Plan: | Bestemmingsplan Fluvium - SB gebouw |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0202.779-0301 |
Wegverkeerslawaai
Aan weerszijden van de meeste wegen bevindt zich een zone (artikel 74 Wet geluidhinder). Deze zone is het aandachtsgebied waarbinnen de regels van de Wet geluidhinder van toepassing zijn. Niet alle wegen hebben een zone, uitgesloten zijn de wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur en woonerven. Naar aanleiding van uitspraken van de Raad van State moeten in het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing de aangrenzende 30 km/uur wegen wel onderzocht worden. Uitgangspositie moet zijn dat wegen vallend binnen het 30 km/uur regime van de gemeente voldoen aan de voorkeursgrenswaarde ten opzichte van de aangrenzende woningen.
Als er binnen de zone van een weg (planologisch) met betrekking tot een geluidsgevoelige bestemmingen een nieuwe situatie ontstaat moet er een akoestisch onderzoek uitgevoerd worden (artikel 76 e.v. Wet geluidhinder). Uit het onderzoek kunnen drie typen resultaten komen:
Een hogere grenswaarde is noodzakelijk voor nieuwe woonbestemmingen waar een geluidbelasting groter dan 48 dB te verwachten is. Het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen is hiervoor het toetsingskader. De gemeente toetst conform de nota 'Uitvoeringsbeleid hogere grenswaarden gemeente Arnhem' die gebaseerd is op het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen Wet geluidhinder en de uitgangspunten van het beleidsplan geluid. De hoofdcriteria zijn:
Verder zijn voor het verlenen van een hogere grenswaarde de criteria zoals deze opgenomen zijn in de nota uitvoeringsbeleid hogere grenswaarde gemeente Arnhem van toepassing.
Naar de geluidbelasting door wegverkeer is onderzoek gedaan door DGMR. Uit de rapportage van dit onderzoek, V.2011.1185.00.R001 van 21 oktober 2011, blijkt het volgende:
Met de huidige wegdekverharding, te weten betonklinkers ter hoogte van het SB-gebouw, is de maximale geluidbelasting 57 dB. Dit is ver boven de voorkeursgrenswaarde, dus is ook onderzocht wat een alternatief wegdek zou betekenen voor de gevelbelasting. Met het toepassen van stil asfalt op de van Oldenbarneveldstraat wordt de geluidbelasting teruggebracht tot maximaal 52 dB. Omdat het toepassen van deze maatregel tot extra kosten leidt, is gekeken naar de doelmatigheid van deze maatregel. Voor de wooneenheden in het SB-gebouw is het aanleggen van stil asfalt doelmatig.
Conclusie.
De geluidbelasting ligt met 52 dB, met toepassing van stil asfalt op de van Oldenbarneveldstraat, tussen de voorkeursgrenswaarde (48 dB) en de grenswaarde (63 dB binnenstedelijk). Toepassing van stil asfalt is doelmatig en weegt op tegen de extra kosten. Er kan een hogere waarde worden vastgesteld. De ontheffing moet aangevraagd worden bij het college van B&W. De ontheffing moet verleend zijn voor vaststelling van het plan door de gemeenteraad en het ontwerpbesluit op de aanvraag moet gelijktijdig ter inzage liggen met het ontwerpbesluit van het bestemmingsplan.
Industrielawaai
Het SB-gebouw ligt binnen de geluidzone van het gezoneerde industrieterrein. Daarom moeten de nieuwe woningen getoetst worden aan de normen voor industrielawaai. Hierbij is de voorkeursgrenswaarde 50 dB(A) en de grenswaarde 55 dB(A). Voor het toetsen van ontwikkelingen aan de normen voor industrielawaai beschikt de gemeente Arnhem over een geluidsmodel van het gezoneerde industrieterrein. De gemeente is zelf de beheerder van dit model.
Conclusie.
De gevelbelasting van het SB-gebouw is berekend op basis van het voorbereidingsbesluit. Dat wil zeggen dat in het geluidsmodel de huidige situatie (vergunde bronnen) is gebruikt als uitgangspunt voor de berekening van de gevelbelasting. Door de aanpassingen aan de vergunning van het bedrijf Vébé van Steijn (het tankstation is verplaatst naar de Westervoortsedijk) én de afwaardering van het Corusterrein (het bedrijf Corus heeft het terrein verlaten) is de gevelbelasting uitgekomen op 55 dB(A).
Er kunnen zich nog wel bedrijven vestigen op de voormalige Corusterrein maar deze zullen slechts (op grond van de nieuwe woonsituatie in de directe omgeving) kunnen worden toegelaten wanneer de geluidproductie minder bedraagt dan bij de vorige bedrijfsvestiging het geval was.
Deze gevelbelasting van 55 dB(A) wordt nu in het kader van het bestemmingsplan vastgelegd als MTG-punt (voor de ontheffing hogere waarde voor industrielawaai).
Dit kleinschalige project is niet opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Redelijker wijs kan ervan uit worden gegaan dat de geprojecteerde woningen niet bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit van meer dan 3%.
Conclusie
Gezien het schaalniveau van het plan zal het niet in betekende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. De Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 beter bekend als de Wet luchtkwaliteit legt geen beperkingen op om het voormalige SB-gebouw te transformeren.
Op basis van de VNG brochure Bedrijven en milieuzonering 2009 ligt de locatie in gemengd gebied. Een gemengd gebied wordt gekenmerkt door een matige tot sterke functiemenging. Direct naast wonen komen andere functies voor zoals kleine bedrijven. In de directe omgeving van de locatie ligt het bedrijventerrein Westervoortsedijk dat voor een gedeelte als milieucategorie 3 (3.1) en voor een gedeelte als milieucategorie 2 bedrijven is bestemd. De richtafstand voor milieucategorie 3.1 bedrijven ten opzichte van een gemengd gebied is 30 meter en voor milieucategorie 2 bedrijven 10 meter. De huidige bedrijfsgebouwen binnen het bestemmingsplan Westervoortsedijk liggen op voldoende afstand van het voormalige SB-gebouw.
Wanneer er binnen de richtafstand nieuwe bedrijfsgebouwen worden gesitueerd dan kan er alleen goed gemotiveerd van deze richtafstand worden afgeweken.
Conclusie
De bedrijfsgebouwen op het bedrijventerrein Westervoortsedijk liggen op voldoende afstand van het voormalige SB-gebouw.
Het voormalige SB-gebouw is zelf geen risicovolle activiteit. In de directe omgeving van het gebouw bevindt zich het LPG tankstation VeBe Van Steijn. Dit LPG tankstation zal verdwijnen en worden verplaatst naar het industrieterrein Kleefse Waard aan de Westervoortsedijk. Dit betekent dat er in de directe omgeving van het gebouw geen risicovolle activiteiten zijn en externe veiligheid geen rol speelt.
Omdat er in de directe omgeving van het gebouw geen risicovolle activiteiten zijn vindt er geen
verantwoording van het groepsrisico plaats.
Conclusie.
Omdat er in de directe omgeving van het gebouw geen risicovolle activiteiten zijn is er geen
10-6 PR contour en vindt er geen verantwoording van het groepsrisico plaats.
Als basisinformatie zijn de volgende documenten genomen:
Beschrijving bestaande situatie.
Het plangebied is het voormalig gemeentekantoor van de dienst Stadsbeheer (voorheen Milieu en Openbare Werken) aan de Van Oldenbarneveldtstraat 90, inclusief de voormalige fietsenstalling en de directe omgeving (o.a. deel van de straten). Het monumentale pand op het binnenterrein, het zuidelijke gebouw en een groot deel van het binnenterrein vallen niet binnen dit plangebied.
Alleen in het gebouwen aan de Van Oldenbarneveldtstraat zijn beschermde soorten aangetroffen. Er is daar een paarverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis.
Aan de Broekstraat en de Van Oldenbarneveldtstraat staan bomen, welke behouden blijven. Dit is structureel groen (Groenplan 2004). Het deel van het binnenterrein bevat enkele vierkantenmeters groen in de vorm van een tuin, welke worden verwijdert. Dit groen is flexibel groen (Groenplan 2004).
Beschrijving ontwikkelingen
Flora- en faunawet
De renovatiewerkzaamheden aan het gebouw kunnen effecten hebben op de (potentiële) natuurwaarden, namelijk de paarverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis.
Verder is er voor het gehele Fluvium-noord, waaronder dit plangebied , een ecologisch werkprotocol opgesteld. In het gehele gebied worden beschermde soorten verstoord gedurende het sloop- en bouwproces, namelijk gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, steenmarter en huismus.
Groenbalans (16 maart 2011) | |||||
eenheid | bestaand | verlies | compensatie | Behoud | |
Groen (struiken, gras, perken) | oppervlak (m2) | 1280 | 1280 | 980 | - |
Bomen (stamdiameter > 25cm) | aantal (stuks) | 3 | 2 (wilg) | 29 | 1 (kers) |
Noot: De bomen aan de Van Oldenbarneveldtstraat en de Broekstraat zijn niet meegenomen in de balans.
Hoewel binnen het gebied sprake is van afname van het oppervlak groen, wordt dit gecompenseerd door positieve saldo van het aantal bomen. En de bomen krijgen voldoende ondergrondse groeiruimte. Daarmee is sprake van een kwaliteitsverbetering.
Conclusie
Er zijn geen belemmeringen, mits:
- het Ecologisch werkprotocol Fluvium-noord (De Groene Ruimte BV. 7 juli 2011) wordt toegepast;
- de renovatie aan de gebouwen worden uitgevoerd onder begeleiding van een ter zake kundig ecoloog.
- de groenbalans conform MOW VO openbare ruimte (16 maart 2011) wordt uitgevoerd.
De huidige situatie:
Oppervlaktewater
In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
Grondwater
Het diepe grondwater stroomt globaal van Noord naar Zuid, vanaf de Veluwe richting de Nederrijn en de Betuwe. Het diepe grondwater bevindt zich op ca. 9 m. + N.A.P. bij een maaiveld van ca. 13 m. +N.A.P. Hier bovenop komt nog het effect van het infiltrerende regenwater. Dit water zijgt vanaf het maaiveld naar beneden en stagneert op de waterstroom vanuit de Veluwe en op de storende bodemlagen. De ondergrond bestaat de ca. eerste 3 - 4 meter uit zand. Dit wordt gevolgd door een kleilaag van enkele meters dik waaronder een veenlaag is gelegen.
Door de storende bodemlagen is de werkelijke ontwatering, de afstand tussen maaiveld en grondwater, kleiner dan op basis van het diepe grondwater verwacht zou worden. Uit bodemonderzoek in 2008 blijkt de daadwerkelijke grondwaterstand op ongeveer 2 meter onder maaiveld te liggen.
De Nederrijn is van invloed op de grondwaterstand. Bij een hoge rivierstand wordt de stroming vanuit de Veluwe belemmert, waardoor deze stagneert en opstuwt. De opstuwing kan een hogere grondwaterstand tot gevolg hebben.
Afvalwatersysteem
In het huidige binnenterrein ligt een gescheiden rioolsysteem. Hierbij wordt het hemelwater gescheiden van het vuilwater afgevoerd. De aanwezige vijver maakt deel uit van een systeem waarin regenwater wordt opgevangen voor hergebruik. Voor de hoeveelheid/omvang van de afvoer van hemelwater hanteert het waterschap een statische berging van 20 mm. Dit geldt voor inbreidingsgebieden waar bij dit plan sprake van is.
De toekomstige situatie.
Oppervlaktewater
Hierin is geen verandering.
Grondwater
Er mogen geen negatieve effecten op het grondwater plaats vinden. Bij ondergrondse ontwikkelingen zoals verdiept bouwen, is (geo)hydrologisch onderzoek is noodzakelijk om de effecten van en op het grondwater inzichtelijk te maken.
Afvalwatersysteem
Na ontwikkelingen mag alleen afvalwater nog worden afgevoerd waarbij het hemelwater op eigen terrein moet worden verwerkt. Hemelwater verwerken kan o.a. door infiltratie, hergebruik van regenwater of door het toepassen van een groendak. Voor de (statische berging) van hoeveelheid/omvang van de afvoer van hemelwater wordt een norm gehanteerd die geldt voor inbreidingsgebieden zoals bij dit plan het geval is. Als blijkt dat het verwerken van hemelwater op eigen terrein niet mogelijk is, dan moet in overleg met de waterbeheerders een andere oplossing gevonden worden.
Het is aan de initiatiefnemer om een passende en duurzame oplossing te zoeken.
Overleg gemeente en waterbeheerder
De waterparagraaf is verstuurd naar Waterschap Rijn en IJssel. Het waterschap heeft aangegeven dat in het plan voldoende is gezegd over infiltratie van hemelwater en dat in de regels voldoende mogelijkheden zijn opgenomen tot de aanleg daarvan. Verder is aangegeven dat voor de benodigde hoeveelheid/omvang van de afvoer van hemelwater normen worden gehenteerd.
Het waterschap heeft tenslotte aangegeven een persleiding in/nabij het plangebied bij voorkeur als dubbelbestemming op de plankaart aangegeven te willen zien.
De persleiding is niet opgenomen op de plankaart maar wel op de waterattentiekaart die hieronder wordt afgebeeld. In de conclusie hieronder is aangegeven dat aandacht moet zijn voor de op deze kaart aangegeven voorzieningen en dat deze niet mogen worden beperkt in hun functioneren.
waterattentiekaart
Conclusie
Er moet aandacht zijn voor de op de waterattentiekaart aangegeven voorzieningen. Deze mogen niet beperkt worden in hun functioneren. Er mag zonder aanvullend geo-hydrologisch onderzoek niet verdiept worden gebouwd.
Beschrijving bodemkwaliteit in het plangebied.
Voor het bestemmingsplan is als eerste met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem een inventarisatie uitgevoerd naar de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied.
Daarnaast is voor ontwikkellocaties een inventarisatie uitgevoerd naar alle beschikbare bodemkwaliteitgegevens en historische gegevens in het plangebied. Daarbij is gebruik gemaakt van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem en zijn bodemrapporten/-documenten geraadpleegd.
Uit de inventarisatie is gebleken dat in het bestemmingsplangebied de volgende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn:
Adres | BISnr. | Aangetoond of potentieel geval | Omschrijving |
Van Oldenbarneveldtstraat 90-92 | 0041 | aangetoond | Sterke VOCl-verontreiniging in het grondwater. |
Westervoortsedijk 7 e.o. vm gasfabriek | 0017 | aangetoond | Sterke verontreiniging met zware metalen, PAK en cyanide in grond en grondwater |
Direct aangrenzend aan het bestemmingsplangebied liggen de volgende grondwaterverontreinigingen:
Adres | BISnr. | Omschrijving |
Van Oldenbarneveldtstr 91 | 0172 | Restverontreiniging minerale olie in het grondwater >S |
Van Oldenbarneveldtstraat 90 | 0041 | Sterke verontreiniging in 1 peilbuis (diepe grondwater) onder middenterrein, VOCl. Geen geval. |
Westervoortsedijk 7 e.o. vm gasfabriek | 0017 | Sterke verontreiniging met minerale olie, aromaten en naftaleen in diverse grondwaterspots |
Voor de ontwikkellocatie (lSBpand Van Oldenbarneveldtstraat 90, gebouwen A, G en H) zijn, naast het gemeentelijk bodeminformatiesysteem, de volgende bodemrapporten/-documenten geraadpleegd:
De verontreiniging ter plaatse van het plangebied als gevolg van de voormalige gasfabriek is in 1992 gesaneerd. De verontreiniging in de vaste bodem is volledig verwijderd. Onder de kelder van gebouw H is een sintellaag van ca 5 cm achtergebleven. Deze heeft geen gevolgen voor de herinrichting.
Ten zuiden van het pand is een damwand aangebracht op de saneringsgrens. Rondom gebouw H is een drainage aangelegd voor het eventueel onttrekken van grondwater.
Conclusie
De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied. Er zijn enkele gevallen van ernstige bodem- en grondwaterverontreiniging aanwezig op en in de directe omgeving van het plangebied.
Voor de ontwikkeling van het terrein zijn geen sanerende maatregelen noodzakelijk, omdat er sprake is van vooral interne bouwactiviteiten. De bestaande kelders blijven behouden.
Voor de herinrichting gelden de volgende voorwaarden:
De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen gevaar voor de volksgezondheid bij de aanwezige bestemmingen/functies in het bestemmingsplangebied. De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen belemmering voor de planontwikkeling op de ontwikkellocatie en voor de financiële uitvoerbaarheid daarvan, mits er voldaan wordt aan de voorgenoemde voorwaarden.
Cultuurhistorie
Het voormalig onderstation van de N.V. Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschappij (ook wel SB-complex) is in 2000 aangewezen als een rijks beschermd monument. Het complex bestaat uit verschillende onderdelen: 1) het Bedieningsgebouw; 2) de Heftoren annex werkplaats; 3) een rijtje van vier Fabriekswoningen met toegangspoort aan de Broekstraat; 4) het Magazijngebouw en 5) een Garage. Het complex is aangewezen als rijks beschermd monument vanwege de:
Conclusie.
Wijziging van beschermde monumenten is vergunningplichtig. Het college van B&W is vergunningbevoegd orgaan. In een beperkt aantal omstandigheden, zoals bij ingrijpende restauraties, sloop of functiewijzigingen dient het advies van de minister van OC&W te worden ingewonnen.
Algemene aanbeveling: Lijst van beschermde monumenten: Object: Van Oldenbarneveldtstraat 90-92; kwalificatie: Rijksmonument
Archeologie
Het plangebied ligt in een voormalig uiterwaardengebied, op enige afstand van een zone met hellingsafzettingen van de stuwwal. Vanwege de lage ligging bij de Rijn en dientengevolge de (periodiek) natte omstandigheden, heeft de zone waarin het plangebied ligt in het verleden het toponiem Het Broek gekregen.
De lage ligging en natte omstandigheden maakten Het Broek in het verleden tot een ideale plaats om vee te weiden. De uiterwaardenklei leende zich daarnaast ook voor de baksteenfabricage. Deze industrie gaat terug tot de Middeleeuwen. Na de Middeleeuwen verplaatste de Arnhemse baksteenfabricage zich naar Stadsblokken-Meinerswijk. Oostelijk in Het Broek, richting Kleefse Waard, heeft de baksteenfabricage zich vrijwel zeker bevonden. Of dat ook voor het plangebied geldt is niet bekend, maar is niet uit te sluiten. De bakstenen zijn vanaf 1250 geproduceerd, onder meer om de stadsmuren mee te bouwen.
Er liggen in het plangebied geen vindplaatsen. Vindplaatsen in de omgeving houden alle verband met de Arnhemse binnenstad, waar binnen de veiligheid van de stadsmuren vanaf de 13e eeuw ononderbroken gewoond is.
Conclusie
Voor het plangebied zijn tot op heden geen archeologische waarden bekend en de oudlandschappelijke situatie alsmede het gebruik van het plangebied maken dat de archeologische verwachtingskans laag is. Dit ook met betrekking tot de baksteenfabricage: het is onduidelijk of deze ook hier plaatsvond en zo ja, in welke mate (omvang van de productie, aantal veldovens).
De lage verwachtingskans is vertaald naar een archeologische verwachtingenkaart, die hieronder is afgebeeld, met als archeologische maatregel dat onderzoek nodig is bij bodemingrepen >2000 m2 die daarbij dieper dan 40 cm reiken. Deze maatregel is benoemd in de Erfgoedverordening. Dit is ook naar de regels van het bestemmingsplan vertaald volgens de uitgangspunten in de modelvoorschriften-archeologie.