direct naar inhoud van 4.2 Milieu- en omgevingsaspecten
Plan: Bestemmingsplan Statenlaan 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.795-0301

4.2 Milieu- en omgevingsaspecten

4.2.1 Geluid

Het bestemmingsplan Statenlaan wordt conserverend bestemd. Binnen dit beheerbestemmingsplan vinden geen planologische wijzigingen plaats. Het plan is daarom ook niet getoetst aan de Wet geluidhinder en het gemeentelijk geluidbeleid.

Conclusie

De Wet geluidhinder en het Arnhemse beleidsplan geluid leggen geen belemmeringen op voor het vaststellen van het bestemmingsplan Statenlaan.

4.2.2 Luchtkwaliteit

Planologische ontwikkelingen worden binnen dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Daarom is een onderzoek naar luchtkwaliteit achterwege gelaten.

Conclusie

Het gebied staat volgens de monitoringstool niet bekend als een luchtkwaliteitknelpunt. Doordat er verder geen planologische wijzigingen plaatsvinden, kan worden opgemaakt dat luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de goedkeuring van het plan.

4.2.3 Hinder

Het plangebied heeft de bestemming maatschappelijke doeleinden. Hierbij gaat het om bijvoorbeeld scholen, inrichtingen met betrekking tot gezondheids- en welzijnszorg, inrichtingen voor levensbeschouwelijke functies, openbare dienstverlening en inrichtingen voor politieke-, belangen- en ideële organisaties/verenigingen.

Op basis van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering (2009) zijn dit vooral milieucategorie 1 en 2 inrichtingen. Voor deze inrichtingen geldt ten opzichte van woningen binnen woongebieden of gemengde gebieden (wonen naast werken) een richtafstand. Het plangebied en de omgeving kunnen worden getypeerd als een gemengd gebied.

Binnen het gebiedstype gemengd gebied geldt voor milieucategorie 1 bedrijven/inrichtingen ten opzichte van woningen geen richtafstand. Voor milieucategorie 2 bedrijven geldt ten opzichte van woningen een richtafstand van 10 meter.

Bij ontwikkelingen binnen de richtafstand kan gemotiveerd van deze afstand worden afgeweken. De bedrijven/inrichtingen binnen het plangebied hebben een milieuvergunning waarbij getoetst is ten opzichte van de dichtstbijzijnde woningen. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied voorzien.

Conclusie

Vanuit hinder zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

Geur

Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen industriële bedrijven waarbij geur een rol speelt.

Conclusie

Vanuit geur (van industriële bedrijven) zijn er geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.2.4 Externe veiligheid

Binnen het plangebied zijn geen risicovolle activiteiten aanwezig. Daarnaast ligt het plangebied niet binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit.

Verantwoording groepsrisico

Omdat het plangebied niet ligt binnen het invloedsgebied van het groepsrisico wordt er geen verantwoording van het groepsrisico opgesteld.

Conclusie

Vanuit externe veiligheid zijn er geen voorwaarden omdat het plangebied niet voorziet in nieuwe risicovolle activiteiten. Daarnaast ligt het plangebied niet binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit.

4.2.5 Groen en ecologie

Beschrijving bestaande situatie

Ecologische gebiedsbeschrijving

In het kader van de ontwikkeling Statenlaan is door Econsultancy in 2007 een quickscan (Bijlage 1) en in 2010 een volledige inventarisatie uitgevoerd naar de actuele flora- en faunawaarden (Bijlage 2).

De natuurwaarden in het plangebied zijn:

  • Er zijn geen broedende huismussen en gierzwaluwen in de gebouwen op het terrein waargenomen. Er zijn wel broedende huismussen in gebouwen in de directe omgeving aangetroffen. De gebouwen binnen het plangebied worden door de gierzwaluw en de huismus niet gebruikt als vaste rust- en verblijfplaats. Binnen de aanwezige bebouwing kunnen wel voorzieningen worden ingepast, conform het Groenplan 2004 (Visie Ecologie, Stenen Stad).
  • Er is in 2010 in een boom aan de oostzijde van het plangebied een broedende ekster waargenomen. Verder zijn er binnen het plangebied alleen algemene broedvogelsoorten waargenomen .
  • In 2010 is een mannelijk individu van de gewone dwergvleermuis aangetroffen in een zomer- en paarverblijf, dat via een open spouw de spouwmuur in gaat. Mogelijk is dit verblijf ook in de winter een verblijf voor één of enkele gewone dwergvleermuizen. Dit verblijf moet behouden blijven en waar mogelijk uitgebreid.
  • In 2007 en 2010 zijn vooral boven de vijver en in het groen (nabij de bomen) foeragerende gewone dwergvleermuizen (4 – 5) aangetroffen.
  • De eekhoorn maakt gebruik van de onderzoekslocatie om te foerageren. In 2010 is uitgesloten dat de eekhoorn een verblijf heeft in de te behouden Douglas. Het blijft echter mogelijk dat de eekhoorn in de toekomst binnen het plangebied gaat verblijven.
  • Overige zoogdieren waaronder verschillende muizensoorten en egels foerageren op de locatie.
  • In de te behouden kleine vijver bij het woonhuis zijn enkele (mogelijk uitgezette) alpenwatersalamanders en andere amfibieën waargenomen. In de grote vijver zijn geen amfibieën waargenomen o.a. omdat deze vijver weinig oeverbegroeiing heeft. Door meer oeverbegroeiing zal er in de vijver een betere ecologisch watersysteem met hogere natuurwaarden ontstaan. Andere soorten zoals vleermuizen, amfibieën en vogels profiteren hiervan.

Beschrijving van de bestaande groenstructuur

Aan de voorzijde is achter het monumentaal hekwerk een tuininrichting met een grote vijver gelegen. Op het perceel ligt een tweede kleinere vijver met natuurlijke oevers. Op de kavel staan enkele zeer grote bomen waarvan een groot aantal monumentaal zijn. Aan de achterzijde zijn bomen en struiken aanwezig. In de zuidwestelijke punt van de kavel is een zelfstandig toegankelijk driehoekig speelterreintje gelegen.

4.2.6 Water

De Statenlaan ligt iets beneden de 13 m + NAP. Het maaiveld loopt richting de kruising Groen van Prinstererstraat en Johan de Wittlaan af naar ongeveer 11 m + NAP.

Oppervlaktewater

In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. In de directe omgeving van het plangebied ligt, parallel aan de Johan de Wittlaan, een watergang van het Waterschap Rijn en IJssel. Het peil in de watergang ligt op ca. 9 m + NAP.

Grondwater

De omgeving van het plangebied ligt op de overgang van de stuwwal van de Veluwe naar de uiterwaarden. Deze overgang kenmerkt zich van grote goed doorlatende zandpakketten op de stuwwal tot dikke, soms bijna ondoorlatende, kleilagen in de uiterwaarden. Het plangebied zelf ligt in de oude uiterwaarden met een oorspronkelijk maaiveld tussen de 8 en 12 m + NAP. De bodem bestaat grofweg uit een redelijk water doorlatende zandophoging van ca. 3 m bovenop een slecht doorlatende deklaag van klei en veen van ca. 1,5 m. Daaronder bevindt zich weer een goed doorlatende zandbodem.

De globale stromingsrichting van het diepe grondwater is van noord naar zuid en bevindt zich in natuurlijke situatie op ongeveer 9 m + NAP. Door de afdichtende laag op ca. 8 tot 9,5 m kan het grondwater niet verder stijgen dan de 8 m + NAP en staat hierdoor onder druk. Bij aanmerkelijke beschadiging of bij het doorbreken van de afdichtende laag, zal het grondwater stijgen tot de natuurlijke hoogte van ongeveer 9 m + NAP.

Naast het diepe grondwater komt er ook nog ondiep, of freatisch grondwater voor op ca. 10,5 m. + NAP. In feite is dit infiltrerend hemelwater dat tegengehouden wordt door de afdichtende laag.

Regen- en afvalwatersysteem

Het plangebied ligt in een omgeving met een gemengd rioolstelsel. Afvalwater en hemelwater worden in dit systeem via één buis afgevoerd naar uiteindelijk de afvalwaterzuivering. Het plangebied maakt onderdeel uit van bemalingsgebied het Broek.

Conclusie en aanbevelingen

Overleg met het waterschap

De waterparagraaf is ter informatie opgestuurd naar het waterschap Rijn & IJssel. Eventuele aanvullingen zijn opgenomen in de tekst.

Aandachtspunten

In deze paragraaf worden de feitelijke beperkingen aangegeven die van belang kunnen zijn bij veranderingen in het plangebied.

  • Met zorg om gaan met de kleilaag. De kleilaag moet zoveel mogelijk in stand gehouden om het risico op wateroverlast door opwaartse waterstroming vanuit het diepere pakket laag te houden.

4.2.7 Bodem

Voor dit gebied zonder ontwikkelingen (beheerbestemmingsplan) is getoetst of de kwaliteit van de bodem (inclusief grondwaterkwaliteit) de aanwezige bestemmingen/functies toelaat.

Als toetskader wordt gebruik gemaakt van de volgende bodemregelgeving:

  • Wet Bodembescherming (Wbb, 1 januari 2006, gewijzigd 1 oktober 2008 en 1 april 2009);
  • Beleidsnota bodem 2008, Provincie Gelderland, gemeente Arnhem en gemeente Nijmegen, januari 2008;
  • Besluit Bodemkwaliteit (2008);
  • Nota Bodembeheer, vastgesteld september 2011.

Voor het bestemmingsplan is als eerste met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem een inventarisatie uitgevoerd naar de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied. Het gebied heeft de bodemfunctieklasse wonen.

Uit de inventarisatie is gebleken dat in het bestemmingsplangebied geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn, wel is er beperkt bodemverontreiniging aangetroffen:

  • Op de onderzoekslocatie ligt ter plaatse van Statenlaan 6 een ondergrondse olietank van 3 m3. Deze tank is in 1992 gesaneerd (gevuld met zand). Dit is echter niet voldoende volgens de huidige richtlijnen. Ter plaatse van het vulpunt van de ondergrondse tank is maximaal 10 m3 grond verontreinigd met minerale olie boven de interventiewaarde vanaf 0,5 m tot maximaal 2 meter. Er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging met minerale olie. De minerale olieverontreiniging ligt in het pad tussen de Statenlaan 6 en 8.
  • Ter plaatse van de noordelijk gelegen demping is in de grond een sterk verhoogd gehalte aan koper en zink, een matig verhoogd gehalte aan lood en een licht verhoogd gehalte aan PAK en minerale olie aangetoond. In 2006 is in de demping een matig verhoogd gehalte met lood en licht verhoogde gehaltes met zware metalen, PAK en minerale olie aangetoond. De verontreiniging ter plaatse van de demping is heterogeen verdeeld en wordt geschat op 375 m3. Dit dempingsmateriaal wordt als afval beschouwd. Uit de onderzoeken blijkt nl. dat het dempingsmateriaal uit divers bodemvreemd materiaal bestaat en licht tot sterk verontreinigd is met metalen, PAK en olie.
  • Aan de westzijde van de onderzoekslocatie (aan de noordwestzijde van de demping) ter plaatse van de huidige speeltuin is hechtgebonden asbest (chrysotiel) gemeten. Overigens beneden de interventiewaarden.
  • Ter plaatse van het achterterrein aan de Statenlaan 8 ligt een ondergrondse olietank van 10 m3 (van 1961). Deze tank was in 1998 nog in gebruik. De grond is hier niet verontreinigd met minerale olie.

Conclusie

De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied. Er zijn geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. Direct aangrenzend aan het plangebied liggen ook geen grondwaterverontreinigingen.

De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen gevaar voor de volksgezondheid bij de aanwezige bestemmingen/functies in het beheerbestemmingsplangebied.

4.2.8 Cultuurhistorie en archeologie

Archeologie

Het plangebied ligt in Arnhem-Noord, aan de voet van de stuwwal. Volgens de archeolandschappelijke eenhedenkaart van Arnhem-Noord bevinden zich in het plangebied komafzettingen. De Rijn heeft hier fijne kleideeltjes afgezet; verder zuidwaarts bevinden zich oeverwallen (hoger opgeslibde zandlichamen) van de Rijn en IJssel. Het komgebied betreft een nat gebied; op diepere niveaus kunnen ingeschakelde veenlagen voorkomen. Net ten noorden van het plangebied bevindt zich een hellingsafzettingswaaier. Hier betreft het grove zand en grind dat door wegsmelten van ijs gedurende de ijstijd aan de voet van de stuwwal is afgezet. Het plangebied bevindt zich op de grens tussen het komgebied en de hellingsafzettingswaaier.

In de directe omgeving van het plangebied, evenals in het plangebied zelf, zijn geen vindplaatsen. Ten noordoosten, in Spijkerbroek, staat een vindplaats vermeld waar onder meer Romeins materiaal is aangetroffen. Booronderzoek ter plaatse wijst echter op diepe verstoringen. Overige vindplaatsen (nummering: verwachtingskaart Arnhem-Noord) in het komgebied betreffen de vondst van een koperen penning (Romeins, on25), hamerbijl (bronstijd-ijzertijd, on42) en een bronzen zwaard (bronstijd, on26) in Presikhaaf. Ten oosten van het plangebied zijn meerdere vindplaatsen aanwezig. Deze houden verband met de binnenstad van Arnhem, waar vanaf de vroege middeleeuwen gewoond is.

Conclusie en aanbevelingen

De komgronden in het plangebied wijzen op een lage archeologische verwachtingskans. Het laagliggende en natte gebied zal voor bewoning minder aantrekkelijk zijn geweest dan bijvoorbeeld de hoger liggende hellingsafzettingswaaier. De kansen op bewoning uit de prehistorie, protohistorie en late middeleeuwen zijn niet groot. Niettemin zal het gebied extensief (bijvoorbeeld voor veeteelt) zijn benut en kunnen er off-site sporen aanwezig zijn.

Het is niet zinvol om in dergelijke gebieden bij kleinschalige bodemverstoring archeologisch onderzoek te verrichten. Bij grootschalige bodemingrepen – op de maatregelenkaart wordt voor dergelijke zones verwezen naar bodemingrepen >2000 m2 en dieper dan 40 cm – dient wel een onderzoekstraject te worden gestart. Dit moet naar de plankaart en regels van het bestemmingsplan worden vertaald. Voor de regels wordt verwezen naar de 'modelregels archeologie', opgesteld door OREG in samenspraak met RJZ.

Cultuurhistorie

De Statenlaan e.o. heeft cultuurhistorische waarde als een goed voorbeeld van de tijdens het interbellum ontstane bebouwing in de Arnhemse uitbreidingswijk Statenkwartier. Deze wijk is in de loop van de jaren 1930 aangelegd in het kader van de stadsuitbreidingen in zuidoostelijke richting, tegelijkertijd met de direct ten zuiden ervan gelegen wijk Het Broek. Het Statenkwartier vormt een vervolg op het reeds in de 19de eeuw aangelegde Boulevard- en Spijkerkwartier dat tot de oudste uitbreidingen buiten de stadsomwalling behoort. Het aan de Statenlaan in de kwartcirkel rondom het Stedelijk Gymnasium gelegen complex met beneden- en bovenwoningen is een goed voorbeeld van de vooroorlogse woningbouw voor de middenstand.

De conciërgewoning en het schoolgebouw zijn beschermd op grond van de Monumentenwet 1988. Verder is het van belang dat de rijksmonumenten in het groen gepositioneerd zijn. De waterpartijen en tuinaanleg hebben cultuurhistorische waarde, met name het gedeelte grenzend aan de Statenlaan.

Statenlaan 6: CONCIERGEWONING uit 1939-1941.

Van architectuurhistorische waarde als goed voorbeeld van een dienstwoning in interbellumarchitectuur naar ontwerp van architect J. van Biesen (gemeentewerken Arnhem). Kenmerkend voor deze sobere baksteen-bouwtrant zijn het Noorse metselverband met het verdiept voegwerk, het met pannen gedekte zadeldak en de relatief grote raampartijen met ijzeren onderverdelingen.

Van stedenbouwkundige waarde als essentieel onderdeel van een schoolcomplex, dat cultuurhistorisch, architectuurhistorisch en stedenbouwkundig van grote betekenis is voor Arnhem. De conciërgewoning vormt samen met de school een karakteristiek ensemble.

Van cultuurhistorische waarde vanwege de bestemming als conciërgewoning, welke verbonden is met het stedelijk Gymnasium en derhalve met de ontwikkeling van het openbaar onderwijs in Arnhem.

Statenlaan 8: SCHOOLGEBOUW uit 1939-1941.

Van architectuurhistorische waarde als goed en grotendeels gaaf voorbeeld van een schoolgebouw in interbellum-architectuur, ontworpen door de dienst Gemeentewerken Arnhem (projectarchitect J. van Biesen). Kenmerkend voor deze sobere baksteen-bouwtrant zijn het kettingverband en het verdiepte voegwerk, de met pannen gedekte zadeldaken en de relatief grote raampartijen met ijzeren onderverdelingen. Voorts bezit de school een vrij gaaf interieur met een groot aantal oorspronkelijke elementen, zoals trappenhuis, kapstokken van chromen buizen en docentenkamer-meubilair.

Van stedenbouwkundige waarde als essentieel onderdeel van een schoolcomplex, dat cultuurhistorisch, architectuurhistorisch en stedenbouwkundig van grote betekenis is voor Arnhem. De school vormt samen met de conciërgewoning een karakteristiek ensemble. De school is vanwege de markante situering bovendien van grote betekenis voor het aanzien van het zuidelijk deel van het Boulevardkwartier: de school maakt een breed front naar de gebogen

Statenlaan en ligt in de zichtas van de Van der Spieghelstraat.

Van cultuurhistorische waarde vanwege de bestemming als stedelijk gymnasium, welke verbonden is met de ontwikkeling van het openbaar onderwijs in Arnhem.

Conclusie en aanbevelingen

Het plangebied is van aanzienlijke cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarde. Voor wijzigingen aan of in de nabijheid van de beschermde objecten en structuren (Statenlaan 6 en 8) dient een omgevingsvergunning op grond van de Wabo aangevraagd te worden. Toetsing zal plaatsvinden op basis van Monumentenwet of de gemeentelijke Erfgoedverordening. Ook de tuinaanleg (inclusief monumentale bomen) behoeft in het bestemmingsplan de nodige bescherming om de beeldkwaliteit van het totale gebied te handhaven.