direct naar inhoud van 5.6 Geluid
Plan: Vinkelaar I
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.1047-0003

5.6 Geluid

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dienen de bepalingen van de Wet geluidhinder in acht te worden genomen. Dit betekent, onder meer, dat wanneer in het bestemmingsplan gronden worden bestemd voor nieuwe woningbouw of andere geluidsgevoelige objecten, moet worden nagegaan of voor deze gronden een geluidszone van kracht is. Binnen een zone moet akoestisch onderzoek worden verricht, waaruit blijkt of de voorkeursgrenswaarde of de maximaal toelaatbare geluidbelasting wordt overschreden.

Uit het akoestisch onderzoek (nr 20101701-01v2) van bureau Cauberg-Huygen blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer (Rijksweg A1) en het railverkeer (spoortraject Amersfoort -Barneveld) op de geplande woningen op Vinkelaar 4 hoger is dan de ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeer en 55 dB voor railverkeer. De ten hoogst toelaatbare geluidbelasting voor zowel weg- als railverkeerslawaai wordt niet overschreden. Om de betreffende woningen te kunnen realiseren dient een ontheffing te worden veleend. Hiervoor moet voor zowel voor verkeerslawaai als railverkeerslawaai een hogere waarde procedure worden doorlopen.

Ingevolge de Wgh (art 110f) dient tevens in het akoestisch onderzoek te worden aangegeven de effecten van de samenloop van de verschillende geluidbronnen (wegverkeer en railverkeer) en op welk wijze met de samenloop rekening is gehouden bij het treffen van maatregelen. De effecten van de samenloop van weg- en railverkeerslawaai zijn in het bovenvermelde akoestisch onderzoek inzichtelijk gemaakt door het berekenen van de gecumuleerde geluidbelasting met de methode Miedema (Bijlage I, hfst 2 van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006). Ingevolge art 110a, zesde lid, Wgh mag cumulatie van geluid niet leiden tot onaanvaardbare geluidniveaus. Uit de cumulatie blijkt niet dat er sprake is van onacceptabele negatieve effecten door samenloop van geluidbronnen.

Hogere waarden kunnen pas worden verleend als geluidmaatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, of als ze stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiƫle bezwaren hebben.Uit het bovenvermelde akoestisch onderzoek blijkt tevens dat de overwogen geluidmaatregelen niet mogelijk zijn dan wel stuiten op bezwaren van financiƫle - en landschappelijke aard.