direct naar inhoud van 4.2 Milieu- en omgevingsaspecten
Plan: Bestemmingsplan Keerlus & Parkeerplaatsen Monnikenhuizen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.740-0301

4.2 Milieu- en omgevingsaspecten

4.2.1 Geluid

Onderzoek geluidshinder wegverkeerslawaai in het plangebied.

De Wet geluidhinder stelt dat er bij een fysieke wijziging van de weg een reconstructie onderzoek in de zin van de Wet geluidhinder uitgevoerd moet worden. Er is sprake van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder als de geluidbelasting met meer dan 1,5 dB toeneemt en als deze geluidbelasting uiteindelijk meer dan 48 dB bedraagt. Echter de wijzigingen in voorliggende plan zijn zo minimalistisch dat een akoestisch onderzoek achterwege is gelaten. De planologische wijzigingen hebben geen effect op de verkeerstromingen. Dit situaties en geluiddruk blijven nagenoeg gelijk. Ook eventueel ondezoek geluidshinder in verband spoorwegverkeer, industrielawaai en van bedrijven is in het plangebied niet aan de orde.

Conclusie.

De planologische wijzigingen zijn zo minimalistisch dat deze buiten beschouwing zijn gelaten. Door de ingrepen zal het huidig akoestisch klimaat niet gewijzigd worden. Het aspect geluid vormt dan ook geen belemmering voor de realisatie van het plan.

4.2.2 Luchtkwaliteit

Onderzoek naar de luchtkwaliteit in het plangebied.

De ingrepen zijn van verkeerskundige aard. Het betreft de aanleg van twee keerlussen en de aanleg van extra parkeerplaatsen. De planologische ontwikkelingen zorgen niet voor een extra verkeerstoename. De verkeersstructuren blijven gehandhaafd. De kleinschalige wijzigingen zullen niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Conclusie.

Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.

4.2.3 Hinder

Onderzoek naar hinder in het plangebied.

Het gaat hier om een bestemmingsplanwijziging ten behoeve van een herinrichting van de openbare ruimte. Daarbij is het aspect hinder (in het kader van bedrijven en milieuzonering) niet aan de orde.

Conclusie.

Vanuit hinder zijn er geen beperkingen en worden er geen voorwaarden gesteld.

4.2.4 Externe veiligheid

Onderzoek/inventarisatie risicovolle activiteiten binnen het plangebied en externe veiligheid in het plangebied.

Het gaat hier om een bestemmingsplanwijziging ten behoeve van een herinrichting van de openbare ruimte. Dit betekent dat er vanuit externe veiligheid geen belemmeringen zijn.

Voor verantwoording groepsrisico zie het gestelde hierover over de externe veiligheid in het plangebied.

Er zijn geen belemmeringen.

Conclusie.

Vanuit externe veiligheid zijn er geen beperkingen en worden er geen voorwaarden gesteld.

4.2.5 Groen en ecologie

Keerlus Sperwerstraat

Bestaande situatie:

In het gebied ligt een plantsoen (gazon) met heesters en bomen en behoort tot het flexibel groen.

Er staat ook een trafohuis.

De bomen staan in het beheersysteem, namelijk twee haagbeuken (1965), drie eiken (1985) en een beuk (1985). In de Haagbeuk is in 1995 door de Vogelwerkgroep Arnhem eo een eksternest aangetroffen. De heesters om het trafohuis bieden een leefgebied (o.a. schuilen) voor vogels en kleine zoogdieren.

In de berm aan de Sperwerstraat staan twee lindes (1960 en 1980), eveneens opgenomen in het bomenbeheersysteem.

Ontwikkelingen:

Voor het realiseren van een nieuwe weg en formele speelruimte, moet één boom (eik) worden gekapt en verdwijnt ongeveer 75m2 oppervlak aan flexibel groen.

Er komt 150m2 speelruimte bij. In de speelruimte komt een nieuwe boom en aan de oostzijde van het plantsoen komt er 100m2 groen bij.

De haagbeuk waar de sperwer in broed(de) blijft gehandhaafd. Evenals de heestergroep, die als schuilplek dient voor vogels en kleine zoogdieren.

Parkeerplaatsen Eksterstraat, Havikstraat en Koekoeksstraat

Bestaande situatie:

Aan de Monnikensteeg liggen vier plantsoenen (gazon) met 11 bomen. Het plantsoen behoort tot het structureel groen, als onderdeel van de landschappelijke groene zone (deels park) langs de gehele Monnikensteeg. De bomen op de bomenbeheerlijst zijn: esdoorn (1980), zes eiken (1980), twee moeraseiken (1960, 1980), één beuk (1965), één Malus (1980), twee lijsterbessen (1985), een es (1990) en een berk (1985). Langs de hoofdrijbaan van de Monnikensteeg staan moeraseiken (1960).

De Monnikensteeg vormt een foerageer en mogelijk ook een vliegroute voor gewone dwergvleermuis (Hanekamp 1995).

Ontwikkelingen:

Voor het realiseren van de parkeerruimtes en het opheffen van de doorsteek aan de noord en zuidzijde, worden drie bomen gekapt en verdwijnt ongeveer 275m2 groen (plantsoen). Het groen wat erbij komt aan de noord en zuidzijde, wordt gazon en bestemd als 'Groen'. Daarnaast krijgen de bomen (moeraseiken) aan de hoofdrijbaan een iets bredere berm. Wat ongeveer 100m2 extra oppervlakte groen opleverd. Ook worden drie nieuwe bomen aangeplant in de plantsoenen.

Er verdwijnt weliswaar meer oppervlak structureel groen, maar dit wordt elders bij de Burg. Bloemstraat als park gecompenseerd.

De Monnikensteeg blijft als landschappelijke lijn behouden, waardoor dit een foerageer en ook een vliegroute kan blijven voor de gewone dwergvleermuis.

Conclusie.

Er zijn geen belemmeringen. De groenbalans is positief. Er worden geen verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet overtreden, wanneer de zorgplicht in acht wordt genomen.

Aanbevolen wordt het groen dat erbij komt en extra de speelruimte bij de parkeerplaatsen en de Sperwerstraat in het bestemmingsplan als "groen" te bestemmen. Dit i s overgenomen in het bestemmingsplan. Bij de doeleinden van de bestemming 'Groen' is aangegeven dat de gronden ook bestemd zijn voor speel- en ontmoetingsvoorzieningen.

4.2.6 Water

Beschrijving watersystemen in de huidige situatie.

Oppervlaktewater: Bij beide locaties is geen oppervlaktewater aanwezig.

Grondwater: Het diepe grondwater bevindt zich ca. tussen de 20 en 22 m. + N.A.P. en is globaal noord–zuid gericht, van de hoger gelegen Veluwe-stuwwal naar de Betuwe. Het maaiveld van de ontwikkellocaties bevind zich tussen de 75 en 73 m. + N.A.P. Door de ligging op de rand van de stuwwal, komt er in de zandige bodem leem voor. Omdat leem moeilijk tot niet doordringbaar is voor water kunnen er grote afwijkingen voorkomen van de te verwachten grondwaterstand.

Afvalwatersysteem: Beide locaties maken deel uit van een gescheiden rioolstelsel. Hierbij wordt het hemelwater gescheiden van het vuilwater afgevoerd en geïnfiltreerd.

Beschrijving watersystemen in de toekomstige situatie.

Oppervlaktewater: Ook in de nieuwe situatie is geen oppervlaktewater aanwezig.

Grondwater: Ontwikkelingen mogen geen negatief effect hebben op het grondwater. De plannen gaan vooralsnog uit van oppervlakkige ontwikkelingen in de openbare ruimte. Mochten ontwikkelingen dieper gaan dan 1 meter onder het maaiveld, dan is geohydrologisch onderzoek noodzakelijk.

Afvalwatersysteem: Bij nieuwe ontwikkelingen moet het regenwater in oppervlakkig worden afgevoerd en geïnfiltreerd. Als uit onderzoek blijkt dat infiltratie niet mogelijk is, dan kan in overleg met de water- dan wel rioolbeheerder worden gezocht naar een alternatief.

Overleg gemeente en waterbeheerders

Deze waterparagraaf is opgesteld in samenwerking met Waterschap Rijn en IJssel.

Conclusie.

Voor de locaties zijn geen directe risico's of belemmeringen ten aanzien van de waterhuishouding aanwezig.

4.2.7 Bodem

Beschrijving bodemkwaliteit in het plangebied

Met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem is een inventarisatie uitgevoerd van de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende projectgebied. De projectwerkzaamheden vinden niet plaats binnen of in de directe omgeving van een bekend geval van ernstige bodemverontreiniging. Het projectgebied ligt binnen zone 1 van de gemeente Arnhem. Hier is licht verontreinigde grond te verwachten.

De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied ten bate van de bestemmingsplanwijzigingen.

De werkzaamheden moeten worden uitgevoerd conform de eisen vanuit bodem die in de Gele Bundel opgenomen zijn. Indien afgekoppeld wordt waarbij regenwater in de bodem wordt geïnfiltreerd zal de afdeling Milieu hiervoor nog een specifiek advies geven.

Indien als gevolg van de werkzaamheden in het kader van BGB materialen, riolering, kunstwerken, putten etc. hun functie verliezen moeten deze verwijderd worden.

Voor de vernieuwing van de rioolstrengen kan het advies worden gevolgd van de afdeling Milieu om de standaard werkwijze te volgen conform het protocol met historisch onderzoek, en eventueel (afhankelijk van de resultaten van het historisch onderzoek) een verkennend onderzoek.

En verder gelden bij grondwerkzaamheden de algemene regels:

1. De grond mag, gezien de tijdelijk uitname, weer in het werk worden gebruikt.

2. Indien echter de grond buiten het werk wordt verwerkt of grond van buiten het werk wordt aangevoerd moet deze conform de regels van het Besluit Bodemkwaliteit en/of actief bodembeheer worden

afgevoerd en/of verwerkt (uitleg over hergebruikmogelijkheden van licht verontreinigde grond is te vinden in de brochure "Hergebruik van licht verontreinigde grond in Arnhem" van de dienst Stadsbeheer).
3. Bij graafwerkzaamheden moet de rechthebbende alert blijven op onvoorziene bodemverontreinigingen.

4. Als de uitvoerder bij de grondwerkzaamheden duidelijk afwijkend (bodem)materiaal en/of verontreinigingen waarneemt, moet hij de volgende acties ondernemen: a) het bevoegd gezag (in deze de afdeling Handhaving van de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Arnhem, tel. 026-3774156) in kennis stellen; b) het werk op de betreffende plaats stilleggen; c) het afwijkende bodemmateriaal apart houden en dit laten onderzoeken. Op grond hiervan kan de methode van verwerking/ verwijdering bepaald worden; d) de aanwijzingen van de toezichthouder opvolgen.

Conclusie.

Er zijn geen (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen belemmering voor de aanwezige bestemmingen/functies.

4.2.8 Cultuurhistorie en archeologie

Archeologie

Van het plangebied ligt de locatie Sperwerstraat ter hoogte van een stuwwalplateau. De locatie Eksterstraat-Havikstraat en Koekoekstraat ligt op de stuwwal. Stuwwallen ontstonden in de voorlaatste ijstijd, toen landijs vanuit Scandinavië zich in de richting van Nederland bewoog, daarbij de grond tot wallen opstuwend. De stuwwal heeft op de archeologische verwachtingskaart van Arnhem-Noord een middelhoge archeologische verwachtingskans. Stuwwallen vormden op zich redelijke woonlocaties door onder andere de ecologische biodiversiteit, maar met hellingsafzettingswaaiers en beekdalen waren er betere locaties voor handen.

Er zijn geen aanwijzingen dat de stuwwalplateaus (intensief) gebruikt of bewoond zijn geweest door de mens in het verleden, vandaar dat hier een lage archeologische verwachtingskans geldt. Wel geldt hier een verwachting op grafheuvelresten. Net ten zuidwesten van de locatie Eksterstraat-Havikstraat en Koekoekstraat, ter plaatse van de Saksen-Weimar kazerne, zijn door de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN) tijdens booronderzoek crematieresten gevonden. Onlangs uitgevoerd onderzoek wijst uit dat het hier echter om geroerde grond gaat. Niettemin bevindt zich op ca. 500 m ten noorden van de locatie Eksterstraat-Havikstraat en Koekoekstraat waarschijnlijk wel een grafheuvel (crematieresten in een urn, Neolithicum-Bronstijd). Net ten zuiden daarvan ligt vindplaats On41, een locatie waar aardewerk en vuursteen uit de Prehistorie is gevonden.

Conclusie.

Archeologie: Voor de beide plangebiedsdelen geldt een lage archeologische verwachtingskans.

Om die reden is de omgang met deze verwachtingskans conform de uitgangspunten van de Erfgoedverordening niet in de regels van het bestemmingsplan geborgd (bij middelhoge en hoge archeologische verwachtingskansen zou dit wel het geval zijn geweest).

Ook de aanbeveling om het kaartbeeld van de maatregelenkaart te vertalen naar de plankaart is niet gevolgd. In plaats daarvan is de archeologische verwachtingenkaart als bijlage bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen.

Cultuurhistorie: Over de cultuurhistorie zijn geen opmerkingen.