direct naar inhoud van 4.2 Provincie
Plan: Wielweg I
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.1121-0003

4.2 Provincie

Streekplan

Provinciale Staten heeft op 29 juni 2005 het Streekplan Gelderland 2005 vastgesteld. Het streekplan geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen tot 2015. Het streekplan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Op de kaart Ruimtelijke structuur van het streekplan, is het plangebied aangewezen als 'EHS natuur' en 'extensivering intensieve veehouderij'.

EHS

Door de vergroting van natuurgebieden, de ontwikkeling van nieuwe natuurgebieden en de aanleg van ecologische verbindingszones ontstaat het beoogde samenhangende netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen.

Hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor de EHS is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere ruimtelijke waarden en kenmerken.

EHS-natuur bestaat uit bestaande natuurgebieden, en voor een kleiner deel uit natuurontwikkelingsgebieden die momenteel agrarische cultuurgrond zijn. In de Reconstructiegebieden gelden voor agrarische bouwpercelen gelegen in EHS-natuur de voor de betreffende zone vastgelegde planologische bepalingen die zijn bepaald in de reconstructieplannen.

Extensiveringsgebied intensieve veehouderij

• Nieuwvestiging en omschakeling van volledig grondgebonden bedrijven naar intensieve veehouderij is onmogelijk.

• De uitbreiding van bebouwing ten behoeve van intensieve veehouderij wordt beperkt tot de bestaande grenzen van de agrarische bouwblokken zoals die in vigerende bestemmingsplannen zijn aangegeven.

Reconstructieplan Gelderse Vallei / Utrecht Oost

Het reconstructieplan moet de problemen die zich voordoen in het landelijk gebied (de 'gestapelde' problematiek) in de concentratiegebieden integraal aanpakken en moet een goede ruimtelijke structuur bevorderen, in het bijzonder met betrekking tot landbouw, natuur, bos, landschap, recreatie, water, milieu en infrastructuur. Daarnaast moet de reconstructie het woon-, werk- en leefklimaat en de economische structuur verbeteren.

Het plangebied behoort tot het extensiveringsgebied. In de extensiveringsgebieden worden de ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderij beperkt ten behoeve van de ontwikkeling en bescherming van natuur. De intensieve veehouderijen in de extensiveringsgebieden worden gestimuleerd om te verplaatsen, te stoppen of over te schakelen op andere activiteiten.

Functieverandering is één van de drijfveren, die de verandering van het landelijk gebied in de komende jaren vorm en inhoud kunnen geven. Uitgangspunt is dat op de vrijkomende bouwpercelen wordt ingezet op een combinatie van sloop en functieverandering en wel op een zodanige manier dat hiervoor geen overheidsmiddelen hoeven te worden ingezet. Als vervolgfunctie heeft wonen over het algemeen de voorkeur boven werken. Wonen is een milieuvriendelijke en duurzame gebruiksvorm met weinig groeipotentie en een geringe verkeersaantrekkende werking. Met name in kwetsbare gebieden worden de negatieve effecten van wonen geringer geacht ten opzichte van een nieuwe bedrijfsfunctie.

Het onderhavige plan past binnen de beleidsdoeleinden. Het provinciale beleid vormt daarom geen belemmering voor de realisering van het onderhavige plan.

Regionale beleidsinvulling functieverandering

De gemeenten Ede, Wageningen, Barneveld, Nijkerk en Scherpenzeel hebben in het kader van het gemeentelijk samenwerkingsverband Regio De Vallei, voor hun complete buitengebieden een eigen beleidsinvulling ontwikkeld voor functieverandering, nevenfuncties op agrarische bedrijven en uitbreiding van niet-agrarische bedrijven. In 2008 is de Regionale beleidsinvulling functieverandering en nevenactiviteiten vastgesteld. Het beleid voor functieverandering is hierin verwoord.

Het realiseren van extra wooneenheden na sloop van gebouwen verloopt via een stappenplan, waarbij in de eerste plaats hergebruik van bestaande bebouwing aan de orde is. Als dit niet mogelijk is, worden de mogelijkheden voor vervangende nieuwbouw van een woongebouw met soms meerdere wooneenheden verkend. Dit kan ter plaatse van de vrijgekomen bebouwing, behalve in het landbouwontwikkelingsgebied maar wel in het verwevingsgebied indien dit voor een goede ruimtelijke ordening wenselijk is. In de volgende tekst wordt de werkwijze beschreven.

Stap 1: hergebruik

  • a. Bestaande bedrijfswoning. Hergebruik van de voormalige bedrijfswoning als burgerwoning is zonder meer mogelijk.
  • b. Bestaande gebouwen. Indien hergebruik van de bestaande bebouwing al mogelijk is gelden de minimale sloop oppervlaktes en de te situeren wooneenheden als hierna bepaald bij de vervangende nieuwbouw.

Stap 2: vervangende nieuwbouw

  • a. Op locatie of elders. Als de bestaande bebouwing ongeschikt is voor ombouw naar wooneenheden, dan is nieuwbouw van één of twee (geschakelde) woongebouwen met één of meerdere wooneenheden mogelijk volgens de volgende staffeling:

Minimaal te slopen bebouwing   maximale inhoud te bouwen woning  
groter of gelijk aan 1000m²   600 m³  
groter of gelijk aan 2000m²   800 m³  
groter of gelijk aan 3000m²   2 maal 600 m³  

Daarbij gelden de volgende voorwaarden:

  • De maximale inhoud per wooneenheid is 600 m³.
  • Bij de voormalige agrarische bedrijfswoning wordt een bijgebouw toegestaan van maximaal 150 m².
  • Bij het nieuw te bouwen woongebouw mag maximaal 80 m² bijgebouw per wooneenheid worden gebouwd.
  • Het woonperceel bedraagt maximaal 1.500 m².

In de gebieden Extensivering intensieve veehouderij weegt het bereiken van milieuwinst zwaar. Een stimulans om over te gaan tot sloop is hier extra gewenst. Het minimaal te slopen bebouwd oppervlak wordt voor deze gebieden daarom verlaagd met 20%.

In casu wordt een oppervlakte van 932 m² gesloopt. Dit betekent dat een nieuwe woning van 600 m³ mag worden gebouwd.

KwaIiteitsverbetering
Functie wijziging dient mede te leiden tot een kwaliteitsverbetering van het buitengebied. Naast de landschappelijke inpassing dient daarom verevend te worden. Een deel van de verevening kan geschieden door een bijdrage te leveren aan een in te stellen ontwikkelingsfonds platteland. De bijdrage bedraagt in die gevallen € 10,- per m³ op te richten nieuw woongebouw. De gelden van dit fonds worden gebruikt voor investeringen in de kwaliteit van het landelijk gebied. In dat kader heeft de gemeente Barneveld het Ontwikkelings Fonds Platteland ingesteld.

Het onderhavige plan wordt conform de regionale beleidsinvulling 'functieverandering in het buitengebied' gerealiseerd.