direct naar inhoud van 2.2 Geldende bestemmingen
Plan: Hoevelakenseweg V
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.1064-0003

2.2 Geldende bestemmingen

In het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied 2000" wordt het plangebied aangeduid met de bestemming "Niet-agrarische bedrijven" met de nadere aanduidingen "stalling en opslag", "geen woning toegestaan" en "geen buitenopslag toegestaan". Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben in het goedkeuringsbesluit met betrekking tot het bestemmingsplan Buitengebied 2000 voor dit perceel aangegeven dat een bestemming dient aan te geven voor welke doeleinden de gronden mogen worden gebruikt. Het plan sluit bijvoorbeeld de opslag van brand- en explosiegevaarlijke stoffen niet uit. Gelet op het voorgaande hebben Gedeputeerde Staten van Gelderland goedkeuring onthouden aan de bestemming van het perceel Hoevelakenseweg 198/200. De gemeente Barneveld is het met het standpunt van de provincie eens dat voorkomen dient te worden dat op het perceel brand- en explosiegevaarlijke stoffen worden opgeslagen. De gemeente is in dit kader met de eigenaren van het perceel in overleg getreden over een nadere functieafbakening. De eigenaren van het perceel hebben een nieuwe functie van het perceel nader onderbouwd in een opgesteld bedrijfsplan. Aan de hand hiervan is onderhavig bestemmingsplan opgesteld waar bij de opslag van brand- en explosiegevaarlijke stoffen wordt voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1064-0003_0003.jpg"  

Figuur 2 Uitsnede plangebied uit Bestemmingsplan 2000. Bron: gemeente Barneveld

1. Doeleindenomschrijving

De gronden op de plankaart aangeduid met de bestemming `niet-agrarische bedrijven` zijn bestemd voor:

  • a. niet-agrarische bedrijven in verschillende bestemmingscategorieën. Hieronder behoren onder andere `stalling en opslag` en `opslag veevoederbenodigdheden`;
  • b. agrarische nevenactiviteiten, uitsluitend waar dit op de plankaart als zodanig is aangegeven; een en ander met bijbehorende bebouwing en voorzieningen, met dien verstande dat de gronden op de plankaart nader aangegduid met `P` uitsluitend mogen worden gebruikt voor parkeervoorzieningen behorende bij de bestemmingscategorie die is aangegeven;
  • c. met dien verstande dat op de gronden op de plankaart nader aangeduid met `gb` buitenopslag niet is toegestaan.

2. Bouwvoorschriften

De bebouwing dient te voldoen aan de volgende voorschriften:

  • a. de hoogte en goothoogte van bedrijfgebouwen mag maximaal 10 meter respectievelijk 3,5 meter bedragen; indien op de plankaart een maximale (goot)hoogte is aangegeven geldt die (goot)hoogte als maximale maat;
  • b. de totale bebouwde oppervlakte van de bedrijfgebouwen ten behoeve van de niet agarische bedrijvigheid mag niet meer bedragen dan de in bijlage 2 per bedrijf aangegeven maximale bebouwde oppervlakte; indien op de plankaart een maximaal bebouwingspercentage is aangegeven, dient tevens te worden voldaan aan dat bebouwingspercentage;
  • c. vervallen;
  • d. per bestemmingsvlak is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij op de plankaart anders is aangegeven, met een maximale inhoud van 750 m3, een maximale hoogte van 10 meter en een maximale goothoogte van 3,5 meter;
  • e. per bedrijfswoning zijn bijgebouwen toegestaan met een oppervlakte van maximaal 60 m2 en een goothoogte van 3,5 meter;
  • f. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van palen en masten maximaal 10 meter mag bedragen.

3. Vrijstellingsbepalingen

  • 1. Bij het nemen van een beslissing omtrent een van de hierna genoemde vrijstellingsbepalingen wordt het bepaalde in de beschrijving in hoofdlijnen in acht genomen;
  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen:
    • a. vervallen;
    • b. van het bepaalde in lid 2 sub a, voor het toestaan van een grotere hoogte van de bedrijfsgebouwen tot maximaal 12 meter;
    • c. van het bepaalde in lid 2 sub a, voor het toestaan van een grotere goothoogte van de bedrijfsgebouwen tot maximaal 6 meter;
    • d. van het bepaalde in lid 2 sub d, voor het toestaan van een grotere goothoogte van de bedrijfswoning tot maximaal 6 meter;
    • e. van het bepaalde in lid 2, sub e, voor het vergroten van de oppervlakte van de bijgebouwen bij de bedrijfswoning tot een totale maximale oppervlakte van 80 m2;
    • f. van het bepaalde in lid 2 sub f, voor een antennemast ten behoeve van de bestemming, met inachtneming van het volgende:
      • de hoogte van de antennemast bedraagt maximaal 35 meter;
      • vrijstelling kan niet verleend worden indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschapswaarden en hieraan door het nemen van maatregelen niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

4. Nadere eisen

  • 1. Bij de beslissing omtrent het verlenen van een bouwvergunning kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing alsmede de landschappelijke inpassing van de bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is:
    • a. om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
    • b. om een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
    • c. om een onevenredige inbreuk op het aanweizge woon- en leefmilieu te voorkomen;
    • d. ter bescherming van de aanwezige landschapswaarden van het omringende gebied;
    • e. om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.

2. Bij het nemen van een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt rekening gehouden met het bepaalde in de beschrijving in hoofdlijnen (artikel 38).

Onderhavige ontwikkeling is conform de huidige bestemming "niet-agrarische bedrijven" met nadere codering "stalling en opslag" niet mogelijk. Om dit toekomstig toch mogelijk te maken dient er een wijziging plaats te vinden naar de bestemming "niet-agrarische bedrijven" met nadere codering "opslag veevoederbenodigdheden". Onderhavige partiële herziening voorziet daarin.