nieuwe woonfuncties of niet- agrarische bedrijfsfuncties. Dit regionale beleid is destijds tot stand gekomen als uitwerking van het provinciale functieveranderingsbeleid vanuit het Streekplan 2005. In 2008 is hiervoor de “Regionale beleidsinvulling functieverandering en nevenactiviteiten vastgesteld met in 2012 een "Nadere invulling” daarvan.

Vanuit onder meer de praktijkervaringen van de regiogemeenten en jurisprudentie is de wens ontstaan om de beide beleidskaders uit 2008 en 2012 samen te voegen en te actualiseren. Het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 is dan ook primair geen nieuw beleid. Wel zijn enkele beleidsaanpassingen/-toevoegingen gedaan;

  • Vereenvoudiging van de systematiek voor afroming/korting van sloopmeters;
  • Een toekomstbestendige en flexibele basissystematiek voor functieverandering naar wonen/werken;
  • (Lichte) stijging van de benodigde compensatie van sloopmeters voor functieverandering naar wonen en werken om in te spelen op de trend en ontwikkeling dat meer agrarische bedrijven zullen stoppen en dat meer (voormalige) agrarische bebouwing vrijkomt;

Deelnemende gemeenten

Het regionale beleid voor functieverandering is opgesteld vanuit de samenwerking tussen de gemeenten in het Gelderse gedeelte van de regio Food Valley en de gemeente Putten. Het gebied waarop het regionale beleid van toepassing is omvat de gemeenten Nijkerk, Putten, Barneveld, Scherpenzeel, Ede en Wageningen.

Van sloopmeters naar inzetbare sloopmeters

Om alle sloopmeters gelijkwaardig te maken en de voorgaande systematiek van afroming te vereenvoudigen, worden sloopmeters als eerste stap in een functieveranderingsproces vóór gebruik of verkoop 'omgezet' naar een 'inzetbare sloopmeters'. Bij hergebruik van bestaande bebouwing geldt ditzelfde. De oppervlakte van de te hergebruiken bebouwing wordt eerst berekend als 'sloopmeters', waarna de omzetting plaatsvindt naar 'inzetbare sloopmeters'. Voor het omzetten van de sloopmeters naar inzetbare sloopmeters wordt een korting toegepast (voorheen was dit de afroming), afhankelijk van de grootte van de slooplocatie.

Regionale inzetbaarheid van inzetbare sloopmeters

Het slopen van (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen wordt bevorderd door een regionale inzetbaarheid van de sloopmeters. Dit betekent dat er de mogelijkheid is om salderingslocaties te benutten die in een andere regiogemeente liggen dan de locatie waar de meters worden ingezet. De markt voor aankoop en/of verkoop van inzetbare sloopmeters door marktpartijen is daarmee groter.

Basissystematiek
Vanuit het functieveranderingsbeleid zijn nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen door middel van compensatie van inzetbare sloopmeters mogelijk in twee hoofdvormen met een basissystematiek;

  • functieverandering naar wonen;
  • functieverandering naar werken: (niet-agrarische) bedrijven, maatschappelijke en recreatieve functies.

De basissystematiek is opgebouwd met een standaard 'recht' voor een nieuwe woning/wooneenheid of niet-agrarisch bedrijf, het woningrecht en het bedrijfsrecht waarvoor een compensatie van inzetbare sloopmeters nodig is. Daarnaast wordt compensatie van inzetbare sloopmeters gevraagd per 1 m³ inhoud van de woning of 1 m² vloeroppervlakte niet-agrarisch bedrijf.

Verbrede mogelijkheden (gemeentelijke keuze)

In het geactualiseerde beleid is evenals in de voorgaande beleidsdocumenten een 'gereedschapskist' aan verbrede mogelijkheden voor de inzet van inzetbare sloopmeters opgenomen. Gemeenten hebben de keuzemogelijkheid uit deze regionaal afgestemde 'gereedschapskist' die onderdelen te kiezen die hen passen. Dit in aanvulling op de hoofdopzet van het beleid. De met de actualisering toegevoegde mogelijkheden geven meer ruimte voor nieuwe (maatwerk) ontwikkelingen. Een toegevoegde mogelijkheid is functieverandering van een woning naar een woongebouw, voor onder meer mogelijk toekomstige mantelzorgsituaties of meergeneratiewoningen. Daarnaast is een maatwerkmogelijkheid toegevoegd om in nog niet uitgewerkte situaties oplossingen te bewerkstelligen die in overeenstemming zijn met de lijn en de systematiek van dit beleid.

Bij een wijzigingsplan:

De wijzigingsbevoegdheid die voor het voorliggende initiatief wordt ingezet vormt een uitwerking van een onderdeel van het bovenstaande beleid.

Hoofdstuk 5 RANDVOORWAARDEN

5.1 Bodem

5.1.1 Bodemkwaliteit

In het kader van de bestemmingsplanprocedure is beoordeeld of de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied voldoet aan de eis van financiële uitvoerbaarheid en uit oogpunt van volksgezondheid en milieu aanvaardbaar mag worden geacht voor het beoogde gebruik.

Beoordeling van de milieuhygiënische bodemkwaliteit vindt plaats op basis van de vastgestelde bodemkwaliteitskaart (BKK) en het bodembeheerplan (BBP).

Met dit instrumentarium kan de bodemkwaliteit binnen het plangebied met een bepaalde statistische zekerheid worden bepaald voor zover blijkens historisch onderzoek geen sprake is van verdachte locaties.

Op basis daarvan zijn er geen risico's te verwachten voor de beoogde bestemming en het gebruik.

Vanwege de voorgenomen sloop van voormalige agrarische gebouwen is een asbestinventarisatie uitgevoerd omdat in het verleden voor de dakbedekking asbesthoudende materialen werden gebruikt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1409-0002_0006.jpg"

Afb. te slopen schuren die zijn onderzocht.

 

Uit de inventarisatie is gebleken dat van de te slopen schuren twee met pannen bedekt zijn die geen asbest bevatten. Op de overige twee schuren liggen wel asbesthoudende golfplaten. Uit het onderzoek blijkt dat er geen aanvullend onderzoek nodig is. Verder is het niet aannemelijk dat er asbestconcentraties op het perceel voorkomen omdat het regenwater via goten wordt afgevoerd en niet rondom de gebouwen op de grond terecht is gekomen. Het onderzoek is als bijlage bij de toelichting opgenomen.

De sloop van de gebouwen moet gebeuren door een erkend asbestsaneringsbedrijf dat beschikt over een SC-530 certificaat.

5.1.2 Niet gesprongen explosieven

Op de gemeentelijke Conventionele Explosieven (CE) kaart is het plangebied niet als risicogebied aangegeven.

Conclusie

Op grond van de uitkomsten van het uitgevoerde asbestonderzoek en dat het plangebied niet als risicogebied voor niet gesprongen explosieven is aangemerkt vormt het aspect bodem geen belemmering.

Voor het overige is er geen aanleiding om onderzoeken uit te voeren. Er zijn geen belemmeringen het plan uit te voeren.

5.2 Cultuurhistorie

Sinds januari 2012 hebben gemeenten op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de opdracht om bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Daar waar het voor de archeologie al gemeengoed is, geldt het dus ook voor andere aspecten van de cultuurhistorie. Rekening houden met cultuurhistorie impliceert dat bekend moet zijn wat er voor waarden aanwezig zijn. Dit betekent dat naast archeologie, ook een beschrijving moet worden gegeven van de historische (steden)bouwkunde en historische geografie. Door cultuurhistorie een plek te geven in procedures op het gebied van ruimtelijke ordening wordt ook bereikt dat de aandacht niet uitsluitend uitgaat naar individuele objecten (de aangewezen monumenten), maar juist de samenhang tussen gebouwen en hun omgeving.

Het plan ligt in een gebied dat op Histland Barneveld wordt aangeduid als een jonge vochtige landbouwontginning met een lage waardering. De voorgenomen herinrichting is niet strijdig met deze waardering.

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Archeologie middelhoge verwachting

Er moet rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Voor het maken van een weloverwogen belangenafweging is minimaal een archeologisch bureauonderzoek nodig. Voor de gehele gemeente is een archeologische beleidsadvieskaart opgesteld, welke gezien kan  worden als een beknopt bureauonderzoek. Uit de 'archeologische waarden- en verwachtingskaart' van de gemeente blijkt dat binnen het plangebied middelmatige archeologische verwachting geldt.

De gemeenteraad heeft op 28 september 2010 besloten dat voor deze zone nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte van 1.000 m² voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm.

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012", heeft de gemeenteraad besloten om de ondergrens van 1.000 m2 te verhogen naar 1.500 m2 in het geval het gaat om een zone met een middelhoge verwachtingswaarde.

Het project valt echter onder deze vrijstelling zodat geen nader onderzoek noodzakelijk is.

Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet melding van de desbetreffende vondsten bij de minister (namens deze de RCE) verplicht.

Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen wijziging.

5.3 Ecologie

De belangrijkste wet voor natuurbescherming in Nederland is de Wet natuurbescherming. Deze wet is op 1 januari 2017 in werking getreden. De Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn vertaald in deze wet.

De Wet natuurbescherming vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.

Daarnaast is qua ecologie ook het Gelders Natuurnetwerk en de Gelderse Ontwikkelingszone van belang.

5.3.1 Wet natuurbescherming
5.3.1.1 Gebiedsbescherming

Hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van speciale beschermingszones ter uitvoering van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Zo'n speciale beschermingszone wordt aangeduid als “Natura 2000-gebied”.

De Wet natuurbescherming bepaalt vervolgens wat er wél en niet mag in zo'n Natura 2000-gebied. Ook zijn er bijzondere nationale natuurgebieden.

Op 27 juni 2014 is de aanwijzing van het gebied Veluwe als speciale beschermingszone onder de Habitatrichtlijn in werking getreden. Tevens is met dit besluit het besluit tot de aanwijzing van Veluwe als speciale beschermingszone onder de Vogelrichtlijn, inclusief de daarbij behorende Nota van toelichting, gewijzigd. Deze twee genoemde speciale beschermingszones vormen samen het Natura 2000-gebied Veluwe, waarbij instandhoudingsdoelstellingen zijn toegevoegd.

Het plangebied ligt niet in (de nabijheid van) een Natura 2000-gebied. daarnaast heeft de ontwikkeling geen negatief effect op de omgeving.

5.3.1.2 Soortenbescherming

Hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming beschermt bepaalde plant- en diersoorten in Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden én daarbuiten. Er gelden drie beschermingsregimes, te weten voor vogels (Vogelrichtlijn), soorten onder de Habitatrichtlijn (bijlage IV, onderdeel a Habitatrichtlijn, dan wel bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn) en andere (nationale) soorten.  

Om te beoordelen of de beschermde soorten in het plangebied aanwezig zijn, is de locatie bezocht om te beoordelen of er te beschermen soorten worden aangetroffen. Er zijn geen te beschermen soorten of aanwijzigen daarvoor aangetroffen. Frora en fauna vormen geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.

Algemene zorgplicht
Voor de uitvoering van werkzaamheden geldt de algemene zorgplicht. Alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de broedplaatsen zijn beschermd tijdens de broedperiode. Het verwijderen van bomen en struiken dient gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dient buiten het vogelbroedseizoen plaats te vinden. Verstorende werkzaamheden dienen niet tijdens de broedperiode (grofweg maart - augustus) uitgevoerd te worden, tenzij geconstateerd is dat er geen vogelbroedgeval aanwezig is.

Een ieder is verplicht om voldoende zorg in acht te nemen voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.

5.3.1.3 Houtopstanden

De bescherming van houtopstanden heeft als doel om het aanwezige areaal bossen en beplantingen in Nederland te behouden. Daarmee wordt de functie van bossen en beplantingen gegarandeerd als habitat voor dieren en planten, als recreatiegebied en als groene long.

Onder houtopstanden vallen alle zelfstandige eenheden van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend van een oppervlakte van tien are of meer of rijbeplanting die twintig (of meer) bomen omvat, gerekend over het totaal aantal rijen.

Op en in de nabijheid van het plangebeid komen geen houtopstanden voor. Er vindt geen kap voor de realisatie van het plan plaats.

Een herplantplicht is niet aan de orde

Conclusie

De Wet natuurbescherming staat de uitvoering van het onderhavige plan niet in de weg.

5.3.2 Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszones

Het plangebied ligt niet binnen de (voormalige) Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de opvolger van de EHS. Met het bestuursakkoord Natuur is de realisatie en het beheer van het NNN de verantwoordelijkheid van de provincies geworden.

Voor de EHS uit de Structuurvisie Gelderland zijn in de Omgevingsvisie twee nieuwe natuurcategorieën in de plaats gekomen: het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO). Uit de 'Omgevingsvisie' en de 'Omgevingsverordening' blijkt dat het plangebied niet in het GNN of de GO ligt. Er hoeft geen toetsing plaats te vinden.

 

5.4 Geur

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan toetst het bevoegde gezag enerzijds of in het plangebied een qua geur acceptabel woon- en leefklimaat gegarandeerd is. Anderzijds is het uitgangspunt dat met het plan de omliggende bedrijven niet vergaand in hun ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden beperkt.

Uitgangspunt voor de toetsing zijn de normen zoals die in of op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) zijn vastgelegd. De Wgv maakt het mogelijk om bij verordening af te wijken van de wettelijke geurnormen. De gemeente Barneveld heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt. De Verordening geurhinder en veehouderij is in werking getreden op 18 oktober 2008, waarbij voor een aantal aangegeven delen van het grondgebied van Barneveld andere normen dan de wettelijke zijn vastgesteld. Het plan is getoetst aan de normen die zijn vastgesteld in deze verordening, voor zover deze normen van toepassing zijn in of rond het plangebied.

Veel bedrijven hebben geen omgevingsvergunning milieu meer nodig, maar vallen onder algemene milieuregels zoals vastgelegd in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Aangezien de geurnormen uit de Wgv vrijwel één op één zijn overgenomen in het Activiteitenbesluit, kunnen bedrijven die onder dit besluit vallen ook gewoon worden meegenomen in de Wgv-toets.

Onder een 'geurgevoelig object' wordt verstaan: een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

In de omgeving van het plangebied ligt een veehouderijen op het volgende adres:

- Vinkekampweg 24.

Tussen de toekomstige woning Vinkekampweg 39 en het agrarische bedrijf zit gemeten tussen de bouwvlakken een afstand van ruim 40 meter. de werkelijke afstand tussen de gebouwen is ruim 60 meter. De uitbreidingsmogelijkheid van het agrarische bedrijf Vinkekampweg 24 lig aan de andere kant gerekend vanaf Vinkekampweg 39. Het is niet aannemelijk dat de afstand tussen de woning en het agrarische bedrijf kleiner wordt.

De afstand tussne de woning Vinkekampweg 23 en het agrarische bedrijf is ongeveer 60 meter.

Tegenover het agrarische bedrijf staat een woning op het perceel Vinkekampweg 19 en 19B. de afstand tussen de bouwvlakken van de woning en het agrarisch bedrijf bedraagt ongeveer 20 meter. De ruimte voor uitbreiding binnen het bouwvlak van het agrarisch bedrijf ligt tegenover de woning aan de Vinkekampweg 19/19B. Gezien de geringe afstand tussen de woning en het agrarische bedrijf, zijn de uitbreidingsmogelijkheden beperkt.

Met het herinrichten van het plangebied wordt met deze afstandsnorm rekening gehouden met de aanwezigheid van dit bedrijf. Voor geurgevoelige objecten die worden gerealiseerd met toepassing van het functieveranderingsbeleid op een voormalige agrarisch bedrijf in het buitengebied, geldt een richtafstand van 50 meter (artikel 14 van de Wet geurhinder en veehouderij). Deze afstandsnorm geldt voor beide woningen, hieraan wordt voldaan.

Conclusie

Het aspect geur vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

 

5.5 Natuur en landschap

De nabije omgeving van het plangebied is een agrarisch gebied met overwegend grasland. het is een open gebied met heel weinig begroeiing lags de kavels en de wegen.

Er komt geen landschappelijk waardevol groen voor. Er zijn daarom geen eisen gesteld aan de landschappelijke inpassing. De bewoners kunnen naar eigen inzicht de percelen landschappelijk inpassen.

 

5.6 Water

Watertoets

De watertoets betreft het vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen. Het is wettelijk verplicht de watertoets toe te passen. Hiermee moet het aspect water een evenwichtige plaats in het ruimtelijk planproces krijgen.

De initiatiefnemer dient tekstueel en/of op een inrichtingstekening aan te geven hoe dit advies in het plan is verwerkt. Dit vormt de input voor de waterparagraaf.

Planontwikkeling en toetsing

De planontwikkeling (wijzigen bestemming "Agrarisch" naar "Wonen" en de sloop van opstallen) is getoetst aan het gemeentelijk waterbeleid en het beleid van het Waterschap Vallei en Veluwe.

Het algemene uitgangspunt is dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding mag hebben. Onder waterhuishouding vallen alle vormen van water: hemelwater, oppervlaktewater, grondwater en afvalwater. Belangrijk is dat er geen afwenteling van de waterafvoer op de directe omgeving (en in de tijd) plaatsvindt.

Hemelwater

Door de realisatie van dit plan is er sprake van een afname van verhard oppervlak (daken en terreinen). Hierdoor treedt bij neerslag een tragere afstroming van het hemelwater op. Dit is een positieve ontwikkeling.

Het hemelwater dat op het verharde oppervlak (daken en/of terreinen) valt, mag net als in de huidige situatie niet op de drukriolering in de Vinkekampweg worden aangesloten. Als het hemelwater in de huidige situatie toch op de riolering in de Vinkekampweg is aangesloten, dient het water in het kader van de planontwikkeling afgekoppeld te worden.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.

Hoofdstuk 6 JURIDISCHE ASPECTEN

6.1 Inleiding

Dit wijzigingsplan is gebaseerd op het moederplan "Buitengebied 2012" (met identificatienummer NL.IMRO.0203.1056-0004), vastgesteld op 28 mei 2013 en zoals nadien door het college gewijzigd en in werking getreden, door de raad herzien en in werking getreden en zoals gewijzigd door een intrekkingsbesluit van de raad.

Het geldende bestemmingsplan "Buitengebied 2012" kent in artikel 3.7, lid 5 - zoals deze luidt na de voornoemde herzieningen en het intrekkingsbesluit - een wijzigingsbevoegdheid waarmee het college van burgemeester en wethouders onder bepaalde voorwaarden het wijzigen van de bestemming "Agrarisch" naar de bestemming "Wonen" kunnen toestaan. Het voorliggende wijzigingsplan is gebaseerd op die bevoegdheid.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 bevat de algemene voor het plangebied geldende bepalingen, de inleidende regels.
  • Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik.
  • Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, zoals de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene afwijking- en algemene wijzigingsregels en tot slot de algemene procedureregels.
  • Hoofdstuk 4 betreft het overgangsrecht en de slotbepaling.

Bevoegdheid
Het bevoegd gezag is het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. Over het algemeen zijn burgemeester en wethouders het bevoegd gezag. Het kan incidenteel voorkomen dat bijvoorbeeld het Rijk of de provincie het bevoegd gezag is. Burgemeester en wethouders zijn altijd bevoegd gezag bij het wijzigen van een plan en het stellen van nadere eisen.

6.2 Inleidende regels

Begrippen
In artikel 1 van het wijzigingsplan zijn de begrippen plan en bestemmingsplan Buitengebied 2012 gedefinieerd. Het kan bij een partiële herziening voorkomen dat er een begrip wordt toegevoegd.

Er wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.

Wijze van meten
In artikel 2 is de wijze van meten opgenomen, waarbij verwezen wordt naar artikel 2 van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" met inbegrip van de wijzigingen en herzieningen daarin. Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten (die bij het bouwen in acht dienen te worden genomen) moeten worden gemeten.

6.3 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 van het wijzigingsplan zijn de bestemmingsregels opgenomen. In dit hoofdstuk en de daarin opgenomen bepalingen over de bestemming "Wonen" worden de regels van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" onverkort van toepassing verklaard evenals de vastgestelde partiële herzieningen en wijzigingsbesluiten en door de raad ingetrokken intrekkingsbesluit. Tevens is de verbeelding van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" op de locatie gewijzigd in die zin dat het bestemmingsvlak en bouwvlak is aangepast.

Zie verder de toelichting bij het bestemmingsplan "Buitengebied 2012". Hieronder volgt een nadere uiteenzetting van enkele specifieke onderdelen van het wijzigingsplan.

6.4 Algemene regels

In hoofdstuk 3 is aangegeven dat de algemene regels zoals opgenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied 2012", en zoals nadien door het college gewijzigd en in werking getreden, door de raad herzien en in werking getreden en zoals gewijzigd door een intrekkingsbesluit van de raad, niet zijn gewijzigd.

6.5 Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk zijn de regels ten aanzien van het overgangsrecht opgenomen. Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van voorliggend wijzigingsplan.

6.6 Handhaving

De gemeente acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaven zijn:

  • De regels zijn door de gemeente vastgesteld en de inwoners van de gemeente mogen verwachten dat de gemeente die regels handhaaft: waarom zijn er anders regels opgesteld? Inwoners van de gemeente hebben als het ware recht op handhaving.
  • Handhaving gaat oneigenlijk gebruik van en daarmee de achteruitgang van de kwaliteit van het gemeentelijk grondgebied tegen. Een actueel bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit van een gebied in stand te houden en te verbeteren.
  • Niet daadkrachtig optreden tegen overtredingen van wettelijke regels werkt een toename van het aantal overtredingen in de hand en tast de geloofwaardigheid van daadkrachtig optreden aan. Het in het bestemmingsplan vastgelegde beleid wordt ondermijnd en het bestuur verliest de greep op de gebouwde omgeving.

Onderscheid kan gemaakt worden tussen preventieve en repressieve handhavingsinstrumenten. Onder preventieve instrumenten kunnen onder andere goede regelgeving (zoals in bestemmingsplan), voorlichting, subsidieverlening, afwijking van bouwregels en gebruiksregels en de omgevingsvergunning worden begrepen. Repressieve instrumenten zijn onder meer controle en toezicht, opsporing en het hanteren van sancties als bestuursdwang en dwangsom.

In 2007 heeft de gemeente de 'Nota handhaving ruimtelijke - en bouwregelgeving gemeente Barneveld' opgesteld. Deze nota geeft inzicht in de achtergronden die geleid hebben tot de totstandkoming van de nota. Ook geeft het voor overtredingen op het gebied van bestemmingsplan- en bouwregelgeving aan hoe met geconstateerde overtredingen om te gaan en welke prioriteitsstelling daarbij te hanteren is (repressieve handhaving).

Bij de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan spelen aspecten als communicatie, de planvorm, de normstelling, het daadwerkelijk kunnen handhaven en de controleerbaarheid van normen ook een belangrijke rol.

Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis/grondslag is om te kunnen handhaven. Deze basis wordt gevormd door:

  • De regeling in het bestemmingsplan zelf: de handhaafbaarheid van de planregels.
  • Het beleid voor afwijkingen.

In het moederplan (bestemmingsplan "Buitengebied 2012"), en daarmee ook in onderhavig wijzigingsplan, is gestreefd naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden.

Verder zijn aan de in het moederplan (bestemmingsplan "Buitengebied 2012") opgenomen afwijkingsmogelijkheden duidelijke voorwaarden verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn.

Hoofdstuk 7 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID

De kosten voor het opstellen van het plan worden gedekt door het heffen van leges. Voor de kosten van tegemoetkoming in schade, bedoeld in artikel 6.1 van de Wro (planschade) is een afzonderlijke overeenkomst gesloten. De inhoud voldoet aan die van een anterieure overeenkomst in de zin van artikel 6.24 Wro. Er zijn bij dit plan geen andere kosten die in een exploitatieplan of exploitatieovereenkomst opgenomen moeten worden.

Hoofdstuk 8 OVERLEG EN MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID

De procedure voor het wijzigen van een bestemmingsplan is door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het wijzigingsplan opgestart.

8.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In artikel 1.1.1, derde lid Bro is bepaald dat in hoofdstuk 3 van het Bro onder een bestemmingsplan, mede een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a van de Wro wordt begrepen.

Er is in het gebied van de voorgenomen ontwikkeling geen sprake van bijzondere waarden of andere situaties waardoor deze ontwikkeling zou raken aan enig nationaal belang. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

Dit plan is gebaseerd op de Regionale beleidsinvulling functieverandering en nevenactiviteiten en voldoet daar ook aan.

Verder is er geen sprake van provinciale belangen, zodat ook is afgezien van vooroverleg met de provincie Gelderland. Op grond van artikel 3.1.1 lid 2 Bro kan derhalve worden afgezien van overleg in door de provincie en het Rijk aangegeven gevallen.

Het Waterschap Vallei & Veluwe heeft aangegeven dat geen vooroverleg nodig is indien de toename van de verharding kleiner is dan 4.000 m² en de waterhuishoudkundige doelen van het waterschap niet in het geding komen door een bestemmingsplan. Er is in dit plan een afname van het verhard oppervlak omdat er bebouwing gesloopt gaat worden. Om die reden heeft geen vooroverleg met het waterschap plaatsgevonden.

Ook belangen van omliggende gemeenten zijn bij dit plan niet in het geding.

8.2 Inspraak

Op 17 november 2008 heeft het college besloten dat voor wijzigingsplannen ex artikel 3.6, eerste lid, onder a van de Wro geen inspraak wordt gevoerd. Daarom heeft er geen inspraak plaatsgevonden.

8.3 Zienswijzen

Het ontwerpwijzigingsplan heeft van 7 juli tot en met 17 augustus 2017 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om een zienswijze naar voren te brengen. Tijdens deze zes weken zijn geen reacties ingediend.

Bijlagen bij de toelichting

Bijlage 1 lijst intrekkingsbesluit, wijzigingen en herzieningen bestemmingsplan Buitengebied 2012

Het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" (IMRO-idn. NL.IMRO.0203.1056-0004), welk bestemmingsplan is vastgesteld op 28 mei 2013 (en onherroepelijk geworden op 16 september 2015), is inmiddels gewijzigd door het college, herzien door de raad en gewijzigd door een intrekkingsbesluit van de raad. In eerste instantie is een tweetal uitspraken verwerkt:

De volgende herzieningen en het intrekkingsbesluit van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" zijn verwerkt:

Verder zijn de volgende wijzigingsplannen - met toepassing van de binnen het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" opgenomen wijzigingsbevoegdheden - en partiële herzieningen (op perceelsniveau) verwerkt:

Naam wijzigingsplan (wp)/ partiële herziening (ph)   IMRO-identificatienummer   Datum vastgesteld  
Apeldoornsestraat VII (wp)   NL.IMRO.0203.1223-0002   26-8-2014  
Barnseweg VI (wp)   NL.IMRO.0203.1246-0002   10-7-2014  
Boshuisweg I (wp)   NL.IMRO.0203.1279-0002   1-4-2015  
Brunesengweg II (wp)   NL.IMRO.0203.1273-0002   3-10-2014  
Brugveenseweg-Walhuisweg (wp)   NL.IMRO.0203.1301-0002   4-6-2015  
Drieënhuizerweg III (wp)   NL.IMRO.0203.1312-0002   17-11-2015  
Essenerweg XII (wp)   NL.IMRO.0203.1272-0002   25-3-2015  
Essenerweg XIII (wp)   NL.IMRO.0203.1365-0002   26-8-2016  
Garderbroekerweg XVII (wp)   NL.IMRO.0203.1234-0002   3-1-2014  
Grote Hegweg I (wp)   NL.IMRO.0203.1303-0002   30-6-2015  
Helweg I (wp)   NL.IMRO.0203.1265-0002   8-9-2014  
Hessenweg X (wp)   NL.IMRO.0203.1327-0002   21-1-2016  
Kapweg-Graafhorstweg (wp)   NL.IMRO.0203.1334-0002   8-3-2016  
Klettersteeg I (wp)   NL.IMRO.0203.1338-0002   19-2-2016  
Klettersteeg-Grote Fliertweg, partiële herziening Buitengebied 2012 (ph)   NL.IMRO.0203.1363-0002   14-12-2016  
Laageinderweg III (wp)   NL.IMRO.0203.1309-0002   4-8-2015  
Laageinderweg IV (wp)   NL.IMRO.0203.1356-0002   21-6-2016  
Lange Zuiderweg III (wp)   NL.IMRO.0203.1306-0002   21-8-2015  
Lange Zuiderweg IV (wp)   NL.IMRO.0203.1329-0002   15-2-2016  
Muldersweg I (wp)   NL.IMRO.0203.1244-0002   17-7-2014  
Nachtegaalweg II (wp)   NL.IMRO.0203.1313-0002   5-1-2016  
Oosterbrinkweg IV (wp)   NL.IMRO.0203.1326-0002   16-12-2015  
partiële herziening Buitengebied 2012-Esweg II (ph)   NL.IMRO.0203.1324-0002   13-4-2016  
Peutweg I (wp)   NL.IMRO.0203.1247-0002   17-2-2015  
Renswoudsestraatweg III (wp)   NL.IMRO.0203.1317-0002   7-6-2016  
Rudolphlaan I (wp)   NL.IMRO.0203.1218-0002   26-4-2016  
Sandersstraat I (wp)   NL.IMRO.0203.1210-0002   15-2-2016  
Scherpenzeelseweg IX (wp)   NL.IMRO.0203.1276-0002   6-11-2014  
Valkseweg XII (wp)   NL.IMRO.0203.1307-0002   13-7-2015  
Valkseweg XIII (wp)   NL.IMRO.0203.1353-0002   24-5-2016  
Vinkekampweg I (wp)   NL.IMRO.0203.1288-0002   13-3-2015  
Wesselseweg VII (wp)   NL.IMRO.0203.1191-0002   18-3-2014  


Daarnaast is inmiddels het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" vervangen door de volgende bestemmingsplannen. Eveneens geldt dit voor het provinciale inpassingsplan "Rondweg Voorthuizen N303" (met IMRO-idn. NL.IMRO.9925.IPN303Voorthuizen-VST1) welke is vastgesteld op 17-12-2014.

Naam bestemmingsplan   IMRO-identificatienummer   Vastgesteld  
Apeldoornsestraat-Stoutenburgerweg   NL.IMRO.0203.1340-0002   1-2-2017  
Baron van Nagellstraat-Oude Zeumerseweg   NL.IMRO.0203.1237-0002   30-9-2015  
Baron van Nagellstraat VIII   NL.IMRO.0203.1271-0003   11-11-2015  
Barneveld-Noordwest   NL.IMRO.0203.1310-0003   1-2-2017  
Dijkerweg I   NL.IMRO.0203.1277-0002   6-5-2014  
Dijkerweg II   NL.IMRO.0203.1335-0002   25-5-2016  
Dunenkamperweg I   NL.IMRO.0203.1196-0002   1-10-2013  
Drieenhuizerweg-Heetkamperweg   NL.IMRO.0203.1264-0002   28-1-2015  
Dwarsakker   NL.IMRO.0203.1214-0003   20-8-2014  
Dwarsakker II   NL.IMRO.0203.1277-0002   30-9-2015  
Dwarsgraafweg V   NL.IMRO.0203.1290-0002   13-5-2015  
Essenerweg X   NL.IMRO.0203.1238-0002   6-5-2014  
Esweg I   NL.IMRO.0203.1318-0002   27-1-2016  
Garderbroekerweg-Kerkweg   NL.IMRO.0203.1189-0003   4-3-2015  
Garderbroekerweg-Wencopperweg   NL.IMRO.0203.1236-0002   10-6-2015  
Garderbroekerweg XIV   NL.IMRO.0203.1195-0002   17-12-2013  
Garderbroekerweg XV   NL.IMRO.0203.1212-0002   28-1-2014  
Garderbroekerweg XVIII   NL.IMRO.0203.1315-0002   11-11-2015  
Gelkenhorsterweg I   NL.IMRO.0203.1369-0001   ontwerp  
Gruttoweg I   NL.IMRO.0203.1295-0002   30-9-2015  
Harskamperweg V   NL.IMRO.0203.1362-0002   9-11-2016  
Harskamperweg-Kootwijkerdijk   NL.IMRO.0203.1304-0002   2-3-2016  
Hazendonkweg-Heetweg (fietspad N310)   NL.IMRO.0203.1229-0002   16-12-2014  
Hazendonkweg I   NL.IMRO.0203.1211-0002   12-11-2013  
Heideweg-Garderbroekerweg   NL.IMRO.0203.1322-0002   25-5-2016  
Hessenweg XI   NL.IMRO.0203.1361-0001   5-7-2017  
Holzenbosch   NL.IMRO.0203.1124-0002   16-12-2015  
Houtbeekweg I   NL.IMRO.0203.1257-0003   8-7-2015  
Hunnenweg V   NL.IMRO.0203.1328-0002   13-4-2016  
Kootwijkerdijk-Harderwijkerkarweg   NL.IMRO.0203.1323-0002   25-5-2016  
Kootwijkerdijk II   NL.IMRO.0203.1293-0002   8-7-2015  
Laageinderweg I   NL.IMRO.0203.1235-0002   6-5-2014  
Laageinderweg V   NL.IMRO.0203.1383-0001   ontwerp  
Laageinderweg-Drieënhuizerweg   NL.IMRO.0203.1283-0002   9-11-2016  
Lange Zuiderweg II   NL.IMRO.0203.1219-0002   10-6-2014  
Molenweg III   NL.IMRO.0203.1342-0002   6-7-2016  
Nachtegaalweg-Appelseweg   NL.IMRO.0203.1180-0002   27-1-2016  
Nijkerkerweg VI   NL.IMRO.0203.1286-0002   6-7-2016  
Noordersingel I   NL.IMRO.0203.1336-0002   6-7-2016  
Otelaarseweg II   NL.IMRO.0203.1220-0002   6-5-2014  
Oud Milligenseweg VI   NL.IMRO.0203.1254-0002   30-9-2014  
Oud Vellerseweg/Hunnenweg   NL.IMRO.0203.1169-0002   10-6-2015  
Overhorsterweg I   NL.IMRO.0203.1331-0002   14-12-2016  
Puurveenseweg III   NL.IMRO.0203.1321-0002   9-7-2013  
Rijksweg IV   NL.IMRO.0203.1314-0002   27-1-2016  
Rubensstraat II   NL.IMRO.0203.1291-0002   4-3-2015  
Schoonengweg I   NL.IMRO.0203.1339-0002   25-5-2016  
Schoonengweg-Postweg   NL.IMRO.0203.1393-0001   5-7-2017  
Sleedoornweg-Harskamperweg-Engelsestadweg   NL.IMRO.0203.1152-0003   10-6-2014  
Speulderbosweg I   NL.IMRO.0203.1204-0002   1-2-2017  
Stationsweg-Binnenveld   NL.IMRO.0203.1325-0002   13-4-2016  
Stationsweg XI   NL.IMRO.0203.1263-0002   13-5-2015  
Stroeërweg I   NL.IMRO.0203.1200-0002   8-7-2015  
Stroe VI   NL.IMRO.0203.1250-0003   4-3-2015  
Thorbeckelaan Zuid I   NL.IMRO.0203.1239-0003   8-7-2015  
Valkseweg-Nijkerkerweg   NL.IMRO.0203.1350-0002   6-7-2016  
Veluweweg-Essenerweg   NL.IMRO.0203.1297-0002   10-6-2015  
Veluweweg-Lankerenseweg   NL.IMRO.0203.1202-0002   10-6-2015  
Veluweweg-Lankerenseweg I   NL.IMRO.0203.1289-0002   10-6-2015  
Wethouder Rebellaan I   NL.IMRO.0203.1184-0003   9-7-2013  
Wethouder Rebellaan II   NL.IMRO.0203.1367-0003   1-2-2017  
Wencopperweg II   NL.IMRO.0203.1245-0002   6-7-2016  
Wencopperweg III   NL.IMRO.0203.1249-0002   16-12-2014  
Wencopperweg IV   NL.IMRO.0203.1357-0002   14-12-2016  
Wikselaarse Eng   NL.IMRO.0203.1348-0002   24-05-2017  
Wolweg I   NL.IMRO.0203.1330-0002   29-9-2016