Artikel 2.8 Transportleidingen
2.8.1. Bestemmingsomschrijving
-
a. De op de plankaart voor aardgasleiding 6 inch/12inch bestemde gronden zijn voor een strook van 4 meter ter weerszijden van het hart van deze leiding bestemd voor het transport van gas door een hoofdtransportleiding.
-
b. De op de plankaart voor brandstofleiding bestemde gronden zijn voor een strook van 10 meter ter weerszijden van het hart van deze leiding bestemd voor het transport van vloeibare brandstoffen door een brandstofleiding.
-
c. De op de plankaart voor hemelwatertransportleiding bestemde gronden zijn voor een strook van 2 meter ter weerszijden van het hart van deze leiding bestemd voor het transport van hemelwater.
-
d. De op de plankaart voor rioolpersleiding bestemde gronden zijn voor een strook van 3 meter ter weerzijdem van het hart van deze leiding bestemd voor het transport van rioolwater.
-
e. Secundair zijn de in het eerste lid genoemde gronden bestemd voor de op de plankaart aangegeven bestemmingen.
2.8.2. Bouwvoorschriften
Uitsluitend mogen worden gebouwd bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de in het eerste lid genoemde bestemmingen, waarbij de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 meter bedraagt.
2.8.3. Vrijstelling
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in het vorige lid voor de bouw van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de secundaire bestemmingen mits:
-
a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leidingen en de veiligheid daarvan;
-
b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen omtrent het onder a. gestelde.
2.8.4. Aanlegvergunning
-
a. Het is verboden binnen een strook van 14 meter ter weerszijden van de as van de aardgasleiding en de brandstofleiding, binnen een strook van 4 meter ter weerszijden van de as van de rioolpersleiding en binnen een strook van 2 meter ter weerszijden van de as van de hemelwatertransportleiding zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanbrengen van een gesloten oppervlakteverharding;
- het wijzigen van het maaiveldniveau door afgraving en/of ophoging;
- het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan ten behoeve van de in lid 5. genoemde werken en werkzaamheden;
- het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
- het indrijven van voorwerpen in de grond.
2.8.5. Uitzonderingen vergunningplicht
Het verbod in het vorige lid geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer van de gronden betreffen of voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden, waarvoor op het tijdstip waarop het plandeel rechtskracht verkrijgt, vergunning is verleend.
2.8.6. Belangenafweging
De vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen die gemoeid zijn met de instandhouding en het gebruik van de desbetreffende transportleiding.