direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Parkzone Drielsedijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.850-0301

Toelichting

bij het bestemmingsplan

'Parkzone Drielsedijk'

(plannummer: NL.IMRO.0202.850-0301)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Situering en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt in Arnhem-Zuid aan de noordrand van de wijk Elderveld en wordt begrensd door de Drielsedijk in het noorden, de Batavierenweg in het oosten, de noordelijke grens van de wijk Elderveld en de watergang in het zuiden en de watergang langs de rioolzuivering in het westen. De exacte begrenzing is op de verbeelding (plankaart) en afbeelding 1.1 weergegeven.

Het plangebied kenmerkt zich door de groene uitstraling en de aanwezigheid van recreatieve- en sportvoorzieningen zoals een volkstuinencomplex, sportvelden, een hondensportvereniging en een scoutingvereniging. De Drielsedijk vormt de noordelijke begrenzing en aan de noordzijde hiervan ligt park Meinerswijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.850-0301_0001.jpg"  
Afbeelding 1.1 Ligging plangebied  

1.2 Aanleiding en doel

Het gebied in de omgeving van het Hannesstraatje (Parkzone Drielsedijk) wordt flink onder handen genomen. Langs het Hannesstraatje wordt meer groen geplant zodat het geheel een prettigere en groene uitstraling krijgt. Er worden nieuwe wandelpaden gemaakt waardoor het mogelijk wordt om ommetjes in het gebied te maken. Met de aanleg van een fruitboomgaard is al een begin gemaakt door Stichting Boomgaard De Steenen Camer.

Deze verschillende ontwikkelingen zijn door de gemeente opgenomen in een Integrale uitvoeringsstrategie (zie bijlage 1). In de integrale uitvoeringsstrategie zijn verschillende initiatieven vanuit een integrale visie op elkaar afgestemd, zodat landschappelijke, natuur en recreatieve waarden worden behouden en versterkt. Vanuit dit geheel is gecommuniceerd naar belanghebbenden. Het gebied behelst de totale landschappelijke zone langs de Drielsedijk. Dit is het gebied tussen de spoordijk en de Batavierenweg, van Stadsblokken/ Meinerswijk tot de rand van Elderveld.

In het beleid van de gemeente Arnhem, zoals de raad heeft vastgesteld (Groenplan 2004, Groenfonds en gebiedsvisie Meinerswijk en Stadsblokken 2012), is opgenomen dat wordt verkend hoe de recreatieve waarde van dit gebied kan worden verbeterd. Specifiek wordt daarbij gekeken hoe de extra recreatieve druk verkeerstechnisch kan worden opgevangen. Maar ook hoe de landschappelijke kwaliteit kan worden versterkt.

In het gebied en directe omgeving zijn de afgelopen jaren veranderingen geweest die hun effect hebben op het gebruik en de daarbij noodzakelijke inrichting. Het bedrijfsmatige agrarische gebruik van de boomgaard aan het Hannesstraatje is beëindigd. Het bestaande sportcomplex bleek minder ruimte nodig te hebben dan tot nu toe hiervoor was gereserveerd. De bestaande gebruikers, gevestigd aan het Hannesstraatje, hebben regelmatig veel bezoek en dan is er een tekort aan parkeerplaatsen. Bij gebrek aan parkeerplaatsen wordt nu in de berm van het Hannesstraatje en langs de Drielsedijk geparkeerd. Dit tast de landschappelijke waarde van het gebied aan en beperkt de bereikbaarheid. Daarnaast is in de toekomst, bij de uitvoering van de gebiedsvisie Stadsblokken en Meinerswijk, een toename van recreatief gebruik te verwachten.

Omdat de verwachting is dat het gebied aantrekkelijk wordt om te verblijven is ook rekening gehouden met een mogelijke toename van verkeer. Het huidige parkeerterrein bij het Hannesstraatje wordt daarom uitgebreid met maximaal 65 plekken. Het aanleggen van deze nieuwe parkeerplaatsen is in strijd met het geldende bestemmingsplan 'Elderveld 2011' en daarvoor moet een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld. Daarnaast wordt het bestemde areaal sport verkleind en ingericht en bestemd als park Er is gekozen voor een groter plangebied om hiermee in één procedure het gehele gebied tussen de wijk Elderveld en de Drielsedijk een adequate beschermende bestemming te geven.

1.3 Opzet bestemmingsplan

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de kaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

Dit plan is conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormgegeven volgens de SVBP (Standaard voor vergelijkbare Bestemmingsplannen) 2008. Het SVBP geeft voorschriften over inrichting van de kaart (kleuren en tekens) en de opbouw van de regels.

Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld de Wabo, de Wet milieubeheer, de Huisvestingswet en de Monumentenwet. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept.

1.4 Geldende plannen

Het bestemmingsplan 'Parkzone Drielsedijk' is een algehele herziening van een deel van het geldende plan 'Elderveld 2011' (nummer 633).

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.850-0301_0002.jpg"  
Afbeelding 1.2 Overzicht geldende bestemmingsplannen  

Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande situatie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van het plangebied gegeven. Omdat het een bestemmingsplan voor een bestaand gebied is, zal dit hoofdstuk voornamelijk ingaan op de huidige ruimtelijke structuur. De ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, worden beschreven in hoofdstuk 4.

2.2 Historische ontwikkeling

De wijk Elderveld is vanaf 1970 gebouwd. Met Elderveld beoogde de gemeente Arnhem indertijd de inrichting van een hoogwaardig woongebied ten westen van het zuidelijk stadsdeel Malburgen. Het nieuwe woongebied moest voornamelijk voor de economisch op Arnhem georiënteerde bevolking een functie gaan vervullen. Met Elderveld werd beoogd te voldoen aan de toenemende vraag naar ruimere en comfortabelere woningen (zowel binnen als buiten) en interessante woonomgevingen. Gedurende de jaren '70, '80 en '90 is Elderveld in verschillende fasen gebouwd. In de loop van de tijd zijn ook de voorzieningen zoals de sportvelden en het volkstuinencomplex gerealiseerd.

2.3 Ruimtelijke en functionele structuur

De zone ten noorden van de wijk Elderveld is een open gebied met een groen karakter. Het heeft een aantal functies van bovenwijks niveau. Het gaat hierbij om een regionale rioolwaterzuiveringsinstallatie (figuur 2.1), een sportpark, de waterkering, een poldergemaal en een volkstuinencomplex (figuur 2.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.850-0301_0003.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0202.850-0301_0004.jpg"  
Figuur 2.1: Rioolwaterzuiveringsinstallatie   Figuur 2.2: Volkstuinencomplex  

Luchtfoto Bing Maps

Het sportterrein is van bovenwijks niveau. Verschillende sportverenigingen zijn op dit terrein gehuisvest. De sport- en recreatieve functie past goed in het open en groene karakter van het dijkenlandschap dat daarmee aansluit bij de aan de noordzijde van de dijk gelegen polder Meinerswijk. Deze zone moet zo mogelijk worden gevrijwaard van grootschalige stedelijke ontwikkelingen. Uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de sportfunctie is beperkt toegestaan. Wel dient extra aandacht te worden besteed aan de inpassing van nieuwe ontwikkelingen met het oog op de aanwezige landschappelijke en ecologische waarden, zowel binnen als buiten het gebied (Meinerswijk).

De boomgaard blijft gehandhaafd in de huidige vorm en omvang. Een verdere uitbreiding van bedrijfsbebouwing is ongewenst. Het volkstuinencomplex blijft eveneens bestaan in de huidige vorm en omvang. Bebouwing in de vorm van een broeikas of gereedschapskist blijft op zeer beperkte schaal mogelijk.

In een van de oorspronkelijke boerderijen ten zuiden van het volkstuinencomplex is een restaurant gehuisvest. Op hetzelfde perceel is momenteel ook een scoutinggroep gehuisvest en het clubhuis van de volkstuinvereniging. Continuering van de activiteiten blijft mogelijk. Enige uitbreiding van deze functies is volgens het geldende bestemmingsplan al toegestaan mits dit niet ten koste gaat van het karakter van het gebied.

Ten oosten van het volkstuinencomplex is een vroegere dijkdoorbraak gelegen (een zogeheten wiel). Deze wiel draagt bij aan het karakter van het rivierenlandschap. De aanwezigheid en de kwaliteiten van dit landschapselement moeten zoveel mogelijk worden gewaarborgd en beschermd.

De Drielsedijk heeft een belangrijke waterkerende functie. Deze functie stelt eisen aan het gebruik en inrichting van de dijk en het daarbij behorende talud. Bebouwing en andere ingrepen die deze functie kunnen aantasten zijn niet toegestaan.

2.4 Verkeer en parkeren

Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan kent geen gebiedsontsluitingswegen (verkeersaders). In het gebied komt eigenlijk alleen de Drielsedijk als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom voor in een grotere 60 km/u-zone. Enkele korte zijstraten, voor de bereikbaarheid van percelen, behoren eveneens tot de 60 km/u-zone.

Voor diverse functies kan over het algemeen op eigen perceel worden geparkeerd. Alleen in het Hannesstraatje is een parkeerterrein van enige omvang. Dit parkeerterrein wordt uitgebreid met maximaal 65 plekken. Het parkeerterrein wordt niet fysiek afgesloten en kan voor bestemmingen in de directe omgeving worden gebruikt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.850-0301_0005.jpg"  
Afbeelding 2.3 Het huidige parkeerterrein aan het Hannesstraatje  

2.5 Groenstructuur

Voor de natuurwaarde van het gebied zijn vooral de bermen en dijkhellingen van de wegen van belang voor de flora, de zones met houtige boom en struweelbeplantingen voor de broedvogels; de sloten in het gebied kunnen leefgebied zijn voor amfibieën. De watergang tussen de woonwijken de parkzone kan naast betekenis voor amfibieën ook betekenis hebben voor vissen. Bij de bebouwing kunnen broedvogels voorkomen die daar specifiek hun nesten maken, ook is bebouwing geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Deze soortgroep is ook gebaat bij de afwisseling van open ruimten en begroeide randen als foerageergebied. Het beperken van de verlichting in de nachtelijke uren is daarbij van belang.

De boomgaard heeft van oorsprong vanwege zijn intensieve gebruik en het gebruik van chemische middelen geen tot een uiterst beperkte betekenis voor de natuur.

Uit de gegevens van de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) voor de periode 2008 t/m 2013 blijkt dat de natuurwaarnemingen zich vooral concentreren langs de randen met houtige beplanting ook is er een enkele waarneming van de dijkhelling.

Uit het overzicht blijken er enkele jaarrond beschermde vogelsoorten te zijn waargenomen, namelijk buizerd en sperwer in de met bomen begroeide delen en de huismus bij de bebouwing. Ook de eekhoorn is gesignaleerd en beschermd. Daarnaast staan enkele vogelsoorten op de rode lijst, de lijst van soorten waarvan het voorkomen onder druk staat.

De grote bonte specht, groene specht, boomklever en boomkruiper geven aan dat de boombeplanting een dusdanige leeftijd krijgt dat deze geschikt is geworden voor soorten die in oude boombeplanting leven. Dat geldt ook voor de waarneming van de eekhoorn. Uit eigen waarneming bij de gemeente was bekend dat het bestaande wiel, de Kolk van Schouten in 2011 en 2012 korte tijd in trek is geweest bij bevers, die vanuit het uiterwaardpark Meinerswijk naar de kolk zijn overgestoken. Helaas zijn de dieren ten offer gevallen aan het verkeer. Daarna heeft geen hervestiging plaats gehad.

2.6 Water

Het gebied maakt onderdeel uit van de Over-Betuwe, het voormalige overstroomgebied van de Rijn. Vanaf de dertiende eeuw is men begonnen met het bedijken van grote delen van het overstroombare land tussen de riviertakken. Omdat de eerste dijken niet heel sterk waren, gebeurde het regelmatig dat bij hogere waterstanden of bij ijsvorming op de rivier, de dijk doorbrak. Bij het repareren van de doorbraken werd de nieuwe dijk om het ontstane gat heen gelegd. Deze gaten worden kolken of wielen genoemd. Ook tegenwoordig zijn nog veel van deze relicten in het landschap terug te vinden. In de eeuwen na de bedijking heeft het Betuwse landschap zich opnieuw gevormd en een nieuwe uitstraling gekregen. Van de hogere en drogere oeverwallen langs de dijken tot de diepere, natte komgebieden langs de Linge. De oeverwallen zijn van oudsher vooral in gebruik voor bebouwing en fruitteelt, de komgronden als zomerweiden.

Oude sporen van de vlechtende Rijn zijn nog steeds terug te vinden in de ondergrond. Zo zijn oude rivierlopen nog terug te vinden als zandafzettingen in de kleigrond. Vaak hebben deze zandbanen nog een verbinding met de rivieren, waardoor bij hogere rivierwaterstanden grote(re) waterhoeveelheden in de polder terecht komen (kwel).

Vanaf de jaren '30 van de twintigste eeuw heeft de grootste uitbreiding van Arnhem zich vooral in het zuidelijk stadsdeel voorgedaan. Het agrarisch landschap is omgevormd naar een stedelijk gebied. Zo ook het watersysteem. Van kavelsloten die overtollig water vanuit de landerijen afvoerden naar watergangen die naast een functionele ook een esthetische functie vertolken.

In het plangebied zijn meerdere historische en hedendaagse waterelementen terug te vinden. De meest zichtbare is de bandijk; de zuidelijke waterkering van de Nederrijn. Langs de zuidelijke rand van het plangebied ligt een watergang die deel uitmaakt van het watersysteem in Arnhem-Zuid. Daartussen ligt de oeverwal waarvan nog een deel in gebruik is als boomgaard. Aan de oostzijde ligt de kolk van Schouten, een relict van de dijkdoorbraak in 1820.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.850-0301_0006.jpg"  
Afbeelding 2.4 De kolk van Schouten  

Van modernere datum zijn de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) net buiten het plangebied en het gemaal Drielsedijk op de gelijknamige dijk. Het gemaal is samen met de uitlaat in De Laar West en de inlaat bij Rijkerswoerd belangrijk voor de waterhuishouding in Arnhem-Zuid. Het gemaal verzorgt vooral bij hogere waterstanden voor afvoer naar de Nederrijn.

Hoofdstuk 3 Wettelijk- en beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de kaart en in de regels.

3.2 Ruimtelijk beleid

Elke gemeente in Nederland moet de plannen die zij heeft op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling van de stad vastleggen in een document: een structuurvisie. Het is hét richtinggevende document voor overheden, maatschappelijke organisaties, private partijen en burgers. De structuurvisie 'Arnhem 2020/ doorkijk 2040' is op 10 december 2012 door de gemeenteraad vastgesteld.

In deze nieuwe structuurvisie worden op de eerste plaats de bestaande ruimtelijke hoofdstructuur van de stad gekarakteriseerd, aansluitend wordt het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief aan de hand van een aantal principes benoemd. Het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief is uitgewerkt in een aantal thema's die van belang zijn voor de ruimtelijke koers van de stad en in bestaande ruimtelijke milieus en koersgebieden (ontwikkelingen). Het plangebied valt in het bestaande ruimtelijke milieu: polderlandschap. Voor dit gebied zijn geen grote ingrijpende ontwikkelingen opgenomen voor de komende jaren. De bestaande milieus zijn in een aantal karakteristieken beschreven. Deze ontwikkeling valt binnen deze karakteristiek.

3.3 Verkeersbeleid

3.3.1 Rijksbeleid

Op rijksniveau geeft de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 'Nederland concurrerend, bereikbaar leefbaar en veilig' (SVIR, 2012) de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Het Rijk streeft naar een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.

Het mobiliteitssysteem moet robuust en samenhangend worden, meer keuzemogelijkheden bieden en voldoende capaciteit hebben om de groei van de mobiliteit op de middellange (2028) en lange (2040) termijn op te vangen. De ambitie is dat gebruikers in 2040 beschikken over optimale ketenmobiliteit door een goede verbinding van de verschillende mobiliteitsnetwerken via multimodale knooppunten (voor personen en goederen) en door een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling. De stadsregio Arnhem Nijmegen is aangeduid als stedelijke regio met een concentratie van topsectoren.

3.3.2 Provinciaal en regionaal beleid

De wijze waarop de provincie Gelderland steden, bedrijventerreinen en voorzieningen bereikbaar wil houden staat in het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan (PVVP-2, 2004). Daarin staat ook dat het op een veilige manier wordt uitgevoerd, met zo min mogelijk nadelige effecten voor de leefomgeving. De provincie kiest voor een aanpak waarmee problemen op mobiliteitsgebied voorkomen worden door infrastructuur en economische ontwikkelingen beter op elkaar af te stemmen. Bestaande wegen, fietspaden en openbaar vervoerverbindingen worden beter benut. De provincie investeert daarom in fietsvoorzieningen, hoogwaardig openbaar vervoer (zoals Lightrail) en nieuwe stations. Daarbij hoort ook beter onderhoud en veiligheid. Hierin wordt zelfs een inhaalslag gemaakt.

De Stadsregio Arnhem Nijmegen heeft haar mobiliteitsbeleid voor de periode tot 2020 verwoord in de Regionale Nota Mobiliteit (2006). Deze nota is geactualiseerd onder de noemer Mobiliteitsaanpak, actualisering Regionale Nota Mobiliteit (2011). De mobiliteitsdoelstellingen (bundelen en verknopen) uit de Regionale Nota Mobiliteit zijn onverminderd van kracht: een betere regionale bereikbaarheid, aantrekkelijker openbaar vervoer en het beter op elkaar aansluiten van auto, trein, bus en fiets. De actualisatie richt zich nog meer op een robuust en samenhangend verkeers- en vervoerssysteem in 2020 door te streven naar betrouwbare doorstroming, voldoende capaciteit, keuzemogelijkheden door verbetering van de overstap en sublieme reisinformatie zowel thuis en onderweg.

3.3.3 Gemeentelijk beleid

In 2009 is de gemeentelijke discussienota 'Arnhem Aantrekkelijk Bereikbaar' opgesteld. Hierin wordt aangegeven wat het SVVP in 2000 tot doel had en wat daarvan terecht gekomen is. Deze evaluatie is aangevuld met het resultaat van een raadpleging van een externe klankbordgroep, het Arnhemse digipanel en de gemeentelijke organisatie. Op basis hiervan wordt in de discussienotitie een eerste voorzet gegeven voor de hoofdlijnen van een geactualiseerde visie op het verkeer en vervoer in Arnhem. Voor een deel zijn deze hoofdlijnen een voortzetting van het in de afgelopen jaren gevoerde beleid. Zo blijven belangrijke uitgangspunten het beter benutten van de bestaande ruimte en het stimuleren van openbaar vervoer en fiets. Nieuw is dat we ons niet meer uitspreken tegen de groei van de automobiliteit en dat we meer aandacht vragen voor handige manieren om met deze groei om te gaan en deze groei te beperken, zoals dynamisch verkeersmanagement (slim doorrijden en doseren), het faciliteren van de parkeervraag en mobiliteitsmanagement. Ook de leefbaarheid wordt een steeds belangrijker uitgangspunt bij het slim doseren van verkeer.

De gemeente Arnhem heeft haar verkeersbeleid op hoofdlijnen verwoord de Structuurvisie Arnhem 2020-2040 vastgesteld (2012). De Structuurvisie biedt een strategisch kader voor ruimtelijke planning op stedelijk niveau. Voor mobiliteit biedt het structuurplan een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief. Arnhem streeft naar een duurzame bereikbaarheid in een aantrekkelijke en veilige stad. Vooral in de bestaande stad geldt daarbij het principe: eerst de bestaande verkeersruimte beter benutten en pas daarna zoeken naar mogelijkheden tot uitbreiding van de (auto)verkeersruimte. De inzet van slim ruimtegebruik, voor versterking van fiets en openbaar vervoer, aangevuld met spitsmijdende maatregelen moet Arnhem de komende jaren bereikbaar houden. In de structuurvisie is ook de wegencatergorisering opgenomen. De verkeersruimte in Arnhem wordt duurzaam veilig (her-)ingericht waarbij twee typen wegen worden onderscheiden: de gebiedsontsluitingswegen (1e en 2e orde) en verblijfsgebieden. De gebiedsontsluitingswegen vormen het Arnhemse hoofdwegennet en kennen een maximum snelheid van 50 km/uur of hoger. Alle andere wegen vallen onder de categorie verblijfsgebieden. Deze wegen en straten hebben of krijgen het karakter van de 30 km/uur-zone. Ze hebben een verblijfsfunctie en ontsluiten percelen. Veelal zijn het woonstraten.

Per maart 2013 is een nieuw beleidsplan fietsverkeer 'Nieuwe verbindingen, nieuwe fietsers' vastgesteld. Deze nota is een uitwerking van de inzet voor versterking van het fietsgebruik. Inzet is de bestaande fietser beter faciliteren maar vooral automobilisten verleiden meer te fietsen. Uitgangspunten voor deze beleidsnota zijn:

  • nadruk op utilitair fietsgebruik (de ritten naar werk, school en voorzieningen);
  • inzetten op de nieuwe fietser, dat is de fietser die nu nog in de auto zit;
  • aanleggen van kortsluitende verbindingen;
  • aanleggen van hoogwaardige doorgaande verbindingen (snelfietsroutes);
  • hoogwaardige stallingsvoorzieningen (belangrijk bij ketenverplaatsingen).

De bestaande fietser heeft vooral behoefte aan een samenhangend fietsnetwerk, veiligheid, comfort, snelheid en stallingsvoorzieningen. Om de nieuwe fietser te verleiden zullen we vooral moeten inzetten op de aanleg van nieuwe verbindingen. De opkomst van de elektrische fiets helpt hierbij.

Per mei 2013 is de beleidsnota openbaar vervoer 'De reiziger centraal' vastgesteld. Deze nota heeft als doel het in stand houden van betaalbaar en kwalitatief goed openbaar vervoer en het doorgroeien naar emissieloos openbaar vervoer. Het openbaar vervoer wordt toekomstvast door een kwaliteitsslag met als maatregelen:

  • een hoogwaardig openbaar vervoernetwerk;
  • de reiziger centraal stellen;
  • een mobiliteit bieden voor iedereen;
  • een emissieloos openbaar vervoer.

Voor het onderdeel parkeren gelden beleidsregels en Arnhemse parkeernormen. Deze zijn opgenomen in de Beleidsregels voor toepassing van artikel 2.5.30 van de Bouwverordening gemeente Arnhem 2003'.

3.4 Waterbeleid

Rijksbeleid

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2009-2015. Dit is vanaf 22 december 2009 van kracht. Het plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de planperiode tot 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. De bescherming tegen overstromingen vindt niet alleen meer plaats via preventie (de waterkering zelf) maar ook door de ruimtelijke planning en de rampenbeheersing: het principe van meerlaagse veiligheid.

Daarnaast hebben Rijk, provincies, gemeente, waterschappen, en drinkwaterbedrijven afgesproken om gezamenlijk maatregelen te nemen voor een doelmatiger waterbeheer; het Bestuursakkoord Water (d.d. april 2011. De inzet ligt bij mooi, veilig, schoon, gezond en duurzaam beheer van watersysteem en waterketen. De kwaliteit moet omhoog tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte uit 2012 is water in 3 nationale belangen terug te vinden. Daarbij gaat het om de bescherming van de grondwaterkwaliteit en –kwantiteit, de bescherming en verbetering van de waterkwaliteit, een goede zoetwatervoorziening en voldoende ruimte voor waterveiligheid. Nieuw is de aandacht voor klimaatbestendige (her)ontwikkelingen, waarin water een belangrijk aspect is.

In de Waterwet (22 december 2009) zijn ondermeer de gemeentelijke watertaken opgenomen: de zorgplicht voor het vasthouden en afvoeren van regenwater en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht.

Provinciaal en regionaal beleid

Op provinciaal niveau is het waterbeheer vastgelegd in het Waterplan Gelderland 2010-2015.

Het Waterplan gaat verder op de ingeslagen weg van het derde Waterhuishoudingsplan. Nieuw is de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water en de verplichtingen die voortvloeien uit de Waterwet. Een belangrijk aanpassing uit de Waterwet is dat de vergunningverlening voor het onttrekken van grondwater grotendeels is overgedragen aan de waterschappen. Slechts in drie gevallen is de provincie hiervoor nog aanspreekpunt:

  • onttrekkingen voor drinkwaterwinning;
  • onttrekkingen ten behoeve van bodemenergiesystemen zoals koude- en warmte opslag (KWO);
  • industriële onttrekkingen meer dan 150.000 m³ per jaar.

Beleid waterschap en gemeente

Het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Noord is overgedragen aan het Waterschap Rijn en IJssel waardoor de gemeente Arnhem rekening dient te houden met het vigerende beleid van het waterschap. Relevant beleid voor de gemeente Arnhem is het vastgestelde Waterbeheerplan (2010-2015) en de Keur en legger van het waterschap.

Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in de volgende beleidsplannen.

  • Gemeentelijk RioleringsPlan (2009-2013), vastgesteld op 26 mei 2008;
    dit plan richt zich op een verbetering van de kwaliteit van het rioleringsstelsel, op de vermindering van de vuiluitworp naar het oppervlaktewater, de bodem en het grondwater, op het voorkomen van overlast en op het vasthouden van schoon hemelwater in stedelijk gebied.
  • Waterplan Arnhem (2009-2015).
    Door de gemeente Arnhem en haar waterpartners is dit Tweede Waterplan Arnhem opgesteld. De gemeenteraad heeft op 19 oktober 2009 het waterplan vastgesteld. Op 26 februari 2010 hebben gemeente en de beide waterschappen de intentieovereenkomst ondertekend. Het waterplan is gebaseerd op 4 hoofddoelstellingen:
    • 1. Arnhem aantrekkelijke waterstad;
    • 2. Klimaatbestendig watersysteem en waterketen;
    • 3. Goede kwaliteit water en waterbodem;
    • 4. Bewustwording.

Resumé

Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:

  • negatieve verstoring van de grondwaterstanden en –stromingen niet toegestaan zijn om grondwateroverlast en/of verdroging op de locatie en het boven- en benedenstrooms gelegen gebied te voorkomen.
  • maatregelen getroffen moeten worden ter voorkoming van (grond)watervervuiling.
  • bij nieuwbouw het regenwater binnen het plangebied afgekoppeld moet worden van de riolering en worden verwerkt op eigen terrein.
  • voldoende oppervlaktewater aanwezig is en op de goede locatie.
  • het verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt.
  • het gebruik van uitloogbare materialen en chemische bestrijdingsmiddelen niet is toegestaan;
  • geen ontwikkelingen mogen plaatsvinden die het functioneren van de waterkering beperken.

3.5 Groen en ecologie

Natura 2000
Het tot stand brengen van een samenhangende Europese ecologische hoofdstructuur, genaamd Natura 2000, is per 1 oktober 2005 door de Natuurbeschermingswet overgenomen. De Natura 2000 gebieden in Arnhem zijn: Veluwe, Gelderse Poort en IJssel. Voor elk van deze gebieden zijn habitattypen en soorten benoemd die beschermd zijn volgens de Natuurbeschermingswet 1998. De bescherming van de Natura 2000 gebieden is vergelijkbaar met de bescherming volgens artikel 6 van de Habitatrichtlijn, die de afgelopen jaren in Nederland is toegepast. Nederland past hiervoor een vergunningenstelsel toe. Er geldt dat er door projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van habitats of een verstorend effect op de soorten, waarvoor het gebied is aangewezen, mogen optreden.

Om de effecten van de ruimtelijke ingrepen van het bestemmingsplan op het Natura 2000-gebied te toetsen, moet de Habitattoets worden uitgevoerd, bestaande uit een voortoets. De voortoets verkent of door de ontwikkelingen waarin het plan voorziet mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied.

De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor het leveren van de informatie (zorgplicht, artikel 19l). Het bevoegd gezag toetst de gegevens. Het bevoegd gezag voor het verlenen van een natuurbeschermingswetvergunning is Gedeputeerde Staten van de provincie waarbinnen het beschermingsgebied ligt.

In de strategische milieubeoordeling van de Stadsregio Arnhem Nijmegen ten behoeve van het Regionaal Plan 2005-2010 zijn effecten op de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) ten gevolge van woningbouw onderzocht. In dat kader is aangegeven dat de toetsing van plannen in de nabijheid van een beschermd gebied betrekking heeft op gebieden binnen een afstand van 2 kilometer.

Flora- en Faunawet 2002

De opdrachtgever / initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de naleving van de Flora- en Faunawet. De wet gaat uit van het “nee-tenzij” principe, waarbij de mogelijkheid wordt geboden bepaalde ingrepen toe te staan middels ontheffing of vrijstelling. Daarnaast kent de wet een zorgplichtbepaling voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.

Eind januari 2005 is het Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen (AMvB artikel 75) van kracht. Er zijn 3 beschermingscategorieën:

  • tabel 1. algemeen beschermde soorten
  • tabel 2. beschermde soorten
  • tabel 3. streng beschermde soorten

Vogels zijn met name beschermd in het broedseizoen. Er is echter een lijst uit 2009 met vogelsoorten waarvan de nesten het hele jaar door zijn beschermd. Daarin is ook een lijst met vogelsoorten opgenomen die alleen jaarrond zijn beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen, de categorie 5-soorten .

Provinciaal beleid

In de Omgevingsvisie Gelderland 2014 streeft de provincie naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en naar behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap. Aan de basis van het provinciale beleid voor natuur en landschap staan:

  • de provincie gaat zorgvuldig om met natuur en landschap;
  • de provincie vergroot de maatschappelijke betrokkenheid en het eigenaarschap;
  • de provincie houdt ontwikkeling en beheer van natuur en landschap haalbaar en betaalbaar;
  • de provincie biedt ruimte voor ontwikkelingen die verenigbaar zijn met natuur- en landschapsdoelen. Bij nieuwe ontwikkelingen is veelal een transparante afweging noodzakelijk over de exacte locatiekeuze conform de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik.

Om de biodiversiteit nu en voor toekomst veilig te stellen wordt het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) onderscheiden. Het GNN is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Dit GNN bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige EHS en bevat tevens een 'Zoekgebied nieuwe natuur'. De GO heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling van bestaande bedrijven, woningen en bouwwerken en andere functies, in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.

Een groot deel van de Gelderse natuurgebieden is internationaal beschermd: de Natura 2000-gebieden. Het behalen van de Natura 2000-doelen in de Natura 2000-gebieden heeft in het natuurbeleid prioriteit. Het GNN en de GO vervullen daarnaast een belangrijke rol bij het behoud van de biodiversiteit. De Ecologische verbindingszones maken deel uit van het GNN.

Voor het behoud en de versterking van de biodiversiteit in Gelderland streeft de provincie naar het opheffen van versnippering en een goede aansluiting tussen het Natuurnetwerk en het Duitse Biotopverbund.

De natuur van het GNN en GO wordt tegen aantasting beschermt, daarvoor zijn regels opgenomen in de Omgevingsverordening. Per saldo moet elke ontwikkeling een verbetering van de kernkwaliteiten in het Gelders Natuurnetwerk opleveren. Voor bestaande functies zijn er beperkte ontwikkelings- mogelijkheden, als er geen reële alternatieven zijn voor verplaatsing van de functie naar een plek buiten het GNN. Bij een aantasting van de kernkwaliteiten zal een compensatieplan gemaakt moeten worden waarbij de bestaande natuurwaarden worden versterkt. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de compensatie.

Compensatie wordt gerealiseerd aan of nabij het aangetaste gebied; op gronden die nog geen natuurbestemming hebben in of grenzend aan de GO of grenzend aan het GNN of in het zoekgebied nieuwe natuur. Er dient een duurzame situatie te ontstaan die planologisch wordt beschermd. De omvang van de compensatie wordt bepaald door de omvang van het aangetaste areaal waarbij een toeslag op de omvang van het aangetaste areaal wordt berekend. De toeslag is afhankelijk van de ontwikkeltijd van de aangetaste waarde. Indien fysieke compensatie aantoonbaar niet, of niet volledig mogelijk is, wordt een financiële compensatie bepaald aan de hand van de verwerving, inrichting en het ontwikkelingsbeheer van vervangende grond.

De Neder Rijn, IJssel en uiterwaarden in Arnhem zijn grotendeels onderdeel van het GNN en GO. Meinerswijk is één van die natuurontwikkelingsprojecten van het eerste uur.

Boswet

De Boswet is van toepassing op alle bossen en houtopstanden groter dan 10 are of - in geval van rijbeplantingen - meer dan twintig bomen, die gelegen zijn buiten de zogenaamde 'bebouwde kom Boswet'. De Boswet verplicht om de grond waarop het bos of de bomen hebben gestaan binnen drie jaar opnieuw in te planten.

Compensatie

De uitgangspunten uit het Groenplan dienen als randvoorwaarde voor herontwikkeling. Dit betekent dat het bestaande groen zoveel mogelijk behouden blijft, zo zuinig mogelijk wordt omgegaan met bestaande en potentiële kwaliteiten, op kansrijke plekken groen wordt aangeplant, en versnippering wordt voorkomen. Het oppervlakte groen en de bomen moeten dus eerst geïnventariseerd worden. In het bestemmingsplan is een groenbalans opgenomen, waarin is aangegeven hoe de groencompensatieregels zijn toegepast.

Groenplan Arnhem 2004 – 2007 / 2015

Met het groenplan 2004-2007/2015 streeft de gemeente Arnhem ernaar om de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het groen, door versterking en zonering, optimaal tot hun recht te laten komen, waarbij voldoende ruimte voor gebruikswens moet zijn. De ontwikkelingsinitiatieven en het beheer in en om de stad worden afgestemd op dat streefbeeld.

De uitgangspunten uit het Groenplan dienen als randvoorwaarde voor herontwikkeling. Dit betekent dat het bestaande groen zoveel mogelijk behouden blijft, zo zuinig mogelijk wordt omgegaan met bestaande en potentiële kwaliteiten, op kansrijke plekken groen wordt aangeplant, en versnippering wordt voorkomen. Het oppervlakte groen en de bomen moeten dus eerst geïnventariseerd worden. In het bestemmingsplan is een groenbalans opgenomen, waarin is aangegeven hoe de groencompensatieregels zijn toegepast.

Vanuit ecologisch perspectief vormen gebieds- en soortbescherming het basisdoel.

Achterliggende ambitie is een versterking en verdere ontwikkeling tot een zo volledig mogelijk ecosysteem van kenmerkende Arnhemse natuur. Deze komt tot uitdrukking in de verscheidenheid aan planten en dieren in een samenhangend netwerk.

Er worden 5 samenhangende natuurdoeltypen geformuleerd: Natuurkernen, Natuurzones en stapstenen, Natuurlijke groenzones, Overig groen en De Stenen stad. Aan de natuurdoeltypen zijn doelsoorten gekoppeld.

Vanuit de visie op het gebruik van het groen geeft het Groenplan aan dat dit is gericht op een

zonering van het groen naar draagkracht en intensiteit van gebruik. Een goede verhouding tussen de verschillende zones is van groot belang voor een optimaal woongenot. De zone aangegeven als Wijk en Stadsdeelgroen geven een intensieve padenstructuur en voorzieningen de wijkparken veel gebruiksruimte. Deze gebieden hebben een eigen karakteristiek die aansluit op die van de wijk en van de grote groengebieden in de omgeving. Dit groen biedt duurzaam ruimte voor speelvoorzieningen, die ook geschikt zijn voor oudere kinderen en jongeren. Hier is ruimte voor een jeugdspeelplek, een volwaardig speelveld en soms ook een speeltuin of een stadsboerderij. Een evenwichtige spreiding van voorzieningen over de stad en een goede diversiteit aan speelmogelijkheden is belangrijk. Door hun ligging vormen deze parken een groen netwerk dat een belangrijke verbinding vormt tussen de woonomgeving en het buitengebied.

Andere punten die ten aanzien van de deeluitwerking zijn aangegeven zijn:

  • Alleen inzetten op natuur daar waar deze kansrijk is, waarbij cultuurlijk en natuurlijk beeld en gebruik op elkaar afgestemd zijn;
  • Barrières van de stedelijke druk opheffen of zoneren;
  • Contrast versterken tussen het wijkgroen en de dijkzone;
  • Karakteristiek dijklandschap behouden;
  • Gebruiksfuncties goed landschappelijk inpassen;
  • Parkeerplaats Hannesstraatje beter landschappelijk inpassen;
  • Oplossing zoeken voor lichtvervuiling sportvelden (door beplanting aanbrengen (bomen) of aanpassen verlichting zelf;
  • Karakteristiek beeld en profiel van de dijk bewaren bij eventuele. verkeerskundige aanpassingen;
  • Ten gunste van ontwikkeling stroomdalflora, selectief verwijderen van bomen bij volkstuinencomplex de Steenen Kamer;
  • Zichtlijnen creëren op wiel.

Er worden 5 samenhangende natuurdoeltypen geformuleerd: Natuurkernen, Natuurzones en stapstenen, Natuurlijke groenzones, Overig groen en De Stenen stad. Aan de natuurdoeltypen zijn doelsoorten gekoppeld.

3.6 Cultuurhistorie en archeologie

Rijksbeleid

Monumentenwet

Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge mate het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Monumentenwet 1988 is vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten moeten worden beschermd. De Monumentenwet 1988 is het belangrijkste instrument voor de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed in Nederland.

Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Cultuurhistorie moet op basis van het Bro (art 3.1.6 ) goed in bestemmingsplannen verankerd worden. Dit behelst niet alleen een beschrijving van de aanwezige en te verwachten cultuurhistorische waarden, maar ook een waardering ervan en een advies over toekomstige omgang ermee, gelet op de ruimtelijke opgave die in het bestemmingsplan aan de orde is. Aangegeven moet worden hoe met de cultuurhistorische waarden rekening is gehouden in het bestemmingsplan.

Verdrag van Valletta en de Wet op de archeologische monumentenzorg

De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:

  • archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven en beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen;
  • vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie;
  • bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek wanneer behoud in situ niet mogelijk is.

In 2007 is het verdrag vertaald in de Monumentenwet 1988.

Provinciaal beleid

Programma 'Gelderland Cultuurprovincie' 

In 2012 is het Programmaplan voor Cultuur en Erfgoed 2013-2016 vastgesteld. De visie die hieraan ten grondslag ligt, is dat cultuur en erfgoed een wezenlijke bijdrage leveren aan de Gelderse samenleving. Cultuur en erfgoed zijn bouwstenen voor een goede economische en maatschappelijke ontwikkeling en bepalen mede de identiteit van Gelderland. Bij erfgoed gaat het om het duurzaam benutten van monumenten, archeologie en landschap. Enkele thema's die in het programma aan de orde komen, zijn: het vergroten van de zichtbaarheid en beleefbaarheid van erfgoed; het bevorderen van kennis en vakmanschap; het stimuleren van herbestemming en het investeren in buitenplaatsen en militaire linies.

Gemeentelijk beleid

Erfgoednota 'Panorama Arnhem'

In de Erfgoednota 'Panorama Arnhem' wordt het accent verschoven van 'behoud door bescherming' naar 'behoud door ontwikkeling'. We gaan er vanuit dat de cultuurhistorie zo op een vroeg moment een actieve rol gaat spelen in veranderingsprocessen en ontwerpkeuzen. Het stadsbeeld van Arnhem verandert in hoog tempo. Het erfgoedbeleid wil de cultuurhistorische factor een zichtbare en samenhangende rol geven in deze stedelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorie wordt ingezet als ontwikkelingskans en niet als belemmering.

Streven is om bij planontwikkelingen zo vroeg mogelijk onze kennis van de Arnhemse cultuurhistorie in te brengen. De kennis van het Arnhemse erfgoed moet goed toegankelijk zijn. Hiertoe worden nieuwe instrumenten ontwikkeld. De erfgoedkaart biedt een overzicht van alle cultuurhistorische elementen en structuren binnen de gemeente Arnhem. Daarnaast blijft het zichtbaar maken van de bouw- en ontwikkelgeschiedenis van onze stad uitgangspunt. De cultuurhistorische dimensie van de stad moet, waar mogelijk, worden versterkt en beleefbaar gemaakt.

Om de doelstellingen van het erfgoedbeleid te realiseren zetten we een aantal strategieën in:

  • Behouden door ontwikkelen
  • Behouden door beschermen
  • Adviseren, stimuleren en verleiden
  • Kennis verwerven en verspreiden

Archeologische verwachtingenkaart

Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen in de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor deze vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie. Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingenkaart voor heel Arnhem. De verwachtingenkaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen worden.

Conform de Erfgoedverordening geldt dat archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden als grondroerende werkzaamheden:

  • in archeologisch waardevolle gebieden (buiten monumenten) dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 30 m2;
  • in gebieden met een hoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 200 m2;
  • in gebieden met een middelhoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 500 m2;
  • in gebieden met een lage archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 2000 m2.

Voor archeologisch waardevolle gebieden zijnde beschermde gemeentelijke of rijksmonumenten, geldt maatwerk. Voor rijksmonumenten beslist de Minister van OC&W. Gebieden die reeds onderzocht zijn en/of zijn vrijgegeven, zijn vrijgesteld van onderzoek. Aan het archeologische beleid dat in de verordening is verankerd, ligt de archeologische maatregelenkaart als basis.

Structuurvisie

De Structuurvisie Arnhem (2011) biedt een strategisch kader voor ruimtelijke planning op stedelijk niveau voor de lange termijn. Uitgangspunt is het voortbouwen op de karakteristieken van de historisch gegroeide stad. In de cultuurhistorische hoofdstructuur zijn de ruimtelijke, historische elementen weergegeven, die essentieel zijn voor Arnhem als geheel. Per landschappelijke karakteristiek zijn de ambities weergegeven. Vervolgens is een selectie gemaakt van die cultuurhistorische belangen en structuren die kansen bieden bij nieuwe gebiedsontwikkelingen in de stad: de 'Cultuurhistorische Kansenkaart'. De rijkdom van de Arnhemse cultuurhistorie is kader en inspiratiebron bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad.

3.7 Sport-, recreatie- en spelen beleid

De Sportvisie (2011-2021)

Op 19 december 2011 heeft de gemeenteraad 'De Sportvisie' 2011-2021 vastgesteld. De nieuwe sportvisie is opgesteld om onder andere in te spelen op belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen, zoals vergrijzing (meer aandacht voor bewegen en een andere manier van sporten), ander type sporter, andere sportbehoefte, overgewicht jeugd, ander type vrijwilliger en Nederland Sportland 2016.

De ambitie van het nieuwe sportbeleid is: 75% van de Arnhemmers sport of beweegt in 2016. Hoewel bepaalde groepen in Arnhem intensief sporten, ligt de gemiddelde sportdeelname (in 2012 64%) van de Arnhemse bevolking net iets onder het gemiddelde van andere grote steden. Ruim 35% van de Arnhemmers sport/ beweegt niet of zeer weinig. Lagere percentages sporters/ bewegers vindt men vooral onder gehandicapten, jongeren van 12 tot18 jaar, 25 t/m 34-jarigen, 65-plussers en mensen met een lage sociaal economische status. Deze mensen moeten extra worden geactiveerd om te gaan bewegen en sporten.

De uitgangspunten van 'De Sportvisie' zijn:

  • Meer samenwerking tussen onderwijs, welzijn, zorg, veiligheid, wijk, corporaties, commerciële sportaanbieders en verenigingen. Verenigingen die hierin een voortrekkersrol (willen) spelen, maatschappelijk verantwoord bezig willen zijn, worden door middel van subsidies die in de tarieven worden verrekend gefaciliteerd.
  • Succes van 'Meedoen Alle Jeugd door Sport' (MAJdS) voortzetten en structureel inbedden bij verenigingen.
  • Stimuleren van vernieuwende initiatieven en van het activeren van 'moeilijke' doelgroepen.
  • Investeringen voor jeugd op het huidige niveau houden.
  • Meer investeren in bewegen en sporten in de openbare ruimte: flexibel, passend bij verschillende doelgroepen.
  • Inventarisatie van alle beweeg- en sportinitiatieven, projecten, acties in de wijken: betere afstemming, strakke regie, keuzes maken (ook iets niet doen).
  • Samenwerking verstevigen tussen de gemeente, CTO Papendal Arnhem en het NOC*NSF.
  • Keuze maken voor drie tot vijf Arnhemse kernsporten (incl. G-sport). De betreffende sportbonden uitnodigen om een meerjarig plan 'verbinding breedtesport- talentontwikkeling/topsport' (aangevuld met G-sport) op te stellen.
  • Het financieren van een dienstenpakket voor ambitieuze sporters en verenigingen binnen de kernsporten.
  • Topsportevenementen steviger verankeren in het beleid voor evenementen en citymarketing.

Een goede sportinfrastructuur is een harde voorwaarde om de beleidsdoelen voor sport en bewegen te realiseren. Hoewel er afgelopen jaren flink geïnvesteerd is in kunstgrasvelden voor buitensporten, in nieuwe sportaccommodaties en in multifunctionele centra, blijven er binnen de Arnhemse sport nog veel wensen over voor de sportaccommodaties. Om uiteindelijk te kunnen bepalen wat er wordt gedaan voor en met sportaccommodaties moet er een kader worden vastgesteld waarbinnen keuzes gemaakt kunnen worden. 'De Sportvisie' biedt dit kader. De gemeente Arnhem wil een nieuwe sportkoers gaan varen en onder andere met behulp van tarieven en subsidies zal worden gestuurd op gewenste ontwikkelingen. Er wordt in 'De Sportvisie' niet ingegaan op specifieke locaties zoals Elden.

Lichtmastenbeleid

Het belangrijkste gemeentelijke beleidskader waar de plaatsing van lichtmasten aan moet worden getoetst zijn de beleidsregels 'Lichtmasten bij sportvelden'. Deze beleidsregels zijn door de gemeenteraad vastgesteld op 20 augustus 2002. Het gemeentelijke lichtmastenbeleid bepaalt waar in Arnhem lichtmasten toelaatbaar zijn door middel van een zonering in vier gebieden: 'niet toegestaan', 'niet plaatsen, tenzij..', 'wel plaatsen, mits..' en 'plaatsen zonder voorwaarden'. Deze zonering is vooral gericht op het verhinderen van lichthinder in landschappelijke en parkachtige situaties in de randen van de stad maar ook voor omwonenden. De beleidsnotitie geeft verder regels voor de toelaatbare lichtsterkte en de gebruikstijden.

Het gebied met sportvoorzieningen ten zuiden van de Drielsedijk is gelegen in de zone waarin lichtmasten niet toelaatbaar zijn tenzij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • De lichten mogen branden tussen 7.00 uur en 22.00 uur;
  • masten met een hoogte van meer dan 15 meter worden altijd geacht meer dan geringe schade aan natuur en landschap aan te richten;
  • De verticale lichtsterkte mag niet meer bedragen dan 5 lux;
  • De lichtsterkte van elke armatuur mag niet meer bedragen dan 75.000 cd (candela).

Het sportpark Drielsedijk is gelegen binnen de bestemming Sport (Artikel 6). In dit artikel is geregeld dat lichtmasten alleen met een afwijking van het bestemmingsplan zijn toegestaan. Bovenstaande voorwaarden zijn in dit artikel verwerkt.

Nota Ruimte voor de Jeugd (Spelennota) (2010 – 2020)

De nota Ruimte voor de Jeugd uit 2009 geeft een overall visie op spelen en ontmoeten. De gemeente Arnhem onderstreept de noodzaak van speelruimte omdat spelen van groot belang is voor de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van kinderen van 0 – 25 jaar. De gemeente streeft er naar, volgens de richtlijnen van de NUSO, per hectare netto woongebied 300m2 (= 3%) te reserveren voor speelruimte (formeel en informeel).

Kinderen spelen niet alleen op formele ruimtes met toestellen, maar ook op informele ruimtes als trottoirs, pleinen, tuinen en parken. Met name natuurlijke speelruimtes zijn plekken die vaak veel uitdagender zijn om te spelen. Verder is er aandacht voor voorzieningen die voldoen aan de wensen van jongeren vanaf 13 jaar. In deze leeftijdscategorie is er niet zozeer sprake van 'spelen', maar gaat het vooral om ontmoeting en sport.

Op basis van de nota worden uitvoeringsplannen per wijk gemaakt.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijke- en programmatische aspecten van de ontwikkelingen

4.1 Uitbreiding parkeerplaatsen Hannesstraatje

Toelichting op de uitvoeringsstrategie

De integrale uitvoeringsstrategie van de omgeving van het Hannesstraatje in Arnhem-Zuid brengt de verschillende initiatieven vanuit een integrale visie bij elkaar, zodat landschappelijke, natuur en recreatieve waarden worden behouden en versterkt. De kwaliteiten, knelpunten, initiatieven en wensen zijn met de bewoners en belangengroepen nagegaan en inzichtelijk gemaakt.

In de uitvoeringsstrategie is aangegeven dat we de landschappelijke contrasten van het rivieren- landschap en van het polderlandschap beter beleefbaar willen maken. Daarvoor wordt vanaf de Drielsedijk de landschappelijke zone in de beplanting doorzichten gemaakt, maar ook op plaatsen beplanting toegevoegd. Er is een koers voor beheer en onderhoud aangegeven zodat inheemse beplanting o.a. de stroomdalflora wordt gestimuleerd. Er zijn voorstellen gedaan om de recreatieve toegankelijkheid en de passeerbaarheid te verbeteren en routes te laten aansluiten op de omgeving. Doordat er minder ruimte nodig is voor georganiseerde sport kan er ruimte worden geboden voor het versterken van het landschappelijke raamwerk en nieuwe recreatieve functies in de vorm van struinen en natuurlijke spelen. De bestaande gebruikers aan het Hannesstraatje, het volkstuinencomplex van de Stenen Kamer, de horeca Pannenkoeken boerderij de Steenen Camer en de Scouting hebben regelmatig veel bezoek. De afgelopen jaren zijn ook speciale activiteiten, zoals de kerstmarkt en de jaarlijkse oogstmarkt georganiseerd. Dat geeft zichtbaar een tekort aan parkeerplaatsen.

Er is gekeken hoe de recreatieve opvang van de bezoekers met auto kan worden verbeterd. Dit kan het beste door het (gefaseerd) vergroten van de parkeerplaats aan het Hannesstraatje tot 65 auto 's. Bestaande parkeervoorzieningen kunnen beter worden ingepast door aangepast beheer en het toevoegen van groen. Daarnaast heeft de uitvoeringsstrategie bewerkstelligd dat er tussen partijen bereidheid is tot gezamenlijk gebruik van elkaars parkeerruimten, zodat bij piekmomenten het parkeren binnen het gebied kan worden opgelost. De deelprojecten worden gefaseerd uitgevoerd.

Een aantal deelprojecten is inmiddels in uitvoering. De oude boomgaard is door Stichting de Boomgaard de Steenen Camer in beheer overgenomen. Dit is een initiatief van bewoners uit de wijk Elderveld die inmiddels de oude, verwaarloosde boomgaard met laagstamfruit heeft omgevormd naar hoogstambomen. De stichting ontplooit met mensen uit de wijk activiteiten ter ontwikkeling en instandhouding van de boomgaard zodat een openbaar, parkachtig gebied ontstaat waar alle wijkbewoners van mee kunnen genieten. Eind 2013 is een nieuwe afrit voor de Kynologenclub aangelegd. Inmiddels is ook de recreatieve toegankelijkheid en routing verbeterd door het aanbrengen van bruggetjes en het uitmaaien van paden. De toevoeging van een enkele picknickbank is voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.850-0301_0007.jpg"  
Afbeelding 4.1. Foto boven: luchtfoto van het Hannesstraatje en omgeving met een overzicht van de ontwikkelingen.
Onder: links een uitsnede van het geldende bestemmingsplan 'Elderveld 2011' en rechts een uitsnede van het ontwerp-bestemmingsplan 'Parkzone Drielsedijk'.  

Onderbouwing van de locatie van het parkeerterrein

De verschillende recreatieve functies (sport, hondensport) maar ook de horeca in deze parkzone trekken bezoekers met de auto aan. Er zijn verschillende parkeerplekken in het gebied aanwezig. Het parkeerterrein in de boomgaard nabij het Pannenkoekboerderij heeft een parkeercapaciteit van 25 á 28 parkeerplaatsen. Op piekmomenten is de beschikbare parkeerruimte zeker in de omgeving van het Hannesstraatje onvoldoende, er wordt dan ook langs het Hannesstraatje en de Drielsedijk geparkeerd.

Op 175 meter ten westen van het Hannesstraatje ligt het parkeerterrein van de Kynologenclub met een capaciteit van circa 150 parkeerplaatsen. Ook voor bij sportterrein is een eigen parkeerplaats aanwezig. Ook bezoekers voor het uiterwaardpark Meinerswijk parkeren aan het Hannesstraatje. Daarnaast is komende jaren bij de uitvoering van de gebiedsvisie Stadsblokken en Meinerswijk, een toename van het recreatief gebruik van het uiterwaardpark te verwachten

Voor een adequaat gebruik is het van belang dat een parkeervoorziening direct nabij de eindbestemming is gesitueerd. Als bezoekers moeten zoeken naar een parkeerplaats dan wordt parkeren op ongewenste plekken, dus foutparkeren, in de hand gewerkt. Alleen bij evenementen is te verwachten dat bezoekers bereid zijn iets verder weg te parkeren. De verschillende parkeerplaatsen langs de Drielsedijk liggen nu relatief ver uit elkaar.

Voor recreatiegebieden (inclusief bezoekerscentrum) zijn geen kengetallen beschikbaar om de verkeersgeneratie te kunnen bepalen. De verkeersattractie van Meinerswijk is afhankelijk van de periode van het jaar, dag van de week, het weer, activiteiten die in het uiterwaardgebied worden georganiseerd en de omstandigheden zoals wisselende waterstanden. Om toch een inschatting te geven van de parkeerbehoefte voor Meinerswijk aan de entree aan Drielsedijk is gekeken naar het aantal parkeerplaatsen bij recreatiegebieden in Midden Nederland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.850-0301_0008.jpg"  
Tabel 4.1. Parkeerterrein recreatiegebieden Midden Nederland  

Het bestaande uiterwaardpark heeft een oppervlakte van circa 239 ha. en een wisselend aantal bezoekers. De aanleg van minimaal 20 parkeerplaatsen voor deze functie is gezien de vergelijking met recreatiegebieden in Midden Nederland te rechtvaardigen.

De grotere parkeerbehoefte voor het uiterwaardpark is niet binnen dat uiterwaardengebied op te vangen. Dit gebied is onderdeel van het Gelders natuurnetwerk. Dit is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Binnen het Gelders Natuurnetwerk staat de natuur voorop. Ontwikkelingsmogelijkheden voor andere functies in het Gelders Natuurnetwerk zijn beperkt. Nieuw vestiging en grootschalige ingrepen zijn alléén mogelijk wanneer er geen reële alternatieven zijn en er een zwaarwegend maatschappelijk belang in het geding is.

Daarnaast is dit uiterwaardpark onderdeel van het stroomgebied van de Nederrijn wat bij een hoge waterafvoer een functie vervult in de waterberging en dan periodiek onder water staat. In het gebied zijn ook cultuurhistorische waarden aanwezig, de geasfalteerde dijk is onderdeel van de IJssellinie en de nabijgelegen doorlaatbrug is een rijksmonument.

De toenemende parkeerdruk kan dus niet buitendijks worden opgelost, binnendijks zijn mogelijkheden. Aansluiting op de bestaande parkeervoorziening aan het Hannesstraatje heeft de voorkeur zodat en gebruik en landschappelijke samenhang kan worden gerealiseerd. Vanuit de uitvoeringstrategie is gekeken welke capaciteit maximaal kan worden gerealiseerd binnen de landschappelijke kaders. Dat zijn maximaal 65 parkeerplaatsen, ervan uitgaande dat deze gefaseerd worden aangelegd, zodat op de groeiende parkeerbehoefte kan worden ingespeeld. Daarmee kan voorzien worden in de parkeerbehoefte voor het uiterwaardpark en ook ruimte geboden worden voor het grotere aantal gebruikers van de aangrenzende bestaande functies.

Na realisatie zal via een verkeersbesluit het parkeren langs het Hannesstraatje worden uitgesloten, zodat de landschappelijke waarde van polderweg hier wordt hersteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.850-0301_0009.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0202.850-0301_0010.jpg"  
Afbeelding 4.2 Het Hannesstraatje van de Drielsedijk   Afbeelding 4.3 Het huidige parkeerterrein aan het Hannesstraatje  

4.2 Bescherming landschappelijke waarden

De zone ten zuiden van de Drielsedijk is onderdeel van het groen - blauwe raamwerk van de stad. In het kader van de deregulering van de kapvergunning heeft de gemeenteraad in 2013 nadrukkelijk gevraagd om bij actualisering van de bestemmingsplannen een adequaat planologisch regime te voeren voor dit groen blauwe raamwerk, waarbij de bomen en houtige beplantingen beter beschermd worden.

In deze landschappelijke zone tussen de Drielsedijk en Elderveld, zijn functies gewijzigd die een ander, aangepast, planologisch regime rechtvaardigen. Daarbij gaat het om de functie van een boomgaard met een bedrijfsmatig agrarisch gebruik naar boomgaard die onderdeel is van een openbaar toegankelijk groen gebied. Ook de functiewijziging van het voor sport gereserveerde gebied naar een inrichting met een parkachtig karakter, rechtvaardigen een bijpassende bestemming. Ook de geleding van houtige beplanting tussen de verschillende gebruiksfuncties rechtvaardigt een adequaat beschermingsregime.

Hoofdstuk 5 Milieu- en omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk worden de milieu- en omgevingsaspecten die van belang kunnen zijn bij dit bestemmingsplan besproken. Op sommige aspecten wordt kort ingegaan omdat deze niet of nauwelijks van invloed zijn.

5.1 Geluid

De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidhinder. Dit is in de wet uitgewerkt in een normenstelsel voor de toelaatbare geluidbelasting in de woonomgeving. Alleen planologisch nieuwe situaties worden getoetst aan de wet. Naast woningen zijn er nog een aantal geluidgevoelige objecten aangewezen zoals scholen en zorginstellingen.

Het aanleggen van de parkeerplaatsen heeft geen gevolgen voor de akoestische situatie omdat er geen geluidgevoelige bestemmingen in de omgeving aanwezig zijn. Dat betekent dat geluid geen belemmering vormt voor dit bestemmingsplan.

5.2 Luchtkwaliteit

De Europese richtlijnen zijn geïmplementeerd in titel 5.2 van de Wet Milieubeheer. Het doel van deze wetgeving is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens.

In de wet zijn de grenswaarden ten opzichte van eerdere regelgeving zijn ongewijzigd gebleven, maar de wet geeft net als het voorgaande BLK2005 (Besluit Luchtkwaliteit) meer armslag om ruimtelijke plannen die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit uit te voeren. Hierbij wordt tevens de term “in betekenende mate (IBM)” geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat projecten met een bepaalde mate van verslechtering toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%.

Het mogelijk maken een parkeerplaats voor 65 auto's valt binnen het niet in betekenende mate criterium van de Wet Milieubeheer. Een onderzoek naar luchtkwaliteit is derhalve achterwege gelaten.

5.3 Hinder

In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar. In de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt.

De belangrijkste wijziging betreft de aanleg van extra parkeerplaatsen langs het Hannestraatje waarvoor het bestemmingsplan moet worden aangepast. Daarnaast wordt er een fruitboomgaard aangelegd. Binnen de fruitboomgaard zullen geen chemische bestrijdingsmiddelen worden toegepast. Dit betekent dat er rondom de fruitboomgaard geen spuitzone geldt.

Binnen het plangebied is de bestemming wonen, water, sport, recreatie, groen (landschap en park) en gemengd.

 

Op basis van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering geldt voor bedrijven/inrichtingen een richtafstand ten opzichte van woningen binnen woongebieden of gemengde gebieden (wonen naast werken of lintbebouwing). De inrichtingen binnen het plangebied, dat gezien wordt als een gemengd gebied, betreffen vooral milieucategorie 1 en 2 inrichtingen. Het gaat dan om een kantine, clubhuis, pannenkoekhuis, plantsoenendienst, sportvelden en een gemaal. Daarnaast is er binnen het plangebied een hondendressuurterrein, dit is een milieucategorie 3.1 inrichting. Binnen een gemengd gebied geldt voor milieucategorie 1 inrichtingen ten opzichte van woningen geen richtafstand, voor milieucategorie 2 inrichtingen is deze afstand 10 meter en voor milieucategorie 3.1 inrichtingen 30 meter. Binnen de verschillende richtafstanden bevinden zich geen woningen. Dit betekent dat er vanuit hinder door bedrijven/inrichtingen geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan zijn.

Conclusie

Vanuit hinder zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

5.4 Externe veiligheid

Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans op overlijden van mensen buiten de grenzen van een bedrijf of transportmedium, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen binnen de grenzen van het bedrijf dan wel het transportmedium. In de externe veiligheid worden twee risicobegrippen gehanteerd het PR (Plaatsgebonden Risico) en het GR (Groepsrisico).


Binnen het plangebied zijn geen risicovolle activiteiten voorzien. Daarnaast ligt het plangebied niet binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit.

Verantwoording groepsrisico

Omdat het plangebied niet ligt binnen het invloedsgebied van het groepsrisico wordt er geen verantwoording van het groepsrisico opgesteld.

Conclusie

Vanuit externe veiligheid zijn er geen voorwaarden omdat het plangebied niet voorziet in nieuwe risicovolle activiteiten. Daarnaast ligt het plangebied niet binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit.

5.5 Bodem

Voor dit gebied is getoetst of de kwaliteit van de bodem (inclusief grondwaterkwaliteit) de aanwezige bestemmingen/functies toelaat.

Als toetskader wordt gebruik gemaakt van de volgende bodemregelgeving:

  • Wet Bodembescherming;
  • Beleidsnota bodem 2012, Provincie Gelderland, gemeente Arnhem en gemeente Nijmegen, 1 december 2012;
  • Besluit Bodemkwaliteit;
  • Nota Bodembeheer, september 2011.

Beschrijving bodemkwaliteit in het plangebied

Voor het bestemmingsplan is als eerste met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem een inventarisatie uitgevoerd naar de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied.

Daarnaast is voor ontwikkellocaties een inventarisatie uitgevoerd naar alle beschikbare bodemkwaliteitgegevens en historische gegevens in het plangebied. Daarbij is gebruik gemaakt van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem en zijn de volgende bodemrapporten/-documenten geraadpleegd.

Adres   BISnr.   datum   Omschrijving  
Hannesstraatje ong. (tpv vml bebouwing)   4231.33.01   18-9-2009   Stukken asbest op maaiveld, gesaneerd in 2011. Lichte restverontreiniging achtergebleven  
Hannesstraatje ong (schouwpad watergang)   4231.35.01   6-9-2013   Asbest in bodem aangetroffen, gesaneerd in 2014  
Hannesstraatje ong (boomgaard)   4231.33.02   5-3-2013   Matige verontreinigen met bestrijdingsmiddelen  
Drielsedijk (sportvelden)   43.23.33.01   18-12-2009   Alleen lichte verontreinigingen aangetroffen  

Direct aangrenzend aan het bestemmingsplangebied liggen geen grondwaterverontreinigingen.

Conclusie

De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied. Er zijn geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging bekend. Op of direct aangrenzend aan het plangebied zijn ook geen grondwater­verontreinigingen bekend.

Op de locatie van de uitbreiding van het parkeerterrein zijn volgens het verkennend bodemonderzoek Hannesstraatje ong (zie bijlage 2), afgezien van de aangetroffen matig verhoogde gehalten aan PCB’s, verder geen verontreinigingen te verwachten. De asbestverontreiniging is verwijderd.

De reeds aanwezige informatie over de kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen belemmering voor de voorgenomen herinrichting. Gezien de aanwezige matige verontreinigingen wordt geadviseerd de vrijkomende grond binnen de locatie her te gebruiken. De matige verontreinigingen kunnen namelijk een belemmering vormen voor hergebruik van de grond elders. Voor de ontwikkeling van het terrein zijn geen sanerende maatregelen nodig.

5.6 Groen en ecologie

De zone van de Drielsedijk is onderdeel van het Wijk- en Stadsdeelgroen waarin intensieve padenstructuur en voorzieningen en veel gebruiksruimte mogelijk is. De bestaande functies: sport, horeca, volkstuinen geven daar ook inhoud aan. In het noordelijk gelegen uiterwaardpark is de ruimte voor intensieve functies gezien het hoofdaccent natuur beduidend minder. Dit past in de in het Groenplan aangegeven zonering.

De bestaande gebruiksfuncties geven al een toenemende parkeerdruk, ook een verdere ontwikkeling van Meinerswijk geeft meer parkeerbehoefte. In de groene zonering past dat deze dan voorziening gekoppeld aan het recreatief gebruik van het groen dan ook binnen intensiever gebruikksgebied wordt opgelost.

De uitvoeringstrategie geeft ondanks de mogelijkheden voor meer recreatief gebruik, door het versterken van het landschappelijke raamwerk de ruimte dat de natuurwaarde kunnen toenemen. Immers beplantingsranden met struweel zullen worden versterkt, het extensieve beheer van dijkhellingen en bermen gecontinueerd. Door de omzetting van laagstam naar hoogstam boomgaard kan de ondergroei kruidenrijker zijn. Door de wijziging van beheer van het areaal sport, kort gemaaid gras, naar struingebied met water geeft ruimte voor plaatslijk ruigte. De oeverlijn is en blijft van belang voor amfibieën.

Groenbalans

Bij de vergelijking tussen het geldende en nieuwe bestemmingsplan wordt ook gekeken naar de groenbalans. De komst van extra parkeerplaatsen zorgt voor meer verharding. Dit nieuwe bestemmingsplan maakt ongeveer 2.500 m2 extra verharding mogelijk.

Hier tegenover staat dat dit bestemmingsplan ook meer gronden een harde groenbestemming geeft. De gronden ten zuiden van de Kynologenclub hebben in het geldende bestemmingsplan een sportbestemming. Binnen deze bestemming kan bijvoorbeeld een kunstgrasveld worden aangelegd met bijvoorbeeld een klein clubhuis. In het nieuwe bestemmingsplan is deze bestemming gewijzigd in Groen - Landschap en park. Dit gaat om bijna 23.000 m2.

Dit betekent dat de groenbalans positief is.

5.7 Water

Oppervlaktewater

In het plangebied ligt de Kolk van Schouten, een relict van een oude dijkdoorbraak. Verder is alleen buiten het plangebeid oppervlaktewater aanwezig. Dit oppervlaktewater ligt langs de zuidelijke en westelijk plangrens en maakt deel uit van het watersysteem van Arnhem-Zuid. De zuidelijke watergang wordt zoveel mogelijk op een peil van 7,5 meter boven N.A.P. gehouden. De westelijke watergang is een maalkom en wordt door een stuw afgescheiden van het watersysteem. Bij grotere aanvoer van oppervlaktewater stroomt het water over de stuw en wordt via het gemaal Drielsedijk weggepompt naar de rivier. Daarnaast wordt het gezuiverde water vanuit de rioolwaterzuiveringsinstallatie via het gemaal op de rivier geloosd.

De noordelijk plangrens wordt gevormd door de bandijk, de winterdijk van de Nederrijn.

De Nederrijn is een gestuwde rivier, wat inhoudt dat het rivierpeil zoveel mogelijk op hetzelfde niveau gehouden wordt.

Aan het watersysteem vinden geen veranderingen plaats. Door de aanleg van extra parkeerplaatsen vindt een toename van verhard oppervlak plaats. Bij neerslag zijgt het water in de bodem of komt via een groene passage uiteindelijk in een nabij gelegen kavelsloot terecht. Dit heeft geen negatief effect.

Grondwater

Het plangebied is gelegen op de oeverwal, een van nature droger deel van de polder, waarvan de bodemopbouw ook beter doorlatend is dan de zuidelijker gelegen kleigronden. Het grondwater zal zich op een diepte van ongeveer 8,5 meter boven N.A.P. bevinden, maar is gevoelig voor waterstanden op de rivier.

De ontwikkelingen hebben geen gevolgen voor het grondwater.

Afvalwatersysteem

In het gebied bevinden zich enkele gebouwen die met of een vrij-verval- of een drukleiding het afvalwater lozen op het gemeentelijke stelsel in Elderveld. Twee panden, Drielsedijk 13 en 15, zijn voorzien van een eigen zuivering (een IBA).

Door de ontwikkelingen worden geen nieuwe opstallen gerealiseerd. Hierdoor vinden geen aanpassingen plaats aan het afvalwatersysteem.

Waterkering

De noordelijke grens van het plangebied wordt gevormd door de primaire zuidelijke waterkering van de Nederrijn. De waterkering bestaat uit het dijklichaam (kernzone), beschermingszones en profiel van de vrije ruimte. Deze zijn vastgelegd in de Legger van het Waterschap Rivierenland en worden beschermd door de Keur.

Binnen de beschermingszone van de waterkering worden enkele bomen weggehaald. Dit is positief voor de stabiliteit van de waterkering. De kernzone en de beschermingszone worden in dit bestemmingsplan beschermd door de dubbel-bestemmingsplan 'Waterstaat - Waterkering' en de gebiedsaanduidingen 'Vrijwaringszone - dijk - 1' en 'Vrijwaringszone - dijk - 2'.

Overleg gemeente en waterbeheerders

De waterparagraaf is naar het waterschap opgestuurd. Het waterschap heeft een aantal opmerkingen gemaakt en deze zijn in het bestemmingsplan verwerkt.

Conclusie  

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen effect op de waterhuishouding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.850-0301_0011.jpg"  
Afbeelding 5.1 Waterattentiekaart  

5.8 Archeologie

Het plangebied heeft een gedifferentieerde archeologische verwachting (zie afbeelding 5.2). Een deel heeft een hoge archeologische verwachting en een deel aan lage archeologische verwachting met vanaf 1,5 m-maaiveld een middelhoge verwachting. Met de locatie van boerderij De Steenen Kamer is er ook een archeologisch waardevol gebied aanwezig. Onderzoek westelijk van het Hannesstraatje wees echter uit dat daar, ondanks de gedeeltelijke hoge verwachting, geen archeologische waarden aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.850-0301_0012.jpg"  
Afbeelding 5.2 Uitsnede uit de archeologische verwachtingskaart  

Bijzonder is de potentiële aanwezigheid van de limes (zie afbeelding 5.3), lopend door de gedifferentieerde verwachtingszones. De limes wordt op Rijksniveau voorgedragen als onderdeel van het UNESCO-werelderfgoed.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.850-0301_0013.jpg"  
Afbeelding 5.3 Ligging Limeszone  

Regels en plankaart van het bestemmingsplan dienen te voorzien in een goede omgang met (verwachte) archeologische waarden, als aangegeven in het beleidskader. In de prakrijk betekent dit een archeologische dubbelbestemming met verschillende maatregelen per verwachtingszone/archeologische status. Het onderzochte gebied behoeft geen archeologische dubbelbestemming: dit is vrijgegeven.

5.9 Cultuurhistorie

Met de Drielsedijk-Bandijk, Kolk van Schouten met kwelkade, Hannesstraatje met boerderij De Steenen Kamer (Rijksmonument), kavelsloten en de historische locaties van boerderij Elderhof en Groot Elderhof met toegangswegen, zijn er in het plangebied cultuurhistorische waarden die refereren aan de verleden situatie (zie afbeelding 5.4). Op objectniveau zijn De Steenen Kamer en Kolk van Schouten van belang, op structuurniveau de Drielsedijk, Hannesstraatje, kavelsloten en kwelkade. Voor alle genoemde zaken geldt een ensemblewaarde; de kolk maakt deel uit van een groter ensemble van Arnhemse kolken en wielen. Het bestemmingsplan borgt een goede omgang met deze waarden ter conservering en eventuele toekomstige versterking.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.850-0301_0014.jpg"  
Afbeelding 5.4 Cultuurhistorische waardevolle elementen  

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving en -verantwoording

6.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid, de ontwikkelingen en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de verbeelding (plankaart) en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.

6.2 Opzet van de regels

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) is verplicht.

De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze plankaart kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De plankaart en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels (o.a. afwijkingen);
  • 4. Overgangs- en slotregels.
6.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  • 1. Artikel 1 Begrippen
    In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen.
  • 2. Artikel 2 Wijze van meten
    Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Op de plankaart zijn bouwhoogten en soms bebouwingspercentages aangegeven. Als er geen percentages zijn aangegeven, mag het hele bouwvlak worden bebouwd. De aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen.

6.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming aangegeven.

Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in o.a.:

  • 1. Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan (wonen, bedrijvigheid etc.);
  • 2. Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.);
  • 3. Afwijken van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels;
  • 4. Verboden gebruik: welke vormen van gebruik zijn uitgesloten.

In paragraaf 6.3 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen. Daarnaast wordt, indien gekozen wordt af te wijken van de bestemming uit het geldende bestemmingsplan, aangeven waarom daarvoor is gekozen.

6.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

  • 1. Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
    Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend.
  • 2. Artikel 16 Algemene bouwregels
    Hierin zijn de algemene bouwregels opgenomen zoals de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak en de uitleg van het bebouwingspercentage.
  • 3. Artikel 17 Algemene aanduidingsregels
    In deze aanduiding is de beschermingszone van de waterkering opgenomen. Met de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk - 1' wordt beschermingszone beschermd, Hierin is geregeld dat op deze gronden niet mag worden gebouwd. De buitenbeschermingszone heeft de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk - 2' gekregen. Hierbij is aangegeven dat deze gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook zijn aangewezen als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering.
  • 4. Artikel 18 Algemene gebruiksregels
    In dit artikel zijn algemene regels mert betrekking tot het gebruik van de gronden en opstallen in het plangebied opgenomen. Hierin is aangegeven welke functies in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan.
  • 5. Artikel 19 Algemene afwijkingsregels
    In dit artikel worden de voorwaarden beschreven waaronder kan worden afgeweken van een bestemmingsregel. Deze afwijkingen kunnen worden toegepast op alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De afwijkingen die uitsluitend gelden voor een bepaalde bestemming zijn in het betreffende artikel van die bestemming opgenomen.
6.2.4 Overgangs- en slotbepalingen

In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

6.3 Verantwoording van de regels

6.3.1 Algemeen

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar mogelijk worden gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

In deze paragraaf worden de keuzes die zijn gemaakt nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.

6.3.2 Afzonderlijke bestemmingen

In de volgende subparagrafen worden de afzonderlijke bestemmingen die voorkomen in het bestemmingsplan besproken. Er kan worden gekozen om bepaalde bestemmingen in één subparagraaf te behandelen zoals de Verkeersbestemmingen.

Per bestemming wordt ingegaan op:

  • welke gronden zijn zo bestemd;
  • wat houdt de bestemming in;
  • eventuele aanduidingen of andere bijzonderheden;
  • vergelijking vigerend bestemmingsplan zowel qua functie als qua bebouwing;
6.3.3 Gemengd

Dit is een bestemming van minimaal twee gelijkwaardige functies die beide in een bepaald gebied zijn toegestaan. De gebouwen aan het einde van het Hannesstraatje zijn bestemd als 'Gemengd' (artikel 3). Binnen deze bestemming zijn maatschappelijke functies (zoals onderwijs en verenigingen), horeca-B (restaurants) en een clubhuis toegestaan. Het betreft hier de huisvesting van een scoutingvereniging, het clubhuis van de volkstuinenvereniging en een restaurant.

Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen

De bestemming is niet gewijzigd ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan.

6.3.4 Groen - Landschap en park

In het plangebied is veel groen aanwezig en dat is bestemd als 'Groen - Landschap en park' (artikel 4).

Het noordelijk deel van Elderveld is een belangrijk uitloopgebied voor de wijk en maakt deel uit van het grone-blauwe raamwerk van Arnhem-Zuid. Het is belangrijk dat deze groenzone adequaat wordt bestemd en dat de landschappelijke waarden worden beschermd. Daarom is dit gebied bestemd als 'Groen - Landschap en park'. Dit is een zwaardere bestemming dan groen omdat hieraan een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is gekoppeld. Dat betekent dat binnen de bestemming een omgevingsvergunning noodzakelijk is om bepaalde werkzaamheden uit te voeren zoals het aanleggen van verharding en het kappen van bomen.

Binnen de bestemming 'Groen - Landschap en park' is bebouwing toegestaan ten behoeve van de bestemming zoals speeltoestellen waarbij een maximumbouwhoogte geldt van 4 meter.

Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan

In het vigerende bestemmingsplan heeft een groot deel van het gebied de bestemming 'groen'. Aan deze bestemming is geen omgevingsvergunningstelsel gekoppeld en dat betekent het groen daarin minder goed is beschermd. Dat wordt in dit bestemmingsplan gewijzigd.

In het vigerende bestemmingsplan heeft de boomgaard aan het Hannesstraatje een agrarische bestemming. Deze bestemming is bedoeld voor argarische bedrijven. Het bedrijfsmatige agrarische gebruik van de boomgaard aan het Hannesstraatje is beëindigd en de agrarisch bestemming is dan ook niet meer passend. Zoals in paragraaf 4.1 is aangegeven, wordt de boomgaard openbaar toegankelijk, zodat het deel gaat uitmaken van de groene zone tussen Meinerswijk en de wijk Elderveld. De bestemming 'Groen - Landschap en park' past beter bij dit gebruik en de uitstraling.

Het grasveld ten zuiden van de Kynologenclub is in het geldende bestemmingsplan bestemd als 'Sport'. Dit gebied is echter nooit door een sportvereniging gebruikt en er zijn ook geen plannen dat dat in de toekomst zal gebeuren. Volgens de Integrale uitvoeringsstategie (zie bijlage 1) wordt dit terrein heringericht om te worden gebruik als recreatief struin- en speelgebied voor de wijk. Ook hiervoor is de bestemming 'Groen - Landschap en park' beter geschikt dat de bestemming 'Sport'.

6.3.5 Recreatie

Het volkstuinencomplex in het noordoosten van het plangebied is bestemd als 'Recreatie' (artikel 5). Deze bestemming is expliciet bedoeld voor volkstuinen en groenvoorzieningen met bijbehorende fiets- en wandelpaden. Er zijn beperkte bouwmogelijkheden toegestaan.

Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen

De bestemming is niet gewijzigd ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Wel nieuw is dat voor dit gebied de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' geldt (zie paragraaf 6.3.10).

6.3.6 Sport

Het sportcomplex aan de noordzijde van Elderveld is bestemd als 'Sport' (artikel 6). Op deze gronden mogen, rekening houdende met de maximumbouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken zoals kleed-, club- en materiaalgebouwen. Bebouwing buiten de bouwvlakken kan alleen met een afwijking.

Lichtmasten zijn buiten het bouwvlak met een afwijking van het bestemmingsplan mogelijk. Er zijn aan deze afwijking wel voorwaarden gekoppeld om mogelijke overlast voor aan- en omwonenden en gevolgen voor het natuurgebied aan de noordzijde van de Drielsedijk te voorkomen. Deze voorwaarden zijn gebaseerd op vastgestelde beleidsregels (zie paragraaf 3.7).

Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen

De bestemming is niet gewijzigd ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Wel nieuw is dat voor dit gebied de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' geldt (zie paragraaf 6.3.10).

6.3.7 Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' (artikel 7) geldt voor woonerven, woonstraten, parkeerplaatsen, voet- en fietspaden, speelplaatsen en buurtgroen. Dit zijn dus voornamelijk wijken (30 km/uur zones) waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd.

Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen

De bestemming is niet gewijzigd ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Alleen is de omvang van de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied vergroot ter plaatse van het bestaande parkeerterrein aan het Hannesstraatje om de vergroting van het parkeerterrein mogelijk te maken.

6.3.8 Water

In het plangebied ligt de Kolk van Schouten. Deze kolk is specifiek als "Water" (Artikel 8) bestemd.

Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen

De bestemming is niet gewijzigd ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan.

6.3.9 Wonen

Functie

De bestaande woning aan de Drielsedijk is bestemd als "Wonen" (Artikel 9). Binnen deze bestemming passen verscheidene woonvormen zoals gezins- en meergezinshuizen. Er is geen onderscheid gemaakt tussen vrijstaande-, halfvrijstaande-, aaneengesloten- en gestapelde woningen. Bijzondere woonvormen, zonder therapeutische behandeling, passen ook binnen deze bestemming.

Binnen de bestemming "Wonen" zijn in principe beroepsmatige activiteiten toegestaan. Om hinder voor de directe omgeving te voorkomen is hieraan wel een aantal voorwaarden verbonden. In de eerste plaats mag slechts een gedeelte van de woning, inclusief de bijgebouwen (maximaal 1/3 van de totale vloeroppervlakte van de woning) worden gebruikt als praktijkruimte door de bewoner. Is er meer dan 1/3 van de woning in gebruik voor het uitoefenen van een beroep, dan is er geen sprake meer van een 'beroep aan huis' en derhalve strijd met het bestemmingsplan. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat (bijvoorbeeld beperkte reclamemogelijkheden) noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan. Tot slot zijn er vormen van beroepsuitoefening expliciet uitgezonderd, omdat ze te veel overlast voor de omgeving veroorzaken (detailhandel, prostitutie, horeca-activiteiten en beroepen die milieuoverlast veroorzaken).

In de bestemming "Wonen" zijn woonwagens, woonschepen en bijvoorbeeld gevangenissen en asielzoekerscentra niet inbegrepen. Deze vormen van wonen zijn, indien van toepassing, in een specifieke vorm van de woonbestemming opgenomen.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen de bestemming "Wonen" zijn twee zones te onderscheiden: de bouwzone en de onbebouwbare zone.

De bouwzone omvat het eigenlijke woongebouw met, daar waar mogelijk en gewenst, uitbreidingsmogelijkheden. Als geen bebouwingspercentage is vermeld, mag deze gehele zone worden bebouwd in de aangegeven bouwhoogte, mits aan andere vereisten (bijvoorbeeld welstand) is voldaan.

De onbebouwbare zone is bedoeld voor tuinen, buurtgroen, speelplekken, woonstraten, trottoirs en parkeerplaatsen ten behoeve van de woonfunctie.

Voor een deel van de bouwzone geldt een bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Dit betekent dat hier uitsluitend aan- en bijgebouwen zoals garages, schuren en beperkte uitbreidingen aan het woonhuis, zoals serres zijn toegestaan. De maximale bouwhoogte van de bijgebouwen is 3 meter, exclusief kap. De maximale bouwhoogte voor uitbreidingen aan het woonhuis is gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag.

Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen

De bestemming is niet gewijzigd ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan.

6.3.10 Dubbelbestemmingen

De SVBP 2008 geeft ook de mogelijkheid dubbelbestemmingen op te nemen. Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die liggen over meerdere enkel bestemmingen en daar iets over zeggen. Dit bestemmingsplan zijn drie dubbelbestemmingen opgenomen:

Waarde - Archeologie

Binnen dit plan zijn drie dubbelbestemmingen toegepast met betrekking tot de bescherming van archeologische waarden:

Deze dubbelbestemmingen gelden voor de zone in het gebied waarvoor een hoge en lage archeologische verwachtingskans geldt en voor het gebied waarvan bekend is dat het een archeologisch waardevol gebied is. Deze artikelen bevatten een aantal naast de andere bestemmingsbepalingen geldende beschermende bouwvoorschriften en nadere eisen. De archeologische zones zijn is op de plankaart aangeduid. Daarnaast is in de regels geregeld dat ter plaatse van de op de plankaart aangegeven zone een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden alleen mag worden afgegeven wanneer blijkt dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd. Daartoe geldt een onderzoeksplicht. De uitkomst van dit onderzoek is dat, voordat een omgevingsvergunning wordt afgegeven, het inzichtelijk moet zijn dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd.

In de vigerende bestemmingsplannen zijn deze bestemmingen niet opgenomen en worden de archeologische waarden ook niet op een andere wijze beschermd.

Waarde - Landschap

De recreatieve- en sportbestemming die in de waardevolle groengebieden van dit plangebied liggen, zijn extra bestemd met de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' (artikel 13). Dit geldt voor voor het sportterrein aan de Drielsedijk, de Kynologenclub en het volkstuinencomplex.

Door deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunningstelsel van kracht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Dat betekent dat binnen de bestemming een omgevingsvergunning noodzakelijk is om bepaalde werkzaamheden uit te voeren zoals het aanleggen van verharding en het kappen van bomen. Aantasting van het gebied wordt op deze wijze zoveel mogelijk tegen gegaan.

Waterstaat - Waterkering

De kernzone van de waterkering wordt in dit artikel primair bestemd, als 'Waterstaat - Waterkering' (artikel 14). Dit om de bescherming van de waterkering te garanderen. De waterkering wordt ook beschermd door het Keur van het Waterschap. In het Keur is geregeld dat voor werken- en werkzaamheden een vergunning van het waterschap noodzakelijk is.

De (buiten) beschermingszone van de waterkering wordt beschermd met de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk - 1' en 'Vrijwaringszone - dijk - 2'.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor de burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van zijn buren en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan.

In de nota “beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen” zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:

  • stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
  • géén stilzwijgend gedogen;
  • gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk legaliseren;
  • gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.

Deze beleidsuitgangspunten zijn geëvalueerd in de nota "Handhavingsplan Fysieke Leefomgeving 2011-2014". De destijds geformuleerde uitgangspunten pretenderen dat alle overtredingen worden opgespoord en aangepakt. Deze ambitie blijkt met de beschikbare menskracht te ambitieus en daarom is in de nieuwe nota een prioriteitsstelling opgenomen waarin wordt aangegeven aan welke handhavingsonderwerpen op het gebied van bouwregelgeving en de gebouwde omgeving de komende periode met name aandacht wordt besteed. Dit houdt in dat het uitgangspunt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt afhankelijk wordt van de prioriteitsstelling uit het Handhavingsplan. De prioriteitsstelling is ondermeer afhankelijk van het type overtreding en het type gebied (beschermd stadsgezicht, buitengebied, industrieterrein enz.) waar de overtreding wordt geconstateerd en zal op basis van politieke realiteit per looptijd van het Handhavingsplan worden geactualiseerd.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk het in ontwerp ter visie leggen van casu quo het in werking van een bestemmingsplan. Als vervolg op deze inventarisatie zullen de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen en gevolgde afwijkingsprocedures worden geregistreerd.

Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. De bijbehorende strafmaat is hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie (maximaal € 19.500). Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig worden ingezet.

6.5 Exploitatie

Economische uitvoerbaarheid

De Wet op de Ruimtelijke Ordening schrijft voor dat er inzicht verkregen dient te worden in de uitvoerbaarheid van een nieuwbouwplan of andere ontwikkeling. Dit bestemmingsplan is voor een groot deel een beheerbestemmingsplan. De uitbreiding van het parkeerterrein is een gemeentelijke ontwikkeling die door de gemeente wordt gefinancierd. Er is dekking voor dit project vanuit het Groenfonds en het Bereikbaarsfonds van de gemeente en het project Meinerswijk. Hiermee is het project economisch uitvoerbaar.

Gemeentelijke kosten

Met de inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 rust op de gemeente op grond van artikel 6.12 lid 1 van die wet de verplichting tot kostenverhaal bij grondexploitatie. Deze verplichting houdt in dat als de gemeente er bij een ruimtelijke ontwikkeling niet in slaagt met alle particuliere eigenaren in het gebied een overeenkomst te sluiten over grondexploitatie, de gemeente publiekrechtelijk de kosten moet verhalen bij alle eigenaren in het exploitatiegebied waarmee niet is gecontracteerd. Gemaakte kosten (limitatief opgesomd in artikelen 6.2.3 tot en met 6.2.5 van het Bro) zoals plankosten, onderzoekskosten, kosten van inrichting van de openbare ruimte etc. kunnen worden verhaald door middel van een exploitatieplan dat gelijktijdig met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.

De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan is opgenomen in artikel 6.2.1 Bro (o.a. bouw van 1 of meer woningen, bouw van 1 of meer hoofdgebouwen). Het bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding van een parkeerplaats. Dit is geen bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro en verplicht kostenverhaal is niet aan de orde.

Er is dan nog de optie van vrijwillig kostenverhaal maar ook dat is niet aan de orde omdat het een gemeentelijke ontwikkeling is.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Vooroverleg

Bewonersoverleg

Belanghebbenden en omwonenden zijn in december 2012 geïnformeerd over het voornemen voor het opstellen van de uitvoeringsstrategie. Hun wensen en aandachtspunten zijn opgehaald. In juni 2013 is de concept uitvoeringsstrategie bij hen terug gelegd. Dat heeft nog enkele aanvullende aandachtspunten en wensen opgeleverd, deze zijn in de strategie verwerkt.

De aanwezigen van de bovengenoemde informatiemomenten zijn per brief op de hoogte gebracht van de ter inzage legging van het ontwerp-bestemmingsplan. Daarnaast is in de vergadering van het wijkplatform een korte presentatie gegeven over de stand van zaken van het project en het ontwerp-bestemmingsplan. Deze informatie is ook in de wijkkrant opgenomen.

Artikel 3.1.1 Bro overleg

In het kader van artikel 3.1.1 Bro is het concept-bestemmingsplan opgestuurd naar het Waterschap. Zij hadden een aantal opmerkingen en die zijn in het ontwerp-bestemmingsplan verwerkt.

Publicatie voornemen ontwikkeling

Volgens artikel 1.3.1 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening moet het voornemen tot een op ontwikkeling gericht bestemmingsplan worden gepubliceerd. Dit is gebeurd op 26 november 2014 in het digitale gemeenteblad.

7.2 Terinzagelegging (ontwerp-bestemmingsplan)

Het ontwerp-bestemmingsplan 'Parkzone Drielsedijk' heeft vanaf 8 januari 2015 zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend. Het bestemmingsplan is op 30 maart 2015 door de gemeenteraad vastgesteld.