direct naar inhoud van 4.2 Provincie en regio
Plan: Lage Boeschoterweg I
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.1031-0004

4.2 Provincie en regio

4.2.1 Streekplan

Conform de plansystematiek van het streekplan uitleg in het kader Wro is het perceel aangemerkt als "EHS natuur". EHS-natuur bestaat uit bestaande natuurgebieden, en voor een kleiner deel uit natuurontwikkelingsgebieden die momenteel agrarische cultuurgrond zijn. Het hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor de EHS is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere ruimtelijke waarden en kenmerken.


Binnen de ecologische hoofdstructuur geldt de "nee, tenzij"-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Gedeputeerde staten beoordelen of een aantasting van kernkwaliteiten en omgevingscondities behorende bij een specifieke locatie als significant te beschouwen is. Van een significante aantasting is sprake als deze kan leiden tot de volgende effecten:

  • Een vermindering van areaal en kwaliteit van bestaande natuur-, bos- en landschapselementen;
  • Een vermindering van de uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren in verbindingszones;
  • Een vermindering van de kwaliteit van het leefgebied van alle soorten waarvoor conform de Flora- en Faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing vereist is;
  • Een vermindering van het areaal van de grote natuurlijke eenheden;
  • Een belemmering voor het verloop van natuurlijke processen in de grote eenheden;
  • Een verstoring van de natuurlijke morfologie, waterkwaliteit, watervoering, en verbondenheid met het landschap van HEN-wateren;
  • Een verandering van de grond- en oppervlaktewateromstandigheden die de, voor de natuurdoeltypen gewenste, grond- en oppervlaktewater situatie (verder) aantast;
  • Een verhoging van de niet gebiedseigen geluidsbelasting in stiltebeleidsgebieden en stiltegebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1031-0004_0007.jpg"  
 

Door het ontwikkelen en herinrichten van 4,5 hectare als nieuwe natuur en door de revitalisering van het bestaande bosperceel in het noordoosten van het plangebied (ter grootte van circa 4.000 m²) worden compenserende maatregelen genomen die de aantasting van kernkwaliteit of omgevingscondities compenseren. Deze compensatie wordt tevens vastgelegd in hetzelfde (onderhavige) bestemmingsplan. Het plan leidt daarmee niet tot een significante aantasting van kernkwaliteiten en omgevingscondities. Er is echter geen sprake van een aantoonbaar maatschappelijk belang.

Gezien het feit dat de aanwezigheid van het bedrijf niet past in een dergelijke omgeving en het plan een duidelijke verbetering bewerkstelligt in ruimtelijk opzicht, is de provincie Gelderland bereid medewerking te verlenen onder de volgende voorwaarden:

  • 1. Een natuurtoets moet uitwijzen of er beschermde dier- en plantensoorten voorkomen in het plangebied waarvoor een ontheffing ex artikel 75 noodzakelijk is. Het terrein dient buiten het broedseizoen bouwrijp te worden gemaakt;
    Een voortoets is uitgevoerd. Uit de voortoets Natuurbeschermingswet (De groene ruimte, 30 januari 2008) blijkt dat er geen vergunning op grond van de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 benodigd is onder de genoemde voorwaarden.
  • 2. Het 4,5 hectare resterende terrein dient in beheer van dan wel te worden overgedragen aan een natuurbeherende organisatie, ten einde een duurzame natuurfunctie te verkrijgen respectievelijk te behouden, waarbij het gewenst is om deze gronden open te stellen voor een bepaalde vorm van openbaarheid (fietsen-wandelen).
    Op 8 april 2008 is een beheersovereenkomst gesloten tussen de initiatiefnemer en het Geldersch Landschap. Hierin is overeengekomen dat de initiatiefnemer een natuurgebied van 4,5 hectare zal ontwikkelen en het beheer daarvan voor onbepaalde tijd aan de Stichting zal overdragen. Binnen de bestemming natuur is de aanleg van een fiets- of voetpad mogelijk.
  • 3. Alle bestemmingen (hoofdbouwmassa woon- en tuin) dienen binnen de begrenzing van het vigerende bouwblok geprojecteerd te worden.
    Alle bestemmingen worden geprojecteerd binnen het vigerende bouwblok. Hiermee wordt voldaan aan dit vereiste.

Functieverandering

In het streekplan zijn algemene voorwaarden opgenomen voor functieverandering. Deze voorwaarden zijn:

  • Functieverandering is alleen van toepassing op fysiek bestaande legale vrijgekomen gebouwen die gelegen zijn in het buitengebied.
  • De functieverandering wordt geëffectueerd door een bestemmingsplanwijziging van het gehele voormalige perceel en verkleining van het bouwvlak;
  • Met functieverandering van vrijgekomen bebouwing in het buitengebied wordt de bedrijfsontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving niet belemmerd;
  • Functieverandering van vrijgekomen bebouwing mag niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling;
  • Met beeldkwaliteitsplannen wordt door de gemeenten de verschijningsvorm van de functieveranderingen afgestemd op de omgeving;
  • Overtollige bebouwing wordt gesloopt met uitzondering van monumentale en karakteristieke gebouwen.

Functieverandering naar wonen is een geschikte vorm van (her)gebruik van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied. Mede in het kader van het provinciale woonbeleid verlangt de provincie dat gemeenten de regionale behoefte aan landelijk wonen in het buitengebied in beginsel in vrijgekomen gebouwen in het buitengebied accommoderen. Als hergebruik van de aanwezige woningen niet mogelijk is, kan na sloop van alle bedrijfsgebouwen vervangende nieuwbouw plaatsvinden in de vorm van meerdere wooneenheden in een gebouw, met een omvang van maximaal 50 % van de gesloopte bebouwing.

Functieverandering van gebouwen in het buitengebied moet bijdragen aan een impuls voor de leefbaarheid, vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. Op locatieniveau kan de ruimtelijke kwaliteit worden verbeterd door sloop van overtollige bebouwing, verkleining van het bouwvlak en herbestemming van het vrijkomende deel met een 'groene' bestemming, maatregelen ter verbetering van de openbare toegankelijkheid van het buitengebied, maatregelen ter verbetering van de waterhuishouding en uitvoeringsmaatregelen als gevolg van een beeldkwaliteitsplan, waaronder groenvoorzieningen en realisering natuurelementen.

Op grond van 2.3.7 van het streekplan is maatwerk voor bijzondere situaties mogelijk.Ook in deze gevallen gaat de provincie uit van een reductie van het bebouwd oppervlak, en gaat uit van toepassing van verevening ter verbetering van de omgevingskwaliteit.

Doorwerking in plangebied

Het plan is conform de uitgangspunten van het Streekplan. In beginsel is het mogelijk maken van woningbouw in strijd met de "nee, tenzij" benadering die geldt voor gebieden, gelegen in de EHS. De provincie is echter, gezien de ruimtelijke verbetering die te behalen valt door het bedrijf te vervangen door woningbouw, bereid medewerking te verlenen wanneer voldaan wordt aan een drietal voorwaarden. Aan deze voorwaarden wordt voldaan.

De functieverandering voldoet aan alle gestelde voorwaarden in het Streekplan. In een beeldkwaliteitsplan is de verschijningsvorm optimaal afgestemd op de omgeving. Omdat hergebruik van het aanwezige bedrijf niet wenselijk is, wordt de bebouwing gesloopt en wordt vervangende nieuwbouw met een totale oppervlakte van maximaal 50 % van de oppervlakte van het bedrijf teruggebouwd. Op het perceel is op dit moment naast de voormalige bedrijfswoning circa 1.400 m² en een niet gerealiseerd bouwvergunning voor een bedrijfsgebouw van circa 580 m². Het bestemmingsplan maakt de oprichting van drie extra vrijstaande woningen met een totale oppervlakte van 300 m2 per woning mogelijk (inclusief bijgebouwen). Daarnaast wordt 4,5 hectare als nieuwe natuur ontwikkeld.

De ontwikkeling is daarmee conform het Streekplan Gelderland 2005.

4.2.2 Regionale beleidsinvulling functieverandering en nevenactiviteiten

In het streekplan is aangegeven dat samenwerkende gemeenten een regionale beleidsinvulling voor functieverandering kunnen opstellen. In de regio De Vallei is de Regionale beleidsinvulling functieverandering en nevenactiviteiten opgesteld. De gemeenteraad van Barneveld heeft dit stuk in april 2008 vastgesteld.


De overleggen voor het onderhavig plan dateren van ruim voor de vaststelling van dit beleid en moeten worden gezien als een maatwerk invulling. De regionale beleidsinvulling richt zich overigens niet op functieverandering van gebouwen op meer grootschalige terreinen, zoals van zorginstellingen en defensieterreinen, niet op functieverandering van niet-agrarische bedrijven en niet op uitbreiding van niet-agrarische bedrijven die groter zijn dan 1,000 m2. Hiervoor is namelijk maatwerk vereist.