direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Vinkekampweg I
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.1288-0002

Toelichting

Hoofdstuk 1 INLEIDING

Voor het perceel aan de Vinkekampweg 30 is een verzoek ingediend om de bestemming te wijzigen waarbij de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarische nevenactiviteit' moet komen te vervallen. De wijziging is gewenst omdat sloop van voormalige agrarische bebouwing op eigen perceel ingezet moet worden voor de uitbreiding van de op het perceel aanwezige woning.

De uitvoering van dit plan is niet mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan. Daarom is voorliggende wijziging van het bestemmingsplan opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1288-0002_0001.jpg"

Ligging locatie Vinkekampweg 30, plangebied.

Voorliggend plan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit hoofdstuk beschrijft hoofdstuk 2 de bestaande situatie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een beschrijving van de randvoorwaarden gegeven. Hoofdstuk 4 gaat vervolgens in op het beleidskader en de juridische aspecten. Het vijfde hoofdstuk gaat in op economische uitvoerbaarheid, waarna in het zesde hoofdstuk het overleg en de maatschappelijke uitvoerbaarheid aan bod komt.

Hoofdstuk 2 BESTAANDE SITUATIE

2.1 Begrenzing plangebied

Het plangebied ligt aan de Vinkekampweg 30 ten zuiden van de kern Kootwijkerbroek. Het plangebied wordt aan alle zijden begrensd door agrarisch gebied met daarin verspreid liggende agrarische bedrijven en woningen. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1288-0002_0002.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1288-0002_0003.jpg"

Situatie binnen huidig plangebied. Huidige situatie (vanaf Vinkekampweg).

2.2 Geldende bestemmingen

Het plangebied ligt in het bestemmingsplan "Buitengebied 2012", "partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied 2012" en "tweede partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied 2012" en heeft de bestemming "Wonen" met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarische nevenactiviteit', op de verbeelding aangeduid met (sw-4). Uitbreiding van de woning met inzet van sloopmeters afkomstig van het eigen perceel is pas inzetbaar als planologisch is geregeld als de gesloopte bebouwing niet meer kan worden herbouwd. Herbouw wordt planologisch voorkomen als op het perceel alleen de primaire bestemming "Wonen" van toepassing is.

In het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" is in artikel 20.7 lid 3 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen dat het bevoegd gezag, hier het college van burgemeester en wethouders, de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarische nevenactiviteit' mag verwijderen. In dit plan wordt van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1288-0002_0004.jpg"

Geldende bestemmingen en aanduidingen.

Los van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarische nevenactiviteit' blijven de bestemmingen "Wonen" en dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 1" gehandhaafd. Verder blijven de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - middelhoge verwachtingswaarde' en de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' van toepassing.

Hoofdstuk 3 RANDVOORWAARDEN

Omdat hier geen sprake is van een nieuwe onwikkeling maar van het afwaarderen van een bestemming "Wonen" met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarische nevenactiviteit' naar de bestemming "Wonen" zijn de randvoorwaarden niet getoetst. Het betreft hier geen nieuwe ontwikkeling maar een afwaardering van een agrarische bestemming naar de bestemming 'Wonen'. Indien nodig worden randvoorwaarden getoetst tijdens de procedure van de nog te verlenen omgevingsvergunning voor bouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1288-0002_0005.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1288-0002_0006.jpg"

Begrenzing plangebied. Te slopen bebouwing.

De wijziging van de bestemming waarbij de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarische nevenactiviteit' wordt verwijderd, maakt het mogelijk aanwezige bijgebouwen voor sloop in te zetten. Het wijzigen in primair de bestemming "Wonen" maakt het onmogelijk dat gesloopte bebouwing teruggebouwd kan worden ten behoeve van de uitbreiding van een woning. De aanvragers hebben te kennen gegeven sloopmeters van eigen perceel te willen inzetten voor het vergroten van de eigen woning.

Bestaande situatie

Op het perceel aan de Vinkekampweg 30 is in het verleden een agrarisch bedrijf -gericht op het opfokken van vleesvarkens- geëxploiteerd. De locatie bestaat uit een voormalige bedrijfswoning en meerdere gebouwen waarin dieren konden worden gehuisvest en bijgebouwen. De opstallen (exclusief bedrijfswoning) hebben een gezamenlijke oppervlakte van ongeveer 615 m2.

Nieuwe situatie 

De huidige woning zal een woonbestemming krijgen. Op het plaatje 'Te slopen bebouwing' is de te slopen schuur met een oppervlakte van 220 m2 aangegven. De overige legaal aanwezige bebouwing blijft staan en komt met deze wijziging onder het overgangsrecht te vallen in zoverre deze niet als bijgebouw bij de woning zijn aan te merken. Deze bebouwing kan eventueel elders voor sloopmeters kunnen worden ingezet. Op de verbeelding zal overeenkomstig de afname van de bebouwing het bestemmingsvlak voor "Wonen" verkleind worden.

Hoofdstuk 4 BELEIDSUITGANGSPUNTEN

Het wijzigingsplan 'Vinkekampweg I' is een nadere concretisering van de beleidskeuzes die gemaakt zijn in de Structuurvisie Buitengebied Barneveld. In tegenstelling tot de structuurvisie is het wijzigingsplan juridisch direct bindend voor 'de gebruiker'. Het wijzigingsplan geeft op perceelsniveau aan welke bouw- en gebruiksmogelijkheden gelden.

Het wijzigingsplan is zoveel mogelijk afgestemd op eerder vastgestelde gemeentelijke visies, het provinciaal- en/of Rijksbeleid.

4.1 Functieverandering

De verwachting is dat de komende jaren, net als in de voorgaande periode, veel agrarische bedrijven zullen stoppen. Er komen veel stallen en andere bedrijfsgebouwen leeg te staan. De gemeente wil aan deze gebouwen een nieuwe passende functie kunnen geven. Hierbij kan worden gedacht aan nieuwe woningen, diverse vormen van bedrijvigheid, recreatieve of maatschappelijke functies en verbredingsmogelijkheden voor wonen en werken. In het bestemmingsplan zijn daarom een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen, waaronder de in dit wijzigingsplan gebruikte bevoegdheid.

4.2 Waterbeleid

Deze waterparagraaf vormt het resultaat van het procesinstrument watertoets. De watertoets betreft het vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen. Het is verplicht de watertoets toe te passen. Hiermee wordt beoogd om het belang van water een evenwichtige plaats te geven in het ruimtelijk planproces.

De watertoets heeft betrekking op alle grond- en oppervlaktewateren en behandelt alle relevante waterhuishoudkundige aspecten zoals ontwatering, wateroverlast en waterkwaliteit. De waterparagraaf beschrijft het relevante waterbeleid, de betrokkenheid en het advies van de waterbeheerder en de waterhuishoudkundige uitwerking van het plan.

Waterbeheersplan 2010-2015 Waterschap Vallei & Eem

In het plan heeft het waterschap zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd. De plannen zijn gebundeld in de drie programma's Veilige dijken, Voldoende en schoon water en Zuivering afvalwater.

  • Het programma Veilige dijken richt zich op de bescherming tegen overstroming en daardoor op veiligheid voor de bewoners en gebruikers.
  • Het programma Voldoende en schoon water gaat over het oppervlakte- en grondwater. De doelstelling is dat het beschikbaar is waar er behoefte aan is, dat het van goede kwaliteit is en dat het geen overlast veroorzaakt. In dat kader bestrijdt het waterschap de verdroging van natuurgebieden en zorgt zij voor het dagelijks beheer van watergangen.
  • Het programma Zuivering afvalwater behandelt de inzameling (riolering), het transport en het zuiveren van afvalwater. Het waterschap wil door een intensieve samenwerking met gemeenten het beheer van de verschillende schakels beter op elkaar afstemmen. Enerzijds om kosten te besparen, anderzijds om het zuiveringsrendement te verhogen.

De klimaatontwikkelingen worden intensief gevolgd. Er worden maatregelen genomen om ook op de lange termijn het beheersgebied te beschermen tegen hoog water, wateroverlast en droogte, en om de capaciteit van de rioolwaterzuiveringen op peil te houden.

Waterplan Barneveld (2005) en Hemelwaterbeleidsplan (2011)

Het Waterplan geeft een integrale watervisie op het verhogen van de gebruikswaarde en belevingswaarde van water. Door een verantwoord gebruik en duurzame ontwikkeling van het water kan ook in de toekomst gebruik worden gemaakt van een gezond watersysteem. De volgende ambities worden genoemd:

  • Vasthouden en/of vertraagd afvoeren van hemelwater.
  • Het scheiden van vuil en schoon water. Bij nieuwbouw het hemelwater van schone oppervlakken niet op de riolering lozen en bij voorkeur lokaal gebruiken, infiltreren of lozen op oppervlaktewater. In bestaand gebied hemelwater afkoppelen van het gemengd riool indien technisch en financieel haalbaar.
  • De afvoer van schoon hemelwater vindt bovengronds plaats.
  • Rioolwateroverstorten beperken om de doelstellingen voor waterkwaliteit te bereiken.

In het plan is een concrete doelstelling opgenomen: in 2025 is 10% van het verharde oppervlak afgekoppeld van de gemengde riolering (referentiejaar 2005). Dit betreft 18 ha. afkoppelen. In het Hemelwaterbeleidsplan is deze doelstelling uitgewerkt in concrete maatregelen.

Huidige en toekomstige situatie

Het perceel ligt in het buitengebied van Barneveld. Hier is sprake van drukriolering. Er wordt agrarische bebouwing gesloopt, de woonvoorziening blijft in stand. Het (afstromend) verhard oppervlak neemt af. Bij neerslag treedt een langzamere afstroming van het hemelwater naar eventueel aanwezige watergangen op. Dit is een positieve ontwikkeling.

Het hemelwater dat op het resterende verharde oppervlak valt, wordt net als in de huidige situatie op eigen terrein geborgen en/of geïnfiltreerd. Het mag niet op de drukriolering worden aangesloten. De doelen van het waterschap en de gemeente komen niet in het gedrang door dit plan.

Hoofdstuk 5 JURIDISCHE ASPECTEN

5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan 'Vinkekampweg I' is een nadere concretisering van de beleidskeuzes die gemaakt zijn in de Structuurvisie Buitengebied Barneveld. In tegenstelling tot de structuurvisie is het bestemmingsplan juridisch direct bindend voor de burger. Het bestemmingsplan geeft op perceelsniveau aan welke bouw- en gebruiksmogelijkheden gelden.

Het bestemmingsplan is zoveel mogelijk afgestemd op eerder vastgestelde gemeentelijke visies, het provinciaal- of Rijksbeleid. Waar nodig is in het bestemmingsplan een eigen afweging gemaakt: bijvoorbeeld op basis van de retrospectieve toets of een specifieke lokale situatie.

In de hierna volgende paragrafen is per functie aangegeven welke bestemming is toegekend, en welke aanduidingen zijn gebruikt. De inhoud van de regeling wordt beknopt weergegeven, waarbij met name aandacht is voor het waarom van de regeling (waarom worden bepaalde ontwikkelingen wel of niet toegestaan) en hoe wordt een aanvraag getoetst (wat zijn de voorwaarden, wat is bijvoorbeeld een goede landschappelijke inpassing en hoe wordt dat getoetst).

Voor aanvrager en toetser wordt hiermee meer duidelijkheid gegeven over het hoe en waarom van de in de planregels opgenomen bepalingen.

5.2 Planopzet

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft gemeenten de plicht tot het opstellen van een bestemmingsplan. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan de toepassing van afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Barneveld. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar.

Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan.

Dit wijzigingsplan is gebaseerd op het moederplan "Buitengebied 2012". Ook de regels van de partiële herziening bestemmingsplan "Buitengebied 2012" worden onverkort van toepassing verklaard. De raad heeft op 25 februari 2014 die partiële herziening vastgesteld.

Het geldende bestemmingsplan "Buitengebied 2012" kent in artikel 3.7, vijfde lid een wijzigingsbevoegdheid waarmee de bestemming 'Agrarisch' (ter plaatse van een bouwvlak) gewijzigd kan worden in de bestemming 'Wonen'. Dit wijzigingsplan voorziet hierin.

De regels uit het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" zijn onverkort van toepassing, en worden van toepassing verklaard.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels (zoals de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene afwijking- en algemene wijzigingsregels en tot slot de algemene procedureregels);
  • 4. Overgangs- en slotregels.

Het is noodzakelijk dat het wijzigingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het wijzigingsplan is het juridisch toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.

5.3 Inleidende regels

Begrippen en wijze van meten

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.

In artikel 1 van het wijzigingsplan zijn de begrippen plan en wijzigingsplan gedefinieerd.

In artikel 2 is de wijze van meten opgenomen, waarbij verwezen wordt naar artikel 2 van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012", de "Partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012" en de Tweede partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012".

5.4 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 van het wijzigingsplan zijn de bestemmingsregels opgenomen. In dit hoofdstuk en de daarin opgenomen artikelen 'Agrarisch', 'Wonen' en 'Waarde - Archeologie 1' worden de regels van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" onverkort van toepassing verklaard. Tevens is de verbeelding van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" op de locatie gewijzigd in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' (met bouwvlak) gewijzigd is in de bestemming 'Wonen'. Het agrarische bouwvlak is verwijderd, waarbij het gedeelte binnen dat vlak dat niet de bestemming 'Wonen' heeft gekregen een agrarische bestemming (zonder bouwvlak) heeft gekregen. Dit betekent dat voor het onderhavige plangebied de volgende bestemmingen gelden: 'Agrarisch' en 'Wonen'. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie-1' van het moederplan "Buitengebied 2012" blijft gelden.

5.4.1 Agrarisch

Een groot deel van het buitengebied wordt agrarisch gebruikt. Het agrarisch gebruik bestaat uit onbebouwde gebieden: weilanden, akkers en tuinbouwpercelen. Deze bestemming is van toepassing voor de delen binnen het plangebied waaraan geen woonbestemming wordt toegekend.

In de bestemmingsomschrijving van deze bestemming is het toegestane gebruik benoemd. Het betreft het agrarisch grondgebruik zoals het houden van vee (hobbymatig agrarisch gebruik). Daarnaast wordt het plaatsen van voorzieningen, omschreven als 'andere-bouwwerken' ten behoeve van het agrarisch gebruik geregeld. Het gaat hierbij om het plaatsen van weidepalen, hekken en afrasteringen. Vervolgens worden de voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding geregeld, zoals sloten, stuwen, bruggen en/of dammen en dergelijke.

Op de gronden met de bestemming 'Agrarisch' is hobbymatig agrarisch gebruik toegestaan.

5.4.2 Wonen

De bestemming 'Wonen' is toegekend aan de bestaande, legale woningen. Binnen een bestemmingsvlak 'Wonen' is maximaal één woning toegestaan. Een woning is bestemd voor de huisvesting van één huishouden. In het bestemmingsvlak zijn het hoofdgebouw en eventueel aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen opgenomen.

De inhoud van een woning bedraagt maximaal 600 m3, inclusief de onderbouw voor zover deze boven het maaiveld uitkomt. Onder een woning is een onderbouw toegestaan, waarbij geldt dat bij vergunningsvrije aanbouwen en bijbehorende bouwwerken van woningen niet vergunningsvrij mogen worden voorzien van een onderbouw. De maximale goot- en nokhoogte bedragen respectievelijk 3,5 en 10 meter. Op sommige plekken komen andere maten of afmetingen voor, deze zijn op de verbeelding weergegeven. Via een afwijking van de bouwregels kan de toegestane goothoogte worden verhoogd naar 6 meter.

Via het functieveranderingsbeleid is het mogelijk om woningen te vergroten op basis van een soopeis tot maximaal 1000 m3. Dit is in de regels van het moederplan "Buitengebied 2012" doorvertaald.

Bijgebouwen 

De maximale oppervlakte aan bijgebouwen bij een woning bedraagt maximaal 80 m2. De maximale gooten nokhoogte bedragen respectievelijk 3 en 6 meter. Via het functieveranderingsbeleid is het mogelijk om bijgebouwen te vergroten op basis van een sloopeis tot maximaal 400 m2. Er geldt geen sloopeis tot 250 m2. Dit is in de regels van het moederplan "Buitengebied 2012" doorvertaald.

Vervangende nieuwbouw van de woning

Bij een eventuele vervangende nieuwbouw dient de woning op dezelfde plek terug te worden gebouwd. Soms is dezelfde plek niet de beste. De afstand tot een naastgelegen (agrarisch) bedrijf kan zo bijvoorbeeld worden vergroot. In het moederplan (bestemmingsplan "Buitengebied 2012") is hiervoor een mogelijkheid opgenomen om af te wijken van de bouwregels. Voorwaarde is dat de belangen van gebruikers/eigenaars van aanliggende gronden niet onevenredig worden geschaad en dat er geen onevenredige aantasting van de milieusituatie plaatsvindt. Hieronder wordt in ieder geval verstaan dat het woon- en leefklimaat (geur, geluid, stof en dergelijke) niet verslechtert en dat wordt voldaan aan de geldende milieuregels.

Vergroten van de woning

De woning kan via het afwijken van de bouwregels worden vergroot. In ruil daarvoor wordt bebouwing (bijgebouwen) gesloopt. Het kan hierbij gaan om bijgebouwen bij de woning zelf, maar ook om sloop elders. In de planregels van het moederplan is hiervoor een staffeling opgenomen, hoe meer vierkante meters worden gesloopt, hoe meer er terug mag worden gebouwd. Ook is in de regels omschreven welke voorwaarden er gelden voor sloop elders. Het herbouwplan mag geen onevenredige afbreuk doen aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.

Hobbymatig houden van vee

In de gebruiksregels is bepaald dat het hobbymatig houden van vee is toegestaan, zowel binnen de woonbestemming als binnen de bestemming 'Agrarisch'. Steeds meer burgers in het buitengebied houden op hobbymatige wijze dieren. Het gaat vaak om schapen, geiten, kippen en paarden. Bij het houden van paarden speelt daarnaast mee dat een paardrijbak gewenst is om te kunnen paardrijden. Het beweiden van vee en het aanleggen van een paardrijbak zijn mogelijk op gronden met de bestemming 'Agrarisch', waarbij geldt dat een paardrijbak direct moet grenzen aan het betreffende bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' of een andere bestemming waarin een woning of een bedrijfswoning is toegestaan.

Bestemming wijzigen in een agrarisch bouwvlak 

Omdat de (agrarische)bebouwing in het buitengebied van de gemeente Barneveld met een hoge dichtheid voorkomt, zijn er geen of nauwelijks mogelijkheden voor de nieuwvestiging van agrarische bedrijven. Met het voorliggende bestemmingsplan wil de gemeente in het landbouwontwikkelingsgebied wel de mogelijkheid bieden om een nieuw agrarisch bedrijf op te zetten. Vanwege het ruimtegebrek en het efficiënt gebruiken van bestaande bebouwde locaties, is er voor gekozen om via een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid te bieden de woonbestemming om te zetten in een agrarisch bouwvlak. De ijzigingsbevoegdheid is bedoeld voor bedrijven die kunnen aantonen dat een volwaardig en toekomstbestendig bedrijf ontstaat. Een goed bedrijfsplan moet dit onderbouwen. De oppervlakte van het bouwvlak bedraagt maximaal 1 hectare en er moeten maatregelen worden genomen om een onevenredige aantasting van de landschapswaarden te voorkomen. Deze bevoegdheid mag dus worden toegepast in het landbouwontwikkelingsgebied.

5.4.3 Waarde - Archeologie 1

In gebieden met een hoge, middelhoge en lage verwachtingswaarde en zichtbare terreinen met archeologische waarde is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toegepast. In alle gebieden die (nog) niet zijn vrijgegeven na archeologisch onderzoek of waar is besloten tot behoud in situ is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toegepast. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' is toegepast bij een ondergrondse bouwdiepte van 0,3 m:

  • in gebieden met een lage verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 10.000 m2);
  • in gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 1.000 m2),
  • uitgezonderd ter plaatse van een bouwvlak binnen de bestemming 'Agrarisch', want daar geldt dit
  • voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 2.000 m2 en de
  • ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt;
  • in gebieden met een hoge verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 250 m2);
  • in historische kernen (bij een oppervlakte van meer dan 100 m2); en
  • voor niet zichtbare terreinen met archeologische waarde.

5.5 Algemene regels

In hoofdstuk 3 worden de algemene regels zoals opgenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" onverkort van toepassing verklaard, evenals de regels van de partiële herziening en Tweede partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012.

5.6 Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk worden de regels ten aanzien van het overgangsrecht van toepassing verklaard, en het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van voorliggend wijzigingsplan.

5.7 Handhaving

De gemeente acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaven zijn:

  • De regels zijn door de gemeente vastgesteld en de inwoners van de gemeente mogen verwachten dat de gemeente die regels handhaaft: waarom zijn er anders regels opgesteld? Inwoners van de gemeente hebben als het ware recht op handhaving.
  • Handhaving gaat oneigenlijk gebruik van en daarmee de achteruitgang van de kwaliteit van het gemeentelijk grondgebied tegen. Een actueel bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit van een gebied in stand te houden en te verbeteren.
  • Niet daadkrachtig optreden tegen overtredingen van wettelijke regels werkt een toename van het aantal overtredingen in de hand en tast de geloofwaardigheid van daadkrachtig optreden aan. Het in het bestemmingsplan vastgelegde beleid wordt ondermijnd en het bestuur verliest de greep op de gebouwde omgeving.

Onderscheid kan gemaakt worden tussen preventieve en repressieve handhavingsinstrumenten. Onder preventieve instrumenten kunnen onder andere goede regelgeving (zoals in bestemmingsplan), voorlichting, subsidieverlening, afwijking van bouwregels en gebruiksregels en de omgevingsvergunning worden begrepen. Repressieve instrumenten zijn onder meer controle en toezicht, opsporing en het hanteren van sancties als bestuursdwang en dwangsom.

In 2007 heeft de gemeente de 'Nota handhaving ruimtelijke - en bouwregelgeving gemeente Barneveld' opgesteld. Deze nota geeft inzicht in de achtergronden die geleid hebben tot de totstandkoming van de nota. Ook geeft het voor overtredingen op het gebied van bestemmingsplan- en bouwregelgeving aan hoe met geconstateerde overtredingen om te gaan en welke prioriteitsstelling daarbij te hanteren is (repressieve handhaving).

Bij de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan spelen aspecten als communicatie, de planvorm, de normstelling, het daadwerkelijk kunnen handhaven en de controleerbaarheid van normen ook een belangrijke rol.

Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis/grondslag is om te kunnen handhaven. Deze basis wordt gevormd door:

  • De regeling in het bestemmingsplan zelf: de handhaafbaarheid van de planregels.
  • Het beleid voor afwijkingen.

In het moederplan ("Buitengebied 2012") is gestreefd naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden.

Verder zijn aan de in het moederplan ("Buitengebied 2012") opgenomen afwijkingsmogelijkheden duidelijke voorwaarden verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn.

Hoofdstuk 6 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID

6.1 Grondexploitatie

De kosten voor het opstellen van het plan worden gedekt door het heffen van leges. Er zijn bij dit plan geen andere kosten die in een exploitatieplan of exploitatieovereenkomst opgenomen moeten worden.

Hoofdstuk 7 OVERLEG EN MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID

De procedures voor vaststelling van een wijzigingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het wijzigingsplan opgestart (artikel 3.9a Wro).

Omdat hier geen sprake is van een nieuwe ontwikkeling maar van het afwaarderen van een bestemming "Wonen" met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarische nevenactiviteit' naar de bestemming "Wonen" heeft vooroverleg geen toegevoegde waarde en is om die reden niet gevoerd.

7.1 Zienswijzen

Het ontwerpwijzigingsplan heeft van 30 januari tot en met 12 maart 2015 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om een zienswijze naar voren te brengen. Tijdens deze zes weken zijn er geen eacties ingediend.