direct naar inhoud van 5.1 Archeologie
Plan: Hoevelakenseweg V
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.1064-0003

5.1 Archeologie

Er moet rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Voor het maken van een weloverwogen belangenafweging is minimaal een archeologisch bureauonderzoek nodig. BRO heeft een archeologische beleidsadvieskaart voor de gehele gemeente geraadpleegd. Deze kaart kan gezien worden als een beknopt bureauonderzoek. Uit de 'archeologische waarden- en verwachtingskaart' van de gemeente blijkt dat voor het perceel aan de Hoevelakenseweg 198/200 hoge archeologische verwachting geldt. Dit betekent dat nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is in de vorm van een gedetailleerd bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek. Daarom is door een extern bureau een aanvullend archeologisch onderzoek uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1064-0003_0009.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1064-0003_0010.png"  
Figuur 6 Archeologie. Bron: gemeente Barneveld    

Aanvullend archelogisch onderzoek

Inleiding

Het doel van het archeologisch bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Voor het plangebied gold op basis van het bureauonderzoek een hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum en nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen. Voor de late middeleeuwen en de nieuwe tijd gold een lage verwachting. Het doel van het inventariserend veldonderzoek was om deze verwachting te toetsen.

Conclusies / beantwoording onderzoeksvragen

  • Wat is de opbouw van de ondergrond en is het bodemprofiel intact?

In de ondergrond is dekzand aangetroffen. In het noordelijk deel van het plangebied is sprake van verspoeld dekzand. In boring 2 is een plaggendek aangetroffen, er is geen restant van de oorspronkelijke podzolbodem aangetroffen. Met uitzondering van boring 6 worden de boringen gekenmerkt door een grote mate van verstoring.

  • Zijn in het plangebied archeologische vindplaatsen aanwezig?

In geen van de boringen zijn indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. De kans dat binnen het plangebied een archeologische vindplaats aanwezig is, wordt daarom klein geacht. Op grond van de beantwoording van de bovenstaande vraag zijn de drie onderstaandeonderzoeksvragen niet meer van toepassing.

  • Wat is te zeggen over de horizontale en verticale verspreiding van de archeologische waarden?

  • Wat is de vermoedelijke aard en datering van de archeologische resten?

  • In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied?

De verwachting is dat binnen het plangebied geen archeologische resten in situ aanwezig zijn, waardoor ook geen archeologische resten worden bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied.

De hoge archeologische verwachting uit het bureauonderzoek voor zowel vuursteenvindplaatsen uit het laatpaleolithicum en mesolithicum als voor nederzettingssporen uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen kan op grond van de resultaten van het veldonderzoek naar laag worden bijgesteld. De lage verwachting voor de periode late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd kan op basis van de resultaten van het veldonderzoek worden gehandhaafd.