Plan: | Bestemmingsplan MFC Klarendal |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0202.755-0301 |
Onderzoek
De wegen in en om het plangebied vallen binnen het 30 km/uur regime van de gemeente Arnhem. 30 km/uur wegen zijn volgens de Wet geluidhinder niet gezoneerd en zijn hierdoor niet onderzoeksplichtig.
Op 3 september 2003 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitgesproken (nr. 200203751/1:Abcoude), dat ondanks het feit dat de 30 km/uur wegen niet onderzoeksplichtig zijn, nog niet geconcludeerd mag worden dat een plan aanvaardbaar is vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening (goed woon- en leefklimaat, zoals opgenomen in het Bouwbesluit). Daarom dient ook bij 30 km/uur zones steeds onderzocht te worden of wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder.
In het kader van planologische procedures geven recente uitspraken aan dat er bij een belasting hoger dan 53 dB sprake is van geen goede ruimtelijke ordening. De Raad van State kan op basis van bovenstaande een initiatief stil leggen en overheden dwingen de situatie te herzien.
Het adviesbureau DGMR heeft de gevolgen van het wegverkeerslawaai op de ruimtelijke ontwikkeling onderzocht en gerapporteerd in het onderzoek “Multifunctioneel Centrum Klarendal, Arnhem – akoestisch onderzoek wegverkeer” met het kenmerk Rapport V.2010.1039.00.R001 d.d. 11 oktober 2009. Het akoestisch onderzoek is als separate bijlage toegevoegd (zie Bijlage 1). Uit de berekeningen blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden.
Er is geen onderzoek verricht naar aanleiding van geluidshinder als gevolg van spoorwegverkeer en industrielawaai en als gevolg van bedrijven in het plangebied zijn gelegen.
Het plangebied ligt namelijk buiten de onderzoekszone van railverkeer en ook niet in de zone van een industrieterrein. Verder zijn er geen bedrijven in het plangebied gelegen.
Conclusie
Uit de berekeningen blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden. Uit akoestisch oogpunt is hier sprake van een goede ruimtelijke ordening. Geluid legt dan ook geen beperkingen op om het plan te realiseren.
Onderzoek.
De locatie wordt omringd en ontsloten door de Vijverlaan, Verlengde Hoflaan, Agnietenstraat, Klarendalseweg, Garnizoenstraat, Klarenbeekstraat en Dragonderpad. Dit kleinschalige project is niet opgenomen in het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit). Redelijker wijs kan ervan uit worden gegaan dat dit project niet bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit van meer dan 3%.
Om dit te bevestigen is er een niet in betekende mate toets uitgevoerd. In deze toets is uitgegaan van een dagelijkse toename van verkeer van 800 motorvoertuigen. Op een Multifunctioneel Centrum van deze omvang is dit een absolute worse case benadering.
Conclusie
Uit de niet in betekende mate toets blijkt dat het plan niet bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit van meer dan 3%. De Wet luchtkwaliteit legt geen beperkingen op om het Multifunctioneel Centrum te realiseren.
Onderzoek
Een MFC (multifunctioneel centrum) is op basis van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering een milieucategorie 2 inrichting. De omgeving van het MFC kan worden getypeerd als gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en klein bedrijven.
Voor milieucategorie 2 bedrijven geldt ten opzichte van een gemengd gebied een afstand van 10 meter. Het MFC komt op voldoende afstand van woningen.
Daarnaast ligt er in de directe omgeving een jongerencentrum. Dit jongerencentrum ligt op voldoende afstand van het MFC.
Conclusie
Vanuit hinder zijn er geen voorwaarden voor het realiseren van het MFC Klarendal.
Onderzoek
Er is geen onderzoek naar externe veiligheid in het plangebied verericht. De locatie ligt niet binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Om die reden vindt er ook geen verantwoording van het groepsrisico plaats.
Conclusie
Er zijn geen voorwaarden voor het realiseren van het MFC Klarendal.
Onderzoek
Ecologische gebiedsbeschrijving en bekende natuurwaarden
Voor de sloop van het gebouw aan de Verlengde Hoflaan in 2008 is een natuurwaardenonderzoek uitgevoerd door Samenwerkende Landschaps Advies Groep (Rapport 6BO0802; datum 26-6-2008). Er zijn toen alleen foeragerende gewone dwergvleermuizen waargenomen.
Voor de sloop van de sporthal en de grondwerkzaamheden is in 2010 eveneens een natuurwaardenonderzoek uitgevoerd, ditmaal door Ekoza.
Er kunnen enkele algemene zoogdieren voorkomen, zoals egel, mol en muizen. Vleermuizen kunnen van het gebouw gebruik maken. Het gebouw bevat een spouwmuur en op enkele plaatsen is er toegang tot de spouwmuur. Spouwmuren worden vaak door vleermuizen als verblijfplaats gebruikt. Daarnaast kunnen vleermuizen gebruik maken van spleten tussen de boeien langs het dak.
De te slopen sporthal biedt geen broedmogelijkheden voor vogels, de groenstrook rondom het gebouw wel. Er zijn geen verblijven van jaarrond beschermde vogels aanwezig, zoals huismus en gierzwaluw.
Op de muren, o.a. nabij de sporthal, groeien geen beschermde soorten, maar wel typische muurvegetatie (muurvaren).
Beschrijving van de groenstructuur
Er is een groene strook aan de randen van het plangebied aanwezig met veelal oude bomen in beheer van de gemeente. Aan de Klarendalseweg staan zes lindes (plantjaar 1950), aan de Verlengde Hoflaan vijf lindes (waarvan drie met een plantjaar van 1930).
Het gebouw dat aan de westzijde (zijde Verlengde Hoflaan) stond, is in 2008 gesloopt. Op deze locatie is tijdelijk een reizende tuin aanwezig in de vorm van een natuurlijke speel- en ontmoetingsplek.
Conform het vigerende bestemmingsplan bedraagt het oppervlak van de bestemming maatschappelijk circa 9.200 m2. Daarvan is 2.685 m2 bebouwing en 6.515 m2 verharding. Het oppervlakte van de bestemming groen in het huidige plangebied bedraagt circa 4.000m2.
Beschrijving ontwikkelingen
Activiteiten die effecten hebben op de (potentiële) natuurwaarden en de groenstructuren.
De sporthal wordt gesloopt en er verdwijnt oppervlakte groen en struweel. De bomen blijven behouden.
Flora- en faunawet
De soorten die verstoord worden door de activiteiten, zijn broedvogels in bomen en struiken en algemene zoogdieren in struiken. Door de werkzaamheden aan groen buiten het broedseizoen te doen, vindt er geen verstoring plaatst. Het broedseizoen is van 1 maart tot 1 augustus.
Verder kunnen er vleermuizen in de sporthal verblijven die met de sloop verstoord kunnen worden. Om de verblijven te kunnen vaststellen is nader onderzoek nodig in april – september 2011. Wanneer verblijven worden aangetroffen, moet de initiatiefnemer bij het ministerie van EL&I een ontheffing Flora- en faunawet aanvragen. De ontheffing moet zijn verkregen alvorens met de sloop te kunnen starten.
Vooruitlopend op de resultaten van dit nader onderzoek moeten er in de nieuwbouw verblijven voor vleermuizen worden ingepast. Zo wordt al geanticipeerd op de mogelijke wettelijke mitigatie conform de
Visie Ecologie (Groenplan)
Het plangebied valt binnen het gebiedstype 'De stenen stad'. De beleidsambitie is het stimuleren van stadsnatuur, o.a. diverse vlinders, huismus, gierzwaluw en vleermuis. Door het slopen van gebouwen en het verwijderen van groen kunnen de genoemde soorten (deels) leefgebied verliezen. Dit kan worden gecompenseerd door het inpassen van verblijven voor huismus, gierzwaluw en vleermuis in de nieuwbouw en het aanleggen van inheems groen en bloeiende vaste planten.
Groen/Groenbalans
In het oude bestemmingsplan was voor de locatie een groenbestemming gelegd op bepaalde gebieden in de rand en op een meer centraal gelegen groenvlak. Binnen deze groenbestemming was daarmee in totaal 4.315 m2 groenoppervlak gewaarborgd.
In het nieuwe bestemmingsplan voor deze locatie wordt de groenbestemming nog alleen op bepaalde randen van het terrein gelegd, in totaal ter grootte van 3.355 m2.
Per saldo betekent het nieuwe bestemmingsplan een negatieve groenbalans ten aanzien van geborgd groenoppervlak ter grootte van 960 m2.
Dit impliceert voor de planontwikkeling van gebouw en terreininrichting dat er daarin nog taakstellend minimaal 960 m2 groen zal moeten worden gerealiseerd. Dit zal worden getoetst op basis van het definitieve inrichtingsplan bij de in te dienen bouwaanvraag.
Mocht daarin het taakstellende aanvullende groenoppervlak niet worden gerealiseerd, dan zal er door de ontwikkelende partij compensatie moeten worden geboden volgens de gemeentelijke spelregels groencompensatie.
Conclusie.
- Er is sprake van een negatieve groenbalans. Daarom moet voor de planontwikkeling van gebouw en terreininrichting daarin nog taakstellend minimaal 960 m2 groen worden gerealiseerd. Dit zal worden getoetst op basis van het definitieve inrichtingsplan bij de in te dienen bouwaanvraag.
- Het bestemmingsplan is uitvoerbaar conform de bepalingen uit de Flora- en faunawet wanneer conform de bepalingen van deze wet in de nieuwbouw vleermuisverblijven worden ingepast. Als algemene aanbeveling geldt om in de nieuwbouw tevens verblijven voor huismus, gierzwaluw in te passen conform het Groenplan Arnhem 2004, visie ecologie.
- Als algemene aanbeveling geldt ook om een aanvullend onderzoek naar vleermuizen te laten uitvoeren door een extern terzake kundige in de periode april – september 2011. Wanneer verblijven worden aangetroffen, moet de initiatiefnemer bij het ministerie van EL&I een ontheffing Flora- en faunawet aanvragen. De aanvraag- en proceduretijd is ongeveer een half jaar. De ontheffing moet zijn verkregen alvorens met de sloop te kunnen starten
Beschrijving watersystemen in de huidige situatie
Oppervlaktewater: In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
Grondwater: De hoogte van het maaiveld varieert van ca. 37 m. + N.A.P. aan de noordkant van het plangebied tot 34 m. + N.A.P. aan de zuidkant. Het diepe grondwater bevindt zich op circa 18 m. + N.A.P. Door de ligging van het plangebied op de stuwwal van de Veluwe bestaat de mogelijkheid op het voorkomen van storende lagen in de ondergrond. Hierdoor kunnen afwijkende grondwaterstanden voorkomen. In het uitgevoerde geo-hydrologisch onderzoek is binnen de eerste 4 meter van het plangebied geen afwijkende grondwaterstand aangetroffen.
Afvalwatersysteem: Het plangebied is net zoals de omgeving, voorzien van een gemengd rioolstelsel. Dit houdt in dat het afvalwater en regenwater in één riool wordt afgevoerd. Uitgezonderd hierop is de Garnizoenstraat die ten noorden en ten zuiden aan het plangebied grenst. Deze is gescheiden gerioleerd waarbij het regenwater apart afgevoerd.
Beschrijving watersystemen in de toekomstige situatie
Oppervlaktewater: Ook in de nieuwe situatie is er geen oppervlaktewater aanwezig
Grondwater: Door geo-hydrologisch onderzoek wordt bij een verdiepte ontwikkeling tot 4 meter onder het maaiveld geen negatieve verstoring van de grondwaterstand en –stroming verwacht. In geval van afwijkingen moeten de effecten op het grondwater opnieuw worden onderzocht.
Afvalwatersysteem: Hemelwater mag niet meer op het riool worden geloosd, maar moet op eigen terrein worden verwerkt. Het uitgevoerde geo-hydrologisch onderzoek toont aan dat dit goed mogelijk is.
Overleg gemeente en waterbeheerders: Reacties van Waterschap Rijn en IJssel zijn in deze paragraaf verwerkt.
Conclusie
Voorwaarden voor het bestemmingsplan zijn dat er alleen nog afvalwater mag worden afgevoerd. Hemelwater moet op eigen terrein verwerkt worden. Ondergrondse constructies op de nieuwbouwlocatie, tot een diepte van 4 m. – mv., leveren geen nadelige gevolgen op voor het grondwater.
Onderzoek
Er is een inventarisatie uitgevoerd van alle beschikbare bodemkwaliteitsgegevens en historische gegevens in het plangebied. Daarbij is gebruik gemaakt van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem en zijn de volgende bodemrapporten geraadpleegd:
- Verkennend bodemonderzoek Klarendalseweg 193-194 te Arnhem, Kobessen Milieu b.v., P112405, 2003;
- Verkennend bodemonderzoek Klarendalseweg 193 te Arnhem, Inpijn-Blokpoel, MB9827, 1 december 2009.
Uit de bodemonderzoeksrapporten blijkt, dat er geen (bedrijfsmatige) activiteiten hebben plaatsgevonden die bodemverontreiniging veroorzaakt kunnen hebben. Uit de resultaten blijkt, dat de bodem in het plangebied licht verontreinigd is.
Dit komt overeen met de verwachte bodemkwaliteit op basis van de bodemkwaliteitskaart (plangebied ligt in zone 2).
Het grondwater is niet onderzocht omdat de grondwaterstand zich dieper dan 5 m-mv bevond. Er zijn in de nabije omgeving geen grondwaterverontreinigingen bekend.
Conclusie
De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied. Er zijn geen (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. Direct aangrenzend aan het plangebied liggen geen grondwaterverontreinigingen. De bodem in het plangebied is licht verontreinigd.
Voor de ontwikkeling van het terrein zijn geen sanerende maatregelen nodig.
De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen belemmering voor de planontwikkeling en voor de financiële uitvoerbaarheid daarvan.
Archeologie
Onderzoek
Het plangebied ligt op de stuwwalhelling. Deze is ontstaan door landijs dat in de voorlaatste ijstijd vanuit Scandinavië de bodem tot wallen opstuwde. De helling van de stuwwal heeft op de archeologische verwachtingskaart van Arnhem-Noord een middelhoge archeologische verwachtingskans. Het betreffende landschap was geschikt voor bewoning, maar met name de beekdalen en zuidelijker en oostelijker gelegen hellingafzettingswaaiers leenden zich hier beter voor. Voor deze zones geldt een hoge archeologische verwachtingskans.
In relatie tot de MAS en de planvorming is een archeologisch bureau- en booronderzoek uitgevoerd. Uit het bureauonderzoek komt een middelhoge tot hoge archeologische verwachting op resten vanaf (het einde van) de late steentijd tot en met de nieuwe tijd. Ook blijken in de directe omgeving op de gestuwde afzettingen zwakgrindige sneeuwsmeltwaterafzettingen te liggen. Uit het booronderzoek blijkt echter dat nergens in het plangebied het oorspronkelijke bodemprofiel bewaard is gebleven. Dit wordt toegeschreven aan de bouw van de kazerne, of juist aan de sloop van onderdelen ervan. Relevante vondsten zijn ook niet gedaan.
Conclusie
Vanwege de verstoring van de ondergrond, maar ook vanwege het ontbreken van relevante archeologische indicatoren, is vervolgonderzoek niet nodig. Eventueel aanwezige archeologische resten zullen zijn opgeruimd. Mochten er desondanks toch archeologische resten worden gevonden die oudheidkundige waarde hebben, dan dient dit direct bij het bevoegd gezag te worden gemeld.
Cultuurhistorie
Het hekwerk neemt voor deze locatie een bijzondere plek in: het is samen met de natuurstenen fundering een monumentaal element. Het hekwerk is gesmeed van massief ijzer met verfijnde details. De hoofdpoort en de zijpoort zijn niet meer aanwezig. De penanten met scharnieren nog wel. Met de komst van publieke voorzieningen op deze locatie en met het verdwijnen van de sporthal uit de jaren zeventig, moeten de toegangen tot het gebouw op het niveau van het complex als geheel worden ontworpen, d.w.z. ze moeten passen als voorname toegang tot het terrein, naar het centrale binnengebied/wijkplein en de in tweede linie gelegen kazernegebouwen. De toon voor een handschrift voor de openbare ruimte van dit voormalige kazerneterrein wordt voor een belangrijk deel gezet door het omzomende hekwerk. Het hekwerk staat niet op zich: op meerdere plaatsen in de wijk zijn prachtige hekwerken terug te vinden.
![]() |
![]() |
Overzicht terrein in noordoostelijke richting | Hekwerk zijde Klarendalseweg |
![]() |
![]() |
Details hekwerk en keermuur | Details hekwerk en keermuur |
Terrein Menno van Coehoornkazerne.
Cultuurhistorische randvoorwaarden:
Behoud van de infanteriekazerne, het bijgebouw en terreinafscheidingen bestaande uit hekwerken op keermuren met entrees (Klarendalseweg en Verlengde Hoflaan) tussen pijlers. Zie hiervoor ook de cultuurhistorische beschrijving in de “Inventarisatie en waardenbepaling objecten en complexen Klarendal/ Vogelwijk”, Monumenten Advies Bureau, Nijmegen, juli 2005.
- Kansen handhaving c.q. ontwikkeling cultuurhistorische waarden.
Het gecombineerde, multifunctionele gebruik is een belangrijke ontwerpopgave, welke ook goed doordacht moet zijn ten aanzien van het beheer en de verschillende gebruikersgroepen. Voorkomen moet worden dat een falende opzet later leidt tot 'verkaveling'.
Gecombineerd gebruik moet zodanig worden opgezet, dat er altijd een 'kerngebied' openbaar en vrij toegankelijk blijft. Deelgebruik moet zodanig worden opgezet, dat deze ook weer als onderdeel van het totale wijkplein kan functioneren. Qua vormgeving dient het wijkplein zodanig te zijn dat het een passende versterking van Klarendal vormt, en niet een 'breuk' met de traditionele samenhang. Het totale project vraagt om een integrale benadering van de ontwikkeling van het plangebied vraagt ook om een zorgvuldige uitwerking van de randen van het gebied. Het vraagt een visie op het plangebied binnen zijn ruimtelijke stedenbouwkundige context en de gewenste samenhang daarin. En om een integraal ontwerp en integrale uitvoering.
- Ontwikkeling icoonwaarde.
De iconen van een wijk behoeven niet te bestaan uit grote gebouwen of beschermde monumenten. Een definitie in context van het krachtwijkenbeleid van de rijksoverheid is (nog) niet bepaald. Maar een belangrijke factor is de mate waarin de wijk en de wijkbewoners identiteit ontlenen aan een object, een complex, een plek of een bepaalde gebeurtenis. Het gaat dus vooral om een positieve interactie tussen beleving en uitstraling, tussen wijkbewoners en het object.
- Herkenbaarheid militair verleden.
De sporen van de Klarendalse militaire geschiedenis dreigen verloren te gaan. Een groot deel van de Menno van Coehoornkazerne is reeds gesloopt, evenals het militair hospitaal Onder de Linden en de van de militaire bakkerij aan de Klarendalseweg. De marechausseekazerne aan de Thomas à Kempislaan is nog in gebruik. De militaire gebouwen vormen in feite een keten van wezensvreemde gebouwen binnen de context van een kleinschalige arbeiders-/ volkswijk. Binnen het spanningsveld van deze tegengestelde cultuurhistorische lagen liggen kansen voor een nieuwe ontwerpopgave. De bijzonderheid van deze opgave stelt hoge eisen aan de kwaliteit, ervaring en het empatisch vermogen van de architect.
- Het "verhaal van Klarendal".
In de wijk treffen we een groot aantal objecten en complexen aan van hoge cultuurhistorische waarde. Ze zijn meestal beschermd als rijks of gemeentelijk monument. Een groot aantal staan nog op de 'wachtlijst' om als gemeentelijk monument te worden aangewezen. Het buurtje De Mussenberg is aangewezen als rijks beschermd stadsgezicht, evenals de aangrenzende Patrimoniumbuurt/ Vogelwijk. Enkele hofjes en woningbouwcomplexen zijn aangewezen als rijks of gemeentelijk beschermde monumenten. Rijks beschermde objecten en wijkiconen zijn o.a. de St. Jan de Doper en de korenmolen De Kroon. Het verplaatste stationspostkantoor aan de Klarendalseweg (architect Peters) is weliswaar niet beschermd maar heeft wel een hoge icoonwaarde, vooral ook in de context van het Modekwartier Klarendal.
Ondanks het feit dat we in de wijk veel gebouwen en complexen aantreffen van hoge cultuurhistorische en iconische waarde, is het Verhaal van Klarendal nooit verteld en dus zeker niet strategisch gepositioneerd als een attractief programma voor wijkpromotie, bevordering van recreatie, toerisme en bewinkeling. Het MFC biedt mogelijkheden om een 'eigen hoofdstuk' aan het Verhaal toe te voegen.
- Cultuurhistorische en architectonische parels/ verbinding met binnenstad-station Velperpoort.
Er zijn kansen om een route of 'ruggengraat' te ontwikkelen waaraan de wijk als het ware hangt, tevens kan deze de verbinding met de binnenstad verbeteren. Een mogelijke routing zou kunnen zijn: De Mussenberg-MFC Klarendal-St. Jan de Doper- korenmolen De Kroon-Modekwartier/station Klarendal-Kindertehuis Sonsbeeksingel-station Velperpoort/Steenstraat. Het MFC dient binnen deze ambitie een beziens- en bezoekwaardige attractie te vormen bijv. in het kader van een infotainmentachtig programma.
Conclusie
Beschermde gemeentelijke monumenten en/of rijksmonumenten binnen het gebied worden gehandhaafd. Behoud van het aanwezige historische karakter is het uitgangspunt. De cultuurhistorische waarden dienen niet vernietigd of anderszins onherkenbaar gemaakt te worden. Waardevolle objecten, structuren, zichtlijnen en panorama's binnen het gebied dienen beschermd en duurzaam beheerd te worden. Daarnaast bevinden zich in het plangebied cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren die geen beschermde status hebben gekregen. Sloop en vervangende nieuwbouw zijn bij deze laatste categorie mogelijk, maar hieraan zullen voorwaarden worden verbonden.
Een aantal cultuurhistorische waarden kunnen worden versterkt: het militaire verleden van Klarendal; handhaving en verbetering zichtlijnen, routes en panorama's; de verbinding met de binnenstad.
Algemene aanbevelingen
Eventuele wijzigingen zijn vergunningplichtig op grond van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke erfgoedverordening. Bij ingrepen in de bodem moet steeds vroegtijdig de gemeentelijke archeoloog worden betrokken. Wijzigingen in de directe omgeving van beschermde monumenten kunnen grote gevolgen hebben voor de cultuurhistorische betekenis en beeldkwaliteiten van het plangebied. Raadpleging van erfgoeddeskundigen bij wijzigingen in de omgeving van beschermde monumenten, wijzigingen in de hoofdstructuur en in historische rooilijnen is noodzakelijk.
Lijst van beschermde monumenten:
Object: Kwalificatie:
Klarendalseweg 192-193 GM
Hekwerk bij Klarendalseweg 192-193 GM