Plan: | Lankerenseweg III |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0203.1182-0003 |
De belangrijkste wetten voor natuurbescherming in Nederland zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Beide wetten zijn een Nederlandse vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De verplichtingen voor bescherming van natuurgebieden zijn overgenomen door de Natuurbeschermingswet 1998, terwijl de Flora- en faunawet zich richt op de bescherming van planten en dieren.
De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van natuurgebieden in Nederland. Daarnaast regelt deze wet de aanwijzing van natuurgebieden die van nationaal of internationaal belang zijn: Beschermde Natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden. De Natuurbeschermingswet bepaalt vervolgens wat er wél en niet mag in deze beschermde natuurgebieden.
De twee locaties liggen niet in of nabij een gebied dat is aangewezen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, dat de ontwikkeling een significant effect op deze gebieden zal hebben. Het dichtstbijzijnde beschermde gebied c.q. Natura 2000-gebied 'Veluwe' ligt op ongeveer 5 respectievelijk 6 kilometer afstand van de locatie aan de Buurtweg 20 respectievelijk Lankerenseweg 2 in Voorthuizen.
De twee locaties liggen tevens, met een afstand van circa 1,2 kilometer (voor beide locaties), op een zodanig grote afstand van de provinciale Ecologische Hoofdstructuur (onder de noemers Verweving en Natuur), dat er ook voor deze gebieden geen sprake zal zijn van een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het betreffende EHS-gebied. Vanwege de grote afstanden ten opzichte van de beschermde natuurgebieden en de beperkte ontwikkeling die met onderhavig bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, zijn er als gevolg van onderhavig bestemmingsplan geen negatieve effecten voor deze gebieden te verwachten.
De Flora- en faunawet beschermt plant- en diersoorten in de beschermde natuurgebieden én daarbuiten. Ongeveer 500 soorten in Nederland vallen onder de bescherming van deze wet. Om te beoordelen of de beschermde soorten in het plangebied aanwezig zijn, wordt een natuurtoets uitgevoerd.
Locatie Buurtweg 20
Voor de locatie aan de Buurtweg 20 in Voorthuizen geldt dat deze reeds in overeenstemming is gebracht met de toekomstige situatie. De gebouwen zijn reeds gesloopt. Bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor het slopen is beoordeeld of er beschermde soorten in het plangebied aanwezig waren. Uit een locatiebezoek in november 2011 is gebleken dat de destijds aanwezige en te slopen bebouwing, naast één zichtbaar oud vogelnest, geen faunawaarden bevatten. Ook voor bewoning voor vleermuizen waren deze gebouwen niet geschikt. Aangezien de te verwachten vogelsoorten geen jaarrond beschermde verblijfplaatsstatus hadden, was destijds geen aanleiding nader onderzoek door een ecoloog te laten uitvoeren. Wel diende rekening te worden gehouden met de broedtijd van vogels. Indien op het moment van slopen een broedgeval aanwezig was, diende de verstorende werkzaamheden uitgesteld te worden tot na de broed- en verzorgingstijd van de jongen.
Locatie Lankerenseweg 2
Voor onderhavig plan zullen op de locatie aan de Lankerenseweg 2 enige bedrijfs- en bijgebouwen nog worden gesloopt. Daarvoor in de plaats komt een groter bedrijfsgebouw op hetzelfde perceel. Alle te slopen bebouwing is van dien aard dat fauna dit eenvoudig zou kunnen betrekken. Echter, met name vleermuizen, zullen hier geen vocht- en temperatuurgebufferde ruimtes vinden; dit vanwege het ontbreken van spouwmuren en de slechte overige isolatie. De verwachting is dat deze hier dan ook niet verblijven. Ook ontbreken er rustige zolderruimtes, zodat uilen of marters ook niet zijn te verwachten. Ook is tijdens het locatiebezoek de aanwezigheid van mussen niet geconstateerd. In een van de te slopen gebouwtjes (voormalig schapenstalletje) is één oud boerenzwaluwnest waargenomen. Er blijft echter in de omgeving genoeg ruimte over om zo nodig weer te nestelen, maar het is de vraag of de zwaluwen hier bij het ontbreken van schapen en stal weer hun zomerverblijf zullen zoeken. Door de beoogde landschappelijke inpassing zal het perceel een “natuurlijker uitstraling” krijgen. Kleine (avi)fauna zal hier wel bij varen, waarbij te denken valt aan nestel- en schuilmogelijkheden voor vogels en jachtgebied voor vleermuizen.
Naar verwachting zal op de betreffende locatie als gevolg van onderhavig bestemmingsplan en uitwerking daarvan geen negatieve effecten of overtredingen te verwachten zijn met betrekking tot de voorschriften uit de Flora- en faunawet.
Te allen tijde geldt de zorgplicht voor vogels. In de Flora en faunawet staat dat het verboden is om dieren te storen tijdens het broeden. Het slopen van de bebouwing mag slechts dan doorgang vinden als onderzocht en geconstateerd is dat er geen vogelbroedgeval aanwezig is. Anders dient gewacht te worden tot de broed- en verzorgingstijd van de jongen is verstreken. Het broedseizoen loopt grofweg vanaf medio maart tot medio juli.