direct naar inhoud van 4.2 Milieu- en omgevingsaspecten
Plan: Bestemmingsplan Spoorzone West
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.786-0201

4.2 Milieu- en omgevingsaspecten

4.2.1 Geluid

Het bestemmingsplan Spoorzone West is een beheerbestemmingsplan waarbinnen geen nieuwe planologische wijzigingen plaatsvinden. Het plan is daarom niet getoetst aan de Wet geluidhinder en het gemeentelijke geluidbeleid. Genoemde wet en het Arnhemse beleidsplan geluid leggen voor het bestemmingsplan dan ook geen beperkingen op.

4.2.2 Luchtkwaliteit

Planologische ontwikkelingen worden binnen dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Daarom is een onderzoek naar luchtkwaliteit achterwege gelaten.

Het gebied staat volgens de monitoringstool niet bekend als een luchtkwaliteitknelpunt. Uit het gegeven dat er verder geen nieuwe planologische wijzigingen plaatsvinden kan worden opgemaakt dat luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan.

In het plangebied van dit bestemmingsplan ligt ook de dive-under en een spoorbrug uit het Tracébesluit "Sporen in Arnhem". Dit tracébesluit is weliswaar door de Raad van State vernietigd maar dit rechtsorgaan heeft wel aangegeven dat de werkzaamheden (aan de dive-under en spoorbrug) kunnen doorgaan. In principe is voor de dive-under en spoorbrug al een besluit genomen. Onderzoeken zijn in het kader van het Tracébesluit uitgevoerd.

4.2.3 Hinder

Hinder: 

Het plangebied bestaat uit het doorgaande spoor en het emplacement Arnhem-West.

Op 7 november 2011 is er een nieuwe, de gehele inrichting omvattende, omgevingsvergunning voor het emplacement Arnhem-West verleend. Op basis van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering (2009) is een emplacement een milieucategorie 4.2 bedrijf/inrichting.

Dit betekent dat er ten opzichte van woonwijken een richtafstand van 300 meter geldt.

Ten opzichte van gemengd gebied (wonen naast werken) geldt een richtafstand van 200 meter. Rondom het emplacement liggen zowel woonwijken als wijken die getypeerd kunnen worden als gemengd gebied.

Bij ontwikkelingen binnen de richtafstand kan er gemotiveerd van deze afstand worden afgeweken. Het emplacement heeft een omgevingsvergunning waarbij getoetst is ten opzichte van de dichtstbijzijnde woningen. Deze woningen liggen op minder dan 200 respectievelijk 300 meter van het emplacement.

Uit deze toetsing volgt dat het emplacement past binnen de randvoorwaarden uit de omgevingsvergunning op basis waarvan deze in 2011 is verleend.

Geur: 

Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen industriële bedrijven waarbij geur een rol speelt.

Conclusie.

Ook omdat binnen de richtafstand geen nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien zijn er vanuit hinder en geur (van industriële bedrijven) geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

4.2.4 Externe veiligheid

Binnen het bestemmingsplan ligt het spoortraject waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. In verband met dit transport door een stationsomgeving gebied zijn er door de jaren heen op verschillende momenten externe veiligheidsberekeningen uitgevoerd. Daarnaast wordt er een Basisnet spoor opgezet, waarbij de verschillende spoortrajecten in Nederland een risicoplafond krijgen.

Nieuw Sleutel Project (NSP) Arnhem Centraal (2005)

Op basis van het NSP Arnhem Centraal zijn als voorwaarden gesteld dat de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden en dat er geen bebouwing binnen de 10-6 PR contour aanwezig is.

Basisnet Spoor (2012)

In 2006 is de nota Vervoer gevaarlijke stoffen aan de Tweede Kamer aangeboden. Deze nota vormt de agenda voor een toekomst waarin vervoer van gevaarlijke stoffen mogelijk is binnen kaders van veiligheid, milieu en leefomgeving. Hoofdpunt uit de nota is dat het transport van gevaarlijke stoffen, waaronder het spoor, de komende jaren met tientallen procenten zal stijgen en dat gevaarlijke stoffen vervoerd worden over vaste routes door middel van het Basisnet.

Met dit Basisnet ligt de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en de veiligheidszones voor de ruimtelijke ordening vast. Het Basisnet spoor is sinds juli 2010 gereed maar nog niet in werking getreden. Door dit Basisnet geldt er voor ieder spoortraject een risicoplafond.

Het uitgangspunt voor het Basisnet in Arnhem zijn de NSP afspraken om geen bebouwing te realiseren binnen de 10-6 PR en daarnaast over het niet overschrijden van de oriënterende waarde voor het groepsrisico.

Conclusie.

Er is geen 10-6 PR contour binnen het plangebied aanwezig zodat eventuele bebouwing binnen deze zone niet aan de orde is.

Ook hoeft geen verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden. De reden is dat het hier gaat om een beheerbestemmingsplan waarbinnen geen nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien. Hierdoor zal het groepsrisico niet toe en/of afnemen.

4.2.5 Groen en ecologie

De spoorzoneweg is een zone van oost naar west met pioniervegetatie tussen de stenen en spoorbielzen. De randen van de spoorzone zijn veelal begroeide taluds met bomen en struiken. De gehele spoorzone valt onder structureel groen (Groenplan 2004).

In 2006 en 2007 is in het kader van het Tracébesluit Sporen in Arnhem door Movares een inventarisatie uitgevoerd naar flora en fauna (Ecologische Quick Scan. Sporen in Arnhem. projectnummer IF142380. 31 augustus 2006 en Sporen in Arnhem. Inventarisatie vleermuizen en reptielen. Projectnummer IN172230/WZH.13 juni 2007).

Broedvogels

In 1998 heeft er een broedvogelinventarisatie plaatsgevonden. Hierbij zijn 13 verschillende vogelsoorten waargenomen (Vogelwerkgroep Arnhem). In Nederland zijn alle vogelsoorten beschermd.

Amfibieën

Er zijn waarnemingen van het groene kikker complex (Rana esculenta (synklepton)) uit 1985 en 1999 (RAVON). Deze staat in tabel 1 van de Flora- en faunawet waar een vrijstelling voor geldt. In 2007 is één keer een roepende rugstreeppad gehoord. De exacte locatie is niet helemaal duidelijk omdat dat deel van het terrein niet toegankelijk was. Het is mogelijk dat de pad net buiten de plangrenzen zit op het Kema-terrein (Arnhems Buiten).

Reptielen

In 2001 is een waarneming gedaan van de gladde slang (Coronella austriaca). De gladde slang is opgenomen in de Flora en faunawet, Habitatrichtlijn en staat tevens op de Rode lijst. In 2007 zijn geen reptielen waargenomen. Reptielen zoals de hazelworm en de gladde slang zijn wel bekend uit de omgeving (Mariëndaal en Arnhems Buiten). Langs het spoor komt hooguit een zwervend exemplaar voor.

Zoogdieren

Vleermuizen: De gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis zijn waargenomen in 1981, 1985 en 1997. Dit zijn soorten die worden genoemd in de Flora- en faunawet (tabel 3) en de Habitatrichtlijn (bijlage 4). Ter hoogte van de dive-under zijn in 2006 en 2007 (Movares) verschillende waarnemingen gedaan van doorvliegende en foeragerende vleermuizen waaronder de gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis, franjestaart en gewone grootoor. Er zijn geen vaste rust- en of verblijfplaatsen aangetroffen. Voornamelijk in Mariëndaal, de Oranjestraat en langs de Zuidelijke Parallelweg zijn veel vleermuizen te horen. Het viaduct in de Oranjestraat vormt een migratieroute van noord naar zuid over het spoor. Veel vleermuizen hebben geleiding nodig bij het oversteken van een grote open ruimte. De spoorbrug vormt hierbij een belangrijke schakel.

Ter hoogte van de splitsing van de sporen richting Nijmegen en Utrecht is eveneens een noord – zuid migratieroute van vleermuizen (H+N+S, Arnhems Buiten, 2009). Vleermuizen vliegen van Marëndaal via Arnhems Buiten de Holleweg (Hoogstede) naar de Rijn (en vice versa).

Overige zoogdieren: In 1999 en 2002 zijn waarnemingen gedaan van de egel (Erinaceus europaeus). Volgens de Flora- en faunawet een tabel 1 soort. Hier geldt een vrijstelling voor.

Conclusie en aanbevelingen

De spoorzoneweg is een zone van oost naar west met pioniervegetatie tussen de stenen en spoorbielzen. De randen van de spoorzone zijn veelal begroeide taluds met bomen en struiken. De gehele spoorzone valt onder structureel groen (Groenplan 2004). Om die reden zijn de mogelijkheden onderzocht en is daartoe besloten om de begroeide randen een groenbestemming te geven.

4.2.6 Water

Beschrijving van de watersystemen in het plangebied

De omgeving van het plangebied kent grote hoogteverschillen. Het plangebied zelf ligt verlaagd ten opzichte van zijn omgeving en is relatief vlak, op ongeveer 29m + NAP.

Oppervlaktewater: Er is binnen het plangebied géén oppervlaktewater aanwezig. Wél in de directe omgeving, namelijk de Slijpbeek, ten westen van het plangebied.

Grondwater: De globale stromingsrichting van het grondwater is noord -zuid, vanaf de Veluwe richting de Rijn. Ten behoeve van de ontwikkelingen rond Sporen in Arnhem zijn grondwatermetingen uitgevoerd. De grondwaterstand in het plangebied loopt gelijdelijk af van naar oost, van 20m + NAP naar 18m + NAP.

Het westelijke deel van het plangebied ligt in de beschermingszone van de Slijpbeek. Deze zone is op de waterattentiekaart en op de plankaart aangegeven. Leemlagen mogen in deze zone niet doorbroken of beschadigd worden.

Regen- en afvalwatersysteem

Het plangebied is niet gerioleerd. Onder het plangebied, ter hoogte van de Tulpstraat en het Sint Elisabethshof, ligt het transportriool dat zorgt voor het transport van afvalwater van de wijk Heijenoord naar de wijk Lombok.

Overleg waterschap

De waterparagraaf is opgestuurd naar het waterschap Rijn & IJssel. De eventuele opmerkingen van het waterschap worden in het bestemmingsplan verwerkt.

Conclusie en aanbevelingen

Het bestemmingsplan besteedt aandacht aan de op de waterattentiekaart aangegeven voorzieningen. Deze voorzieningen worden niet beperkt in hun functioneren. Leemlagen in de beekbeschermingszone worden niet doorbroken. De beschermingszone van de Slijpbeek is op de waterattentiekaart, die hieronder is afgebeeld, aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.786-0201_0003.jpg"

waterattentiekaart

4.2.7 Bodem

Beschrijving bodemkwaliteit in het plangebied

Er is een inventarisatie uitgevoerd naar de bekende gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied. Daaruit is gebleken dat in het bestemmingsplangebied de volgende aangetoonde gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn:

Adres/locatie   BISnr.   Aangetoond of potentieel geval
 
Omschrijving  
Bij spoorbrug Oranjestraat en ter plaatse van Dive-under
 
V0884-07   Aangetoond ernstig geval   Koper in de bovengrond

In 2010 is een deelsanering uitgevoerd ten behoeve van bouw Dive-under in opdracht van Prorail.  
Op spooremplacement nabij Noordelijke Parallelweg

 
G0884-01   Aangetoond ernstig geval, niet urgent   Koper, lood, zink, PAK in de grond (Wbb-geval 1, NS-geval 95).

Momenteel is een sanering in uitvoering in opdracht van Stichting Bodemsanering NS  
Op spooremplacement (reinigingsperron)   G0884-05   Aangetoond ernstig geval, niet urgent   Minerale olie in de grond  
Op spooremplacement nabij Boompjesstraat   G0884-02   Aangetoond ernstig geval, niet urgent   Koper, lood, zink in de bovengrond (Wbb-geval 2,
NS-geval 110)

Sanering uitgevoerd in 2010/2011 in opdracht van Stichting Bodemsanering NS  
Tankplaat NS
Op spooremplacement nabij Noordelijke Parallelweg

 
G0884-06/
0021  
Aangetoond ernstig geval,
urgent op basis van verspreiding  
Olie en aromaten in grond en grondwater.

Sanering in voorbereiding door Stichting Bodemsanering NS, sanering start uiterlijk in 2014.  

Conclusie 

De geïnventariseerde bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied. Er zijn gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. Het gebied heeft de bodemfunctieklasse Industrie.

De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt op basis van de uitgevoerde inventarisatie naar verwachting geen risico voor de volksgezondheid bij de aanwezige bestemmingen/functies in het beheerbestemmingsplangebied.

Omdat het een beheerbestemmingsplan betreft, is het onderzoek vooralsnog beperkt tot het uitvoeren van deze inventarisatie. Een eventueel bodemonderzoek is alleen aan de orde bij concrete ontwikkelingen waarbij onvoldoende inzicht bestaat in de bodemkwaliteit waar deze ontwikkelingen zullen gaan plaatsvinden.

4.2.8 Cultuurhistorie en archeologie

Cultuurhistorie

Cultuurhistorische karakteristieken: Het plangebied omvat – buiten het spoor- geen beschermde monumenten of elementen en structuren die van cultuurhistorische waarde zijn. Wel kunnen in het oostelijk gedeelte van het plangebied sporen worden aangetroffen van de voormalige vestingwerken.

Het spoor is van grote cultuurhistorische betekenis voor de stad Arnhem.

In het plangebied bevinden zich geen beschermde monumenten.

Conclusie en aanbevelingen

Het spoorgebied is conserverend bestemd. Nadere maatregelen om de (bovengrondse) cultuurhistorische waarden te beschermden hoeven niet te worden genomen.

Voor dit bestemmingsplan is een apart cultuurhistorisch onderzoek niet nodig.

Archeologie

Het plangebied ligt op de stuwwal van de Zuidoost-Veluwe die ontstaan is in de voorlaatste ijstijd, toen landijs de bodem tientallen meters opstuwde. Langs de randen van het landijs ontstonden diepe bekkens zoals het huidige IJsseldal en de Gelderse Vallei. Tijdens de laatste ijstijd bereikte het landijs Nederland niet meer. In zeer koude perioden werd in luwten van de stuwwal dekzand afgezet. Door het permanent bevroren zijn van de bodem kon regen- en smeltwater niet in de bodem wegzakken en stroomde naar lagere delen, daarbij (beek)dalen uitslijtend. In het uiterste westen van het plangebied bevindt zich een vertakkend beekdal. Aan de rand van de stuwwal werden puinwaaiers van zand en grind afgezet; ten noorden van de Schelmseweg komen over grote vlakten smeltwaterafzettingen aan het oppervlak. Tijdens het Holoceen verbeterde het klimaat zich en namen flora en fauna in diversiteit toe. Door ontginningen ontstonden stuifzandgebieden met lage en hoge duinen.

In het plangebied zijn geen vindplaatsen bekend, maar in de directe omgeving wel. Noordelijk en zuidelijk van de Utrechtseweg bij het terrein van KEMA en TCN Arnhems Buiten zijn archeologische waarden. Op de eerstgenoemde locatie (Hoogstedelaan) is een nederzettingsterrein uit de ijzertijd (800-200 v. Chr.) aangetroffen, evenals aanwijzingen voor menselijke aanwezigheid in de steentijd. Ook van de buurtschap Klingelbeek is een boerderij gevonden, daterend vanaf 1600. Te TCN Arnhems Buiten is prehistorisch aardewerk gevonden, waaronder bronstijdmateriaal (2000-800 v. Chr.). Nederzettingssporen waren hier afwezig, zodat aan de periferie van een nederzetting wordt gedacht of afgespoeld vondstmateriaal van de stuwwal. Beide locaties geven echter wel aan dat het plangebied in de prehistorie aantrekkelijk voor bewoning is geweest. Dit met name in het westelijke deel vanwege de aanwezigheid van een beekdal. Vers water en een wat lemige, vruchtbare bodem waren goede vestigingsfactoren.

De aanleg van de spoorlijn, die in 1865 gereed kwam, heeft een flinke verstoring van de ondergond tot gevolg gehad. Het hoogteverschil tussen aangrenzende straatniveaus en de bodem van de spoorlijn bedraagt soms meer dan 10 m. De kans op archeologie is hier zeer gering, nagenoeg nihil. Prehistorische nederzettingssporen manifesteren zich in de bovenste meter van de bodem. Wel kunnen vanaf grotere diepte werktuigen uit het vroeg- en midden paleolithicum worden gevonden, ouder dan 150.000 jaar geleden, opgestuwd door het landijs.

Conclusie

Daar waar het dal van de spoorlijn ligt, is de kans op archeologische resten zeer laag. Deze zone behoeft geen archeologisch regiem. Voor het westelijke deel geldt een hoge archeologische verwachtingskans. Hiervoor geldt dat bij bodemingrepen die groter dan 200 m2 zijn en daarbij ook dieper dan 40 cm reiken, vooraf moeten worden gegaan door archeologisch onderzoek.

Dit is op de plankaart aangeduid en in de regels van het bestemmingsplan (volgens de hiervoor geldende modelregels archeologie) versleuteld.

De vrijgave van een deel van het plangebied correspondeert niet met de maatregelenkaart. Dit zal bij een eerstvolgende herziening van het bestemmingsplan worden meegenomen. Deze keuze is te rechtvaardigen met beroep op voortschrijdend inzicht, ook in relatie tot het in het kader van het project 'Sporen in Arnhem' al verricht archeologisch onderzoek. Daarnaast is ten behoeve van deze milieuaspectenstudie ook al het Actueel Hoogtebestand Nederland geraadpleegd alsmede de hoogtelijnenkaarten van de gemeente Arnhem.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.786-0201_0004.jpg"

archeologische verwachtingenkaart