direct naar inhoud van 5.6 Geur
Plan: Zwartebroek-Terschuur-De Glind
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.1011-0004

5.6 Geur

Goede ruimtelijke ordening
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient de raad de 'goede ruimtelijke ordening' in het vizier te houden.

In artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) staat: “De gemeenteraad stelt voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vast, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven. Deze regels betreffen in elk geval regels omtrent het gebruik van de grond en van de zich daar bevindende bouwwerken. […]”.

Wet geurhinder en veehouderij
Met het oog op de goede ruimtelijke ordening dient de raad c.q. het college ten behoeve van het bestemmingsplan “Zwartebroek-Terschuur-De Glind” onder meer de geurcontouren te onderzoeken en zich ervan te vergewissen dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gegarandeerd. De Wet geurhinder en veehouderij vormt daarbij het wettelijke kader. De wet geeft regels inzake geurhinder vanwege tot veehouderijen behorende dierenverblijven.

Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgh) in werking getreden (Staatsblad 2006, 531). De wet stelt één landsdekkend beoordelingskader, met twee typen waarden. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt de waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is de waarde een wettelijk vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.

Onder een 'geurgevoelig object' wordt verstaan: een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bepaalt dat het oprichten of veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting niet is toegestaan, behoudens omgevingsvergunning. Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (Bor) geeft een limitatieve opsomming van die categorieën. Veehouderijen zijn opgenomen in bijlage 1, categorie 8, onder sub a van dat besluit.

Het bevoegd gezag betrekt bij de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning de gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken (artikel 8.8, eerste lid, onder sub b Wm). De Wet geurhinder en veehouderij geeft bindende aanwijzingen aan het bevoegd gezag met betrekking tot het verlenen van de milieuvergunning. Slechts in de gevallen waarin de wet dat bepaalt, kan een vergunning worden geweigerd vanwege de nadelige gevolgen van geuremissie vanuit de veehouderij.

Verordening en gebiedsvisie
De gemeenteraad is bevoegd lokale afwegingen te maken omtrent de te accepteren geurbelasting en in afwijking van de ten hoogste toegestane geurbelasting een andere waarde of een andere afstand te stellen.

In de Memorie van Toelichting bij de Wet geurhinder en veehouderij (TK 2005 – 2006, 30 453, nr. 3, p. 6) staat immers: “De gemeenteraad is bevoegd in een verordening voor (delen van) zijn grondgebied een andere waarde of een andere afstand vast te leggen, die door het bevoegd gezag bij vergunningverlening moet worden gehanteerd. In het algemeen zal aan de verordening een gemeentelijke visie op de ontwikkeling van het buitengebied ten grondslag liggen.”

Op 7 oktober 2008 heeft de raad van Barneveld de “Verordening geurhinder en veehouderij” vastgesteld. Ingevolge de verordening gelden in bepaalde gebieden andere dan de wettelijke normen voor de geurbelasting van veehouderijen op geurgevoelige objecten.

Aan de verordening ligt een gebiedsvisie ten grondslag. In de gebiedsvisie staat: “De Glind is een kleine woonkern en te beschouwen als een geheel zoekgebied voor woningbouw (locaties binnen en aan de rand van de bestaande kern). Een norm voor de voorgrond geurbelasting van 6 ouE/m3 stelt de gehele kern veilig voor woningbouw en biedt voldoende bescherming voor het leefklimaat.”. Die geurnorm drukt de maximale voorgrondbelasting uit voor individuele veehouderijen (toe te passen bij verlening van een omgevingsvergunning).

En verder: “Voor De Glind en Kootwijkerbroek is een hogere streefwaarde van 14 - 20 ouE/m3 als uitgangspunt gekozen die overeenkomt met een matig leefklimaat. De reden hiervoor is dat beide woonkernen zijn gelegen in een sterk agrarische omgeving, waarbij voor Kootwijkerbroek geldt dat het gelegen is in het landbouwontwikkelingsgebied. Gelet op deze ruimtelijke kenmerken is het aanvaarbaar om hogere streefwaarden te hanteren.”. De norm voor de achtergrondbelasing is van belang bij het bepalen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gelet op de collectieve geurhinder van veehouderijen in de omgeving. De norm is voor het reguleren van geurgevoelige objecten.

De Glind ligt in het verwevingsgebied en is gekenschetst als woonkern met landelijk karakter. Op grond van de verordening is een waarde van 6 ouE/m3 de norm voor de maximale (voorgrond) geurbelasting voor de bestaande kern De Glind en het zoekgebied voor woningbouw. Voor De Glind is een streefwaarde voor de maximale achtergrond geurbelasting van 14 - 20 ouE/m3 vastgesteld.

Op grond van de verordening en de bijbehorende visie achten wij een matig leefklimaat nog aanvaardbaar, maar een tamelijk slecht leefklimaat is onaanvaardbaar.

Doorwerking in plangebied
In de omgeving van de kernen zijn meerdere agrarische bedrijven gevestigd. De nabijheid van die agrarische bedrijven is echter irrelevant in zoverre dat dit bestemmingsplan conserverend is en dus niet (rechtstreeks) mogelijk maakt dat nieuwe geurgevoelige objecten komen binnen geurcontouren. In het bestemmingsplan is wel de bevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen in 'Wonen-1' en/of 'Tuin'. Bij de toepassing van deze bevoegdheid moet worden voldaan aan de geldende milieukwaliteitseisen. Deze regel staat eraan in de weg dat nieuwe woningen komen binnen de geurcontour van nabijgelegen agrarische bedrijven.

Het aspect geur vroeg in De Glind bijzondere aandacht. In het bestemmingsplan “De Glind”, vastgesteld op 28 juni 1994, geldt voor een groot gedeelte van het dorp de bestemming 'Jeugddorp'. Dit is een brede bestemming waarbinnen diverse functies zijn toegestaan, zoals een instelling voor opvang, begeleiding en huisvesting van uit huis geplaatste kinderen, met voorzieningen voor onderwijs, recreatie, medische en maatschappelijke begeleiding, vorming van personeel, vorming van welzijnswerkers. Het is onwenselijk dat binnen geurcontouren nieuwe geurgevoelige functies kunnen worden gerealiseerd. Om dit te voorkomen is in het voorontwerp van het voorliggende bestemmingsplan een 'milieuzone - geurzone' opgenomen. Het was de bedoeling dat binnen deze milieuzone geen geurgevoelige objecten zouden worden opgericht.

Nader onderzoek heeft uitgewezen dat het onnodig is om de gebiedsaanduiding 'milieuzone – geurzone' op te nemen op de verbeelding van het bestemmingsplan. Er is geen risico dat nieuwe geurgevoelige objecten komen in een gebied met een tamelijk slecht leefklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1011-0004_0028.png"

In het voorontwerp is ten onrechte geen rekening gehouden met inmiddels ingetrokken milieuvergunningen en bestaande geurgevoelige objecten zijn genegeerd. In opdracht van de gemeente heeft SRE Milieudienst uit Eindhoven de voorgrond- en achtergrondbelasting bij De Glind opnieuw berekend (bijlagen 2 en 3). Op de bovenstaande afbeeldingen zijn de contouren in beeld gebracht (bijlagen 4 en 5). Daaruit blijkt dat slechts een klein gedeelte van de gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' en aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – jeugddorp' wordt geraakt door de geurcontouren (geel: achtergrondbelasting 14 ouE/m3 en roze: voorgrondbelasting 6 ouE/m3 ). Op de bewuste gronden zijn reeds geurgevoelige objecten gebouwd. Er is geen ruimte om daar nieuwe geurgevoelige objecten toe te voegen.

De conclusie luidt dat er geen aanleiding is om in dit bestemmingsplan de bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden te beperken vanwege geur(belasting).