direct naar inhoud van Artikel 19 Waarde - Geomorfologie
Plan: Bestemmingsplan Klarendal - Sint Marten 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.735-0301

Artikel 19 Waarde - Geomorfologie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Geomorfologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en instandhouding van de aanwezige leemlagen en de afstroming van grondwater naar de beken.

19.2 Bouwregels

Het is verboden gebouwen en andere bouwwerken te bouwen dieper dan 1,5 meter beneden maaiveld.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2 indien:

  • met onderzoek kan worden aangetoond dat in de bodem geen leemlagen aanwezig zijn met een relevant waterremmende werking;
  • is aangetoond dat door de werkzaamheden de waterremmende werking van de leemlagen niet geschaad zal worden;
  • naar het oordeel van het bevoegd gezag andere belangen het belang van de bescherming van de leemlagen overstijgen.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Verboden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven van gronden;
  • b. het wijzigen van de grondwaterstand door drainage, grondwateronttrekking of andere wijze;
  • c. het verrichten van boringen dieper dan 1,5 m beneden het maaiveld.
19.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht

De in lid 19.4.1 vervatte verboden gelden niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  • a. die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken of werkzaamheden die op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
19.4.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.4.1mag alleen worden verleend indien:

  • met onderzoek kan worden aangetoolnd dat in de bodem geen leemlagen aanwezig zijn met een relevant waterremmende werking;
  • is aangetoond dat door de werkzaamheden de waterremmende werking van de leemlagen niet geschaad zal worden;
  • naar het oordeel van het bevoegd gezag andere belangen het belang van de bescherming van de leemlagen overstijgen.
19.4.4 Voorschriften

Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden gebonden.