Plan: | TAM-omgevingsplan Rijnpark - aanpassing milieucategorieën |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0202.TAM1059-0201 |
Een omgevingsplan bestaat uit regels en gaat vergezeld van deze motivering. Iedere regel heeft een zogenaamd 'werkingsgebied'. Dit werkingsgebied geeft aan waar in de gemeente een bepaalde regel geldt. Het omgevingsplan bevat regels die te maken hebbne met de fysieke leefomgeving. Het gaat dan bijvoorbeeld om regels over bouwen (waar, hoe hoog, welke materialen) of het gebruik van gronden (wonen, detailhandel, groen). Maar het kunnen ook regels zijn over monumenten, water of gezondheid, veiligheid et cetera. Het omgevingsplan richt zich op het goed functioneren, beheren en beschermen van onze stad en ons buitengebied.
TAM-IMRO Omgevingsplan
Dit plan is een TAM-IMRO omgevingsplan. TAM staat voor tijdelijke alternatieve maatregel. IMRO voor informatiemodel Ruimtelijke ordening. TAM-IMRO maakt het mogelijk om direct na de inwerkingtreding van de Omgevingswet een plan in procedure te brengen zonder dat wordt voldaan aan de nieuwe standaarden. Via de overbruggingsfunctie zijn deze plannen wel via het Omgevingsloket te raadplegen. Het plan is dan zichtbaar als een laag 'bovenop' het omgevingsplan. Later moet het dit plan nog wel conform de nieuwe standaarden gepubliceerd worden.
Juridisch-inhoudelijk is dit plan een wijziging van het omgevingsplan. Dat betekent dat het plan voldoet aan de eisen die de Omgevingswet stelt.
Arnhem heeft de ambitie om tot 2040 16.000 woningen te bouwen. De gebiedsontwikkeling Rijnpark betreft het transformeren van een binnenstedelijk gemengd bedrijventerrein van circa 70 hectare naar een intensiever gebruikt gebied met ruimte voor wonen, werken en voorzieningen. De gemeente Arnhem wil in Rijnpark onder meer ruimte bieden aan circa 7.000 woningen, 5.000 banen en een stadspark. Op 3 juli 2024 is de gebiedsvisie Rijnpark vastgesteld door de gemeenteraad. De gebiedsvisie geeft weer hoe de ambities zijn vertaald naar een ruimtelijk plan dat aansluit bij de huidige en toekomstige uitdagingen op het gebied van stedelijke ontwikkeling, leefbaarheid en een gezond woon- en werkklimaat.
In Rijnpark worden uiteindelijk alleen bedrijven toegestaan die geschikt zijn voor functiemenging, met onder andere woningen (milieugevoelige functies). We willen namelijk een gebied creëren waar wonen, werken en voorzieningen samen komen. Op dit moment is Rijnpark een bedrijventerrein waar bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan die niet gemengd mogen worden met woningen. Daarom is het aanpassen van de huidige bedrijfsbestemming nodig. De voorliggende wijziging van het omgevingsplan geeft een vervolg aan het voorbereidingsbesluit Rijnpark waarin de bestaande situatie is ‘bevroren’.
Met dit plan wordt erin voorzien dat binnen Rijnpark nieuwe bedrijven zich alleen kunnen vestigen indien ze geschikt zijn voor functiemenging met wonen. Bestaande bedrijven mogen hun huidige bedrijfsactiviteiten blijven uitoefenen, ook indien dit niet geschikt is voor functiemenging. Daarnaast voorziet dit plan in een aanpassing van de maximale planologische mogelijkheden voor een deel van de omliggende bedrijventerreinen (Nieuwe Haven en Het Broek).
Dit plan hangt samen met de omgevingsplanwijziging Geluidzone industrieterrein Arnhem Noord. In die wijziging van het omgevingsplan wordt het geluidgezoneerd industrieterrein alsook de bij dat industrieterrein behorende geluidzone aangepast voor het gebied waar woningen moeten komen. Voorliggend plan voorziet in een aanpassingen van de milieucategorieën, waaronder de geluidbelasting. Beide plannen zijn nodig om de gebiedsontwikkeling Rijnpark mogelijk te maken.
Deze omgevingsplanwijziging ziet voor het grootste deel op delen van het huidige bedrijventerrein Rijnpark. Ook ligt een klein deel van de bedrijventerrein Het Broek en de Nieuwe Haven binnen het plangebied. Het gebied ligt globaal tussen De Nieuwe Haven en de Rijn, de Van Oldenbarneveldtstraat, de Broekstraat, Le Mairehof, Cruquiusweg, Driepoortenweg, Beijerinckweg, Industriestraat.
Het plangebied bestaat uit vier delen:
Afbeelding 1.1 laat een indicatie van het plangebied zien.
![]() |
Afbeelding 1.1: Plangebied TAM-omgevingsplan Rijnapark - aanpassing milieucateogrieën |
Binnen de grenzen van Rijnpark zijn de emplacementen Arnhem Goederen (ProRail) en Arnhem Gons (NS) gelegen (hierna 'Arnhem Goederen'). Arnhem Goederen vervult een belangrijke rol in de beheer- en instandhouding van de hoofdspoorweginfrastructuur in Nederland.
De huidige spooremplacementen kennen een ruime bestemming 'Verkeersdoeleinden - Railverkeer'. De huidige activiteiten van ProRail en NS zijn vastgelegd in verschillende (milieu-) vergunningen. Het huidige omgevingsplan geeft, mits dat vanuit milieuregelgeving toelaatbaar is, ruimte om de huidige activiteiten uit te kunnen breiden. De zogenaamde latente milieuruimte.
ProRail en NS onderschrijven het belang van de ontwikkeling van Rijnpark. Tegelijkertijd zijn zij verantwoordelijk voor het borgen van het landelijk belang van Arnhem Goederen voor de instandhouding van de hoofdspoorweginfrastructuur in Nederland, totdat er een alternatieve locatie(s) zijn gevonden voor hun activiteiten. Daarom is door ProRail, NS en de gemeente Arnhem een bestuurlijk convenant getekend, waarin ProRail en NS toezeggen de latente milieuruimte die het omgevingsplan toelaat niet te zullen benutten.
Hiermee is het doel van de wijzigingen van het omgevingsplan, om de bestaande situatie voor te bereiden voor de realisatie van Rijnpark, waarbij bestaande bedrijven voorlopig kunnen doorgaan, voor de gedeeltes waar de spoorwegemplacementen liggen, bereikt. Daarom zijn de spoorwegemplacementen niet opgenomen in deze wijziging van het omgevingsplan.
Dit plan wijzigt de mogelijkheden voor bedrijven. De regels in dit plan hebben voorrang ten opzichte van de regels in de bestemmingsplannen die onderdeel uitmaken van het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Deze omgevingsplanwijziging heeft voorrang op de plannen uit onderstaande tabel.
Deze omgevingsplanwijziging ligt niet in alle gevallen over het gehele plangebied van onderstaande plannen. In sommige gevallen raakt deze omgevingsplanwijziging slechts een gedeelte van het bestemmingsplan. Voor de volledigheid zijn in deze tabel alle plannen opgenomen die geraakt worden door deze omgevingsplanwijziging.
Bestemmingsplan | IDN | Datum vaststelling gemeenteraad |
Fluvium Midden - Westervoortsedijk West | NL.IMRO.0202.809-0305 | 24 april 2019 |
Bedrijventerrein Westervoortsedijk | NL.IMRO.02020000649- | 14 november 2002 |
Bedrijventerrein Het Broek | NL.IMRO.02020000677- | 26 januari 2009 |
Rivierzone 2013 | NL.IMRO.0202.767-0301 | 27 januari 2014 |
Facetplan groen en bomen | NL.IMRO.0202.903-0301 | 5 maart 2018 |
Facetplan parkeren | NL.IMRO.0202.933-0301 | 30 mei 2018 |
In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op de historische ontwikkeling van het gebied. Daarna volgt een beschrijving van de huidige ruimtelijke en functionele structuur in en om het besluitgebied.
Rijnpark kent een lange en rijke geschiedenis die teruggaat tot ver vóór de 19e eeuw. Het oorspronkelijke broek- en uiterwaardenlandschap heeft zich in de loop van de tijd ontwikkeld als industrielandschap. De eerste bedrijvigheid ontstond langs de dijk en de kade, met onder andere een gasfabriek, een smelterij en een waterpompstation. In de jaren ’10 en ’20 van de 20e eeuw is het Broek volledig opgehoogd. Hierbij is een volledig kunstmatig gebied ontstaan dat sterk is opgehoogd (met hoogteverschillen tot 4 meter). Gezamenlijk met de aanleg van het spooremplacement en de huidige Nieuwe Haven, door een bochtafsnijding van de Neder-Rijn, is Rijnpark in het interbellum van een polder naar industriegebied omgevormd.
Het bedrijventerrein heeft zich de afgelopen jaren ontwikkeld tot een gemengd bedrijventerrein. De zwaardere industrie is verdwenen en heeft plaats gemaakt voor veelal lokaal en regionaal georiënteerde bedrijven in een diversiteit aan branches. Daardoor zijn er op bedrijventerrein Rijnpark allerlei soorten bedrijven gehuisvest, van kantoor tot leisure en van maakindustrie en innovatie tot aan detailhandel en dienstverlening. Het bedrijventerrein kent weinig leegstand, maar een deel van de panden is in tijdelijk gebruik. Veel van deze bedrijven zijn qua functie mengbaar met wonen. Hierin is de afgelopen jaren ook al een verschuiving ontstaan met de bouw(plannen) van de woningen in de direct omliggende omgeving (Gasthouderskwartier, Cobercokwartier en Havenmeesterkwartier).
Rijnpark maakt deel uit van Spoorzone Arnhem-Oost. Vanwege de schaalsprong van de ontwikkelingen ligt Rijnpark straks in het hart van de stad. Landschappelijk ligt het gebied op de overgang van de Veluwe en de rivier/uiterwaarden. Naast het realiseren van een nieuwe stadswijk voor Rijnpark kan het gebied in de toekomst een belangrijke verbindende schakel vormen in het realiseren van ecologische en recreatieve verbindingen op regionaal schaalniveau.
De huidige verschijningsvorm van het gebied Rijnpark met overwegend industriebebouwing is sterk onderscheidend van stadswijken als Presikhaaf en Het Broek/Statenkwartier. De bebouwing in Rijnpark kent overwegend een grove korrel met een bouwhoogte tot maximaal 7 lagen. Het gebied wordt doorsneden door het spoorwegemplacement, variërend in breedte tot zo'n 200 meter breed. De groenstructuur van het gebied bevindt zich met name aan de oostzijde (Spoordriehoek en Dr. Lelyweg) en noordzijde van het gebied (begrenzing NS-ProRail en Broekstraat). Deze groenstructuur is ecologisch en recreatief interessant, maar vanwege de geïsoleerde ligging is het op dit moment van beperkte meerwaarde.
In Rijnpark zijn grofweg zo'n 200 bedrijven gehuisvest, bestaande uit (innovatieve) kleinschalige industrie, opslag, mkb, detailhandel en zakelijke dienstverlening. In totaal gaat het om ca 250.000 m2 bedrijfsoppervlak. Het bedrijventerrein is in transitie. De industrie verdwijnt langzaam en maakt plaats voor kantoren, bedrijfsverzamelgebouwen, grootschalige detailhandel, recreatieve functies (bv Jumpsquare) en technische bedrijven. Rijnpark is een gebied met een grote diversiteit aan functies en activiteiten. De identiteit van het gebied wordt mede bepaald door het "erfgoed" zoals PostNL, het vroeg naoorlogse bebouwingsensemble aan de L.J. Costerstraat, de Corushallen, voormalige zuivelfabriek De Federatie (Delftse School), Péja aan de Van Oldenbarneveltstraat en het kantoorgebouw van voormalige Motorenfabriek Kaptein aan de Dr. Lelyweg.
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie. Dit hoofdstuk beschrijft de ruimtelijke opzet voor de ontwikkeling en hoe deze programmatisch wordt vormgegeven.
Arnhem groeit. De verwachting is dat de stad over enkele jaren 180.000 tot 190.000 inwoners telt. De bouw van extra woningen is urgent in het kader van de nationale wooncrisis. De gemeente wil tot 2040 ca 16.000 veelal betaalbare (66%) binnenstedelijke woningen bouwen, waarvan er 10.000 in Spoorzone-Oost zijn geprogrammeerd. Rijnpark voorziet binnen Spoorzone-Oost in 7.000 woningen, en daarnaast ook in 5.000 banen en een variatie aan stedelijke voorzieningen waaronder een stadspark. Rijnpark heeft de ambitie én potentie uit te groeien tot een hoogstedelijke woon- werklocatie.
Op dit moment is Rijnpark een bedrijventerrein waar bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan die niet gemengd mogen worden met woningen. Om de ontwikkeling mogelijk te maken is het daarom nodig om de huidige mogelijkheden voor bedrijven aan te passen. Uiteindelijk zullen in Rijnpark alleen bedrijven toegestaan zijn die geschikt zijn voor functiemenging met wonen. Met deze wijziging van het omgevingsplan worden de toegestane milieucategorieën in en om Rijnpark aangepast.
Binnen Rijnpark
Binnen Rijnpark zijn alleen nieuwe bedrijven toestaan die geschikt zijn voor functiemenging met wonen.
Er zijn bestaande bedrijven op Rijnpark die qua milieuhinder mengbaar zijn met wonen en andere milieugevoelig functies. Deze bedrijven passen binnen de regels voor ‘bedrijf geschikt voor functiemening’ en kunnen de bedrijfsactiviteiten blijven uitoefenen.
Daarnaast zijn er bestaande bedrijven die niet geschikt zijn voor functiemenging. Voor deze bedrijven wordt in de regels vastgelegd dat zij hun bestaande aanwezige bedrijfsmatige activiteitenbedrijven kunnen blijven uitoefenen. Dit totdat er daadwerkelijk ontwikkeld gaat worden. Bestaande bedrijven mogen hun activiteiten wijzigen zolang door deze wijziging de milieuhinder niet toeneemt.
Binnen het gebied zijn er, naast de bestaande bedrijven, enkele andere bestaande activiteiten. Uitgangspunt van het omgevingsplan is het vastleggen van de bestaande situatie. Het gaat om een viertal kantoren locaties, een trampolinehal, twee verkooppunten voor motorbrandstoffen, een bedrijfswoning, detailhandel, supermarkten en twee locaties voor perifere detailhandel. De bestaande m2 bvo aan supermarkten leggen we vast. Binnen perifere detailhandel wordt detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen niet meer toegestaan.
Op de locatie van de huidige gemeentewerf biedt het huidige bestemmingsplan de mogelijkheid voor het realiseren van een centrum voor (raam)prostitutiebedrijven. Deze locatie is in het verleden aangewezen als locatie voor (raam)prostitutie in verband met het beëindigen van de raamprostitutie in het Spijkerkwartier. Op de locatie is inmiddels de gemeentewerf gerealiseerd. De planologische mogelijkheden voor het realiseren van een centrum voor (raam)prostitutie worden niet meer overgenomen in deze wijziging van het omgevingsplan.
Rondom Rijnpark
Buiten Rijnpark worden de maximale planologische milieucategorieën verlaagd, voor zover dat nodig is voor de ontwikkeling van Rijnpark. Dat is nodig binnen 300 meter vanaf de functie gemengd (met o.a. woningen) in Rijnpark. Dit betekent dat in delen van de omliggende bedrijventerreinen (Nieuwe Haven en Het Broek) aanpassingen van de maximale planologische mogelijkheden nodig zijn. Deze wijziging sluit aan bij de bedrijvenlijsten uit de bestemmingsplannen. Onderdeel van de regels van dit plan zijn bedrijvenlijsten die bedrijven mogelijkmaken die qua richtafstand aansluiten op het (toekomstig) gemengd gebied van Rijnpark.
Ook buiten Rijnpark zijn er, naast de bestaande bedrijven, enkele andere bestaande activiteiten. Uitgangspunt van het omgevingsplan is het vastleggen van de bestaande situatie. Het gaat om een bedrijfswoning en detailhandel in kleine huisdieren, dierverzorgings- en tuininrichtingsartikelen.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.
In de NOVI zijn deze maatschappelijke opgaven samengevat in vier prioriteiten:
Om de beleidskeuzes op een heldere en voorspelbare manier te maken, hanteert de NOVI drie afwegingsprincipes, die helpen bij het afwegen en prioriteren van de verschillende belangen en opgaven:
1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
3. Afwentelen wordt voorkomen
Het Rijk heeft grootschallige woningbouwlocaties aangewezen: de zogenaamde NOVEX-gebieden. Deze grootschalige woningbouwgebieden maken onderdeel uit van de regionale verstedelijkingstragieën uit de NOVI. Een van die locaties is Spoorzone Arnhem-Oost. Rijnpark vormt een onderdeel van Spoorzone Arnhem-Oost.
Toetsing van het initiatief aan het Rijksbeleid
Het project Rijnpark is, als onderdeel van het project Spoorzone Arnhem-Oost, een project wat actief ondersteund wordt door het Rijk. Deze wijziging van het omgevingsplan betreft voorbereidingen om te komen tot de daadwerkelijk woningbouwontwikkeling. Het omgevingsplan draagt dan ook bij aan de doelstelling uit het NOVI en het programma NOVEX.
Algemeen
De Ladder voor duurzame verstedelijking is als instructieregel in het Besluit kwaliteit leefomgeving (artikel 5.129g) opgenomen. Doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is een evenwichtige toedeling van functies aan locaties door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
Situatie plangebied
Dit plan ziet op het aanpassen van de milieucategorieën in en rondom Rijnpark. Dit ter voorbereiding op toekomstige woningbouwontwikkeling. Het plan maakt geen woningbouw mogelijk. De provincie Gelderland stuurt op een gezonde regionale woningbouwprogrammering. Hierbij is de provincie opgebouwd in regio's. Arnhem valt binnen de regio Arnhem-Nijmegen en deze regio vormt ook het verzorgingsgebied van de woningbouwontwikkelingen in Arnhem. Er zijn afspraken gemaakt met de Regio Arnhem Nijmegen over de groei van de woningvoorraad (dus: aantallen nieuwbouw) en over de 'kwaliteiten', zoals het aandeel huur- en betaalbare woningen. Dit is vertaald naar subregio's. De woningen binnen project Rijnpark vallen binnen de regionale afspraken.
De provinciale Omgevingsvisie Gaaf Gelderland 2018 gaat over het beleid van de provincie voor de fysieke leefomgeving en geeft richting op de strategische hoofdlijnen van het beleid voor wat betreft ruimte, natuur, water, milieu en verkeer en vervoer. De provincie Gelderland legt in de omgevingsvisie de focus op een duurzaam, verbonden en een economisch krachtig Gelderland. Daarin wordt geïnvesteerd, waardoor meerwaarde ontstaat. Dit gebeurt door zeven met elkaar samenhangende ambities na te streven voor een schoon, gezond, veilig en welvarend Gelderland.
Daarnaast wordt de provinciale Omgevingsverordening Gelderland als instrument ingezet om de doorwerking van dit beleid uit de Omgevingsvisie af te dwingen. De werking van de verordening beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
Toetsing van het initiatief aan de omgevingsvisie
Dit plan ziet op het aanpassen van de milieucategorieën in en rondom Rijnpark om uiteindelijk woningbouw mogelijk te maken. Dit draagt bij aan het speerpunt 'sociaal economische vitaliteit en verstedelijking'. Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland.
Algemeen
De Omgevingsverordening Gelderland wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal.
De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem.
Relevante artikelen
Dit TAM-omgevingsplan voorziet in een aanpassing van miliecatogrieën voor bestaande werkvoorzieningen. Hierdoor zijn met name de onderstaande artikelen uit hoofdstuk 5 (instructieregels omgevingsplan) relevant.
Artikel 5.70 (doorwerking regionaal programma werklocaties)
Toetsing van het initiatief aan artikel 5.70 van de Omgevingsverordening
Dit plan ziet op het aanpassen van de milieucategorieën in en rondom Rijnpark. Het omgevingsplan staat binnen Rijnpark nieuwe bedrijven toe die geschikt zijn voor functiemenging met wonen. Er zijn bestaande bedrijven op Rijnpark die qua milieuhinder niet mengbaar zijn met de toekomstige woningbouw en andere milieugevoelig functies. Voor deze bedrijven wordt in de regels vastgelegd dat zij hun bestaande aanwezige bedrijfsmatige activiteitenbedrijven kunnen blijven uitoefenen. Dit totdat er daadwerkelijk ontwikkeld gaat worden. Bestaande bedrijven mogen hun activiteiten wijzigen zolang door deze wijziging de milieuhinder niet toeneemt.
De door de gemeenteraad vastgestelde visie Werklocaties Arnhem 2040 heeft als doel te komen tot een integraal en samenhangend perspectief voor de ontwikkeling van werklocaties in de stad voor de komende jaren ten behoeve van groei van werkgelegenheid in een groeiende stad. De bedrijfsruimtemarkt in de gemeente Arnhem staat momenteel onder druk. Onder andere door de hoge uitgifte op bedrijventerreinen in de afgelopen jaren en het eerder veronderstelde overaanbod dat teruggedrongen is, is er behoefte aan nieuwe ontwikkelingen in de periode tot 2030. De ruimte op bedrijventerreinen in de gemeente Arnhem is echter schaars. Op korte termijn is er in de stad geen ruimte om nieuwe locaties te ontwikkelen. Daarom is er sprake van een hoge druk op de bedrijventerreinenmarkt. Deze druk kan mogelijk benut worden om selectiever te zijn in gewenste typen bedrijvigheid. In de Visie Werklocaties Arnhem 2040 wordt onder andere ingezet op het herontwikkelen, revitaliseren en verduurzamen van bestaande bedrijventerreinen. In deze visie wordt Rijnpark benoemd als een gemengde woon-werkwijk. Rijnpark wordt ontwikkeld van een bedrijventerrein naar een gemengde woon-werkomgeving voor bedrijven met hoogwaardige (mengbare) activiteiten, zoals kleinschalige kantoren, creatieve industrie en lichte maakindustrie.
Dit plan ziet op het aanpassen van de milieucategorieën in en rondom Rijnpark. Daarnaast blijkt uit de visie Werklocaties Arnhem 2040 dat ook in de toekomstinge ontwikkeling wordt voorzien in werkfuncties. Daarmee voldoet dit plan aan de provinciale instructieregels.
Artikel 5.71 (kadegebonden bedrijvigheid)
Toetsing van het initiatief aan artikel 5.71 van de Omgevingsverordening
Dit plan wijzigt de mogelijkheden tot kadegebonden bedrijvigheid niet.
Toetsing van het initiatief aan de Omgevingsverordening Gelderland
De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met de Omgevingsverordening Gelderland.
Algemeen
De wereld om ons heen verandert continu. Ontwikkelingen, zoals de groei van het aantal inwoners en het aantal huishoudens, energietransitie, veranderende economie, klimaatverandering, druk op de natuur en digitalisering hebben een grote invloed op onze fysieke leefomgeving. Onze eisen op het gebied van woonklimaat en gezondheid van mens en dier veranderen ook. Niet alles kan overal zonder de kwaliteit van de stad onrecht aan te doen. We moeten schaarse ruimte goed benutten, prioriteiten stellen en een weloverwogen ruimtelijke koers varen.
Om plannen en initiatieven goed op elkaar af te stemmen heeft de gemeente een omgevingsvisie opgesteld. Een omgevingsvisie schets een beeld voor de fysieke leefomgeving op de langere termijn. In Arnhem hebben we een visie met de blik op 2040. Deze visie beschrijft hoe we keuzes maken in het ruimtegebruik.
Rijnpark in de omgevingsvisie
In de omgevingsvisie is een uitwerking van deze koers opgenomen voor vijf deelgebieden: Arnhem Centrum, Arnhem West, Arnhem Oost, Arnhem Zuid en Arnhem Noord. Dit zijn deelgebieden waar relatief veel opgaven tegelijk spelen. In de komende jaren zal juist in die delen van de stad veel veranderen en zijn belangrijke keuzes te maken. Dit doet natuurlijk niets af aan het belang en de kwaliteiten van andere deelgebieden van Arnhem. Rijnpark is gelegen in Arnhem-Oost.
Arnhem Oost
Gebiedskansen
Hoewel er diverse uitdagingen liggen in Arnhem Oost, voelt iedereen ook wel de potentie van dit stadsdeel. Het ligt dicht bij de binnenstad, is goed ontsloten en het fraaie landschap is binnen handbereik; zowel de uitlopers van de Veluwe als de uiterwaarden van de IJssel en Stadsblokken-Meinerswijk. Daarnaast liggen er twee belangrijke hotspots in het gebied; de Kenniscampus regio Arnhem en het IPKW. Voor Arnhem Oost is het dan ook de uitdaging om de verschillende kansen te gaan verzilveren.
Energiek
Arnhem Oost is een energiek en duurzaam stadsdeel met ruimte voor alle vormen van ondernemerschap. Niet alleen op de bedrijventerreinen in het gebied maar ook in de wijken en de Kenniscampus regio Arnhem. Door de Kenniscampus te verbinden met de campus IPKW werken we aan een 'kennis-as' die ruimte biedt voor bedrijven en ondernemerschap in het energiecluster van de stad. Meer samenwerking en verbinding tussen de verschillende stakeholders (Triple helix: zie kader) zorgt voor een innovatieklimaat en waardencreatie. Hierdoor ontstaat er niet alleen ruimte voor meer kapitaal-, kennis- en arbeidsintensieve bedrijven, maar ook vraag naar ondersteunende werkgelegenheid. Zo laten we de Nieuwe Haven uitgroeien tot een cluster rondom watergebonden bedrijvigheid en energie en stimuleren we in Het Broek intensief en efficiënt ruimtegebruik, zodat er een vitaal, levendig en energiek district ontstaat met volop ruimte om te werken.
Nieuwe Arnhemse Mix
Arnhem Oost is een aantrekkelijk stadsdeel met een rijk palet aan woon- werk- en onderwijsfuncties. Op dit moment zijn de verschillende functies nog te veel van elkaar gescheiden, waardoor de ruimte niet altijd slim, duurzaam en effectief wordt gebruikt en de samenwerking beperkt is. Ontwikkeling in dit stadsdeel is mogelijk met verdichting rondom bestaande stations en (OV-)hubs, toevoeging van woningen aan de (onbenutte) ruimte op de Kenniscampus en/of het winkelcentrum en op termijn benutting van het gebied rondom het spooremplacement. Deze ontwikkeling gaat gepaard met het diverser maken van de wijken door woningtypes en functies beter te mengen, zodat een mix aan voorzieningen, inkomensgroepen en leefstijlen ontstaat in dit gebied. Vergroening is daarbij een randvoorwaarde.
Verbonden
De groei van dit deel van de stad vergt slimme duurzame keuzes in het netwerk om de verschillende buurten in Arnhem Oost goed met elkaar te verbinden. Niet alleen binnen Arnhem Oost, maar juist ook met de regio. Een belangrijke opgave daarbij vormt het aanpassen van de railverbindingen in de Spoorzone. Door de aanpassing van de sporen samen met de bereikbaarheid en de ontwikkeling tot aantrekkelijk woon- en werkgebied op te pakken, kunnen we hier een flinke kwaliteitsimpuls genereren. Dat betekent dat met het versterken van het station Presikhaaf, het oplossen van de knoop Arnhem Oost en het gefaseerd herontwikkelen van het spooremplacement zowel de bereikbaarheid als de leefbaarheid wordt versterkt. Door de focus te verschuiven naar groene straten voor lopen en fietsen en tevens te investeren in hoogwaardig openbaar vervoer blijft Arnhem Oost goed bereikbaar in een groeiende stad. De bestaande structuur vormt het uitgangspunt voor verbeteringen, waarbij barrières worden weggenomen en deelgebieden aan elkaar worden verbonden.
Trots op Oost
Arnhem Oost is een stadsdeel om trots op te zijn en waarmee mensen met verschillende achtergronden zich verbonden voelen. We zorgen voor een nog betere verbondenheid in de wijk door substantiële vergroting van het groen langs het spoor. Op die manier ontstaat er een groen Spoorpark van formaat – de leeflijn van Oost. Het gevolg is een betere verbinding tussen de omliggende buurten, hogere verblijfskwaliteit, ruimte voor bewegen en ontmoeten, en meer biodiversiteit. We scheppen ook meer ruimte voor dagelijkse voorzieningen op loop- en fietsafstand: scholen, gezondheidscentra en supermarkten waar ook de bestaande wijken gebruik van kunnen maken.
Ambitie-agenda
Gebiedsvisie Rijnpark
De gemeenteraad heeft op 3 juli 2024 de Gebiedsvisie Rijnpark vastgesteld. Met deze visie wordt vervolg gegeven aan de Startnotitie Rijnpark van mei 2023. Op basis van de startnotitie Rijnpark is in dialoog met onder andere omwonenden, omliggende bedrijven, grondeigenaren, gebruikers en woningcorporaties gewerkt aan de gebiedsvisie Rijnpark. De gebiedsvisie geeft weer hoe ambities zijn vertaald naar een ruimtelijk plan dat aansluit bij de huidige en toekomstige uitdagingen op het gebied van stedelijke ontwikkeling, leefbaarheid en een gezond woon- en leefklimaat.
Voorbereidingsbesluit Rijnpark
In december 2023 is een voorbereidingsbesluit genomen voor Rijnpark. Om de gebiedsontwikkeling Rijnpark met wonen, werken en voorzieningen mogelijk te maken is met een voorbereidingsbesluit de bestaande situatie in, en deels om, Rijnpark bevoren. Met het voorbereidingsbesluit wordt voorkomen dat in de tijd tot vaststelling van de omgevingsplannen activiteiten plaatsvinden die potentieel strijdig zijn met de ontwikkeling van Rijnpark en de omgevingsplannen die daarvoor worden voorbereid.
De meeste banen zijn geconcentreerd op een aantal plekken in de stad: de werklocaties. Steeds vaker is de werkfunctie te vinden in gebieden met verschillende functies. Vandaar dat we ook wel praten van werkmilieus. Het is belangrijk dat er in de stad verschillende typen werkmilieus zijn. Op die manier is er ruimte voor verschillende typen bedrijven die banen bieden op alle niveaus voor de inwoners van Arnhem. Arnhem streeft er namelijk naar een groeiende stad in balans te zijn, met ruimte voor wonen, werken en recreëren. Daarvoor is het belangrijk dat er naast de 'formele' werklocaties (zoals bedrijventerreinen en kantoorparken) ook voldoende ruimte is voor wijkeconomie. In de Visie Werklocaties Arnhem 2040 zijn de verschillende werklocaties en werkmilieus in Arnhem beschreven. Er is ook aangegeven wat er nodig is om de locaties aantrekkelijk en toekomstbestendig te houden of te maken.
Rijnpark
In de Visie Werklocaties Arnhem 2040 wordt onder andere ingezet op het herontwikkelen, revitaliseren en verduurzamen van bestaande bedrijventerreinen. In deze visie wordt Rijnpark benoemd als een gemengde woon-werkwijk. Rijnpark wordt ontwikkeld van een bedrijventerrein naar een gemengde woon-werkomgeving voor bedrijven met hoogwaardige (mengbare) activiteiten, zoals kleinschalige kantoren, creatieve industrie en lichte maakindustrie.
De regels in het omgevingsplan moeten leiden tot een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Dit staat in artikel 4.2, eerste lid, Omgevingswet. Hierbij moet rekening worden gehouden met alle betrokken belangen. Het omgevingsplan dient te voldoen aan de instructieregels uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en aan het gemeentelijk beleid.
In dit hoofdstuk worden de verschillende milieu- en omgevingsaspecten onderbouwd.
Dit plan ziet op het aanpassen van de milieucategorieën in en rondom Rijnpark. Het plan wijzigt de bouwmogelijkheden niet. Het plan heeft geen invloed op de stedenbouwkundige aspecten.
De Arnhemse Welstandsnota is in 2015 vastgesteld. Arnhem is een aantrekkelijke stad om te wonen en te verblijven. Het uiterlijk van de stad draagt daar aan bij. De gemeente wil dat zo houden. Vanuit het oogpunt dat nieuwe bouwwerken in zijn algemeenheid moeten passen in hun omgeving vormt de bestaande stad het referentie- en inspiratiekader. Voor de meest voorkomende bouwwerken zijn in deze nota gebiedsgerichte criteria opgenomen. Deze criteria zijn per gebied ('géén toets', 'lichte toets' en 'zware toets') anders. Rijnpark ligt in het gebied 'geen toets'.
Situatie plangebied
De welstandsnota blijft gelden voor dit gebied. Dit plan wijzigt de beeldkwaliteitseisen niet.
De gemeente Arnhem heeft haar verkeersbeleid op hoofdlijnen verwoord in de Structuurvisie Arnhem 2020-2040. Voor mobiliteit biedt de structuurvisie een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief. Arnhem streeft naar een duurzame bereikbaarheid in een aantrekkelijke en veilige stad. Vooral in de bestaande stad geldt daarbij het principe: eerst de bestaande verkeersruimte beter benutten en pas daarna zoeken naar mogelijkheden tot uitbreiding van de (auto)verkeersruimte. De inzet van slim ruimtegebruik, voor versterking van fiets en openbaar vervoer, aangevuld met spitsmijdende maatregelen moet Arnhem de komende jaren bereikbaar houden.
Fiets
De 'Accentnota Fiets, Fietsambitie 2019-2024' (vastgesteld in januari 2020) bevat de Arnhemse fietsambitie voor de periode 2019-2024, met een doorkijk naar 2030. De nota is de start van een nieuwe aanpak waarin fietsvriendelijkheid centraal staat en meer tempo wordt gemaakt met uitvoering. Op basis van hoe de stad zich ontwikkelt en de betekenis van de fiets in de stad van de toekomst, wordt bepaald wat er nodig is om bewoners en forenzen te overtuigen om meer met de fiets te gaan. Daarin is de substantiële verbetering van de Arnhemse fietsinfrastructuur belangrijk, door de aanleg van meer stedelijke doorfietsroutes. De Accentnota sluit aan bij de uitgangspunten van de nieuwe regionale fietsambitie 'Samenwerkingsagenda fiets, regio Arnhem Nijmegen'.
De doelen van deze fietsambitie zijn:
Openbaar vervoer
In december 2018 zijn door de gemeenteraad het HOV-Actieplan en de Stadsnetten-visie vastgesteld. Deze twee beleidsdocumenten voor het openbaar vervoer hebben tot doel om de aantrekkelijkheid en concurrentiekracht van het stedelijk en regionaal OV te vergroten. Om daarmee de bereikbaarheid en economische aantrekkelijkheid van de regio en de steden te verbeteren. Het openbaar vervoer wordt toekomstvast door een kwaliteitsslag met als maatregelen:
Situatie plangebied
Dit plan ziet op het aanpassen van de milieucategorieën in en rondom Rijnpark. Het plan wijzigt de verkeerssituatie niet.
In Arnhem worden parkeernormen gehanteerd die zijn vastgesteld in de Arnhemse beleidsregels voor parkeren. Het Arnhems parkeerbeleid richt zich vooral op het tegengaan (voorkomen) van parkeeroverlast en op het stimuleren van intensief ruimtegebruik.
Situatie plangebied
Dit plan ziet op het aanpassen van de milieucategorieën in en rondom Rijnpark. Dit plan brengt geen wijzigingen aan in de parkeernormen.
Met dit plan worden de milieucategorieën van bedrijven in en rondom Rijnpark gewijzigd. Dit plan regelt dat nieuwe bedrijven binnen Rijnpark geschikt moeten zijn voor functiemenging. Dit zijn bedrijven die qua milieubelasting (geluid, geur, externe veiligheid, etc.) passen in een woongebied.
Op Rijnpark zijn bestaande bedrijven gevestigd die (mogelijk) niet geschikt zijn voor functiemenging. Deze bedrijven mogen de huidige bedrijfsactiviteiten blijven uitoefenen. Bestaande rechten worden gerespecteerd. Een deel van deze bedrijven krijgt een specifieke aanduiding.
Buiten Rijnpark worden de maximale planologische milieucategorieën verlaagd, voor zover dat nodig is voor de ontwikkeling van Rijnpark. Dat is nodig binnen 300 meter vanaf de functie gemengd (met o.a. woningen) in Rijnpark. Dit gebeurt via een wijziging van de bedrijvenlijsten.
Door de wijziging van de milieucategorieën zullen de milieueffecten verminderen ten opzichte van de huidige situatie.
Besluit kwaliteit leefomgeving
In het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn in afdeling 3.5 regels opgenomen voor het geluid door wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Er moet akoestisch onderzoek verricht worden wanneer geluidgevoelige gebouwen geheel of gedeeltelijk binnen een geluidaandachtsgebied komen te liggen. Er wordt daarbij gewerkt met een standaardwaarde en grenswaarde. Voor rijkswegen en provinciale wegen, gemeente- en waterschapswegen, hoofd- en lokale spoorwegen en industrieterreinen gelden ieder eigen standaard- en grenswaarden volgens het Bkl.
De standaardwaarden hebben als doel geluidhinder te voorkomen en te beperken tot aanvaardbare geluidniveaus. Maar ook voor het aspect geluid geldt dat wordt gekeken naar een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De aanvaardbaarheid van zowel geluidbelasting als geluidhinder is afhankelijk van de planologische context; in een woonwijk worden andere geluidniveaus aangetroffen en verwacht dan in een bruisend stadscentrum. Een overschrijding van de standaardwaarden kan daarmee door het bevoegd gezag acceptabel worden geacht en hoeft geen obstakel te zijn. Wel geldt dat in het Bkl grenswaarden zijn opgenomen waarboven er doorgaans geen aanvaardbaar geluidniveau kan bestaan. Bij een geluidbelasting boven deze grenswaarde is de ontwikkeling niet zonder meer mogelijk.
Beleidsplan Geluid
Het beleidsplan Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en de functie van een gebied. Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente Arnhem veel functies mogelijk maken. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe. Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen Arnhem. Naarmate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de totale leefomgevingskwaliteit toe.
Hinder
In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar. In de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt.
In de Omgevingswet wordt niet langer gewerkt met de term inrichting en wordt gesproken over milieubelastende activiteiten. Omdat in voorliggende situatie het gemeentebrede omgevingsplan nog niet gereed is en daarmee de bestemmingsplannen nog onderdeel uitmaken van omgevingsplan, is het kader van de VNG-publicatie nog wel relevant.
Situatie plangebied
Omgevingsnorm geluid bestaande bedrijven
Het omgevingsplan maakt het mogelijk dat de feitelijk bestaande en legaal aanwezige bedrijfsactiviteiten blijven toegestaan. Uitgangspunt is dat bestaande bedrijven niet in hun bestaande bedrijfsvoering worden beperkt. Voor deze bedrijfsacitiviteiten wordt een omgevingsnorm geluid opgenomen in de regels. Voor de waarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT en maximaal geluidsniveau LAmax veroorzaakt door andere piekgeluiden wordt uitgegaan van de waarde uit tabel 2.17a van het Activiteitenbesluit. Op deze wijze wordt de geluidsruimte van bedrijven gerespecteerd. De waarde komen overeen met de waarden uit tabel 22.3.1 uit het Omgevingsplan gemeente Arnhem (bruidsschat). Voor de waarde voor het maximale geluidsniveau LAmax veroorzaakt door aandrijfgeluid transportmiddelen wordt uitgegaan van de standaardwaarde uit tabel 5.56.1 Bkl.
Artikel 22.71 van de het Omgevingsplan gemeente Arnhem (bruidsschat) bepaalt dat als een activiteit wordt verricht op een gezoneerd industrieterrein, de geluidswaarde ook geldt op een afstand van 50 meter vanaf de begrenzing van de locatie waarop de activiteit wordt verricht. De bestaande bedrijven komen buiten het gezoneerd industrieterrein te liggen (via het TAM-omgevingsplan Geluidzone industrieterrein Arnhem-Noord). Om de bestaande geluidsrechten te handhaven, wordt opgenomen dat de waarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT geldt op de gevel van een geluidgevoelig gebouw of (voor zover er binnen 50 meter vanaf de grens van de locatie waar de activiteit wordt verricht geen geluidgevoelig gebouw) ook op een afstand van 50 meter van de grens van de locatie waar de activiteit wordt verricht.
De omgevingsnorm geldt enkel voor bestaande bedrijven. Nieuwe bedrijven moeten voldoen aan de regels voor bedrijfsactiviteiten geschikt voor functiemening. Voor deze bedrijven geldt een eigen omgevingsnorm met geluidswaarden.
Omgevingsnorm geluid bedrijf geschikt voor functiemening
In het omgevingsplan worden nieuwe bedrijven toegestaan. Deze bedrijven moeten geschikt zijn voor functiemening met wonen. Om dat te reguleren is er in het omgevingsplan een geluidsnorm opgenomen. De standaardwaarden uit tabel 5.65.1 worden overgenomen. Er wordt dus voldaan aan de instructieregel uit het Bkl. De langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT gelden op gevel van een geluidgevoelig gebouw of (voor zover er binnen 10 meter vanaf de grens van de locatie waar de activiteit wordt verricht geen geluidgevoelig gebouw is gelegen of toegelaten) op een afstand van 10 meter van de grens van de locatie waar de activiteit wordt verricht.
Bedrijfswoning Van Oldenbarneveldtstraat 89
Het pand aan de Van Oldenbarneveldtstraat 89 staat in het Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) geregistreed als een verblijfsobject met een woonfunctie. Uit informatie uit de Basisregistratie Personen (BRP) blijkt dat er twee personen staan ingeschreven op het adres. Omdat het gaat om een verblijfsobject met een woonfunctie waar ook daadwerkelijk mensen staat ingeschreven wordt in het omgevingsplan dit pand dan ook als bedrijfswoning bestemd.
Direct aan de overzijde van deze bedrijfswoning liggen woningen die dus maatgevend voor bestaande bedrijven. De naastgelegen emplacementen hebben ook woningen die dichterbij zijn gelegen dan de bedrijfswoning. De emplacementen hebben daarnaast ook concrete geluidsvoorschriften waaraan moet worden voldaan. Gezien bovenstaande is een bedrijfswoning op het adres Van Oldenbarneveldtstraat 89 aanvaardbaar en worden bedrijven niet belemmerd in hun bedrijfsvoering.
Gebieden buiten Rijnpark
De gebieden buiten Rijnpark, die binnen het plangebied liggen (deel van Het Broek en Nieuwe Haven) blijven binnen het gezoneerd industrieterrein Arnhem Noord liggen. De grens van het gezoneerd terrein wordt wel gewijzigd. Het TAM-omgevingsplan Geluidzone industrieterrein Arnhem Noord voorziet in een wijziging van de grenzen van het gezoneerd industrieterrein.
De Europese richtlijnen voor luchtkwaliteit zijn geïmplementeerd in het Besluit kwaliteit leefomgeving. Het doel van deze wetgeving is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.
Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende omgevingswaarden het meest relevant:
1. de jaargemiddelde concentratie van 40 pg PM10/m3 mag niet worden overschreden;
2. de 24 uursgemiddelde concentratie van 50 pg PM10/m3 mag niet vaker dan 35 keer per jaar worden overschreden;
1. de jaargemiddelde concentratie van 40 pg NO2/m3 mag niet worden overschreden;
2. de uurgemiddelde concentratie van 200 pg NO2/m3 mag niet vaker dan 18 keer per jaar
worden overschreden.
Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.
In de artikelen 5.53 en 5.54 van het Besluit kwaliteit leefomgeving is bepaald wanneer activiteiten 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In deze situaties is toetsing aan de omgevingswaarden niet noodzakelijk.
Situatie plangebied
Voorliggend plan ziet op de aanpassing van milieucategorieën in en om Rijnpark. Deze aanpassing valt niet onder de activiteiten in artikel 5.54 Bkl standaardgevallen niet in betekenende mate luchtkwaliteit.
Arnhem is aangewezen als aandachtsgebied voor stikstofdioxide en fijnstof. Indien het omgevingsplan activiteiten toelaat die een toename van de verkeersintensiteit veroorzaken op wegen, vaarwegen en spoorwegen en/of milieubelastende activiteiten toelaat waarover in het Besluit activiteiten leefomgeving regels zijn gesteld met het oog op het beperken van verontreiniging van de lucht en het toelaten van deze activiteiten tot een verhoging van de concentratie stikstofdioxide of fijnstof leidt, moeten bepaalde omgevingswaarden in acht genomen worden. Dit blijkt uit artikel 5.51 Bkl.
Voorliggend plan ziet op het aanpassen van milieucategorieën. Er worden geen extra vervoersbewegingen verwacht. Daarnaast worden er met dit plan niet meer milieubelastende activiteiten mogelijk gemaakt. Dit plan leidt daarom niet tot een verhoging van de concentratie stikstofdioxide of fijnstof. Voor wat betreft lucht worden geen negatieve (milieu)effecten verwacht.
Landelijk gebied
Omgevingsveiligheid gaat om de risico's van het gebruik en transport van gevaarlijke stoffen, de veiligheid van inrichtingen en de veiligheid van nieuwe, zich snel ontwikkelende technologieën. Onder omgevingsveiligheid vallen ook de risico's door luchthavens en windturbines. In paragraaf 5.1.2.1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn de algemene bepalingen met betrekking tot het waarborgen van de veiligheid opgenomen. Hieruit volgt dat in een omgevingsplan voor risico's van branden, rampen en crises, rekening wordt gehouden met het voorkomen, beperken en bestrijden daarvan, de mogelijkheden voor personen om zich daarbij in veiligheid te brengen en de geneeskundige hulpverlening. Voor zowel de handelingen met gevaarlijke stoffen bij bedrijven als het transport van gevaarlijke stoffen zijn drie aspecten van belang, het plaatsgebonden risico (PR), aandachtsgebieden en het groepsrisico (GR).
Gemeentelijk beleid
Het beleidsplan externe veiligheid van de gemeente Arnhem beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid in Arnhem. Uitgangspunt hierbij zijn de landelijke normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In een groot gedeelte van de stad streven we naar het niet doen toenemen van de risico's. Op sommige plekken in de stad, op bedrijventerreinen voor zware industrie en de volgens het structuurplan stedelijke zone accepteren we een hoger risico dan op andere plaatsen. Wel moet daar extra aandacht zijn voor de beschikbare mogelijkheden voor rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van mensen en de hulpverlening.
Situatie plangebied
LPG Vulpunten
Ter plaatse van Oldenbarneveldtstraat was een LPG vulpunt aanwezig. Dit vulpunt is inmiddels gesaneerd en is niet meer aanwezig. Op het perceel Dr Lelyweg 31 ligt een LPG tankstation met een 10-6 PR contour van 40 meter, een brandaandachtsgebied van 80 meter en een explosieaandachtsgebied van 160 meter. Het 100% letaalgebied ligt op 150 meter. Binnen de 10-6 PR contour bevinden zich geen zeer kwetsbare gebouwen en (beperkt) kwetsbare gebouwen en locaties. Binnen het BAG bevinden zich geen zeer kwetsbare gebouwen en (beperkt) kwetsbare gebouwen en locaties. Binnen 150 meter van het vulpunt voor LPG bevinden zich geen zeer kwetsbare gebouwen.
Dit plan maakt geen (zeer) kwetsbare gebouwen in aandachtsgebieden mogelijk. Er wordt daarom geen voorschriftengebied aangewezen. Indien een toekomstige omgevingsplanwijziging (zeer) kwetsbare gebouwen in een aandachtsgebied mogelijk maakt, wordt een voorschriftengebied aangewezen.
Belemmeringengebied buisleiding gevaarlijke stoffen
In het plangebied bevinden zich een gasleiding en een brandstofleiding. Dit zijn buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Voor buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen geldt dat in het omgevingsplan een belemmeringengebied opgenomen moet worden (artikel 5.18 Bkl). Dit plan voorziet hierin door regels op te nemen die waarborgen dat de veiligheid van de buisleidingen niet wordt geschaad bij bouwen of werken en werkzaamheden. Tevens zijn zeer kwetsbare en kwetsbare gebouwen niet mogelijk in het belemmeringengebied. Het 100% letaalgebied rondom de aardgasleidingen ligt voor de 8 inch leiding op 50 meter en voor de 13 inch leiding op 75 meter. Binnen deze afstanden bevinden zich geen zeer kwetsbare gebouwen.
Nederrijn Basisnet water
Op de EV signaleringskaart staat langs het gedeelte van de Nederrijn een drietal aandachtsgebieden voor brand, explosie en gifwolk aangegeven. Dit traject van de Nederrijn is geen aangewezen traject in het kader van Basisnet water en maakt hier dus ook geen onderdeel van uit. Daarnaast wordt dit traject niet genoemd en meegenomen in de jaarlijkse monitoringsrapportage van het Basisnet water waardoor er geen gegevens zijn over welke gevaarlijke stoffen over dit traject worden vervoerd.
Op basis van de gegevens van de verschillende bedrijven, binnen Arnhem, zullen de transporten op dit traject hoofdzakelijk bestaan uit het transport van brandbare vloeistoffen (benzine, ethanol) naar het lospunt van de Shell in de Nieuwe Haven. Bij een incident kunnen er brandbare vloeistoffen vrijkomen. De effecten hiervan beperken zich tot het water en niet tot de oevers en het land waaronder Rijnpark.
Route gevaarlijke stoffen weg
Verder hebben we te maken met een door de gemeente aangewezen route voor het transport van gevaarlijkstoffen via onder andere de Dr. Lelyweg. Het belangrijkste transport op dit traject is het LPG transport naar het LPG tankstation op nummer 31. De transporten zijn niet dusdanig hoog dat er een 10-6 PR contour is. Wel geldt ook hier dat er binnen de 100% letaal (150 meter) geen zeer kwetsbare gebouwen aanwezig mogen zijn.
Basisnet spoortraject Arnhem Velperpoort Zevenaar
Op de EV-signaleringskaart staat langs het spoortraject Arnhem-Zevenaar een brand-, explosie- en gifwolkaandachtsgebied aangegeven als onderdeel van het Basisnet Spoor. Dit traject is geen onderdeel van het doorgaande Basisnet Spoor. Wel rijdt er op geregelde tijden een trein met gevaarlijke stoffen over dit traject. Er is geen 10-6 PR contour.
Bedrijven binnen Rijnpark
Binnen Rijnpark zijn nieuwe bedrijven toegestaan, indien ze geschikt zijn voor functiemenging. De regels in het omgevingsplan over deze bedrijven sluiten aan bij de Handreiking Milieuzonering en activiteiten. Met de regels wordt bewerkstelligd dat nieuwe bedrijven zich alleen kunnen vestigen indien ze passen in een gemengd gebied met wonen. Activiteiten met externe veiligheidsrisico's als bedoeld in bijlage VII Besluit kwaliteit leefomgeving zijn expliciet uitgesloten.
De regels wijzigen de mogelijkheden voor het vestigen van bedrijven ten opzichte van de huidige situatie. Minder milieubelastende bedrijven zijn mogelijk. Dit leidt tot een vermindering van de externe veiligheidsrisico's.
Op Rijnpark zijn bestaande bedrijven gevestigd die (mogelijk) niet geschikt zijn voor functiemenging. Deze bestaande bedrijven mogen de huidige bedrijfsactiviteiten blijven uitoefenen. Twee bedrijven krijgen een specifieke aanduiding waarbij verwezen wordt naar de verkregen milieuvergunning. Er kunnen daardoor niet meer risicovolle activiteiten plaatsvinden. De overige bedrijven krijgen een algemene aanduiding. Ook deze bedrijven mogen geen risicovolle activiteiten uitoefenen. Hierdoor worden de externe veiligheidsrisico's begrensd.
Bedrijven buiten Rijnprak
Buiten Rijnpark worden de planologische milieucategorieën aangepast van bedrijven die binnen 300 meter vanaf de functie gemengd komen te liggen. Dit sluit nog aan bij de systematiek met bedrijvenlijsten uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009'. Bedrijven die een risico vormen in verband met externe veiligheid worden uitgesloten. Het aanpassen van de milieucategorieën in de bedrijvenlijsten leidt daarmee tot een vermindering van de externe veiligheidsrisico's.
Met deze nieuwe regels wordt ervoor gezorgd dat de externe veiligheidsrisico's worden beperkt. Daarnaast gelden de regels in afdeling 22.3 van het omgevingsplan. Deze regels zorgen voor voldoende aanvullende beperking van risico's.
Shell Driepoortenweg 50-52
Een van de bedrijven waarbij verwezen wordt naar de verkregen milieuvergunning is Shell. Shell is een Brzo (Besluit risico zware ongevallen) bedrijf op basis van de hoeveelheid gevaarlijke stoffen. Shell is een bedrijf met opslag, overslag en het inline blenden van kale motorbrandstoffen zoals diesel en benzine tot een motorbrandstof voor de consument. Het lospunt van de Shell ligt in de haven. De brandstof wordt vervolgens via een ondergrondse leiding naar het depot aan de Driepoortenweg gepompt. Tijdens de op- en/of overslag kan er brandstof vrijkomen met een brand of explosie tot gevolg.
Rondom het lospunt in de haven en het opslagdepot ligt een 10-6 PR contour. Binnen deze contour bevinden zich geen zeer kwetsbare gebouwen en ook geen kwetsbare gebouwen en locaties. Binnen de 10-6 PR contour van het opslagdepot bevinden zich in zowel de huidige situatie als in toekomstige situatie bedrijven. Bedrijven, beperkt kwetsbare objecten, zijn op dit bedrijventerrein binnen de 10-6 PR contour toegestaan. Bedrijven hebben een eigen BHV (bedrijfshulpverlening) en ontruimingsplannen in het geval van een incident. Hierdoor weten werknemers wat te doen in het geval van een incident, binnen het bedrijf als ook bij een incident in de directe omgeving van het bedrijf. Zelfstandige winkels en kantoren die geen onderdeel zijn van een bedrijf komen niet binnen de 10-6 PR contour voor. De 100% letaal ligt op ongeveer 10 meter van het depot. Binnen deze afstand bevinden zich geen zeer kwetsbare gebouwen.
Wat betekent dit plan voor bovenstaande risicovolle activiteiten?
Dit plan ziet op het aanpassen van de milieucategorieën in en rondom Rijnpark. Dit plan maakt geen nieuwe woningen of andere (zeer) kwetsbare gebouwen of locaties mogelijk. Gelet hierop zijn er geen negatieve milieueffecten voor het aspect omgevingsveiligheid te verwachten.
Voor deze ontwikkellocatie is getoetst of de bodemkwaliteit (inclusief grondwater) de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen toelaat. Ook is getoetst of een eventuele bodemverontreiniging gevolgen heeft voor de financiële uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.
Als toetskader wordt gebruik gemaakt van de volgende bodemregelgeving:
Situatie plangebied
Dit gebied heeft de bodemfunctieklasse industrie. Er zijn diverse gevallen van (ernstige) bodemverontreiniging bekend. De kwaliteit van de bodem staat het gebruik van het plangebied voor bedrijventerrein echter niet in de weg. De huidige aanwezige afschermingslaag en betoniet-cementwand zijn met regels opgenomen in dit omgevingsplan.
Rijksbeleid
Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Water programma 2022-2027. Het plan geeft een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast. De belangrijkste ambities richten zich op schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte uit 2012 beschrijft het kabinet doelen voor de periode tot 2028. Verbetering leefomgeving, milieu en water is er één. Het gaat om de bescherming van de grondwaterkwaliteit en –kwantiteit, de bescherming en verbetering van de waterkwaliteit, een goede zoetwatervoorziening en voldoende ruimte voor waterveiligheid. Verder is klimaatbestendige (her)ontwikkelingen, met water als belangrijk aspect, een belangrijk onderwerp.
In april 2011 hebben Rijk, provincies, gemeente, waterschappen, en drinkwaterbedrijven afgesproken om gezamenlijk maatregelen te nemen voor een doelmatiger waterbeheer; het Bestuursakkoord Water. De inzet ligt bij mooi, veilig, schoon, gezond en duurzaam beheer van watersysteem en waterketen. De kwaliteit moet omhoog tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
In de Waterwet uit 2009 zijn onder meer de gemeentelijke watertaken opgenomen: de zorgplicht voor hemelwater indien de eigenaar van het terrein het hemelwater in alle redelijkheid niet op eigen terrein kan verwerken en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht.
In het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie is door de overheden afgesproken om vanaf 2020 ruimtelijke adaptatie een integraal onderdeel uit te laten maken van het beleid. Om uiteindelijk in 2050 een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting te hebben. De urgentie om onze leefomgeving klimaatadaptief en waterrobuust te maken is in het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie (november 2018) nogmaals onderstreept.
Beleid waterschap en gemeente
De verantwoordelijkheid voor het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Noord ligt bij het Waterschap Rijn en IJssel. Relevant beleid voor de gemeente Arnhem is de keur en de legger van het Waterschap.
Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in de volgende beleidsplannen:
Resumé
Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap, provincie en het rijk is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:
Situatie plangebied
Dit plan voorziet niet in nieuwe bouwmogelijkheden. Er is geen sprake van een toename aan verhard oppervlak ten opzichte van de huidige situatie. Gelet hierop zijn er geen negatieve milieueffecten voor het aspect water te verwachten.
In het plangebied ligt een waterkering. Deze wordt beschermd. Bouwen is alleen mogelijk met instemming van de beheerder, in dit geval Waterschap Rijn en IJssel.
Geurhinder van industriële bedrijven
Het beleidsplan Geur uit 2010 gaat in op geur afkomstig van industriële bedrijven waarvoor de gemeente Arnhem het bevoegde gezag is. Milieubeleid kan een positieve bijdrage leveren aan maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Geur is een milieuaspect dat een belangrijke bijdrage levert aan de leefbaarheid. Het geurbeleid van de gemeente Arnhem sluit, voor zover dat mogelijk is, aan op het geurbeleid van de provincie Gelderland. Het doel van het geurbeleid is dat inwoners van Arnhem nu en in de toekomst niet worden blootgesteld aan geuroverlast door industriële bedrijven
Situatie plangebied
Binnen Rijnpark zijn bedrijven geschikt voor functiemenging toegestaan. De regels in het omgevingsplan over deze bedrijven sluiten aan bij de Handreiking Milieuzonering en activiteiten. Met de regels wordt bewerkstelligd dat nieuwe bedrijven zich alleen kunnen vestigen indien ze passen in een gemengd gebied met wonen. Op Rijnpark zijn bedrijven gevestigd die mogelijk niet geschikt zijn voor functiemenging. Deze bestaande bedrijven mogen de huidige bedrijfsactiviteiten blijven uitoefenen.
Buiten Rijnpark worden de milieucategorieën aangepast van bedrijven die binnen 300 meter vanaf de functie gemengd komen te liggen. Dit sluit nog aan bij de systematiek met bedrijvenlijsten uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009'. Deze aanpassing zorgt ervoor dat geurhinder op toekomstige functies wordt voorkomen.
Dit plan maakt nog geen nieuwe woningen of andere geurgevoelige gebouwen mogelijk. De mogelijke geurbelasting leidt daarom niet tot hinder. In artikel 22.44 van het omgevingsplan gemeente Arnhem (bruidsschat) daarnaast is een specifieke zorgplicht opgenomen die waarborgt dat alle passende maatregelen worden genomen om geurhinder tegen te gaan. Dit omgevingsplan brengt geen wijziging aan in artikel 22.44.
Het aanpassen van de milieucategorieën leidt tot een vermindering van de mogelijke geurbelasting. Gezien het voorgaande wordt voor wat betreft geur geen negatieve (milieu)effecten verwacht.
Lichthinder
De Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV) heeft in 2021 de geactualiseerde richtlijn Lichthinder uitgegeven. In deze richtlijn zijn grenswaarden opgenomen. De grenswaarden voor de verschillende parameters zijn afhankelijk van de soort verlichting. Grenswaarden zijn opgenomen voor de verticale verlichtingssterkte (Ev lux)en de richtingsafhankelijke lichtsterkte per armatuur (cd). Tevens wordt er een onderscheid gemaakt in de dag- (07.00 tot 19.00 uur), avond- (19.00tot 23.00 uur) en nachtperiode (23.00 tot 07.00 uur). In dit geval gaat het om veldverlichting van de voetbalvelden van MASV. De grenswaarden zijn afhankelijk van het omgevingstype. Op basis van de richtlijn kan de omgeving worden getypeerd als stedelijk gebied(E3).
Situatie plangebied
Voorliggend plan ziet op de aanpassing van milieucategorieën. Er worden geen nieuwe bouw- of gebruiksmogelijkheden toegevoegd. Gezien het voorgaande wordt voor wat betreft licht geen negatieve (milieu)effecten verwacht.
Trillingen
Bij de beoordeling van trillingen op het aspect trillinghinder de wordt SBR-richtlijn "Meet-en beoordelingsrichtlijnen voor trillingen, deel B Hinder voor personen in gebouwen" aangehouden. Deze richtlijn heeft geen wettelijke status, maar heeft mede door jurisprudentie een ruim draagvlak opgebouwd en wordt geïnterpreteerd als de meest recente stand der inzichten.
De richtlijn hanteert afhankelijk van de functie streefwaarden voor trillingen ter voorkoming van hinder.
Situatie plangebied
Voorliggend plan ziet op de aanpassing van milieucategorieën. Er worden geen nieuwe bedrijven toegevoegd. Dit plan maakt geen nieuwe woningen of overige trillinggevoelige gebouwen mogelijk. Gezien het voorgaande wordt voor wat betreft trilling geen negatieve (milieu)effecten verwacht.
Bij een wijziging van het omgevingsplan moet onderzocht worden wat de gevolgen zijn voor het milieu. Het aanpassen van de milieucategorieën is aan te merken als wijziging van een industrieterrein zoals bedoeld in onderdeel J10 van Bijlage V van het Omgevingsbesluit. De voorgestelde omgevingsplan- wijzigingen zijn plannen zoals bedoeld in artikel 16.36 lid 3 van de Omgevingswet. Op grond van artikel 16.36 lid 5 van de Omgevingswet moet het bevoegd gezag beoordelen of er door de voorgestelde wijzigingen van het omgevingsplan sprake is van aanzienlijke (negatieve) milieueffecten.
In het Omgevingsbesluit artikel 11.1 lid 1 is bepaalt dat het bevoegd gezag het resultaat van de beoordeling of sprake is van aanzienlijke milieueffecten, opneemt in de motivering van de wijziging van het omgevingsplan.
De beoordeling betreft een toets om na te gaan of sprake is van een plan met grote milieugevolgen. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria van bijlage II bij de smb-richtlijn. De hoofdcriteria waaraan moet worden getoetst zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect.
Situatie plangebied
De beoordeling is gebaseerd op de beschrijving van het plan en de uitgevoerde onderzoeken. Deze aspecten zijn al eerder aan de orde gekomen in de motivering van dit TAM-omgevingsplan. Onderstaande conclusies zijn derhalve een bondige samenvatting van hetgeen eerder in deze motivering is uitgewerkt.
1. Kenmerken
Dit plan ziet op aanpassen milieucategorieën. Het plan maakt regels mogelijk voor nieuw vestiging van bedrijven geschikt voor functiemenging. Bestaande bedrijven behouden hun rechten, dan wel via maatwerk of een algemene regel.
2. Plaats
Zie beschrijving plangebied
3. Effecten
Uit bovenstaande motivering blijkt dat er geen (negatieve) milieueffecten optreden vanwege het aanpassen van de milieucategorieën.
Conclusie
Gelet op bovenstaande motivering blijkt dat er geen (negatieve) milieueffecten optreden vanwege het aanpassen van de milieucategorieën.
Omgevingswet
Soortenbescherming
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden in en om het besluitgebied. De Omgevingswet beschermt bepaalde plant- en diersoorten. Het gaat hoofdzakelijk om soorten van Europees belang die onder de reikwijdte van de Vogel- en Habitatrichtlijn vallen. Daarnaast betreft het bepaalde soorten van nationaal belang. In principe zijn provincies verantwoordelijk voor de bescherming van soorten (artikel 2.18, lid 1, sub f). Echter kunnen ook andere overheden actief beleid voeren. Zo is het vaststellen van een programma voor soortenbescherming een mogelijkheid.
Soortenbescherming is in de Omgevingswet vooral gericht op het reguleren van flora-en fauna-activiteiten. Een flora en fauna-activiteit is een activiteit met mogelijke gevolgen voor van nature in het wild levende dieren of planten. Door deze brede formulering van een flora-en fauna-activiteit is het bij activiteiten in de fysieke leefomgeving nodig om te controleren of:
Voordat een flora en fauna-activiteit mag worden verricht, moet gecontroleerd worden of er aanwijzingen zijn dat op die plek of in de directe nabijheid bepaalde beschermde soorten of habitats voorkomen. Als er aanwijzingen zijn dat deze aanwezig zijn, dan is het verplicht om na te gaan of nadelige gevolgen voor die dieren of planten uit te sluiten zijn. Als nadelige gevolgen niet uitgesloten kunnen worden, moet degene die de activiteit verricht alle passende preventieve maatregelen treffen om nadelige gevolgen voor dier- en plantensoorten te voorkomen. Voor schadelijke handelingen geldt in de meeste gevallen een vergunningplicht. In een aantal gevallen is echter ook sprake van een vrijstelling.
Gebiedsbescherming
De bescherming van natuurgebieden is tweeledig; het Rijk is verantwoordelijk voor de bescherming van Natura 2000-gebieden en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een verantwoordelijkheid van de provincies.
Een Natura 2000-gebied is een beschermd natuurgebied van Europees belang. Bescherming van deze gebieden is nodig voor het behoud van de biodiversiteit (soortenrijkdom) en om te voldoen aan de verplichtingen van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Nieuwe ontwikkelingen (activiteiten) die - afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten – significant negatieve gevolgen kunnen hebben op een Natura 2000-gebied, zijn onder de Omgevingswet gedefinieerd als 'Natura 2000-activiteit'. Deze kunnen zowel binnen als buiten een Natura 2000-gebied plaatsvinden. In de meeste gevallen vindt de activiteit echter plaats buiten een Natura 2000-gebied. Ook dan kan een activiteit effect hebben op het Natura 2000-gebied. Dit wordt ook wel de 'externe werking van een Natura 2000-gebied' genoemd. Als het effect significant kan zijn, is in veel gevallen een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit nodig.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is verankerd in de omgevingsverordening van de provincies. Daarin zijn de wezenlijke kenmerken en waarden van NNN-gebieden vastgelegd en zijn regels gesteld in het belang van de bescherming, instandhouding, verbetering en ontwikkeling van de kenmerken en waarden van NNN-gebieden.
Situatie plangebied
Dit plan ziet op het aanpassen van de milieucategorieën in en rondom Rijnpark. Er zijn minder bedrijven mogelijk ten opzichte van de bestaande bestemmingsplannen. Het aanpassen van de milieucategorieën leidt daarmee tot een vermindering van de mogelijke milieueffecten. Gezien het voorgaande wordt voor wat betreft effecten op Natura 2000 gebieden geen negatieve (milieu)effecten verwacht.
Groenvisie 2017-2035
De Groenvisie gaat over het Groen-blauw raamwerk, de stedelijke hoofdgroenstructuur, vertaald in doelen, ambities en ontwikkelopgaven. Dit Groen-blauw raamwerk van de stad bepaalt het gezicht van de stad en de aantrekkelijkheid van uiteenlopende woon- en recreatiemilieus. Het gaat daarbij om de waarden vanuit landschap, cultuurhistorie, ecologie, water en recreatief gebruik op gemeente en op particuliere terreinen.
Aan groen heeft belangrijke waarden en kwaliteiten voor een leefbare stad. Zo ook het Arnhemse groen. Daarbij valt te denken aan gezondheid, klimaat (verminderen van hitte en van wateroverlast), milieu (verbeteren luchtkwaliteit), stadslandbouw, dierenwelzijn, toerisme en sport en bewegen. Het groen biedt ruimte voor een gezonde, leefbare, aantrekkelijke en daarmee ook toekomstbestendige woon- en werkomgeving.
De Groenvisie legt niet alleen het Groen-blauw raamwerk vast, dus de stedelijke hoofdgroenstructuur, maar geeft ook richting aan het belang van groen in de wijken, zodat initiatieven de waarden van het groen (landschap, biodiversiteit, gezondheid, waterbuffering, koelte) niet aantasten maar juist versterken. Zij vormt daarmee een basis voor de vertaling naar de (planologische) bescherming van waardevolle gebieden en waardevolle bomen in de omgevingsplannen.
Er wordt ingezet op het versterken van de natuurwaarden in het Groen-blauw netwerk en het stedelijke gebied. Bij de realisatie van (nieuw) bouw bestaan er veel kansen voor de vergroting van de biodiversiteit in de stad: de natuurinclusieve stad. Voor het plangebied zetten we in op typische soorten van de gebouwde omgeving: o.a. vleermuizen, gierzwaluw en huismus.
In de Groenvisie zijn de Arnhemse regels groencompensatie 2017 opgenomen. Uitgangspunt blijft dat de totale groenbalans in de stad neutraal moet blijven of toeneemt. Moet er toch groen verdwijnen, dan wordt dat gecompenseerd. Eerst kwantitatief, dan kwalitatief en als laatste financieel. Bij financiële compensatie wordt de waarde van het groen en de boomopstanden gestort in het Groenfonds.
Het provinciale beleid met betrekking tot groencompensatie heeft betrekking op bos binnen het Gelderse Natuurnetwerk. Daar waar de provinciale compensatieregels gelden treden de gemeentelijke terug.
Situatie plangebied
Dit plan ziet op het aanpassen van de milieucategorieën in en rondom Rijnpark. Dit plan maakt geen nieuwe bebouwing of andere verharding mogelijk. Er wordt voldaan aan het beleid.
Bomenplan 2020
Het Bomenplan kent vier pijlers:
Bij vaststellen van het bomenbeleid heeft de raad besloten dat het kroonvolume, de bladmassa van onze bomen, met minimaal 5% moet toenemen. In wijken met hitte-eilanden (rode en oranje gebieden op de hitte attentiekaart) streven we naar een toename van het kroonvolume met 10%. Dit gaan we doen door behouden van bestaande bomen, het aanplanten van extra bomen en het verbeteren van groeiplaatsomstandigheden.
Groeiplaatsen van bomen worden (fysiek) beschermd. Bomen moeten beter worden beschermd op bouwlocaties en bij de uitvoering van werken. Bij evenementen worden er boombescherming afspraken gemaakt met de organisatie.
Het beleid wordt juridisch geborgd in de APV en het omgevingsplan. Waardevolle particuliere bomen en buitengewone gemeentebomen genieten extra bescherming.
Groeiplaatsen voor bomen worden optimaal ingericht met voldoende boven- en ondergrondse groeiruimte. Het handboek bomen 2018 van het Norm Instituut Bomen wordt hierbij gehanteerd. We willen veel variatie en diversiteit. Zowel inheemse als niet inheemse soorten worden toegepast. Geen monoculturen om ziekten en plagen te voorkomen.
Door gebruik te maken van een BoomAfwegingsrapportage (BAR) worden keuzes omtrent bomen zorgvuldig integraal afgewogen. Boominclusief ontwerpen (zoals rekening houden met de reeds aanwezige bomen en bomen vanaf het begin intekenen in de plannen, met hun volwassen kroondiameter en ondergrondse groeiplaats) is uitgangspunt.
Situatie plangebied
Dit plan ziet op het aanpassen van de milieucategorieën in en rondom Rijnpark. Dit plan maakt geen nieuwe bebouwing of andere verharding mogelijk. Er wordt voldaan aan het beleid.
Rijksbeleid
Door ondertekening van het verdrag van Valletta (1992) heeft Nederland zich verplicht om bij ruimtelijke planvorming nadrukkelijk rekening te houden met het niet-zichtbare deel van cultuurhistorisch erfgoed, te weten de archeologische waarden. In de Omgevingswet is geregeld hoe met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden moet worden omgegaan. Het uitgangspunt is dat de beschermingsniveaus zoals die in de eerdere wetten en regelingen golden, worden gehandhaafd. Het streven is om deze belangen tijdig bij het plan te betrekken. Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast.
In het Bkl staat in artikel 5.130. dat in een omgevingsplan rekening wordt gehouden met het belang van het behoud van cultureel erfgoed met inbegrip van bekende of aantoonbaar te verwachten archeologische monumenten.
Provinciaal beleid
'Beleef het mee!' (2017-2020)
In juli 2016 is het Beleidsprogramma Cultuur en Erfgoed 2017 - 2020 'Beleef het mee!' vastgesteld. In dit programma ligt het accent op de beleving van mensen. Daarnaast zoekt de provincie de balans tussen de maatschappelijke, economische en intrinsieke waarde van cultuur en erfgoed. Cultureel ondernemerschap blijft onverminderd van belang en komt terug in de economische waarde van cultuur en erfgoed. Voor wat betreft erfgoed krijgt vooral het functioneel gebruik ervan aandacht. Daarnaast zoekt de provincie nieuwe manieren van samenwerking waardoor de uitvoeringskwaliteit van restauraties en archeologie wordt vergroot
Situatie plangebied
Dit plan ziet op het aanpassen van de milieucategorieën in en rondom Rijnpark. Dit plan maakt geen nieuwe bebouwing, verharding of graafwerkzaamheden mogelijk. Er wordt voldaan aan het beleid.
Gemeentelijk beleid
Archeologische verwachtingenkaart
Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen in de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor deze vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie. Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingenkaart voor heel Arnhem. De verwachtingenkaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen worden.
Conform de Erfgoedverordening geldt afhankelijk van de oppervlakte en diepte van grondroerende werkzaamheden archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. Gebieden die reeds onderzocht zijn en/of zijn vrijgegeven, zijn vrijgesteld van onderzoek. Aan het archeologische beleid dat in de verordening is verankerd, ligt de archeologische maatregelenkaart als basis.
Situatie plangebied
Dit plan ziet op het aanpassen van de milieucategorieën in en rondom Rijnpark. Dit plan maakt geen nieuwe bebouwing, verharding of graafwerkzaamheden mogelijk. Er wordt voldaan aan het beleid.
Omgevingsvisie Arnhem 2040
Eén van de grote thema's uit de Arnhems Omgevingsvisie 2040 gaat over het zorgen voor een aantrekkelijke, gezond, klimaatadaptief en groen woon- en leefmilieu voor mens en dier. Ondanks de inspanningen om de opwarming van de aarde te beperken, krijgen we te maken met de effecten van klimaatverandering. Meer en extremere regenbuien vragen om een andere inrichting van de stad. Meer hittegolven zullen leiden tot meer sterfgevallen onder ouderen en een minder aangenaam verblijfsklimaat in onze binnensteden.
We zorgen voor meer koelte in de stad. We willen zoveel mogelijk voorkomen dat onze inwoners, en vooral de kwetsbare Arnhemmers, negatieve gezondheidseffecten ondervinden van de hoge temperaturen. Het gaat dan om de situatie binnen- en buitenshuis. We zorgen voor goede groeiplaatsen voor bomen zodat deze straks beschikken over een fraaie kroon die veel schaduw en verkoeling biedt. Bij hitte-eilanden, zoals bedrijventerreinen, de binnenstad, oudere wijken en Kronenburg, moeten stadsbomen, groene pleinen, daken en gevels de oplopende temperaturen tijdens de zomer reduceren. Daarom realiseren we het koele netwerk van schaduwroutes en koele plekken. Daarnaast stimuleren we eigenaren en gebruikers om hun eigen tuinen en erven verder te vergroenen.
Strategie Klimaatadaptatie Arnhem 2020-2030
In de strategie klimaatadaptatie Arnhem 2020-20240 (vastgesteld januari 2021) is vastgelegd wat Arnhem de komende 10 jaar moet doen om onze stad klimaatadaptief te maken.
De verdichtingsopgave combineren met klimaatadaptatie.
Arnhem kent een grote verdichtingsopgave; de komende jaren zullen er veel woningen bijgebouwd worden. Naast wonen, vragen ook werken en mobiliteit (met name fiets en OV) om (verharde) ruimte in onze stad. De verdichtingsopgave staat daarom op gespannen voet met opgaven op het gebied van klimaatadaptatie. Verdichting vraagt om meer bebouwing en meer verharding terwijl voor klimaatadaptatie juist meer groen en onverharde ruimte nodig is. De meest uitdagende ambitie is daarom om beide opgaven op een slimme manier te combineren.
Dit is alleen mogelijk door de verdichting zeer zorgvuldig uit te voeren en strenge voorwaarden te stellen aan uitbreiding en aanpassing van de bebouwing en de bijbehorende buitenruimte. Daarbij is overigens ook het binnenmilieu belangrijk. Behalve om integrale en innovatieve plannen vraagt dit om compenserende maatregelen op, aan en in de directe omgeving van de bebouwing. Bijvoorbeeld door vergroening, materiaalkeuze, verkoeling en opslag / hergebruik van hemelwater.
Speerpunten zijn
Negatieve effecten van hitte tegen gaan
Het is de ambitie om de negatieve effecten van vooral langdurige hitte zoveel mogelijk tegen te gaan. Dan gaat het om de effecten op mensen (gevoelstemperatuur, gezondheid en welbevinden) én om de effecten op techniek en infrastructuur.
Wat betreft de effecten op mensen zoveel mogelijk voorkomen dan kwetsbare Arnhemmers negatieve gezondheidseffecten ondervinden van de hoge temperaturen Het gaat dan om de situatie binnen- en buitenshuis. Speciale aandacht gaat daarom uit naar kinderopvanglocaties, verzorgingstehuizen, zelfstandig wonende senioren, chronisch zieken en gehandicapten. De risico's die zitten aan de gevolgen van hitte op de infrastructuur en technische installaties moeten nog beter in beeld gebracht worden en waar nodig dienen daarvoor dan gerichte maatregelen genomen te worden.
![]() |
Belangrijk is om op een duurzame manier opwarming of zelfs hittestress in het plangebied en in de gebouwen te voorkomen. Daarvoor is de volgende voorkeursvolgorde van belang:
Om invulling te geven aan de eerst 2 stappen kan gedacht worden aan de volgende maatregelen. Deze voorkomen niet alleen hittestress en verhogen comfort, maar besparen ook energie.
- Het planten van bomen voor verdamping én schaduw;
- Het creëren van schaduw door schaduwdoeken, parasols en dergelijke;
- Alleen verharden waar echt nodig en dan bij voorkeur waterdoorlatende verharding;
- Positionering van het gebouw ten opzichte van de zon,
- Geen grote glazen oppervlakken op de zuidelijke en zuidwestelijk gevel;
- Voorkom zoninstraling in de zomer door bijvoorbeeld toepassing van overstekken of externe zonwering.
- De keuze in materialen en kleurgebruik bepaald in grote mate de hoeveelheid warmte die in de muren van het gebouw wordt opgeslagen, dan wel wordt weerkaatst (het gebruik van een lichte kleur en houten materiaal zorgt voor meer warmteweerkaatsing dan een donkere kleur en beton en daarmee voor minder opwarming);.
Een lijst van verschillende maatregelen die hitte in gebouwen voorkomen staat in de handreiking hitte in bestaande woningen.
Situatie plangebied
Dit plan ziet op het aanpassen van de milieucategorieën in en rondom Rijnpark. Dit plan maakt geen nieuwe bebouwing, verharding of graafwerkzaamheden mogelijk. Er wordt voldaan aan het beleid.
New energy made in Arnhem 2020 - 2030
Het gemeentelijke beleid op het gebied van energie is vastgelegd in het 'Programmaplan New energy made in Arnhem 2020 - 2030' (vastgesteld door de raad op 29 januari 2020).
Arnhem wil een actieve regierol innemen bij de energietransitie in de wijken. De uitgangspunten en aanpak zijn vastgesteld in 'De Arnhemse aanpak van de wijkgerichte energietransitie' (vastgesteld op 17 april 2019). Twee belangrijke uitgangspunten uit dit beleidskader voor deze ontwikkeling zijn:
Ruimte bieden voor Arnhemse innovaties
In het programma NemiA 2020-2030 is ook aandacht voor energie innovaties. Waar in de komende jaren gewerkt wordt aan de gebouwde omgeving vragen wij om, waar mogelijk, (Arnhemse) innovatieve bedrijven mee te laten denken en mee te doen.
Tempertuurregim vereiste - TVW
Bij nieuwbouw wordt alleen LT- verwarming (lage temperatuur verwarming) toegestaan. Collectief dan wel individueel. Hieronder verstaan we: 35 tot 50 graden Celsius. Deze vereiste is in de Transitievisie Warmte opgenomen die op 17 februari 2022 is vastgesteld door de gemeenteraad.
Onderzoek naar mogelijkheden omgeving aardgasvrij maken - TVW
Voor wat betreft de warmteoplossing vragen wij de initiatiefnemer verder te gaan dan alleen hun eigen ontwikkeling en onderzoek te doen naar de mogelijkheden om een deel van de omliggende gebouwde omgeving tevens van het aardgas af te halen. Het doel is om het momentum van de ruimtelijke ontwikkeling te benutten om ook (een deel van de) omliggende bestaande bebouwing van het aardgas af te halen. Dit loopt vooruit op de integrale benadering vanuit de omgevingswet. Deze doelstelling is vastgelegd in de Transitievisie Warmte opgenomen die op 17 februari 2022 is vastgesteld door de gemeenteraad.
Energievisie
Arnhem verplicht ontwikkelaars tot opstellen van een energievisie bij nieuwbouw van meer dan 50 woningequivalenten, vanuit het programma NemiA 2020-2030. Klimaatneutraliteit is hierbij het streven.
Met behulp van een energievisie kan een geschikte combinatie van energieconcepten gekozen worden. De energievisie brengt verschillende energieopties voor het besluit-gebied in beeld en beschrijft de consequenties daarvan. De visie kan uitgebreid worden tot een duurzaamheidsvisie door bijvoorbeeld ook thema's als duurzaam bouwen, afval, groen, water, mobiliteit en openbare ruimte mee te nemen.
Netcongestie blijft in de voorzienbare toekomst een probleem. Duurzaam betbewust bouwen, in combinatie met een reeks maatregelen die de netbeheerders nemen, zorgen ervoor dat woningbouw waarschijnlijk kan doorgaan als gepland. Daarom vraagt gemeente Arnhem met klem aan elke ontwikkeling om zo duurzaam netbewust mogelijk te bouwen. Dat kan door het toepassen van de Trias Energetica +, zie hieronder.
Situatie plangebied
Dit plan ziet op het aanpassen van de milieucategorieën in en rondom Rijnpark. Dit plan maakt geen nieuwe bebouwing, verharding of graafwerkzaamheden mogelijk. Er wordt voldaan aan het beleid.
Wat is circulaire economie?
Het grootste deel van de broeikasgassen (zoals CO2) die wij als mens uitstoten voort uit het winnen, vervoeren en verwerken van grondstoffen tot producten. De bouw alleen al zorgt in Nederland voor zo'n 11 % van de totale CO2 uitstoot. Ook veroorzaakt de winning van grondstoffen, en de productie en transport van producten voor enorme ecologische en sociale schade wereldwijd. Een transitie naar een circulaire economie kan deze impact verkleinen.
Doel van de circulaire economie
Het bereiken van een circulaire economie is een middel, geen doel op zich. Het achterliggende doel van een circulaire economie is het verminderen van de primaire niet-hernieuwbare grondstoffenvraag en het verlagen van de milieu-impact van materialen, inclusief CO2-uitstoot. Het bereiken van deze doelen staat centraal.
Een circulaire economie is een ideaalbeeld van een samenleving waarin we veel minder grondstoffen, materialen en producten gebruiken en de grondstoffen die we tóch nodig hebben, op een veel duurzamere manier gebruiken. Dit doen we bijvoorbeeld door producten en materialen keer op keer her te gebruiken of door meer natuurlijke (biobased) materialen toe te passen. In een perfecte circulaire economie is er eigenlijk geen afval meer. Alle circulaire strategieën zijn weergegeven in onderstaande afbeelding, waarbij optie R1 (refuse & rethink) het meest circulair is, en optie R6 (recover) het minst.
In algemene zin hanteren we bij circulair bouwen de volgende uitgangspunten, gebaseerd op de 'R-ladder':
We verminderen het materiaal & grondstoffengebruik, bijvoorbeeld door verdichting en renovatie i.p.v. sloop en nieuwbouw (R1 & R2)
Als we tóch gaan bouwen/slopen: het vergroten van het aandeel hergebruikte en gerecyclede materialen, in plaats van nieuwe materialen (R3, R4, R5).
Wanneer er tóch nieuwe materialen nodig zijn: het inzetten op hernieuwbare, biobased materialen met weinig milieu-impact zoals hout. Deze biobased materialen zitten niet in de R-ladder, maar beschouwen we wel als wenselijk als ze bijdragen aan onze circulaire doelen.
We ontwerpen toekomstbestendig: zorg ervoor dat een gebouw 'adaptief' is, wat betekent dat gebouwfuncties makkelijk kunnen wisselen en een gebouw langer meegaat. Zorg er ook voor dat componenten in de toekomst kunnen worden gedemonteerd zodat ze opnieuw te gebruiken zijn (losmaakbaarheid) en zorg dat er materiaalpaspoorten en/of een gebouwpaspoort is waardoor informatie hierover te ontsluiten is in de (verre) toekomst.
Dit zijn allemaal middelen tot het verminderen van de primaire grondstoffenvraag van de bouw en het verlagen van de milieuprestatie gebouw (MPG), inclusief CO2-uitstoot. Het bereiken van deze doelen staat centraal.
Vastgesteld beleid Arnhem
In de woondeal Arnhem-Nijmegen 2.0 van 2023, die wij als Arnhem ondertekend hebben, staat: 'Verduurzamen en toekomstbestendig maken van de bouwsector en vermindering van bouwkosten, doordat circulair en conceptueel bouwen de norm is bij woningbouw. Zo dragen we bij aan de reductie van 55% tot 60% CO2-uitstoot (Paris-proof), 50% primaire grondstoffen en 50% uitstoot van stikstof in 2030.
17. Partijen werken in nauwe samenwerking met de woningcorporaties en de werkorganisaties Citydeal conceptueel en circulair bouwen en Cirkelstad aan een regionaal programma 'Circulair en conceptueel bouwen'. Dit programma bevat concrete 'bouwstenen' die bijdragen aan het versnellen en opschalen van de transitie naar circulair en conceptueel bouwen.
De regio spant zich in om in 2025 minimaal 25% en in 2030 minimaal 50% van het aantal woningen industrieel te laten bouwen. En om in 2025 minimaal 25% en in 2030 minimaal 50% minder primaire grondstoffen in projecten te gebruiken. Deze verschuiving leidt onder meer tot een betere betaalbaarheid, kortere bouwtijd, minder stikstofuitstoot op de bouwplaats en een betere milieuprestatie.'
De gemeente Arnhem heeft de circulair bouwdoelstellingen uit de woondeal overgenomen in verschillende door de gemeenteraad vastgestelde documenten:
Visie Circulair Arnhem
Omgevingsvisie
Woonvisie (vastgesteld door college, moet nog door de raad)
Toelichting teksten circulair voor Arnhemse projecten:
De circulaire percentages, die ook al in de 'oude' woondeal van 4 maart 2020 staan, hebben we als volgt concreet gemaakt:
Het uitgangspunt “minimaal 25% circulair bouwen” is van toepassing op de harde plancapaciteit van 4 maart 2020 of later: ruimtelijke projecten waarvoor op of na deze datum reeds een bestemmingsplan is vastgesteld, een anterieure of ontwikkelovereenkomst is afgesloten, door de gemeente of marktpartij reeds een tender is gestart.
Indien er sprake is van harde plancapaciteit op 3 maart 2020 of eerder, dan is het uitgangspunt “minimaal 10% circulair bouwen” van toepassing.
Voor harde plancapaciteit van 1 januari 2025 of later is het uitgangspunt “minimaal 50% circulair bouwen” van toepassing.
Het percentage circulaire bouwmaterialen toetsen we in de eenheid kilogram (kg). We hebben de circulaire impactladder beschikbaar voor het toetsen van het percentage circulariteit in projecten en we sluiten aan op Het Nieuwe Normaal, de nationale standaard voor circulair bouwen. Hiermee meten we op in ieder geval de volgende 4 onderdelen. Deze impactladder maakt het mogelijk de mate van circulariteit in een woningbouwplan te meten op 4 onderdelen:
Wettelijk kader
Het wettelijk kader voor circulair bouwen betreft het Bouwbesluit. Hierin staat dat er een 'MPG' (milieuprestatie gebouw') moet worden berekend. Deze MPG staat momenteel echter op 0,80 terwijl het marktgemiddelde al op 0,60/0,70 zit (hoe lager hoe 'duurzamer'). Dit berekent dat er geen positieve prikkel vanuit gaat op dit moment. Er is wel voorzien dat de MPG vanaf 2025 verscherpt wordt naar 0,50. Hier moeten we ons dus in feite al aan houden in nieuwe bouwprojecten. Echter zitten er ook verscheidene methodologische problemen in de MPG. Om deze reden is het belangrijk ook op lokaal niveau te sturen op onze circulaire doelen.
Toelichting percentage circulariteit Woondeal:
De circulaire percentages, die ook al in de 'oude' woondeal van 4 maart 2020 staan, hebben we als volgt concreet gemaakt in Arnhem:
Het uitgangspunt “minimaal 25% circulair bouwen” is van toepassing op de harde plancapaciteit van 4 maart 2020 of later: ruimtelijke projecten waarvoor op of na deze datum reeds een bestemmingsplan is vastgesteld, een anterieure of ontwikkelovereenkomst is afgesloten, door de gemeente of marktpartij reeds een tender is gestart.
Indien er sprake is van harde plancapaciteit op 3 maart 2020 of eerder, dan is het uitgangspunt “minimaal 10% circulair bouwen” van toepassing.
Voor projecten die worden vastgesteld tussen 2025 en 2030 is 25 % circulariteit het minimum, en werken we toe naar 50 % circulair bouwen in 2030.
Het percentage circulaire bouwmaterialen toetsen we in de eenheid kilogram (kg). We hebben de circulaire impactladder beschikbaar voor het toetsen van het percentage circulariteit in projecten. Deze impactladder maakt het mogelijk de mate van circulariteit in een woningbouwplan te meten op 4 onderdelen:
Toelichting Paris Proof
In toevoeging op de circulaire percentages hebben we ons met de Woondeal 2.0 ook gecommitteerd aan het 'paris-proof' bouwen. Dit betekent dat we zodanig bouwen dat de bouwsector haar maximale CO2-uitstoot (CO2-budget) om binnen de maximale 1,5 graden opwarming te blijven, niet overschrijdt. Om hiervoor te zorgen is er een maximale CO2-impact voor de materialen die we gebruiken. Qua milieu-impact van materialen volgt de gemeente Arnhem de criteria die worden gesteld in de meest recente versie van Het Nieuwe Normaal.
Situatie plangebied
Dit plan ziet op het aanpassen van de milieucategorieën in en rondom Rijnpark. Dit plan maakt geen nieuwe bebouwing, verharding of graafwerkzaamheden mogelijk. Er wordt voldaan aan het beleid.
In het plan bevinden zich een ondergrondse hoogspanningsleiding, gasleiding en een brandstofleiding. Deze zijn beschermd, waarbij wordt voldaan uit de voorwaarden uit het Bkl. Dit is beschreven in paragraaf 5.4.4 Omgevingsveiligheid.
In het omgevingsplan legt de gemeente vast welke functies waar mogelijk zijn en welke activiteiten binnen die functies ontplooid kunnen worden. Het gaat niet alleen om het gebruik van de grond, maar ook over de bouwmogelijkheden. De regels in het omgevingsplan gelden voor iedereen, dus voor inwoners, bedrijven, maatschappelijke instanties en de gemeente Arnhem zelf.
In hoofdstuk 2 en 3 zijn we ingegaan op de opgaven voor het plangebied en de strategie die we voeren om onze doelen te bereiken. In dit hoofdstuk leggen we uit hoe de regels in dit omgevingsplan bijdragen aan het verwezenlijken van die doelen. De regels in dit omgevingsplan zijn gebiedsgericht. Dat betekent dat regels per locatie kunnen verschillen en uitsluitend gelezen kunnen worden in combinatie met de digitale plankaart.
Dit omgevingsplan richt zich op het aanpassen van de milieucategorieën in en rondom Rijnpark.
Net zoals nu voorheen bestemmingsplannen, is ook de digitale versie van het omgevingsplan leidend. Omdat het omgevingsplan veel meer regels omvat dan een oud bestemmingsplan is de systematiek met bestemmingen ontoereikend om de veelheid aan regelingen op een gebruiksvriendelijke manier te ontsluiten. In de systematiek van het omgevingsplan wordt daarom niet langer de bestemming centraal gesteld maar de activiteiten die je wil verrichten op een bepaald adres. Door je locatie te koppelen aan de gewenste activiteit: bijvoorbeeld 'bouwen' laat het digitale omgevingsplan straks uitsluitend de regels zien die op die locatie gelden voor die activiteit.
De voormalige bestemmingen zoals Groen, Kantoor of Verkeer noemen we nu functies. Het gaat hier om duidelijk herkenbare hoofdfuncties die voorkomen in de stad en dominant zijn in een bepaald gebied. Onder deze functies hangen de zogenaamde activiteiten. Dit zijn de verschillende meer gedetailleerde gebruiks- en bouwmogelijkheden binnen die functie. Deze nieuwe manier van raadpleging betekent dat de regels in dit omgevingsplan niet langer gekoppeld zijn aan bestemmingen, maar aan functies en activiteiten.
De regels zijn onderverdeeld in 9 hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de inleidende regels. Deze regels bevatten de begripsbepalingen en wijze van meten. Het tweede hoofdstuk bevat de bepalingen over de Functies en het derde hoofdstuk over de Waarden. Hoofdstuk 4 bevat de bepalingen over activiteiten en hoofdstuk 5 bevat de bepalingen over bouwen, werken en werkzaamheden. Hoofdstuk 6 bevat de bepalingen over omgevingsnormen. Hoofdstuk 7 bevat de bepalingen over omgevingsplanactiviteiten. Hoofdstuk 8 bevat algemene regels die voor het hele plangebied gelden.Tenslotte bevat hoofdstuk 9 de overgangs- en slotregels.
Dit plan is een TAM-omgevingsplan en anticipeert voor een deel alvast op de nieuwe systematiek van het omgevingsplan zoals die vorm gaat krijgen onder de Omgevingswet. Groot verschil met de huidige bestemmingsplannen is dat in het omgevingsplan de plankaart met bestemmingen niet langer centraal staan. Reden is dat er zoveel regels in het omgevingsplan samenkomen dat een heldere en leesbare plankaart met legenda niet meer mogelijk is.
Regels zoeken via het adres in plaats van via de bestemming
Om straks relatief eenvoudig de informatie uit een omgevingsplan te ontsluiten wordt onder de Omgevingswet het invullen van het adres straks de norm. Aan de hand van het adres worden alle regels getoond die ter plaatse gelden. Daarnaast komt er een mogelijkheid om uitsluitend de regels te zien die voor een bepaalde activiteit van toepassing zijn, zoals bijvoorbeeld de regels voor het bouwen van een bijgebouw, het slopen van een bouwwerk of het kappen van een boom.
Het Omgevingsloket is straks de digitale ingang voor het omgevingsplan en vervangt straks het huidige ruimtelijkeplannen.nl. Het Omgevingsloket is te vinden via https://omgevingswet.overheid.nl/regels-op-de-kaart/.
Functies
Onder de Omgevingswet wordt niet langer gesproken over bestemmen, maar over het toedelen van functies aan locaties. Dit doen we in Arnhem door onderscheid te maken in de verschillende functionele gebieden die Arnhem rijk is. Het gebiedstype wordt bepaald door de dominante functie in een bepaald gebied. Zo vallen woningen bijvoorbeeld onder de functie Woongebied, winkelcentra onder de functie Centrumgebied, straten en pleinen onder de functie Openbaar gebied. De functies hebben vooral een structurerende werking en maken de plankaart (verbeelding) leesbaar. Onder de functies zijn de doelstellingen voor het gebied opgenomen waarmee een koppeling wordt gelegd tussen het beleid en de planologische regelingen. Deze doelstellingen zijn op hoofdlijnen kaderstellend. De planologische rechten en verplichtingen volgen uit de op de verbeelding aangegeven activiteiten en de met die activiteiten corresponderende planregels.
Activiteiten
De regels ten aanzien van de bouw- en gebruiksmogelijkheden die nu onderdeel uit maken van een bestemming hebben we uitgesplitst in verschillende activiteiten (onder andere bouwen, wonen, aanleggen). Iedere activiteit heeft daarmee een eigen regeling met werkingsgebied. Op een locatie kunnen verschillende activiteiten van toepassing zijn: bouwen, wonen, detailhandel et cetera. Dit betekent dat je in dit Omgevingsplan per adres uitsluitend de regels ziet die op dat gebied van toepassing zijn. Het is tevens mogelijk om je zoekfunctie verder te verfijnen door alleen de regels te laten zien die op een bepaalde activiteit van toepassing zijn. In tegenstelling tot de functies gaat onder de inhoud van de regels die onder een activiteit vallen een rechtstreeks juridische werking uit.
Waarden
In dit omgevingsplan vervallen de termen dubbelbestemming en gebiedsaanduiding. Hieronder vielen voorheen de objecten en gebieden die nadere bescherming nodig hebben (denk aan een monument of een archeologisch waardevol gebied). In het omgevingsplan noemen we deze objecten en gebieden 'Waarden'. Van deze 'Waarden' gaat vaak een bepaalde beperking uit, bijvoorbeeld een instandhoudings of onderzoeksverplichting of een verbod.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 van het omgevingsplan bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
Hoofdstuk 2 bevat de regels over de functies. Per functie wordt het doeleinde van de betreffende functie aangegeven en welke activiteiten en functies ter plaatse zijn toegestaan. Het aangeven van de functies op de verbeelding geeft een duidelijk beeld van de indeling van de stad. Hierbij sluiten we aan bij de legenda van de Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2012.
Hoofdstuk 3 bevat de regels over waarden. Deze regels moeten in samenhang worden gelezen met Hoofdstuk 5 Bouwen en Hoofdstuk 7 Omgevingsplanactiviteiten.
Hoofdstuk 4 bevat de regels over de activiteiten. De activiteitenregels moeten in samenhang worden gelezen met de verbeelding. Op de verbeelding staat aangegeven welke activiteit waar is toegestaan.
Hoofdstuk 5 bevat de regels over bouwen. Onder de Omgevingswet geldt een andere systematiek voor bouwen dan onder de oude wetgeving. De Omgevingswet maakt namelijk onderscheid tussen een technisch en een ruimtelijk deel. Dat levert twee activiteiten op:
De technische bouwactiviteit gaat over de toets van een aanvraag aan de regels voor de technische bouwkwaliteit uit het Besluit bouwwerken leefomgeving. Bijvoorbeeld de constructieve veiligheid van een bouwwerk. Voor de technische bouwactiviteit wordt dus niet getoetst aan het omgevingsplan. Het Rijk heeft vergunningplichtige en meldingsplichtige technische bouwactiviteiten aangewezen.
Het ruimtelijk deel van de bouwactiviteit, de omgevingsplanactiviteit, gaat over de toets van de aanvraag aan de regels voor de fysieke leefomgeving. Voorbeelden zijn de bouwhoogte en het bebouwingspercentage. Deze regels staan in het omgevingsplan. In het omgevingsplan staat ook in welke gevallen het ruimtelijk bouwen vergunningsplichtig is. Deze bepaling staat niet in dit TAM-Omgevingsplan maar in hoofdstuk 22 van het gemeentebrede omgevingsplan (we noemen dit de bruidsschat). Deze vergunning wordt alleen verleend indien aan de voorwaarden uit het omgevingsplan wordt voldaan.
De bouwregels in dit omgevingsplan gelden dan als beoordelingsregels voor het bouwen. Deze regels moeten in samenhang met elkaar worden gelezen. Het uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen
In Artikel 55 Algemene bouwregels zijn de algemene bouwregels opgenomen zoals de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak en de uitleg van het bebouwingspercentage. Deze regel is van toepassing op het gehele plangebied. De overige regels zijn locatiespecifiek.
Hoofdstuk 6 bevat de omgevingsnormen. Hierin zijn regels over het maximaal aantal woningen opgenomen en het totale bruto vloer oppervlak (met andere woorden de omvang) die mogelijk wordt gemaakt in dit plan.
Hoofdstuk 7 bevat de omgevingsplanactiviteiten. Alleen met een omgevingsvergunning zijn deze activiteiten toegestaan.
Hoofdstuk Hoofdstuk 8 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
In Hoofdstuk 9 staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.
In het plangebied onderscheiden we de volgende functies:
Wat is het doel van de functie?
De functie 'Bedrijf' is gericht op het uitoefenen van het mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen van de in het plangebied bestaande en toekomstige bedrijven
Waar geldt de functie?
Het grootste gedeelte van het plangebied kent de functie bedrijfsgebied.
Wat is het doel van deze functie?
Binnen deze functie is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, speelvelden) aan te leggen en in stand te houden. Daarnaast zijn tevens waterlopen en waterpartijen mogelijk.
Waar geldt deze functie?
Deze functie geldt voor in ieder geval voor de groenvoorzieningen in de stad die opgenomen zijn in de Groenvisie Arnhem 2017-2035. De functie geldt niet voor solitaire bomen en andere kleinere groenvoorzieningen zoals bloembakken en geveltuinen.
Wat is het doel van deze functie?
De functie 'Nutsvoorziening' omvat de aanwezige nutsvoorziening en is gericht op voorziening ten behoeve van het openbare nut
Waar geldt deze functie?
Deze functie geldt ter plaatse van de in het plangebied aanwezige nutsvoorzieningen.
Wat is het doel van deze functie?
De functie 'Openbaar gebied' omvat de infrastructurele voorzieningen in het verkeersluwe, op verblijf gerichte gedeelte plangebied zoals woonstraten, pleinen, voetgangersgebieden en parkeervoorzieningen.
Waar geldt deze functie?
Deze functie geldt ter plaatse van de infrastructuur waar auto's mogen komen. In het plangebied gaat het om alle openbare wegen.
Wat is het doel van deze functie?
Het water in het plangebied heeft een niet alleen een belangrijke waterhuishoudkundige functie maar draagt ook bij aan het verminderen van hittestress en het verhogen van de aantrekkelijkheid van de gebied.
Waar geldt deze functie?
Deze functie ligt de rivier de Nederijn.
Wat is het doel van de functie?
De functie 'Parkgebied' is een zwaardere functie dan Groen omdat hieraan een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is gekoppeld. Dat betekent dat binnen de functie een omgevingsvergunning noodzakelijk is om bepaalde werkzaamheden uit te voeren zoals het aanleggen van verharding en het kappen van bomen. Binnen de functie 'Groen-Landschap en Park' is geen bebouwing toegestaan. Afwijking is wel mogelijk indien kan worden aangetoond dat de bebouwing geen afbreuk doet aan het park. Het gaat dan om bebouwing die past binnen de functie (zoals speeltoestellen) waarbij een maximumbouwhoogte geldt van 4 meter.
Waar geldt deze functie?
In de Groenvisie 2017-2035 is het groen-blauwe raamwerk op stadsniveau vastgelegd. Onder het stadsgroen vallen de gebieden die een landschappelijke, cultuurhistorische, ecologische of recreatieve functie hebben en zijn bestemd als 'Parkgebied'.
Wat is het doel van deze waarde?
Binnen het plangebied is een afschermingslaag aanwezig ter voorkoming van verspreiding en ter afscherming van aanwezige bodemverontreiniging.
Waar geldt deze waarde?
Deze waarde geldt op de locatie waar de afschermingslaag in de bodem ligt.
Welke activiteiten zijn er binnen deze waarde mogelijk?
De (bouw)activiteiten die zijn toegestaan, kunnen worden ontplooid zolang deze niet leiden tot een aantasting van de afschermingslaag.
Wat is het doel van deze waarde?
Binnen het plangebied is een betoniet-cementwand aanwezig ter voorkoming van de verspreiding van aanwezige bodemverontreiniging.
Waar geldt deze waarde?
Deze waarde geldt op de locatie waar de betoniet-cementwand in de bodem ligt.
Welke activiteiten zijn er binnen deze waarde mogelijk?
De (bouw)activiteiten die zijn toegestaan, kunnen worden ontplooid zolang deze niet leiden tot een aantasting van de betoniet-cementwand.
Wat is het doel van deze waarde?
Binnen het plangebied is een brandstofleiding aanwezig. Ter bescherming van deze leiding gelden er beschermende regels.
Waar geldt deze waarde?
Deze waarde geldt op de locatie waar de brandstofleiding in de bodem ligt.
Welke activiteiten zijn er binnen deze waarde mogelijk?
De (bouw)activiteiten die zijn toegestaan, kunnen worden ontplooid zolang deze niet leiden tot een aantasting van de brandstofleiding.
Wat is het doel van deze waarde?
Binnen het plangebied is een gasleiding aanwezig. Ter bescherming van deze leiding gelden er beschermende regels.
Waar geldt deze waarde?
Deze waarde geldt op de locatie waar de gasleiding in de bodem ligt.
Welke activiteiten zijn er binnen deze waarde mogelijk?
De (bouw)activiteiten die zijn toegestaan, kunnen worden ontplooid zolang deze niet leiden tot een aantasting van de gasleiding.
Wat is het doel van deze waarde?
Binnen het plangebied is een ondergrondse hoogspanningsleiding aanwezig. Ter bescherming van deze leiding gelden er beschermende regels.
Waar geldt deze waarde?
Deze waarde geldt op de locatie waar de hoogspanningsleiding in de bodem ligt.
Welke activiteiten zijn er binnen deze waarde mogelijk?
De (bouw)activiteiten die zijn toegestaan, kunnen worden ontplooid zolang deze niet leiden tot een aantasting van de hoogspanning.
Wat is het doel van deze waarde?
Binnen het plangebied zijn karakteristieke gebouwen aanwezig. Ter bescherming van deze gebouwen gelden er beschermende regels.
Waar geldt deze waarde?
Deze waarde geldt op de locatie waar de karakteristieke gebouwen staan.
Welke activiteiten zijn er binnen deze waarde mogelijk?
De (bouw)activiteiten die zijn toegestaan, kunnen worden ontplooid. De gebouwen mogen niet zonder vergunning worden gesloopt
Wat is het doel van deze waarde?
Binnen het plangebied zijn enkele beschermingswaarde groenstructuren aanwezig. Ter bescherming van deze gebouwen gelden er beschermende regels.
Waar geldt deze waarde?
Deze waarde geldt op de locatie waar de er beschermingswaardige groenstruturen aanwezig zijn.
Welke activiteiten zijn er binnen deze waarde mogelijk?
Een aantal werken en of werkzaamheden mogen niet zonder omgevingsvergunning worden uitgevoerd.
Wat is het doel van deze waarde?
Voor een goed functioneren van het rioolstelsel in onze stad geldt er voor de grotere rioolleidingen beschermende regels.
Waar geldt deze waarde?
Deze waarde geldt voor alleen voor de hoofdriolering.
Welke activiteiten zijn er binnen deze waarde mogelijk?
De waarde Riool is altijd gekoppeld aan een gebruiksfunctie. De (bouw)activiteiten die binnen deze functie zijn toegestaan, kunnen worden ontplooid zolang deze niet kan leiden tot een aantasting van het riool.
Wat is het doel van deze waarde?
Binnen het plangebied is een waterkering aanwezig. Ter bescherming van deze leiding gelden er beschermende regels.
Waar geldt deze waarde?
Deze waarde geldt op de locatie waar de waterkering aanwezig is.
Welke activiteiten zijn er binnen deze waarde mogelijk?
De (bouw)activiteiten die zijn toegestaan, kunnen worden ontplooid zolang deze niet leiden tot een aantasting van de waterkering.
Wat is het doel van deze waarde?
Binnen het plangebied is een de rivier de Nederrijn aanwezig. Ter bescherming van de waterstaatkundige functie gelden er beschermende regels.
Waar geldt deze waarde?
Deze waarde geldt op de locatie waar de rivier aanwezig is.
Welke activiteiten zijn er binnen deze waarde mogelijk?
De (bouw)activiteiten die zijn toegestaan, kunnen worden ontplooid zolang deze niet leiden tot een aantasting van de waterstaatkundige functie.
Het wijzigingen van het omgevingsplan past binnen de werkzaamheden en activiteiten zoals deze zijn opgenomen en begroot in de gebiedsexploitatie Spoorzone Arnhem Oost.
De wijziging van het omgevingsplan voor het aanpassen van de milieucategorieën zorgt voor een beperking van de gebruiksmogelijkheden. Bedrijven met een hoge milieubelasting zijn straks niet meer mogelijk. Dit kan leiden tot nadeelcompensatie (voorheen planschade). De inschatting is dat het nadeel beperkt is omdat de hoogste waarde van de grond gehaald wordt door de bedrijven die juist in een lagere milieucategorie vallen. Deze bedrijven blijven toegestaan. De eventuele nadeelcompensatie is deels meegenomen in de gebiedsexploitatie Spoorzone Arnhem Oost. Voor de delen waar dit niet het geval is, zullen geen onomkeerbare besluiten genomen worden zonder dat hiervoor rekening mee is gehouden in de begroting.
Op grond van artikel 10.2 van het Omgevingsbesluit wordt bij het vaststellen van een omgevingsplan aangegeven hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn. Daarbij moet worden aangegeven op welke wijze invulling is gegeven aan het toepassen van eventueel gemeentelijk participatiebeleid.
Alle bedrijven, grond- en vastgoedeigenaren op en rondom Rijnpark zijn per brief uitgenodigd voor een informatiebijeenkomst. Bij de uitnodiging was een toelichting op de plannen bijgevoegd. Er is aan bedrijven en vastgoedeigenaren de mogelijkheid geboden voor een indivdueel gesprek. Met een aantal bedrijven is individeel gesproken.
Op 5 maart 2024 is (onverplicht) de 'Notitie Reikwijdte en Detailniveau MER Rijnpark' (NRD), met onderzoeksopzet voor het MER, door het college vastgesteld. Daarbij is de kennisgeving start mer-procedure Rijnpark gepubliceerd. Eenieder is in de gelegenheid gesteld om op de NRD te reageren. Op 3 juli 2024 heeft het college de reactienota NRD, met beantwoording van de reacties, en tegelijkertijd met de gebiedsvisie Rijnpark, vastgesteld.
Op 20 december 2023 heeft de gemeenteraad een voorbereidingsbesluit genomen voor gebieden in en rondom Rijnpark. Het voorbereidingsbesluit is 21 december 2023 gepubliceerd en toegelicht aan de direct belanghebbenden in de vorm van een brief. Er zijn drie inloopspreekuren gehouden om vragen te beantwoorden en toelichting te geven. Daarnaast zijn op 21 december belrondes georganiseerd: de bedrijven die het betreft, zijn gebeld, enerzijds om te checken of de informatiebrief was ontvangen, anderzijds om gelegenheid te geven vragen te stellen.
Over de concept-aanpassingen m.b.t. de aanpassingen van de planologische milieucategorieën en de wijziging van de geluidgezoneerd industrieterrein, zijn de relevante bedrijven en vastgoedeigenaren geïnformeerd en geraadpleegd. Op vrijdag 15 november 2024 via een brief, op 28 november 2024 en 9 december 2024 door middel van een informatiebijeenkomst en met verschillende bedrijven in de vorm van één-op-één gesprekken met bedrijven en vastgoedeigenaren naar aanleiding van de brief en de bijeenkomst.
Verder zijn alle ondernemers in en rond Rijnpark uitgenodigd voor Infofest 1 (1 juli 2023) en Infofest 2 (29 augustus 2024), is er vanaf 17 oktober 2024 wekelijks een inloopspreekuur Rijnpark en is eind oktober 2024 de eerste nieuwsbrief Rijnpark verzonden aan mensen en/of bedrijven die zich daarvoor hebben aangemeld.
In het kader van vooroverleg is het TAM-omgevingsplan aan de volgende partijen voorgelegd:
Waterschap Rijn en IJssel
Het waterschap heeft gereageerd op het plan. De waterparagraaf is aangepast.
Gasunie
De Gasunie heeft gereageerd op het plan. De regels zijn aangepast.
Tennet
Tennet heeft gereageerd op het plan. De regels zijn aangepast.
ProRail en NS
In overleg met ProRail en NS is besloten om Arnhem Goederen niet op te nemen in de wijziging van het omgevingsplan. Zie ook paragraaf 1.3.2
Het ontwerp-omgevingsplan zal te zijner tijd voor een periode van zes weken voor een ieder ter inzage liggen. Een ieder kan in deze periode zienswijzen indienen. In deze paragraaf of in een bijlage bij dit omgevingsplan zullen de binnengekomen zienswijzen worden samengevat en van een antwoord worden voorzien.