direct naar inhoud van 5.2 Milieu- en omgevingsaspecten
Plan: Bestemmingsplan Landgoed Laag Erf
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.750-0302

5.2 Milieu- en omgevingsaspecten

5.2.1 Geluid

De toekomstige gevels van de woonboerderij en de nieuw te realiseren woningen vallen binnen de (geluid)invloedsfeer van de Kemperbergerweg. Om inzichtelijk te maken welke mogelijkheden het plangebied heeft, is de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de Kemperbergerweg berekend ter plaatse van de randen van het plangebied.

Het adviesbureau Oranjewoud heeft de gevolgen van het wegverkeerslawaai op de ruimtelijke ontwikkeling onderzocht en gerapporteerd in het onderzoek “Ontwikkeling Landgoed "Laag Erf" nabij Kemperbergerweg te Schaarsbergen” met het projectnummer. 218993 d.d. 29 april 2010. Het akoestisch onderzoek is als separate bijlage toegevoegd.

De gebiedstypering volgens het Arnhemse Beleidsplan Geluid is: “Natuur en water”. Binnen dit gebied wordt de geluidklasse “rustig” tot “redelijk rustig” toegestaan. Dit betekent dat hier een gevelbelasting van maximaal 48 dB is toegestaan.

Conclusie: Uit de berekeningsresultaten blijkt dat het wegverkeer op de Kemperbergerweg een geluidbelasting van ten hoogste 45 dB veroorzaakt. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB

wordt hierdoor niet overschreden en verdere toetsing kan achterwege blijven.

5.2.2 Luchtkwaliteit

Dit kleinschalige project is niet opgenomen in het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit). Redelijker wijs kan ervan uit worden gegaan dat dit project niet bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit van meer dan 3%.

Om dit te onderbouwen heeft het adviesbureau Oranjewoud de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling op luchtkwaliteit onderzocht en weergegeven in het Rapport Luchtkwaliteit “Landgoed Laag Erf te Schaarsbergen“, projectnummer 218993 d.d. april 2010. Het luchtkwaliteit onderzoek is als separate bijlage toegevoegd.

Conclusie

Het onderzoek toont aan dat het aantal verkeersbewegingen door de geplande ontwikkeling afneemt ten opzichte van de huidige situatie. Als gevolg hiervan zal de ontwikkeling leiden tot een verbetering van de luchtkwaliteit. Op basis van artikel 5.16, lid 1 onder b, sub 1, wordt er voldaan aan de eisen van Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer. De luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor de realisatie van het landgoed Laag Erf.

5.2.3 Hinder

Het plangebied bestaat uit natuur, wonen en (kleinschalig) kamperen. Natuur en wonen, valt niet onder de werking van de Wet milieubeheer. Kampeerterreinen en vakantiecentra wel. Het gaat hier echter om het “kamperen bij de boer” dus kleinschalig kamperen. In verband met de kleinschaligheid valt deze activiteit niet onder de werking van de Wet milieubeheer. Dit betekent dat hinder van bedrijven geen belemmering zal zijn voor de ontwikkelingen binnen het plangebied.

Conclusie:

Vanuit hinder zijn er geen voorwaarden omdat zowel binnen als in de directe omgeving van het plangebied hinder van bedrijven niet van belang is.

5.2.4 Externe veiligheid

Binnen het plangebied zijn geen risicovolle activiteiten. Daarnaast ligt het plangebied niet binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit betekent dat er geen 10-6 PR contour binnen het plangebied is.

Verantwoording groepsrisico

Omdat het plangebied niet ligt binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit wordt er geen verantwoording van het groepsrisico opgesteld.

Conclusie:

Vanuit externe veiligheid zijn er geen voorwaarden omdat het plangebied niet voorziet in nieuwe risicovolle activiteiten. Daarnaast ligt het plangebied niet binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit.

5.2.5 Groen en ecologie

Beschrijving bestaande situatie

Ecologische gebiedsbeschrijving en bekende natuurwaarden

In mei 2010 heeft bureau Nieuwland een natuurtoets 'Landgoedontwikkeling Laag Erf te Schaarsbergen' uitgevoerd (zie bijlage).

Natura 2000 Veluwe

Het plangebied ligt nabij het Natura 2000-gebied 'Veluwe'. Ten noordwesten van het plangebied (landgoed Warnsborn) is een kleine droge heide aanwezig met struikheide. Het aan de landbouwenclave grenzende bos bestaat voornamelijk uit zomer- en Amerikaanse eik, plaatselijk grove den en lariks, doorkruist met lanen van onder andere beuk.

Flora- en faunawet

  • De gebouwen zijn ongeschikt als winterverblijf voor vleermuizen. Hoewel tijdelijke verblijfplaatsen in de zomerperiode niet uit te sluiten zijn, is de potentie laag. De afwezigheid van sporen geven dan ook geen indicatie van (frequent) gebruik. Dit is mogelijk ook gerelateerd aan het huidige gebruik van de locatie als houtzagerij (verstoring, hoogfrequent geluid).
  • In de bomen in en rond het plangebied zijn geen geschikte holten gevonden die als verblijfplaats kunnen fungeren voor vleermuizen.
  • Mogelijk is in het plangebied echter wel sprake van foerageergebied en/of vliegroute (oost-west en noord-zuid) voor vleermuissoorten zoals gewone dwergvleermuis en laatvlieger.
  • Het plangebied is geschikt voor vogels van opgaande beplantingen (singels) zoals van erven (zwaluwen, huismus) en bosranden (kleine zangvogels). Het plangebied fungeert mogelijk als deelfoerageergebied voor diverse soorten roofvogels en uilen. In de opgaande beplantingen en bosranden zijn geen resten aangetroffen van roofvogels.

Andere beschermde soorten zijn niet aangetroffen.

Beschrijving ontwikkelingen

De aanleiding voor het bestemmingsplan is de beëindiging van de manege en de houtzagerij en houthandel in de bijgebouwen van de voormalige boerderij. De eigenaren wensen de agrarische gronden om te zetten in de bestemming 'natuur'. De huidige boerderij blijft gehandhaafd. Ook blijft er een camping, die in de nieuwe situatie binnen de bestemming 'natuur' valt. Daar wordt nu het landgoed (een nieuw woongebouw met drie (geschakelde) wooneenheden in 1 ensemble) aan toegevoegd.

Activiteiten die effecten hebben op de (potentiële) natuurwaarden, de groenstructuur en het gebruik.

  • het slopen van twee gebouwen met potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen,
  • het bouwen van drie woningen in het zuidelijk deel van het plangebied in cultuurgrasland: verdwijnen van klein oppervlak van deelfoerageergebied voor zoogdieren en vogels,
  • de aanleg van bos aan de westzijde van het plangebied; verdwijnen van deelfoerageergebied voor zoogdieren en vogels van cultuurgraslanden,
  • de omvorming van cultuurgrasland naar natuurlijk grasland (op termijn heischraal grasland),
  • versterking van de oost-west-structuur, onder andere bomenrij bij locatie nieuwe woningen en versterking bosranden.

Effecten op Natura 2000 en de EHS

Het voorgenomen plan zal geen negatieve effecten hebben op de landelijke kernopgaven voor het landschapstype Hogere zandgronden en de instandhoudingsdoelstellingen (kernopgaven) van het Natura 2000-gebied de Veluwe en de wezenlijke kenmerken en waarden (kernkwaliteiten) van de EHS.

De conclusie is dan ook dat er geen vergunning en/of nader onderzoek noodzakelijk is in het kader van de Natuurbeschermingswet en/of de EHS bepalingen in het Streekplan.

Effecten op Flora- en faunawet

  • Het voorgenomen plan zal geen negatieve invloed hebben op de beschermde natuurwaarden; de functies van het plangebied voor beschermde soorten blijven gehandhaafd of worden versterkt.
  • Voor vleermuizen kan het volgende geconcludeerd worden:
  • de gebouwen bieden weinig tot geen potentie voor vleermuizen;
  • gebruik als winterverblijf is uit te sluiten;
  • gebruik als zomerverblijf is in potentie mogelijk maar de verwachting is laag;
  • de meeste potenties biedt het dak van de aanpandige stal. Deze blijft echter volledig intact, dus zijn er geen negatieve effecten te verwachten.
  • Voor vogels is te concluderen:
  • er zijn geen negatieve effecten te verwachten op vogels van opgaande beplantingen;
  • de paardenstal en de aanpandige paardenstal worden gebruikt door zwaluwen en mussen; deze soorten worden niet beïnvloed door het voorgenomen plan.
  • Nader onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet is op basis van de huidige gegevens en resultaten van voorliggend onderzoek niet noodzakelijk ten aanzien van de aanwezige gebouwen en de bomen. Indien het dak wordt vervangen van het woonhuis en de aanpandige paardenstal wordt verbouwd of anders wordt ingericht, is dit wel aan te bevelen.

Er dient geen ontheffing te worden aangevraagd op de Flora- en faunawet; wel blijft de zorgplicht van kracht.

Effecten op de groenbalans

  • Het aanwezige cultuurland wordt omgevormd in natuur. Een klein oppervlak in het zuidelijk deel van het plangebied wordt bebouwd. De aanwezige camping komt in natuur te liggen.
  • Het plangebied wordt landschappelijk versterkt.
  • Aan de westzijde van het plangebied wordt bos aangeplant.
  • Het cultuurgrasland wordt omgevormd in natuurlijk grasland (op termijn heischraal grasland).
  • Bij de nieuwe woningen worden bomen aangeplant.
  • De aanwezige bosranden worden versterkt.

De groenbalans is positief.

Conclusie

Er zijn geen belemmeringen.

  • Er is geen vergunning en/of nader onderzoek noodzakelijk is in het kader van de Natuurbeschermingswet en/of de EHS bepalingen in het Streekplan.
  • Er is geen ontheffing Flora- en faunawet nodig; wel blijft de zorgplicht van kracht.
  • De groenbalans is positief.
5.2.6 Water

De huidige situatie 

Oppervlaktewater

In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

Grondwater

Het diepe grondwater in het plangebied bevindt zich op een diepte van ca. 22 m. + N.A.P. De grondwaterstroming is op grotere schaal globaal noord-zuid gericht; dat wil zeggen van de hoger gelegen Veluwe-stuwwal naar de Neder-Rijn. Het maaiveld in het plangebied loopt naar het zuiden toe op met een hoogte van ca. 31 m. + N.A.P. in het noorden tot een hoogte van ca. 43 m. in het zuiden.

Door de ligging op de rand van de stuwwal, komt er in de zandige bodem leem voor. Omdat leem moeilijk tot niet doordringbaar is voor water kunnen er grote afwijkingen voorkomen van de te verwachten grondwaterstand.

Afvalwatersysteem

Het plangebied valt onder het gemengde systeem. Dit houdt in dat er geen aparte riolering voor de hemelwaterafvoer aanwezig is.

Watersystemen in de toekomstige situatie

Oppervlaktewater

Ook in de nieuwe situatie is geen oppervlaktewater aanwezig.

Grondwater

Ontwikkelingen mogen geen negatieve gevolgen op de grondwaterstroming hebben.

Afvalwatersysteem

Het regenwater dat op particulier terrein valt moet op eigen terrein verwerkt worden. Als door onderzoek blijkt dat verwerken op eigen terrein niet mogelijk is, dan kan, na overleg met de beheerder van het openbaar gebied, hiervan worden afgeweken.

Overleg gemeente en waterbeheerders

Overleg met Waterschap Rijn en IJssel heeft plaatsgevonden. Het Waterschap heeft geen opmerkingen op de waterparagraaf..

Conclusie 

Voorwaarden voor het bestemmingsplan zijn:

  • Bij nieuwe ontwikkelingen mag alleen het afvalwater nog worden afgevoerd. Hemelwater moet op eigen terrein verwerkt worden.
  • Aandacht voor de op de waterattentiekaart aangegeven voorzieningen. Deze mogen niet beperkt worden in hun functioneren.
5.2.7 Bodem

Er is een inventarisatie uitgevoerd van alle beschikbare bodemkwaliteitsgegevens en historische gegevens in het plangebied. Daarbij is gebruik gemaakt van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem en zijn de volgende bodemrapporten/-documenten geraadpleegd.

  • Historisch onderzoek Landgoed Laag Erf te Schaarsbergen, Oranjewoud, rapportnummer 168998, 1 december 2006;
  • verkennend onderzoek Bakenbergseweg 310, Vink, M07.0002, 18 januari 2007;
  • verkennend onderzoek Bakenbergseweg 312, Van de Haar groep, 53820/2005298,13 mei 2005.

Uit het historisch onderzoek (Oranjewoud december 2006), blijkt onder andere dat er olieopslag heeft plaatsgevonden op het landgoed. Deze verdachte locaties zijn later door Vink onderzocht (zie onder). De onverdachte terreindelen zijn niet verkennend onderzocht. Aangezien deze terreinen niet ontwikkeld worden maar van landbouw naar natuurbestemming gaan, kan worden volstaan met historisch onderzoek.

 

Aan de Bakenbergseweg 310 is een verkennend onderzoek gedaan (Vink). Hieruit blijkt dat de bovengrond licht verontreinigd is met zware metalen en minerale olie. De verdachte deellocaties (smeerolieopslag en werkplaats, bovengrondse dieseltank en een erf met gefreesd asfalt) zijn geen verontreinigingen met minerale olie of PAK aangetoond. Voor dit terrein zijn geen belemmeringen voor de geplande ontwikkelingen.

 

Op Bakenbergseweg 312 is ook verkennend onderzoek uitgevoerd (Van de Haar groep). Er zijn geen tot licht verhoogde gehaltes aan verontreinigingen aangetroffen, hier zijn evenmin belemmeringen.

Op basis van de bodemkwaliteitskaart/zoneringskaart (locatie valt in zone 1) is licht verontreinigde grond te verwachten.

Conclusie

De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied. Er zijn licht verhoogde gehalten aan verontreinigende stoffen in de bodem aangetroffen. Er zijn geen (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. Direct aangrenzend aan het plangebied liggen geen grondwaterverontreinigingen.

Voor de ontwikkeling van het terrein zijn geen sanerende maatregelen nodig.

De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen belemmering voor de planontwikkeling en voor de financiële uitvoerbaarheid daarvan.

5.2.8 Cultuurhistorie en archeologie

Archeologie

Op de archeologische verwachtingskaart van Arnhem-Noord heeft het plangebied een gedifferentieerde archeologische verwachtingskans. Dit houdt voor een belangrijk deel verband met de oudlandschappelijke situatie. Voor het plangebied staan een dal en smeltwaterwaaier gekarteerd, met in het zuidwestelijke deel een hoog duin. Aan het duin is mede vanwege diens hoge ligging een hoge archeologische verwachtingskans toegekend. Voor de smeltwaterwaaier geldt dat het grondwater te diep zat, waardoor de locatie niet geschikt was voor bewoning of landbouw. Wel zal de locatie voor bijvoorbeeld houtwinning zijn gebruikt. Het dal zal zich ook niet voor bewoning hebben geleend, hoewel het wel op andere wijzen kan zijn benut. Aan het dal en de smeltwaterwaaier is een lage archeologische verwachtingskans toebedeeld. In het plangebied zijn geen vindplaatsen bekend, maar ten westen ervan liggen meerdere grafheuvels. Ze zijn geclusterd, zodat van een 'grafheuvellandschap' wordt gesproken. Grafheuvels in Arnhem dateren uit de periode van circa 3000-1000 v. Chr. en beslaan het (laat) Neolithicum en de Bronstijd. In de directe omgeving van het plangebied zijn prehistorische vondsten bekend, waaronder vuurstenen afslagen. Met betrekking tot de spreiding van grafheuvels en de relatie met nederzettingen bestaan nog de nodige vragen. De aanwezigheid van grafheuvels in het plangebied (niet meer zichtbaar, maar bijvoorbeeld vergraven of afgetopt), behoort tot de mogelijkheden.

Cultuurhistorie 

In het plangebied ligt een gemeentelijk monument: Bakenbergseweg 310. Dit betreft een (voormalige) boerderij uit 1870 die bekend staat als “Het Lage Erf”, liggend aan de rand van het landgoed Warnsborn. Het complex bestaat uit een dubbele woning met een langgerekt deel met paardenstallen. Op het erf bevinden zich verschillende bijgebouwen; het complex maakte eertijds deel uit van het landgoed Warnsborn. Landgoed Warnsborn ontstond in 1640 na samenvoeging van Het Hoge Erf en Het Lage Erf. Het Lage Erf was al in de 15e eeuw bezitting van het Agnietenconvent in Arnhem. In 1840 werd Het Hoge Erf weer afgesplitst. Behalve de boerderij zijn er in het plangebied cultuurhistorische relicten aanwezig in de vorm van oude perceelsgrenzen en een boswal (grenst aan de zuidzijde van het plangebied). Oostelijk grenst het plangebied aan het landgoed, met onder andere een laanstructuur. Ook noordelijk grenst het aan het landgoed.

Conclusie

De aanwezigheid van archeologische waarden in het plangebied wordt niet direct verwacht gezien de grotendeels lage archeologische verwachtingskans. Alleen het zuidwestelijke deel heeft een hoge archeologische verwachtingskans. Deze verwachtingszone is op de plankaart opgenomen door een dubbelbestemming "waarde-Archeologie". Bij eventuele sloop-, bouw- en aanlegvergunningen dient ook het archeologisch belang meegenomen te worden. Dit houdt in dat bij alle grondroerende werkzaamheden (bouwen, heien, aanleg van kabels en leidingen, ontgravingen in het algemeen, slopen, etc.) in gebieden boven de geldende vrijstellingsgrens dieper dan 40 cm archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden volgens het stappenplan van bureauonderzoek, booronderzoek, proefsleuvenonderzoek en eventueel opgraving (de Archeologische Monumentenzorg cyclus). De betreffende grondroerende werkzaamheden mogen pas plaatsvinden als kan worden aangetoond dat er geen archeologische waarden in het geding zijn of dat deze zijn veiliggesteld.

Het plangebied (oorspronkelijk deel uitmakend van landgoed Warnsborn) bevat cultuurhistorische elementen en grenst aan een cultuurhistorisch waardevol gebied.