direct naar inhoud van 5.2 Milieu- en omgevingsaspecten
Plan: Bestemmingsplan SB West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.785-0301

5.2 Milieu- en omgevingsaspecten

5.2.1 Geluid

Wegverkeerlawaai

De nieuwbouwwoningen van het SB-westcomplex liggen langs de nieuwe weg, die de Van Oldenbarneveldstraat verbindt met de Westervoortsedijk. Deze woningen hebben te maken met een geluidbelasting ten gevolge van deze nieuwe weg én van het gezoneerde industrieterrein Westervoortsedijk/Kleefsewaard.

Naar de geluidbelasting door wegverkeer is onderzoek gedaan door DGMR. Dit rapport dateert van 21 oktober 2011 met rapportnummer V.2011.1185.00.R001.

Conclusie  

De nieuwe verbindingsweg levert een maximale geluidbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai op van 57 dB. Normaal zou dit betekenen dat voor de betreffende een aanvraag om ontheffing hogere waarde moet worden ingediend en verleend moet worden.

De betreffende nieuwe verbindingsweg valt binnen de zogeheten 30 km zone. Dat betekent dat in dat geval geen ontheffing hoeft te worden aangevraagd.

Industrielawaai

Het SB-Westcomplex ligt binnen de geluidzone van het gezoneerde industrieterrein. Daarom moeten de nieuwe woningen getoetst worden aan de normen voor industrielawaai. Hierbij is de voorkeursgrenswaarde 50 dB(A) en de grenswaarde 55 dB(A). Voor het toetsen van ontwikkelingen aan de normen voor industrielawaai beschikt de gemeente Arnhem over een geluidsmodel van het gezoneerde industrieterrein. De gemeente is zelf de beheerder van dit model.

De geluidbelasting op de gevels van de appartementen is berekend met het genoemde model (maar dan de aangepaste zone, waarbij het MOW-gebouw niet meer op het gezoneerde industrieterrein ligt). Er zijn drie geluidsbronnen die bepalend zijn voor de gevelbelasting: het tankstation, de Coruslokatie en het afvalverwerkende bedrijf van Houtum.

Om ervoor te zorgen dat er geen extra geluidsruimte zou worden aangevraagd én om ervoor te zorgen dat het huidige gebruik (eigenlijk geen gebruik) van het Corusterrein vastgelegd zou worden, is een voorbereidingsbesluit genomen. Daarnaast is de vergunning van het tankstation aangepast aan het werkelijke gebruik. Door deze aanpassingen is de maximale geluidbelasting ten gevolge van industrielawaai 53 dB(A).


Conclusie  

In verband met overschrijding van de maximale geluidbelasting als gevolg van industrielawaai (deze bedraagt 53 dB(A) is een ontheffing ten behoeve van een hogere waarde noodzakelijk. De gevelbelasting moet in het kader van het bestemmingsplan SB West worden vastgelegd als MTG-punt (ontheffing hogere waarde voor industrielawaai). In een later stadium moet worden vastgesteld (bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning (milieu) of de binnenwaarde voldoet aan de eisen.

5.2.2 Luchtkwaliteit

Dit kleinschalige project is niet opgenomen in het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit). Er kan van worden uitgegaan dat de geprojecteerde woningen niet bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit met meer dan 3%.


Conclusie

Gezien het schaalniveau van het plan zal het niet in betekende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. De Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 beter bekend als de Wet luchtkwaliteit legt geen beperkingen op om het voormalige MOW gebouw te transformeren.

5.2.3 Hinder

Binnen het plangebied komen de bestemmingen wonen, gemengde doeleinden en bedrijven (nutsvoorziening) voor. Op basis van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering (2009) wordt het plangebied en omgeving getypeerd als gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied waarbinnen naast wonen ook werken voor komt. Daarnaast is in de VNG brochure bedrijven en milieuzonering een tabel opgenomen voor verschillende bedrijfscategorieën met hierin aangegeven de in acht te nemen richtafstand ten opzichte van woningen.

Binnen de bestemming "gemengde doeleinden" gaat het om wonen naast kleine creatieve bedrijvigheid. Op basis van de VNG brochure gaat het dan vooral om milieucategorie 1 bedrijven. Binnen het omgevingstype gemengd gebied geldt voor milieucategorie 1 bedrijven geen richtafstand ten opzichte van woningen.

Binnen de bestemming "bedrijven" gaat het om een onderstation van Alliander. Het totaal opgesteld transformatorvermogen is 132 MVA (2 transformatoren met een vermogen van 66 MVA). In principe is één transformator in gebruik terwijl de tweede er als reserve staat. Uitgaande van een totaal transformatorvermogen van 132 MVA gaat het om een milieucategorie 3.2 bedrijf. Voor milieucategorie 3.2 bedrijven geldt een richtafstand van 50 meter. Van deze afstand kan gemotiveerd worden afgeweken.

De geprojecteerde woningen liggen op ongeveer 10 meter van het gebouw met transformatoren.

Om te kunnen beoordelen of de geprojecteerde woningen overlast zullen ondervinden van het onderstation is een geluidmeting uitgevoerd. De geluidmeting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2012. Uitgangssituatie bij de meting is het in werking hebben van twee transformatoren (66 MVA), twee ventilatoren, 1 airco en 2 transportbewegingen (personenauto's).

Uit de meting en aanvullende berekening volgt dat alle berekende waarden voldoen aan de wettelijke toetsingsetmaalwaarde van 50 dB(A). Dit betekent dat het onderstation geen belemmering vormt voor de bouw van woningen binnen het plangebied.

Verder ligt in de directe omgeving van het plangebied het bedrijventerrein Westervoortsedijk. Dat is voor een gedeelte als milieucategorie 3 (3.1) en voor een gedeelte als milieucategorie 2 bedrijven bestemd.

De richtafstand voor milieucategorie 3.1 bedrijven ten opzichte van een gemengd gebied is 30 meter en voor milieucategorie 2 bedrijven 10 meter. Het plangebied SB-West ligt op voldoende afstand van de bedrijven binnen het bestemmingsplan Westervoortsedijk.

Bij ontwikkelingen binnen de richtafstand kan gemotiveerd van deze afstand worden afgeweken.

De bedrijven/inrichtingen binnen het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied vormen geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied SB-West.

Geur: Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen industriële bedrijven waarbij geur een rol speelt.

Conclusie

Vanuit hinder en geur (van industriële bedrijven) zijn er geen belemmeringen voor de ontwikkeling van het plangebied SB West.

5.2.4 Externe veiligheid

Binnen het plangebied SB West is geen risicovolle activiteit aanwezig. In de directe omgeving van het plangebied ligt het LPG tankstation VeBe Van Steijn. Dit LPG tankstation zal verplaatst worden naar het industrieterrein Kleefse Waard aan de Westervoortsedijk. Dit betekent dat het plangebied niet ligt binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit en externe veiligheid geen rol speelt.


Conclusie

Omdat het plangebied niet ligt binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit en er binnen het plangebied geen risicovolle activiteiten aanwezig zijn, is er geen 10-6 PR contour en vindt er geen verantwoording van het groepsrisico plaats.

5.2.5 Groen en ecologie

Als basisinformatie zijn de volgende documenten genomen:

- Quickscan planlocatie Fluvium-noord. De Groene Ruimte BV. 4 december 2008..

- Nader onderzoek beschermde soorten planlocatie Fluvium-noord. De Groene Ruimte BV. 12 oktober 2010.

- Ecologisch werkprotocol Fluvium-noord. De Groene Ruimte BV. 7 juli 2011.

- MOW VO openbare ruimte. 16 maart 2011.


Beschrijving bestaande situatie

In het plangebied staan verschillende bedrijfspanden en een rijtje woonhuizen. Aan de Broekstraat en de van Oldenbarneveldtstraat staan oude bomen. Op de binnenterreinen is groen aanwezig in de vorm van bomen en struiken.

In het monumentale gebouw aan de Van Oldenbarneveldtstraat 90 is een paarverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis aangetroffen (tabel 3). Ten noorden van het onderstation van Alliander is een verblijfplaats van de beschermde steenmarter aangetroffen (tabel 2). Dit als onderdeel van een aantal verblijven binnen Fluvium Noord.


Beschrijving ontwikkelingen

Flora- en faunawet

Voor het gebied Fluvium-Noord, waaronder het plangebied SB West, is een ecologisch werkprotocol opgesteld (De Groene Ruimte, 7 juli 2011). Gedurende het sloop- en bouwproces zullen beschermde soorten zoals de gewone dwergvleermuis, de ruige dwergvleermuis, de steenmarter en de huismus worden verstoord.

Om de functionaliteit van de vaste verblijfplaatsen van deze beschermde soorten binnen het gehele Fluviumterrein te waarborgen, moeten er voorafgaand aan de verstoring in de directe omgeving van het plangebied geschikte verblijven worden gecreëerd. Het aantal verblijfsmogelijkheden wordt zo tijdens de werkzaamheden op peil gehouden.

Door in (de nieuwbouw van) het plangebied geschikte permanente voorzieningen voor vleermuizen, steenmarters en huismussen te creëren wordt het aanbod aan mogelijke vaste verblijfplaatsen op peil gehouden. Hierdoor is de gunstige staat van instandhouding van deze soorten zowel landelijk als in de omgeving niet in gevaar.


Groenbalans en Groencompensatie

De groencompensatieregels van de gemeente zijn van toepassing.

Aan de Broekstraat en de Van Oldenbarneveldtstraat staan bomen welke behouden blijven. Dit is structureel groen (Groenplan 2004). Een deel van het binnenterrein aan de Oldenbarneveldtstraat 90 bestaat uit enkele vierkantenmeters groen in de vorm van een tuin. Deze tuin zal verdwijnen. Dit groen is flexibel groen (Groenplan 2004).

Groenbalans (16 maart 2011)            
    eenheid   bestaand   verlies   compensatie   Behoud  
Groen (struiken, gras, perken)   oppervlak (m2)   1280   1280   980   -  
Bomen (stamdiameter > 25cm)   aantal (stuks)   3   2 (wilg)   29   1 (kers)  

Noot: De bomen aan de Van Oldenbarneveldtstraat en de Broekstraat zijn niet meegenomen in de balans.

Als aanbeveling geldt het plein aan de zuid-west zijde van het plangebied als groen te bestemmen. Hoewel binnen het gebied sprake is van een afname van het oppervlakte groen, wordt dit gecompenseerd door een positief saldo van het aantal bomen. De bomen hebben voldoende maat en krijgen voldoende ondergrondse en bovengrondse groeiruimte. In het zuid-westen van het plangebied wordt een tuin aangelegd met bomen en een gazon. Dit betekent dat sprake is van een kwaliteitsverbetering.


Conclusie
Er zijn geen belemmeringen voor de ontwikkeling mits:

- Het Ecologisch werkprotocol Fluvium-noord (De Groene Ruimte BV. 7 juli 2011) wordt toegepast.

- De renovatie aan de gebouwen wordt uitgevoerd onder begeleiding van een ter zake kundig ecoloog.

- De groenbalans conform MOW VO openbare ruimte (16 maart 2011) wordt uitgevoerd.

5.2.6 Water

Beschrijving van de huidige situatie


Oppervlaktewater

Binnen het plangebied bevindt zich geen openbaar oppervlaktewater. Het gebied is bijna geheel verhard. De aanwezige vijver maakt onderdeel uit van het hemelwatersysteem.


Grondwater

Het diepe grondwater stroomt globaal van noord naar zuid, vanaf de Veluwe richting de Nederrijn en de Betuwe. Het diepe grondwater bevindt zich op ca. 9 m + NAP bij een maaiveld van ca. 13 m + NAP. Dit geeft een goede ontwateringsdiepte van ongeveer 4 m. Wel is de Nederrijn van invloed op de grondwaterstand, bij hoge waterstanden op de rivier ontstaat een kwelstroom waardoor tijdelijk de grondwaterstand iets stijgt.

Bij werkzaamheden en veldonderzoek ten zuiden van het plangebied zijn sterk afwijkende grondwaterstanden aangetroffen 1,6 tot 2,0 m. - mv. Verder in zuidelijke richting wordt deze hoge(re) grondwaterstand niet meer aangetroffen. De oorzaak van deze afwijking is dan ook niet duidelijk en lijkt dan ook zeer lokaal te zijn.

Over het algemeen bestaat de bovenste laag van het gebied uit zand, maar een storende laag van klei of veen is niet uit te sluiten. De combinatie van een behoorlijk diepe ontwatering en een zandbodem betekent in het algemeen dat er weinig problemen zijn met het grondwater. Echter op plekken met een ondiep gelegen storende laag kunnen kelders, kruipruimtes etc. door stagnatie van inzijgend hemelwater, lokaal wel vochtig of nat worden.


Afvalwatersysteem

In het huidige binnenterrein ligt een gescheiden rioolsysteem. Hierbij wordt het hemelwater gescheiden van het vuilwater afgevoerd. Bij aanleg van het rioleringsstelsel is een derde leidingnet aangelegd. Hemelwater dat via dit stelsel wordt opgevangen werd hergebruikt voor het wassen van auto's.

De in het plangebied aanwezige vijver maakt deel uit van het hemelwatersysteem, dat de overtollige neerslag uiteindelijk via het gemeentelijke stelsel in de Van Oldenbarneveldtstraat afvoert naar de watergang in de Broekstraat.


Beschrijving van de toekomstige situatie

Oppervlakte water

In de nieuwe situatie is geen oppervlaktewater voorzien.


Grondwater

In de ontwikkeling is niet voorzien in verdiept bouwen. Dit is gezien de bodemkwaliteit ook niet te verwachten. Daarmee zijn ook geen veranderingen te verwachten in het grondwatersysteem.

Afvalwatersysteem

Ook in de nieuwe situatie moet het gebied afgekoppeld blijven. Hoe de afvoer van hemelwater in de nieuwe situatie wordt vormgegeven is afhankelijk van het scenario. Blijft het binnenterrein particulier gebied dan is het aan de eigenaar hoe deze het hemelwater op zijn eigen terrein wil afvoeren. Wordt het openbaar gebied dan is het afhankelijk of het hemelwaterstelsel kan blijven liggen. Kan het stelsel blijven liggen dan verandert de situatie niet en mag het hemelwater ondergronds, via het bestaande

stelsel, worden afgevoerd. Dit kan alleen mits beheer en onderhoud zonder meerkosten mogelijk is.

Hemelwater van particulier terrein moet bovengronds op het openbaar terrein worden aangeboden.

Als blijkt dat het hemelwaterstelsel verplaatst moet worden, dan geldt het beleid van de gemeente dat hemelwater in nieuwe openbare ruimte bovengronds moet worden afgevoerd.

In alle scenario's mag de uiteindelijk afvoer plaats vinden via de huidige aansluiting in de poort aan de Van Oldenbarneveldtstraat. Afvoer richting de nieuwe straat aan de zuidzijde moet bovengronds plaatsvinden.


Overleg gemeente en waterbeheerders

De waterparagraaf is opgestuurd naar het Waterschap Rijn en IJssel. Eventuele opmerkingen zullen in dit bestemmingsplan worden verwerkt.


Conclusie

De ontwikkeling heeft geen nadelige effecten op de waterhuishouding.

5.2.7 Bodem

Beschrijving bodemkwaliteit in het plangebied

Voor het bestemmingsplan is als eerste met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem een inventarisatie uitgevoerd naar de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied.

Daarnaast is voor ontwikkellocaties een inventarisatie uitgevoerd naar alle beschikbare bodemkwaliteitgegevens en historische gegevens in het plangebied. Daarbij is gebruik gemaakt van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem en zijn de volgende bodemrapporten/-documenten geraadpleegd:

- Actualiserend bodemonderzoek Van Oldenbarneveldtstraat 90-92, MWH 14 november 2008

- Onderzoek VOCL grondwater en binnenlucht, MWH, concept april 2012

- Evaluatierapport Westervoortsedijk 7 e.o., deellocatie Broekstraat 22-28, Arnhem, Ecopart,

17 mei 2010


Uit de inventarisatie is gebleken dat in het bestemmingsplangebied de volgende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn:

Adres   BISnr.   Aangetoond of potentieel geval   Omschrijving  
Westervoortsedijk 7 e.o. vm Gasfabriek   0017   gesaneerd   Verontreiniging ter plaatse van plangebied gesaneerd  
Van Oldenbarneveldtstr 90-92   0041   aangetoond   Verontreiniging in het grondwater met VOCl (oplosmiddelen). Ernstig, niet spoed-eisend.  

Direct aangrenzend aan het bestemmingsplangebied liggen de volgende grondwaterverontreinigingen:

Adres   BISnr.   Omschrijving  
Westervoortsedijk 7 e.o. vm Gasfabriek   0017   Verontreiniging met zware metalen, PAK en cyanide in grond. Verontreiniging met minerale olie en aromaten in grondwater.  

Ter plaatse van het binnenterrein is de gasfabrieksverontreiniging in 1992 gesaneerd door volledige verwijdering van de verontreinigde ophooglaag (ontgraving tot 2 á 4 meter minus maaiveld). Uit het actualiserend onderzoek blijkt dat in de zuid-oosthoek van de ontwikkellocatie een sterke grondwaterverontreiniging aanwezig is met oplosmiddelen (VOCl, som cis trans en vinylcloride). Onder de toekomstige woningen op het binnenterrein zijn alleen licht verhoogde gehaltes aangetoond. Ter plaatse van de kantoren zijn geen verhoogde gehaltes aangetoond. Op basis van de gehaltes en op basis van binnenluchtonderzoek (2012) in het pand aan de Van Oldenbarneveldtstraat 90-92, worden geen humane risico's verwacht. Sanerende maatregelen zijn daarom niet nodig. Daarbij is er van uit gegaan dat de huidige bebouwing in stand blijft. Wel is het mogelijk dat er bij de bouwwerkzaamheden verontreinigd grondwater wordt onttrokken. Hiervoor is een saneringsplan noodzakelijk.

Ter plaatse van de bestaande woningen is de gasfabriekverontreiniging in de tuinen gesaneerd door het aanleggen van een geschikte leeflaag. Sanerende maatregelen zijn hier alleen nodig bij graafwerkzaamheden onder de aangelegde leeflaag. Deze zijn niet voorzien in de planontwikkeling.

Ter plaatse van de bestaande nutsvoorziening is de gasfabriekverontreiniging gesaneerd door gedeeltelijke aanleg van een leeflaag ter plaatse van de nieuwe kabels (aangelegd voorjaar 2012). In 1990 is de locatie deels gesaneerd door het aanleggen van een leeflaag. Bij graafwerkzaamheden op het terrein zijn mogelijk nog sanerende maatregelen nodig. Deze zijn in de planontwikkeling niet voorzien.

Voor de ontwikkeling van het terrein zijn geen sanerende maatregelen nodig. Wel is het mogelijk dat er bij de bouwwerkzaamheden verontreinigd grondwater wordt onttrokken. Hiervoor is een saneringsplan noodzakelijk.

De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen gevaar voor de volksgezondheid bij de aanwezige bestemmingen/functies in het beheerbestemmingsplangebied, uitgaande van het behouden van de bestaande bebouwing. Indien de bestaande bebouwing ter plaatse van de VOCl-grondwaterveronreiniging verwijderd wordt is een aanvullend grondwateronderzoek met risicobeoordeling nodig. Op basis van deze risicobeoordeling kunnen mogelijk sanerende voorzieningen worden geëist.

De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen belemmering voor de planontwikkeling op de ontwikkellocatie en voor de financiële uitvoerbaarheid daarvan, mits er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

- Voor het onttrekken van grondwater is een saneringsplan nodig;

- Indien de bestaande bebouwing ter plaatse van de VOCl-grondwaterverontreiniging verwijderd wordt is een aanvullend grondwateronderzoek met risicobeoordeling nodig. Op basis van deze risicobeoordeling kunnen mogelijk sanerende voorzieningen worden geëist.

Conclusie

De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied. Er zijn wel gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. Direct grenzend aan het plangebied liggen grondwaterverontreinigingen; deze worden vanaf 2012 gesaneerd.

5.2.8 Cultuurhistorie en archeologie

Cultuurhistorie  

Het voormalige onderstation van de N.V. Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschappij (ook wel MOW-complex) is in 2000 aangewezen als een rijks beschermd monument. Het complex bestaat uit verschillende onderdelen: het Bedieningsgebouw; de Heftoren annex werkplaats; het Magazijngebouw; twee Garages en een rijtje van 4 Fabriekswoningen met toegangspoort geadresseerd als Broekstraat 22, 24, 26 en 28.

Het complex is aangewezen als rijks beschermd monument vanwege de:

- architectuurhistorische waarde als goed voorbeeld van een grotendeels gaaf en compleet bewaard gebleven industrieel complex, dat opvalt door de hoogwaardige esthetische kwaliteit van de samenstellende onderdelen en de architectonische eenheid. Het complex is een goed voorbeeld van het werk van de architect ir. H. Fels;

- stedenbouwkundige waarde als onderdeel van het in de eerste helft van de 20ste eeuw ontwikkelde industriegebied 't Broek, waarin het complex door situering en verschijningsvorm een bijzonder beeldbepalend element vormt;

- cultuurhistorische waarde als uitdrukking van de technische ontwikkeling van de elektriciteitsvoorziening en als onderstation een zeldzaam overblijfsel van industriële architectuur.

Algemene aanbevelingen: 

Lijst van beschermde monumenten: Object: Van Oldenbarneveldtstraat 90-92: kwalificatie Rijksmonument; Object Broekstraat 22, 24, 26 en 28: kwalificatie Rijksmonument.
Het voormalige MOW-complex herbestemmen ten behoeve van wonen, werken en kantoorfuncties. Herbestemmingimpuls karakteristieke gebouwen en terreinen.

Conclusie

Wijziging van beschermde monumenten is vergunningplichtig. Het college van B&W is hierin het bevoegde gezag. In een beperkt aantal omstandigheden, zoals bij ingrijpende restauraties, sloop of functiewijzigingen dient er een advies van de minister van RCE (Rijksdienst Cultureel Erfgoed) te worden ingewonnen.

Archeologie

Het plangebied ligt in een voormalig uiterwaardengebied, op enige afstand van een zone met hellingsafzettingen van de stuwwal. Vanwege de lage ligging bij de Rijn en dientengevolge de (periodiek) natte omstandigheden, heeft de zone waarin het plangebied ligt in het verleden het toponiem Het Broek gekregen.

De lage ligging en natte omstandigheden maakten Het Broek in het verleden tot een ideale plaats om vee te weiden. De uiterwaardenklei leende zich daarnaast ook voor de baksteenfabricage. Deze industrie gaat terug tot de middeleeuwen. Na de middeleeuwen verplaatste de Arnhemse baksteenfabricage zich naar Stadsblokken-Meinerswijk. Oostelijk in Het Broek, richting Kleefse Waard, heeft de baksteenfabricage zich vrijwel zeker bevonden. Of dat ook voor het plangebied geldt is niet bekend, maar niet uit te sluiten. De bakstenen zijn vanaf 1250 geproduceerd, onder meer om de stadsmuren mee te bouwen.

Er liggen in het plangebied geen vindplaatsen. Vindplaatsen in de omgeving houden alle verband met de Arnhemse binnenstad, waar binnen de veiligheid van de stadsmuren vanaf de 13e eeuw ononderbroken gewoond is.


Conclusie

Voor het plangebied zijn tot op heden geen archeologische waarden bekend en de oud landschappelijke situatie alsmede het gebruik van het plangebied maken dat de archeologische verwachtingskans laag is. Dit ook met betrekking tot de baksteenfabricage: het is onduidelijk of deze ook hier plaatsvond en zo ja, in welke mate (omvang van de productie, aantal veldovens).

De lage verwachtingskans is vertaald naar een archeologische verwachtingenkaart, die hieronder is afgebeeld, met als archeologische maatregel dat onderzoek nodig is bij bodemingrepen >2000 m2 die daarbij dieper dan 40 cm reiken. Deze maatregel is benoemd in de Erfgoedverordening. Dit is ook naar de regels van het bestemmingsplan vertaald volgens de uitgangspunten in de modelvoorschriften-archeologie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.785-0301_0004.jpg"