direct naar inhoud van Artikel 10 Maatschappelijk
Plan: Bestemmingsplan Kemperberg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.718-0302

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. onderwijs, kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang;
  • b. welzijn;
  • c. religie;
  • d. openbare dienstverlening;
  • e. zorginstellingen;
  • f. therapeutische functies;
  • g. voorzieningen ten behoeve van het verkeer, groen- en speelvoorzieningen en straatmeubilair;
  • h. dienstwoningen;

Alsmede ondergeschikte horeca en detailhandel, uitsluitend ten dienste van bovengenoemde bestemmingsomschrijvingen.

  • i. Ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van maatschappelijke doeleinden-1 (sm-1)", zijn de gronden uitsluitend bestemd voor het gebruik ten behoeve van wetenschappelijke en/of culturele instituten of soortgelijke bebouwing.
10.2 Bouwregels
  • a. Op de in lid 10.1 onder a tot en met f genoemde gronden mogen, met inachtneming van de op de plankaart aangegeven maximumbouwhoogte, en, voor zover aangegeven, het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte van 80+ NAP niet mag worden overschreden en dat de inhoud van dienstwoningen maximaal 600 m3 per woning mag bedragen en dat deze bebouwing, waarbij gelet de omvang of functie daarvan ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van auto's, alleen is toegestaan indien uit de aanvraag om bouwvergunning blijkt dat voldaan wordt aan de parkeernorm zoals genoemd in bijlage 1 van deze regels.
  • b. op de in lid 10.1 onder i genoemde gronden mogen, met inachtneming van de op de plantekenning aangegeven maximum-bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met aangehorigheden, zoals logiesgebouwen, rijwielstallingen, garages, bergingen en maximaal twee dienstwoningen.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 voorzover het betreft de parkeernorm zoals genoemd in de bijlage 1 ten behoeve van de verlaging van deze norm indien de aanvrager kan aantonen met een beperkter aantal parkeerplaatsen te kunnen volstaan dan volgens de norm verplicht zou zijn en dit niet leidt tot een toename van de parkeerdruk in de omgeving.