direct naar inhoud van 4.7 Groen en ecologie
Plan: Bestemmingsplan Klarendal - Sint Marten 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.735-0301

4.7 Groen en ecologie

Klarendal-Sint Marten is een stenige wijk, met een beperkt aantal groene plekken. Bomen langs wegen, het groengebied van de Leuke Linde en omgeving en de groene schoolpleinen en binnenterreinen bepalen het groenbeeld. Er zijn 2 monumentale bomen in het plangebied, te weten: moseik (1900) in het plantsoen nabij Agnietenstraat 170 en een gewone plataan in het plantsoen achter de school aan de Agnietenstraat 88. Deze zijn in dit bestemmingsplan beschermd (zie paragraaf 6.2.3).

Er zijn diverse inventarisaties uitgevoerd in het verleden. Deze zijn echter niet actueel (vaak ouder dan 10 jaar) en niet vlakdekkend. Op basis van deze inventarisatie is wel een indruk te geven van de natuur in de wijk.

In de grotere groengebieden die aansluiten op het groen in de omgeving (park Klarenbeek) komen egels en broedvogels voor in struiken en bomen. In de plantsoenen en de stadstuinen zijn diverse soorten vlinders en hommels waargenomen. Stimulering van structuurrijk groen (bloeiende struiken en planten, groene gevels) zal een positief effect hebben op insecten, vogels en kleine zoogdieren.

De vele daken met pannen of daklijsten fungeren als verblijf voor verschillende soorten dieren, onder meer vleermuis, gierzwaluw, huismus. Toch is er een afname van deze soorten, met name te wijten aan grootschalige renovaties aan daken. Het behouden van de aanwezige verblijven en het stimuleren van nieuwe verblijven vraagt aandacht om deze typische stadssoorten te behouden.

Toekomstige ontwikkelingen

Toekomstige ontwikkelingen moeten worden getoets aan de dan geldende wet- en regelgeving. Daarbij moet in ieder geval het gemeentelijk beleid (Groenplan) en de Flora- en faunawet worden meegenomen, daarbij moet aandacht zijn voor het behouden en versterken van het aanwezige groen (bomen, bloeiende en vruchtdragende struiken, hagen en vaste planten) en de verblijfplekken in gebouwen voor vleermuis, huismus en gierzwaluw. Bij de ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt (Hemonylaan en 'stepping stones', zie hoofdstuk 5), wijzigen de bouwmogelijkheden niet. Daarom is een toets hier niet aan de orde.