Plan: | Bestemmingsplan Hoogstede - Zuid |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0202.760-0301 |
De woningen bevinden zich binnen de wettelijke geluidzone van de Klingelbeekseweg. Als gevolg van de Wet geluidhinder (Wgh) dienen de geluidbelastingen op de gevels van de woningen te worden onderzocht en getoetst aan de wettelijke grenswaarden en het Arnhemse beleidsplan geluid.
Uit de regionale verkeers- en milieukaart (RVMK) blijkt de 48 dB contour (voorkeursgrenswaarde) op een afstand van 23 meter uit het hart van de Klingelbeekseweg te liggen. De woningen liggen op een veel grotere afstand dan 23 meter uit het hart van de Klingelbeekseweg.
Conclusie
De voorkeursgrenswaarde wordt ter plaatse van de woningen niet overschreden. Het Arnhemse beleidsplan Geluid en de Wet geluidhinder leggen geen beperkingen op om de dienstwoningen te bestemmen als woningen.
De berekening uit de RVMK is hieronder bijgevoegd.
Dit kleinschalige project is niet opgenomen in het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit). Redelijkerwijs kan ervan uit worden gegaan dat 2 woningen niet bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit van meer dan 3%.
Conclusie
Gezien het schaalniveau van het plan zal het niet in betekende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Binnen het plangebied bevindt zich een gedeelte van de KEMA (Utrechtsweg 310) met het kortsluitlab en hoogspanningslab. Op deze laboratoria wordt niet gewerkt met brandbare gassen, vloeistoffen of explosieven waardoor een explosie zou kunnen ontstaan. Dit betekent dat er geen effecten buiten de inrichting te verwachten zijn. Op het kortsluitlab wordt kortsluiting gecreëerd waardoor er wel brand kan ontstaan. Om ervoor te zorgen dat een eventuele brand niet kan overslaan naar andere gebouwen zijn er in de milieuvergunning voorschriften opgenomen over de brandveiligheid.
Op basis van de VNG brochure gaat het om een milieucategorie 3 bedrijf. Deze indeling in milieucategorie is gebaseerd op verschillende activiteiten binnen de inrichting. Het bedrijf is niet onder te brengen in één hoofdactiviteit. Bij een milieucategorie 3 bedrijf geldt een richtafstand van 50 meter ten opzichte van woningen in een gemengd gebied (wonen naast werken).
Het bedrijf van Rijkswaterstaat (Slijpbeekweg 8) is op basis van de VNG brochure een milieucategorie 2 bedrijf (SBI 52109). Ten opzichte van woningen in een gemengd gebied geldt een richtafstand van 10 meter.
Conclusie
Er bevinden zich geen woningen binnen de richtafstand van de bedrijven op de locatie van Rijkswaterstaat en de KEMA.
Externe veiligheid in het plangebied
Het plangebied ligt tegen de Nederrijn aan maar het aantal transporten met schepen die gevaarlijke stoffen bevatten is dusdanig laag dat er geen 10-6 PR contour is en er geen groepsrisco is.
Conclusie
Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit betekent dat externe veiligheid niet van belang is.
Het plangebied ligt in de uiterwaarden van de Rijn. Ten noorden van het plangebied ligt een stuwwal met een beekdal (Slijpbeek), een droogdal (Den Brink) en een steilrand. De Slijpbeek stroomt deels door het plangebied. Vanuit ecologisch oogpunt is de overgang van Veluwe naar rivier belangrijk. Een natte landschappelijke en ecologische verbinding wordt gevormd door de Slijpbeek en het bijbehorende dal. Een droge verbinding wordt gevormd door de steilrand.
In het kader van de ontwikkelingen binnen Arnhems Buiten is een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd in 2008 (De groene Ruimte, 2008). De flora- en faunawaarden binnen het plangebied zijn globaal in beeld gebracht. De ecologische kwaliteiten zijn vooral aanwezig in de zone van de slijpbeek en de steilrand. Soorten als konijn, eekhoorn, fazant en egel komen voor in het gehele gebied. Er is een nestplaats van de steenuil en van de zwarte kraai. Van de amfibieën komt de rugstreeppad mogelijk voor in de omgeving. De steilrand en de rivier vormen belangrijke jachtroutes en –gebieden van diverse vleermuizen. Er zijn geen verblijven bekend.
Landschapsvisie Arnhem Buiten
Binnen de ontwikkeling van Arnhem Buiten is een landschapsvisie opgesteld. Hierin is de landschappelijke samenhang uitgewerkt (“Landschapsvisie Arnhem Buiten. H+N+S Landschapsarchitecten. In opdracht van BGB Ontwikkeling C.V. Oktober 2009”).
De uitgangspunten van de landschapsvisie voor het deelgebied Rosande zijn:
EHS
Het zuidwestelijke deel van het plangebied valt binnen de EHS – natuur (2009). Het huidige gebruik van dit deel valt binnen de bestaande bestemming “bedrijf”. De ecologische waarde van dit gebied zijn niet bekend, maar zijn gezien de inrichting en het gebruik naar schatting gering.
Conclusie
De randen van het plangebied en het open beekdal van de Slijpbeek in het noordwesten van het plangebied vormen de groene hoofdstructuur en zijn ecologisch waardevol (“Landschapsvisie Arnhem Buiten. H+N+S Landschapsarchitecten. In opdracht van BGB Ontwikkeling C.V. Oktober 2009”).
Bij mogelijke toekomstige ontwikkelingen moet in ieder geval getoetst worden aan de Flora- en faunawet. De basis voor deze toetst is een actueel natuurwaarden onderzoek. De bestaande ecologische gegevens kunnen niet worden gebruikt, omdat deze globaal en niet actueel zijn.
Beschrijving van de watersystemen in het plangebied
Oppervlaktewater
In het plangebied komen twee types oppervlaktewater voor. In het westen loopt de Slijpbeek en in het zuiden is de Nederrijn onderdeel van het plangebied.
De Slijpbeek is aangegeven als een SED-beek (een beek met Specifiek Ecologische Doelstelling). Dit zijn beken met een zekere ecologische waarde of die dit door geringe inspanning kunnen krijgen. De Slijpbeek is de enige Arnhemse beek met vrije uitstroming in de rivier.
De zuidrand van het plangebied wordt gevormd door de Nederrijn. Heel het plangebied behoort tot het stroomvoerend regime van de rivier. Hier gelden de regels uit de 'Beleidslijn Ruimte voor de Rivier' en de 'Beleidslijn Grote Rivieren'. Daarna is het maaiveld van nature hoog genoeg om niet meer te kunnen inunderen vanuit de rivier.
Grondwater
Het grondwater in het plangebied staat onder sterke invloed van het rivierpeil. Bij een normaal rivierpeil heeft de rivier een drainerend effect op het omliggende gebied, dat wil zeggen dat het ondiepe grondwater richting het zomerbed van de rivier stroomt. Bij een stijgend rivierpeil zal de grondwaterstroom vanaf de Veluwe worden opgestuwd wat tot kwel kan leiden. Delen van het plangebied behoren tot het winterbed van de rivier en komen bij hoge rivierpeilen onder water te staan.
Ter bescherming van de Slijpbeek is in het beïnvloedingsgebied het 'stand still step forward' principe van kracht; de huidige waterhuishoudkundige situatie moet minimaal gelijk blijven. Voor de bescherming hiervan geld een aanlegvergunningstelsel.
Afvalwatersysteem
Het terrein heeft een gescheiden rioolstelsel. Dit betekend dat het hemelwater en het afvalwater apart wordt ingezameld en getransporteerd. Het hemelwater wordt in de Slijpbeek en de Nederrijn geloosd. Het vuilwater wordt getransporteerd naar de gemeentelijke onderbemaling Klingelbeekseweg (gemaal). Vanaf hier wordt het in het gemend rioolstelsel gepompt dat deel uitmaakt van het beheergebied van het Rijngemaal.
Waterkering
In het plangebied is geen sprake van een technische waterkering. Van het zomerbed loopt het maaiveld hier zo ver omhoog dat er zonder technische waterkering geen kans is op inundatie; dit worden de `hoge gronden' genoemd.
Conclusie
Er mag zonder aanvullend geo-hydrologisch onderzoek niet verdiept worden gebouwd (aanlegvergunningstelsel);
Aandacht voor de op de waterattentiekaart aangegeven voorzieningen. Deze mogen niet beperkt worden in hun functioneren;
Leem- en kleilagen mogen niet beschadigd worden.
Beschrijving bodemkwaliteit in het plangebied
Voor het bestemmingsplan is met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem een inventarisatie uitgevoerd naar de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied.
Uit de inventarisatie is gebleken dat in het bestemmingsplangebied de volgende potentiële en/of aangetoonde gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn:
Adres bronlocatie | BISnr. | Aangetoond of potentieel geval |
Omschrijving |
Slijpbeekweg 8 | 3025 | Potentieel ernstig, niet urgent, niet spoedeisend | Betreft Scheepswerf Rijkswaterstaat. In 2000 zijn in een nulsituatie-onderzoek lichte verontreinigingen aangetroffen in grond en grondwater. |
Klingelbeekseweg 180 Deze locatie ligt ten noorden van het BP-gebied Hoogstede-Zuid. |
1336 | Potentieel ernstig, urgent, spoedeisend | Betreft voormalige chemische wasserij Doeleman (Klingelbeekseweg 180, Arnhem). Een mogelijke grondwaterverontreiniging kan verspreid zijn naar het BP-gebied Hoogstede-Zuid. |
Klingelbeekseweg 45 Deze locatie ligt ten noorden van het BP-gebied Hoogstede-Zuid. |
1329 | Potentieel ernstig, urgent, spoedeisend | Betreft voormalige gasfabriek (van suikerfabriek De Bruin), voormalige textielververij (Textielfabriek gebr. Van Leeuwen) en papierfabriek (van Gelder/Renkum). Mogelijk hebben bodembedreigende activiteiten van deze bedrijven plaatsgevonden binnen het BP-gebied Hoogstede-Zuid. Een mogelijke grondwaterverontreiniging kan verspreid zijn naar het BP-gebied Hoogstede-Zuid. |
Een groot deel van het plangebied valt in zone 1 van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Arnhem. Uit deze zonering en uit diverse uitgevoerde bodemonderzoeken in het gebied blijkt dat over het algemeen geen tot licht verhoogde concentraties aan zware metalen en PAK in de bovengrond te verwachten zijn.
Ter plaatse van de woningen Slijpbeekweg 14 en 16 zijn geen bodembedreigende activiteiten en geen uitgevoerde bodemonderzoeken bekend.
Conclusie
De geïnventariseerde bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied. Er zijn potentiële gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig:
In het gebied zijn over het algemeen geen tot licht verhoogde concentraties zware metalen en PAK in de bovengrond te verwachten.
De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt op basis van de uitgevoerde inventarisatie naar verwachting geen risico voor de volksgezondheid bij de aanwezige bestemmingen/functies in het beheerbestemmingsplangebied (bedrijfsterrein en woningen Slijpbeekweg 14 en 16).
Archeologie
Het plangebied tegen de flank van de Zuidoost-Veluwe stuwwal, in de uiterwaarden met oeverafzettingen van de Rijn. De stuwwal ontstond in de voorlaatste ijstijd, toen landijs vanuit Scandinavië grond tot heuvels opstuwde. Vóór dit geologische tijdperk stroomden de ijstijdvoorlopers van de Rijn ongeveer ter hoogte van het huidige IJsseldal. In brede riviervlakten zetten zij grof materiaal af; dit materiaal werd door de ijstongen omhoog geduwd. Door de komst van de stuwwal moest de Rijn noodgedwongen een meer westelijke richting aannemen. Gedurende de laatste ijstijd bereikte het landijs Nederland niet meer, maar door het poolklimaat en dientengevolge grotendeels ontbreken van vegetatie stroomden rivieren nog steeds in brede riviervlakten, met meerdere stroomdraden grof materiaal uit het achterland afzettend.
Pas in het Holoceen (10.000 jaar geleden-heden) kwam hier verandering in. Het klimaat warmde op en het Noordzeebekken vulde zich met water. Door meer vegetatie kregen rivieren minder sediment vanuit het achterland te verwerken en namen een wat rustiger, meanderend karakter aan. Water vanuit de Noordzee stuwde het rivierwater stroomopwaarts op, waardoor rivieren gedwongen werden om hun sediment af te zetten. Bij overstromingen vormden zich op de oevers zandige lichamen (oeverwallen); de fijnere en lichtere kleideeltjes werden verder weg in de lager gelegen delen tussen oeverwallen afgezet (komgebied). Het is in deze periode dat ook de afzettingen van het plangebied ontstaan; door meandering van de Rijn erodeerden ook delen van de stuwwal waardoor plotse en abrupte hoogteverschillen ontstonden.
Het plangebied heeft op de archeologische verwachtingskaart van Arnhem-Zuid een hoge archeologische verwachtingskans. Dit vanwege de oeverwalafzettingen. Door hun hogere ligging in het landschap betekenden zij vaak een goede vestigingsplaats, ook door een bodemmatrix die zich goed leende voor landbouw. Daarnaast was de aanwezigheid van water (transport, drinken, voedsel) een belangrijke vestigingsfactor. Weliswaar kan de werking van de Rijn in dit gebied erosief zijn geweest, maar niet-aangetaste delen zijn daardoor wel door pakketten sediment afgedekt en beschermd tegen (verdere) bodemaantastingen. Bij de aanleg van de Rosandeplas is ontzettend veel Romeins en vroegmiddeleeuws materiaal aangetroffen. Dit kan verspoeld zijn, maar onderzoekers plaatsen hier ook de vicus van castellum Meinerswijk. Dat klinkt wat vreemd aangezien het plangebied noordelijk van de Rijn ligt, maar in de Romeinse tijd liep de Rijn mogelijk noordelijker en lag het plangebied in het geromaniseerde deel van Nederland. De lokalisering van de vicus is echter speculatief. In relatie tot het castellum is het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) bestudeerd. Uit deze studie blijkt de aanwezigheid van de limes met weg in Arnhem en een deel hiervan ligt mogelijk westelijk van het plangebied. Althans, als de lineaire verhoging die het AHN-beeld toont ook daadwerkelijk met de limesweg samenhangt (limes: noordgrens van het Romeinse Rijk verdedigbaar gemaakt door forten onderling verbonden met een weg).
De archeologische verwachting betreft vooral de Romeinse tijd en vroege middeleeuwen. Het is echter niet uitgesloten dat zich oudere resten in de ondergrond bevinden, al zal de prehistorische bewoning zich meer op de flank van de stuwwal hebben bevonden, zoals het geval is bij het enige honderden meters noordwaarts gelegen plangebied Hoogstede-Klingelbeek. Archeologische waarden gaan hier terug tot minimaal circa 500 v. Chr. (midden-ijzertijd); nog noordelijker is materiaal uit de bronstijd (2000-1000 v. Chr.) bekend. Hier bevinden zich ook grafheuvels uit deze en de voorafgaande periode.
Conclusie Archeologie
Het plangebied heeft een hoge archeologische verwachtingskans, met name op resten uit de Romeinse tijd en vroege middeleeuwen. Bij bodemingrepen zal daarom een archeologisch traject moeten worden gevolgd. Vergeleken met de vrijstellingsgrenzen van de erfgoedverordening, betekent dit voor het plangebied dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij bodemingrepen groter dan 200 m2 en die daarbij dieper dan 40 cm reiken. Er wordt begonnen met inventariserend onderzoek, waarbij tijdens iedere stap (bureauonderzoek, booronderzoek, proefsleuvenonderzoek) moet worden afgewogen of vervolgonderzoek noodzakelijk is.
Cultuurhistorie
IJssellinie
Het plangebied maakt deel uit van de IJssellinie. De IJssellinie is een verdedigingssysteem uit de periode van de Koude Oorlog, die liep van Kampen tot Nijmegen. De linie bij Arnhem was als een van de drie stuwen een essentieel onderdeel van de IJssellinie. Hier kon de Rijn door een drijvend caisson uit de Defensiehaven af te laten zinken worden afgesloten. De stuw werd verdedigd tegen vliegtuigen, tanks, infanterie en aanvallen over (en onder) water. Het gaat hier om een samenhangend systeem.
Dit alles werd gedaan onder grote geheimhouding. De gebouwen en objecten werden dan ook verscholen in het landschap.
In het plangebied zelf bevinden zich enkele verdwenen onderdelen van de IJssellinie:
Direct aangrenzend aan het plangebied bevinden zich 2 onderdelen van IJssellinie , die voorbeschermd zijn als Rijksmonument:
Ten oosten van het plangebied bevinden zich de Defensiehaven en de Stuw; wezenlijke elementen voor het functioneren van het systeem.
kaartbeeld met relicten van de IJssellinie
Momenteel worden plannen ontwikkeld voor toeristische en recreatieve ontsluiting van de IJssellinie.
De defensiehaven, commandobunkers en overige objecten zijn erg geschikt om het verhaal van de IJssellinie te vertellen.
Overige cultuurhistorische waarden
In het plangebied bevinden zich geen beschermde gebouwde monumenten.
Het gebied maakt deel uit van de Rosandepolder. Aan de eind van de 19de eeuw werd ten oosten van het plangebied een steenfabriek aangelegd, waardoor het karakter van dit gebied veranderde.
Al eerder waren noordelijk van het plangebied de landgoederen Hoogstede en De Brink (tegenwoordig KEMA) ontstaan .
In 1854 stelden de eigenaren van Den Brink en het er tegenover, ten zuiden van de Utrechtseweg, geleden Hoogstede een overeenkomst op om elkaar vrij uitzicht te gunnen. Den Brink zou uitzicht behouden naar de Rijn en de toren van Elst. Toen het landgoed in 1931 werd verkocht aan de KEMA bleven hieromtrent diverse bepalingen opgenomen. Met het uitbreiden van de activiteiten van KEMA na de Tweede Wereldoorlog werden aangrenzende terreinen opgekocht. In 1967 werd het Rosandecomplex (15 ha) in gebruik genomen, waarvoor de oude steenfabriek werd gesloopt. Tenslotte volgde in 1976 nog de terreinen van de voormalige papierfabriek Van Gelder, waar expositiecentrum 'Elektrum' enige tijd was gevestigd. In het plangebied zelf lijken zich verder geen cultuurhistorische elementen van grote betekenis te bevinden.
Uitsnede erfgoedkaart (legenda :paars: onderdelen IJsselinie; zachtroze: bebouwingsconcentratie 1850.)
Conclusie Cultuurhistorie
In het plangebied is sprake van enige Cultuurhistorische waarden, met name door de aanwezigheid van onderdelen van de IJssellinie.