direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Stuwwalrand Parkzone Zuid wijziging 3
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.wp1022-vas1

TOELICHTING

behorende bij het wijzigingsplan Stuwwalrand Parkzone Zuid wijziging 3

1 INLEIDING

1.1 Aanleiding

Op het perceel Koedijk 34 te Loenen is ter vervanging van de bestaande woning een nieuwe woning gerealiseerd. De nieuwe woning is vooruitlopend op de sloop van de bestaande woning met bijgebouwen gerealiseerd. Hierdoor was het niet mogelijk om de nieuwe woning geheel binnen het geldende bestemmingsvlak te realiseren. Inmiddels is de voormalige woning met de bijbehorende bebouwing gesloopt. Met het voorliggende wijzigingsplan wordt de nieuw opgerichte woning van een juiste bestemming voorzien.

1.2 Ligging en begrenzing

Het perceel Koedijk 34 te Loenen is in het buitengebied ten oosten van het dorp Loenen gelegen. Circa 500 meter ten oosten van het perceel Koedijk 34 is de rand van de bebouwing van Eerbeek gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.wp1022-vas1_0001.png"

In bovenstaande afbeelding is het perceel Koedijk 34 te Loenen met een rood kruis aangegeven. De paarse lijn betreft de gemeentegrens tussen de gemeente Apeldoorn en de gemeente Brummen. Aan de rechterzijde van de afbeelding is de eerste bebouwing van het dorp Eerbeek te zien.

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het geldende bestemmingsplan is het bestemmingsplan 'Stuwwalrand Parkzone Zuid'. Het bestemmingsplan is op 26 april 2001 vastgesteld en goedgekeurd op 04 december 2001 met enkele daaropvolgende partiële herzieningen. In 2008 is het bestemmingsplan 'Stuwwalrand Parkzone Zuid' geheel onherroepelijk geworden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.wp1022-vas1_0002.png"

Uitsnede geldende plankaart Stuwwalrand Parkzone Zuid

In het geldende bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'Woondoeleinden'. De gronden rondom het perceel hebben de bestemming 'Agrarisch gebied met landschappelijke waarde'. Het bestemmingsplan 'Stuwwalrand Parkzone Zuid' betreft nog een zogenaamd analoog plan dat nog niet gebaseerd is op de huidige digitale standaarden. Aangezien het bestemmingsplan 'Stuwwalrand Parkzone Zuid' nog steeds het vigerende bestemmingsplan is, kan en moet nog steeds gebruikt worden van de voorschriften zoals in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Het bestemmingsplan kent een algemene wijzigingsbevoegdheid. Hieronder is deze bepaling opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.wp1022-vas1_0003.png"

Met het voorliggende wijzigingsplan wordt gebruik gemaakt van deze algemene wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 4.4 lid 1 onder a. Voor de raadpleegbaarheid is er voor gekozen om bij dit wijzigingsplan te werken volgens de huidige digitale standaarden. De wet biedt hiertoe ook de mogelijkheid.

1.4 Werkwijze en opzet van de toelichting

Na deze inleiding komt in hoofdstuk 2 het beleidskader van provincie en gemeente aan de orde. Hoofdstuk 3 gaat in op de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid. In hoofdstuk worden de planologische aspecten (milieutoets) behandeld en in het vijfde hoofdstuk de juridische planopzet. Tenslotte behandelt hoofdstuk 6 de inspraak en overleg momenten.

2 BELEIDSKADER

2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

Op 19 december 2018 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie gaat over 'Gaaf Gelderland'. 'Gaaf' is een woord met twee betekenissen. 'Gaaf' betekent 'mooi' en gaat over wat – historisch en landschappelijk gezien - heel en mooi en ongeschonden is. Het beschermen waard. Maar 'Gaaf' verwijst ook naar dat wat 'cool' en nieuw en vernieuwend is; aantrekkelijk voor nieuwe generaties. Het ontwikkelen waard. Beide kanten zijn van toepassing op Gelderland en onlosmakelijk verbonden met de Gelderlanders. Beide aspecten zijn dan ook opgenomen in de Gelderse Omgevingsvisie. Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal.

Gezond en veilig is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.

Schoon en welvarend is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En: het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.

De visie geeft zeven ambities voor een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland, onder andere op het terrein van economisch vestigingsklimaat en het woon- en leefklimaat. Met vier spelregels of Doe-principes' – DOEN, LATEN, ZELF en SAMEN – geeft de provincie hier werking aan. Tezamen vormen zij het kader waarbinnen de provincie werkt en afwegingen maakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.wp1022-vas1_0004.png"

Gestreefd wordt naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Ambities vanuit dit streven zijn: Gelderland heeft een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende, duurzame woning. De bestaande bebouwde omgeving wordt optimaal benut met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen. Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. De provincie gaat, zo stelt de visie, in gesprek met de Gelderse regio's en maken regionale afspraken over een goede balans tussen de vraag en het aanbod van woningen. Het omvormen van bestaande en leegstaande bebouwing heeft de voorkeur voor de aanleg van nieuwe woonlocaties. De Omgevingsvisie biedt voor dit wijzigingsplan verder geen relevante passages.

2.2 Omgevingsverordening Gelderland

Op grond van artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting. De provinciale verordening

Provinciale staten van Gelderland hebben van deze bevoegdheid gebruik gemaakt door op 24 september 2014 de Omgevingsverordening Gelderland vast te stellen. Sindsdien is de Omgevingsverordening een aantal keren geactualiseerd en herzien. In deze Omgevingsverordening zijn de provinciale verordening (op grond van artikel 4.1 Wro), milieuverordening, waterverordening en verkeersverordening samengevoegd. Voor zover het de provinciale verordening betreft bevat de omgevingsverordening alleen regels die tot de gemeentebesturen zijn gericht en geen rechtstreeks werkende, burgers bindende regels.

De Omgevingsverordening is een van de instrumenten om de ambities uit Omgevingsvisie te realiseren. In de verordening zijn regels opgenomen die nodig zijn om de provinciale ambities waar te maken, provinciale belangen veilig te stellen of wettelijke plichten na te komen. Net als de Omgevingsvisie richt de Omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. In de Omgevingsverordening zijn bijna alle regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem opgenomen.

De provincie zet de verordening als juridisch instrument voor het afdwingen van de doorwerking van het provinciaal beleid alleen in voor die onderdelen van het beleid waarvoor algemene regels noodzakelijk zijn om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De regels van de Omgevingsverordening Gelderland die voor dit plangebied van toepassing zijn, worden per planologisch aspect besproken in hoofdstuk 4.

Met het actualisatieplan 6 voor de Omgevingsverordening wordt onder andere geborgd dat elke regio een regionale woonagenda opstelt die door de provincie vastgesteld dient te worden en dat woningbouw slechts mogelijk is als dit past binnen de afspraken van die agenda. Ten behoeve van de flexibiliteit is het wel mogelijk om van een regionale woonagenda af te wijken, vooruitlopend op de actualisatie van die regionale woonagenda. Als er nog geen regionale woonagenda is vastgesteld of als de bestaande regionale woonagenda niet meer actueel is en niet geschikt meer is als beoordelingskader, zal de provincie totdat een nieuwe regionale woonagenda wordt vastgesteld bestemmingsplannen die de bouw van nieuwe woningen mogelijk maken toetsen aan de volgende criteria: er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking, als bedoeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening, het plan past binnen de meest recente provinciale visie op het woonbeleid, er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden en de provincie stemt in met de ontwikkeling.

2.3 Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019

In januari 2010 hebben GS het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (verder: KWP3) vastgesteld. Het KWP3 vormt onderdeel van de Omgevingsverordening Gelderland.

Het KWP3 heeft als doel het woningaanbod op regionaal niveau, zowel kwantitatief als kwalitatief, zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte aan woningen. Het beschrijft per regio de programmatische opgave op basis van de geconstateerde regionale woningbehoefte en is daarmee het richtpunt voor woningbouwbeleid van gemeenten in de regio.

Voor de Stedendriehoek is als uitwerking van het KWP3 een afsprakenkader vastgelegd. Hierin is vastgelegd dat er in de Stedendriehoek vooral een grote behoefte is aan betaalbare woningen (goedkoop en onderkant middelduur). Het afsprakenkader gaat voor de periode 2010 t/m 2019 voor de Stedendriehoek uit van een toevoeging van 8.500 woningen netto aan de woningvoorraad. Voor de gemeente Apeldoorn gaat het om 4.400 woningen.

2.4 Woonagenda Apeldoorn 2014-2018

De gemeenteraad heeft op 13 februari 2014 de 'Woonagenda Apeldoorn 2014-2018, buitenstad in uitvoering' vastgesteld. De Woonagenda betreft de herijking van het gemeentelijke woonbeleid en geeft een visie op de toekomst van het wonen in de gemeente Apeldoorn.

De gemeentelijke structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' geeft de richting. De Woonagenda beschrijft de ontwikkelingen op het gebied van de volkshuisvesting, onder meer de afnemende bevolkingsgroei, de grotere betekenis van de bestaande woningvoorraad, de vergrijzing en de onzekere slagingskansen voor de meest kwetsbare groepen huishoudens van Apeldoorn. Op basis van deze ontwikkelingen en de ambities uit de structuurvisie is een agenda samengesteld voor de komende jaren, ten aanzien van drie hoofdopgaven:

  • 1. het bewaken van de volkshuisvestelijke basisopgave
    Het gaat hier om voldoende, betaalbare en adequate huisvestingsmogelijkheden voor huishoudens die afhankelijk van de sociale huurmarkt; daarnaast zijn ook huishoudens met een laag middeninkomen doelgroep van beleid.
  • 2. het beheer van de bestaande woningvoorraad om de toekomstbestendigheid ervan de bevorderen
  • 3. sturing op de nieuwbouw via programmering en afstemming met derde partijen

Met het voorliggende wijzigingsplan wordt niet de bouw van nieuwe woning mogelijk gemaakt. Er is hierbij sprake van vervangende nieuwbouw, het aantal woningen neemt niet toe. Gelet hierop is verdere toetsing aan de Woonagenda Apeldoorn 2014-2018 niet noodzakelijk.

2.5 Woningbouwprogramma 2010-2029

In november 2012 heeft de gemeenteraad het Woningbouwprogramma 2010-2029 vastgesteld. Geconstateerd wordt dat er gezien actuele inzichten in de bevolkingsontwikkeling op termijn minder vraag naar woningen zal zijn dan eerder was voorzien. Daarom zijn alle woningbouwplannen bekeken en zijn keuzes gemaakt: welke projecten worden uitgevoerd, welke projecten vervallen, welke projecten worden later uitgevoerd en welke projecten krijgen een andere opzet. Wanneer zich nieuwe kansen aandienen moet eerst kwantitatieve en kwalitatieve ruimte in het woningbouwprogramma worden gecreëerd. Daardoor wordt de programmering steeds op basis van actuele marktontwikkelingen en op basis van wijzigende verwachtingen over de toekomst bijgestuurd: het adaptief programmeren. Kwantitatief vertrekpunt is uitbreiding van de woningvoorraad in de periode 2010-2019 met netto 3.900 woningen en in de periode 2020-2029 met netto 2.000 woningen.

Dit raadskader voor de woningbouwprogrammering past daarmee binnen het regionale kader KWP3.

In maart 2015 heeft de gemeenteraad dit kader voor de woningbouwprogrammering heroverwogen. Op basis van actuele behoeftegegevens heeft de raad besloten het kwantitatieve uitgangspunt voor de periode tot 2019 te handhaven en kwalitatief het accent te leggen op de lagere prijssegmenten: goedkoop en middelduur. Zoals ook al onder 2.4 aangegeven betreft het hier bij dit wijzgingsplan vervangende nieuwbouw. Vanwege het feit dat er geen toename van het aantal woningen plaatsvindt is verdere toetsing aan het Woningbouwprogramma 2010-2029 achterwege gelaten.

2.6 Waterbeleid

2.6.1 Nationaal beleid
2.6.1.1 Nationaal Waterplan 2016-2020

Klimaatverandering heeft grote gevolgen in onze kwetsbare delta: hogere stormvloeden op zee, meer water door de rivieren, vaker stortbuien, hitte en droogte. In het Nationaal Waterplan heeft het Rijk voor de komende 6 jaar vastgelegd hoe Nederland zich verdedigt tegen het water, hoe ons water schoner wordt en hoe we Nederland klimaatbestendig en waterrobuust gaan inrichten. In het plan staan 5 ambities centraal:

  • 1. Nederland moet de veiligste delta in de wereld blijven.
  • 2. Een grotere inzet op verbetering van de waterkwaliteit (meststoffen, bestrijdingsmiddelen, medicijnresten, microplastics).
  • 3. Een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting
  • 4. Nederland is en blijft het gidsland voor watermanagement en -innovaties.
  • 5. Stimuleren dat Nederlanders waterbewust leven.

Ambitie 3 heeft directe samenhang met de ruimtelijke inrichting van Nederland. Klimaatbestendig en waterrobuust inrichten zal daarom uiterlijk in 2020 onderdeel zijn van beleid en handelen.

Het Rijk zorgt ervoor dat de watertoets behouden blijft als wettelijk procesinstrument, om klimaatbestendig en waterrobuust inrichten vroeg in het ruimtelijk proces mee te laten wegen bij ruimtelijke ontwikkelingen.

2.6.1.2 Watertoets

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten van ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt toegepast bij locatiekeuzen en bij inrichtingsplannen. De uitkomst van de watertoets is een advies van de waterbeheerder, dat door de initiatiefnemer wordt meegewogen met andere belangen en wordt vertaald in een waterparagraaf. Het Bro verplicht tot het opnemen van een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding in de toelichting van ruimtelijke plannen.

2.6.2 Provinciaal beleid

Het provinciale waterbeleid is vastgelegd in de Omgevingsvisie Gelderland en de Omgevingsverordening Gelderland. Daarin is onder andere vastgelegd hoe het grondwater(winning) beschermd moet worden tegen negatieve effecten (kwaliteit en kwantiteit) en hoe moet worden gehandeld wanneer er toch een (dreigende) verontreiniging van het grondwater optreedt. Ook zijn verschillende zaken vastgelegd over het omgaan met natte landnatuur en oppervlaktewater. Op de kaarten zijn beschermingszones voor verschillende onderwerpen vastgelegd.

Uitgangspunt bestemmingsplan

Klimaatbestendig en waterrobuust inrichten is onderdeel van ruimtelijke plannen. Verandering van (gebruik van) een gebied mag geen negatief effect op het (grond)water of de waterafhankelijke natuur hebben.

2.6.3 Waterschapsbeleid

In 2015 heeft Waterschap Vallei en Veluwe het Waterbeheerprogramma 2016-2021 vastgesteld. Hierin beschrijft het waterschap de ambities en doelen voor het waarborgen van de waterveiligheid, het zorgen voor voldoende én schoon oppervlaktewater, het zuiveren van afvalwater en het verder ontwikkelen van samenwerkings- en innovatiemogelijkheden. Op basis van nieuwe opgaven als klimaatverandering, zuivering van complexe stoffen en maatschappelijk ontwikkelingen zoals het streven naar een duurzaamheid en circulaire economie zijn zes ambities geformuleerd:

  • 1. Beschermen tegen overstromingen
  • 2. Zorgen voor de juiste hoeveelheid water
  • 3. Zorgen voor de goede oppervlaktewaterkwaliteit
  • 4. Schoon en vuil water worden zoveel mogelijk gescheiden
  • 5. Afwalwaterketen en watersysteem samen met de partners als één geheel beheren

De ambities zijn voor de programma's waterveiligheid, watersysteem (voldoende en schoon) en waterketen vertaald in doelen en maatregelen voor 2021.

Uitgangspunt bestemmingsplan

Bij veranderingen op of rondom het oppervlaktewater en waterkeringen evenals bij de realisatie van voldoende waterberging voor nieuwe ontwikkelingen zijn de regels van de keur van het waterschap van toepassing.

2.6.4 Gemeentelijk beleid
2.6.4.1 Gemeentelijk Waterplan Apeldoorn

Om te anticiperen op (beleids)ontwikkelingen en om de leefkwaliteit van de stad te vergroten heeft Apeldoorn gezamenlijk met het waterschap Veluwe en Vitens in 2005 een gemeentelijk Waterplan opgesteld. Het Waterplan is door de gemeenteraad vastgesteld en gekozen is voor het ambitieniveau Actief Duurzamer. De belangrijkste opgaven met ruimtelijk consequenties zijn het afkoppelen en bergen van regenwater en het creëren van waterberging in beekzones.

Bij herontwikkeling, herinrichting en herstructurering zal het verhard oppervlak in het stedelijk gebied zoveel mogelijk afgekoppeld worden om het watersysteem op orde te krijgen. Ten westen van het Apeldoorns Kanaal wordt het regenwater in de bodem geïnfiltreerd of zoveel mogelijk vastgehouden in een groenzones, bijvoorbeeld naast beken en sprengen. Ten oosten van het kanaal wordt het regenwater in de vijvers geborgen.

Uitgangspunten bestemmingsplan

Bij het uitvoeren van de watertoets worden de effecten op de waterhuishouding in beeld gebracht en getoetst aan het beleid. Ontwikkelingen moeten voldoen aan de uitgangspunten uit het waterbeleid.

2.6.4.2 Gemeentelijk Rioleringsplan Apeldoorn

Het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016 – 2020 (GRP) is in 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. In het GRP is de gemeentelijke invulling van de zorgplichten voor afvalwater, regenwater en grondwater beschreven. De zorgplichten vormen het kader voor de ruimtelijke invulling van water en riolering en bestemmingsplannen. Het GRP is uitgewerkt in concrete opgaven, onderzoeken en maatregelen met een financiële dekking voor de planperiode.

Speerpunt in het GRP is het anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals wateroverlast door extreme buien en verdroging door langere droge perioden. Effecten van verdroging zijn periodiek lagere grondwaterstanden en lagere beekafvoeren. Deze effecten kunnen worden tegengegaan door de inrichting van de openbare ruimte aan te passen en regenwater van verhardingen niet versneld af te voeren via de riolering, maar af te koppelen en lokaal te infiltreren in de bodem. Bewoners zal ook gevraagd worden zelf actief bij te dragen aan de klimaatopgave door de regenwaterafvoer van hun woningen af te koppelen van het vuilwaterriool en hun tuinen te vergroenen. Door deze afkoppelstrategie langjarig door te zetten ontstaat een klimaatrobuuste omgeving. Door het regenwater meer onderdeel te laten zijn van de openbare ruimte neemt tevens de belevingswaarde en ruimtelijke kwaliteit verder toe.

Uitgangspunten wijzigingsplan

  • 1. Afkoppelen regenwater bij nieuwe ontwikkelingen, herinrichtingen en herstructureringen.
  • 2. Ruimtelijke inrichting zodanig aanpassen dat hevige regenval niet leidt tot wateroverlast (verhardingen verminderen, maaiveldmorfologie optimaliseren etc.)
  • 3. Ruimte creëren voor tijdelijke waterberging in de openbare ruimte met name in groenzones.
  • 4. Grondwaterneutraal bouwen

Bij de gerealiseerde woning zijn de uitgangspunten in acht genomen.

2.7 Welstandsbeleid

Artikel 12a van de Woningwet verplicht iedere gemeente om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing. Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juni 2017 de Welstandsnota 2017-2020 'Aantrekkelijk Apeldoorn' vastgesteld. De welstandsnota is het kader waaraan de onafhankelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit toetst of aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen voldoen aan redelijke eisen van welstand.

Doel van de welstandsnota is het zorgen voor een goede balans tussen het borgen van de basiskwaliteit van de ruimtelijke leefomgeving en het bieden van ruimte aan initiatiefnemers. Bij de welstandsnota hoort een website die het welstandsbeleid voor iedereen toegankelijk maakt.

De nota gaat uit van één welstandsniveau voor álle gebieden van de hele gemeente Apeldoorn en werkt vanuit een piramide:

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.wp1022-vas1_0005.png"

  • Vergunningvrije bouwwerken: geen welstandstoetsing
    Onder deze categorie valt het grootste deel van de bouwwerken.
  • Veelvoorkomende bouwwerken:  eenduidige criteria die voor de hele gemeente gelijk zijn.
    Het grootste deel van de vergunningplichtige bouwwerken, zoals erkers en dakkapellen, valt onder deze categorie. In deze categorie is ook het reclamebeleid ondergebracht.
  • Specifieke bouwwerken: welstandstoetsing op basis van gebiedsgerichte doelstellingen
    Onder deze categorie vallen de grotere bouwplannen. De gebiedsgerichte doelstellingen zijn per dorp, wijk, gebied of gebiedstype geformuleerd. Het werken met doelstellingen die de kernkwaliteiten van het gebied beschrijven in plaats van te werken met stringente criteria waaraan het bouwwerk moet voldoen, maakt verschillende ontwerpoplossingen mogelijk en biedt daarmee ruimte voor de initiatiefnemer.

3 TOETSING WIJZIGINGSBEVOEGDHEID

3.1 Inleiding

In hoofdstuk 1.3 van dit wijzigingsplan is aangegeven dat gebruikt wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 4.4 lid 1 onder a van het bestemmingsplan 'Stuwwalrand Parkzone Zuid'. In dit hoofdstuk vindt de toetsing aan de wijzigingsbepaling plaats.

3.2 Uit doelmatig gebruik van grond en bebouwing wenselijk

Een gedeelte van de gerealiseerde woning is nu gelegen op grond met een agrarische bestemming. Door de realisatie van de woning kan de grond niet meer voor het meest doelmatige gebruik, te weten agrarische activiteiten gebruikt wordt. Dit geldt ook voor de te realiseren bebouwing. Het meest doelmatige gebruik is in deze gebruik ten behoeve van het wonen. Gelet hierop wordt aan de betreffende grond dan ook door middel van het voorliggende wijzigingsplan de bestemming 'Wonen' toegekend.

3.3 Geen dringende redenen die zich er tegen verzetten

Het wijzigingsplan voorziet in een geringe verschuiving van het bestemmingsvlak 'Wonen'. Er zijn geen zwaarwegende redenen, bijvoorbeeld een belemmering voor een nabijgelegen functie dan wel de onevenredige aantasting van het landschap, die zich tegen het gebruik maken van de betreffende wijzigingsbevoegdheid verzetten. Zie hiervoor ook de aanvullende wijzigingsvoorwaarden waarin in paragraaf 3.5 op in wordt gegaan.

3.4 Afstandseis

In de wijzigingsbevoegdheid is aangegeven dat alleen van de wijzigingsbevoegdheid gebruik kan worden gemaakt in het geval de afwijking niet meer bedraagt dan 15 meter. Aan deze eis is voldaan.

3.5 Overige voorwaarden

Naast de genoemde voorwaarden in hoofdstuk 3.2, 3.3 en 3.4 geldt ook nog een aantal algemene voorwaarden. Deze voorwaarden zijn in artikel 4.4 lid 2 van het geldende bestemmingsplan 'Stuwwalrand Parkzone Zuid' opgenomen: toepassing van de algemene wijzigingsbevoegdheid mag alleen plaatsvinden voor zover de aldaar in het gebied voorkomende:

  • natuurwetenschappelijke waarden,
  • landschappelijke waarden,
  • cultuurhistorische waarden,
  • archeologische waarden,
  • stedenbouwkundig beeld;

niet onevenredig worden aangetast.

Omdat het hier om een geringe aanpassing van het bestemmingsvlak 'Wonen' gaat, wordt niet verwacht dat de bovengenoemde waarden worden aangetast. Voor de volledigheid wordt toch ingegaan op alle bovengenoemde voorwaarden. Het perceel dat wordt omgezet naar een woonbestemming is direct gelegen naast een woonperceel. Er wordt niet verwacht dat hier dan ook natuurwetenschappelijke waarden worden aangetast. In het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Op basis van de Archeologische Beleidskaart 2015 heeft het perceel een hoge archeologische verwachtingswaarde. Op basis van de bijbehorende regeling is archeologisch onderzoek alleen noodzakelijk in het geval over een oppervlakte van meer dan 500 m² de grond dieper dan 35 cm geroerd wordt. Aangezien aan deze voorwaarden niet voldaan wordt, is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk en kan dan ook vanuit de archeologische waarden gesteld worden dat van de voorliggende wijzigingsbevoegdheid gebruik kan worden gemaakt. Zoals al aangegeven gaat het hier om een geringe aanpassing van het bestemmingsvlak 'Wonen'. Deze aanpassing leidt er niet toe dat er ineens bebouwing opgericht wordt waar in het verleden in de directe nabijheid geen bebouwing aanwezig was. Er was al een woning aanwezig met bijbehorende bebouwing. Al deze 'oude' bebouwing is inmiddels gesloopt, alleen de nieuwe woning is nog aanwezig. Vanuit landschappelijk oogpunt heeft er hierdoor dan ook een aanzienlijke verbetering van de landschappelijke kwaliteit (en dus de waarden) plaatsgevonden. De nieuwe woning is iets verder van de weg gerealiseerd dan de altijd op het perceel aanwezige woning. Dit vormt vanuit stedenbouwkundig oogpunt geen probleem. In het buitengebied staan woningen zowel dicht aan de weg, dan wel iets verder van de weg af. De locatie voor de woning is vanuit stedenbouwkundig oogpunt geen wezensvreemde locatie.

Conclusie

Gelet op het bovenstaande worden door gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid niet de waarden zoals in dit hoofdstuk genoemd onevenredig aangetast. Er zijn dan ook geen belemmeringen aanwezig voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid.

4 PLANOLOGISCHE ASPECTEN

4.1 Milieuaspecten

4.1.1 Inleiding

Hoewel toetsing aan milieuaspecten niet als voorwaarde aan het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is verbonden dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening toch gekeken te worden naar deze milieuaspecten. Op hoofdlijnen heeft er dan ook een toetsing aan de milieuaspecten plaatsgevonden. Door het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid komt het bestemmingsvlak 'Wonen' niet binnen de milieuzonering van een (agrarisch) bedrijf. In het kader van de vergunningsaanvraag voor het realiseren van de nieuwe woning is de bodemgesteldheid onderzocht. Hieruit zijn geen belemmeringen naar voren gekomen.

Het perceel is gelegen aan de Koedijk, een weg in het buitengebied. De woonbestemming wordt met deze wijzigingsbevoegdheid enigszins gewijzigd Een woonbestemming is een geluidgevoelige bestemming nabij een bestaande weg. Aangezien er al een woonbestemming aanwezig was en er geen nieuwe geluidgevoelige bestemming gerealiseerd wordt, is nader geluidsonderzoek niet noodzakelijk geacht. Dit ook gelet op het feit dat de nieuwe woning verder van Koedijk is gelegen dan de inmiddels gesloopte woning.

In de nabijheid van het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig. Een verdere toetsing aan het aspect externe veiligheid is dan ook niet noodzakelijk geacht.

4.2 Natuurwaarden

4.2.1 Wettelijk kader en beleid
4.2.1.1 Europese regelgeving

De twee Europese richtlijnen Vogelrichtlijn (1979) en Habitatrichtlijn (1992) vormen samen de belangrijkste natuurbeschermingswetgeving op Europees niveau. De Vogelrichtlijn heeft tot doel in het wild levende vogelsoorten op het grondgebied van de EU te beschermen. De EU-lidstaten zijn verplicht voor alle vogelsoorten die in hun land leven leefgebieden van voldoende grootte en kwaliteit te beschermen. De Habitatrichtlijn waarborgt de biologische diversiteit door het in stand houden van natuurlijke leefgebieden en de wilde flora en fauna. De Habitatrichtlijn is gericht op de bescherming van soorten en van natuurlijke habitats. Beide richtlijnen verplichten de lidstaten tot het aanwijzen van te beschermen gebieden, zogeheten speciale beschermingszones. Het netwerk van speciale beschermingszones die op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn aangewezen wordt over het algemeen als Natura 2000 aangeduid. Een Natura 2000-gebied kan uit een Vogelrichtlijngebied, een Habitatrichtlijngebied of een combinatie van beide bestaan. Bij een gecombineerd Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebied kan elk onderdeel zijn eigen begrenzing hebben, afhankelijk van de aanwezige natuurwaarden.

4.2.1.2 Rijksbeleid en wetgeving

Wet natuurbescherming

Rijksregels over natuurbescherming staan in de Wet natuurbescherming (verder: Wnb). De Wnb kent een algemene zorgplicht voor iedereen in Nederland ten aanzien van Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en in het wild levende dieren en planten. De Wnb geeft de provincies de opdracht om gebieden aan te wijzen die behoren tot het 'natuurnetwerk Nederland', een samenhangend landelijk ecologisch netwerk. Andere gebieden kunnen de provincies aanwijzen als bijzondere provinciale natuurgebieden dan wel bijzondere provinciale landschappen. De Wnb bevat –voor zover voor bestemmingsplannen relevant- regels voor de bescherming van gebieden, voor de bescherming van soorten en over houtopstanden.

Gebiedsbescherming

De minister van Economische Zaken wijst Natura 2000-gebieden aan, de speciale beschermingszones als bedoeld in de Vogel- en de Habitatrichtlijn. Het aanwijzingsbesluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied. De provincie stelt voor het Natura 2000-gebied iedere zes jaar een beheerplan vast. Op grond van de artikelen 2.7 en 2.8 Wnb stelt een bestuursorgaan een plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied uitsluitend vast, indien uit een passende beoordeling van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, waarin rekening is gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied, de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Als uit de passende beoordeling die vereiste zekerheid niet is verkregen kan het plan uitsluitend worden vastgesteld als is voldaan aan elk van de voorwaarden:

  • a. er zijn geen alternatieve oplossingen;
  • b. het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, en
  • c. er worden de nodige compenserende maatregelen getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft.

Als het plan significante gevolgen kan hebben voor een prioritair type natuurlijke habitat of een prioritaire soort in een Natura 2000-gebied geldt in plaats van de hiervoor genoemde voorwaarde b, de voorwaarde dat het plan nodig is vanwege:

  • 1. argumenten die verband houden met de menselijke gezondheid, de openbare veiligheid of met voor het milieu wezenlijk gunstige effecten, of
  • 2. andere dwingende redenen van openbaar belang, na advies van de Europese Commissie.

Als compenserende maatregelen nodig zijn, moeten deze onderdeel uitmaken van het plan.

Soortenbescherming

De Wnb kent drie verschillende beschermingsregimes voor soorten:

  • a. een beschermingsregime voor Vogelrichtlijnsoorten;
    Op grond van dit regime is het verboden om opzettelijk in het wild levende vogels te doden of te vangen, om opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren te vernielen of te beschadigen, nesten van vogels weg te nemen en om vogels opzettelijk te storen.
  • b. een beschermingsregime voor soorten van de Habitatrichtlijn en van de Verdragen van Bern en Bonn;
    Dit regime bevat de verboden om in het wild levende dieren van de bedoelde soorten in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen, opzettelijk te verstoren, hun eieren opzettelijk te vernielen of te rapen, hun voortplantingsplaatsen of rustplaatsen te beschadigen of te vernielen en om bedoelde plantensoorten opzettelijk te plukken en te vernielen.
  • c. een beschermingsregime voor andere, vanuit nationaal oogpunt beschermde soorten
    Op grond van dit regime is het verboden om de soorten die zijn opgenomen in de bijlage bij de wet van de bijlagen opzettelijk te doden of te vangen, de vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van de in de bijlage genoemde dieren opzettelijk te beschadigen of te vernielen en om bepaalde vaatplanten opzettelijk te plukken en te vernielen.

Van deze verboden kan de provincie ontheffing (in individuele gevallen) respectievelijk (bij verordening) vrijstelling verlenen. Dit kan alleen als aan drie criteria is voldaan:

  • a. er is geen andere bevredigende oplossing voor de handeling mogelijk;
  • b. de handeling is nodig vanwege een van de in de wet genoemde en per beschermingsregime verschillende belangen, zoals de volksgezondheid, de openbare veiligheid of (bij het beschermingsregime voor nationaal beschermde soorten) in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden en het daarop volgende gebruik van het betreffende gebied;
  • c. de ingreep doet geen afbreuk aan de staat van instandhouding van de betreffende soort.

Voor een deel van de andere, vanuit nationaal oogpunt beschermde soorten hebben provinciale staten in de Omgevingsverordening Gelderland vrijstelling verleend voor zover het gaat om handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling en het bestendig beheer en onderhoud.

Houtopstanden

Tot slot kent de Wnb het verbod om een houtopstand geheel of gedeeltelijk te (doen) vellen, zonder voorafgaande melding daarvan aan de provincie. Dit verbod geldt niet binnen de bebouwde kom en voor bepaalde typen bomen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is bepaald dat de aanwijzing en begrenzing van de gebieden die behoren tot het 'natuurnetwerk Nederland' en de aanwijzing van de wezenlijke kenmerken en waarden van die gebieden bij provinciale verordening geschiedt. Ook is daarin bepaald dat bij provinciale verordening regels worden gesteld over bestemmingsplannen die betrekking hebben op een gebied behorend tot het natuurnetwerk Nederland.

4.2.2 Onderzoeksresultaten

Het wijzigingsplan betreft een wijziging van een bestemmingsvlak 'wonen'. Er wordt dus geen extra woning toegestaan. Reeds hierom is duidelijk dat er geen significante effecten zijn op natuurgebieden. Ook is er geen aantasting van beschermde flora en fauna te verwachten.

4.3 Archeologie

4.3.1 Beleid
4.3.1.1 Provinciaal beleid

In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland hebben provinciale staten het provinciale beleid omtrent archeologie vastgelegd: De provincie streeft er naar archeologie expliciet te betrekken bij de integrale afweging bij planontwikkeling. Bij locatiekeuze en planuitwerking moet voldaan worden aan de basiskwaliteitseisen van de bodem, waaronder archeologie. Ruimtelijke plannen en projecten die archeologische gegevenheden in de bodem kunnen aantasten moeten zo veel mogelijk rekening houden met bekende en te verwachten archeologische waarden.

De Omgevingsverordening Gelderland bevat, voor zover voor dit plangebied relevant, geen regels over cultuurhistorie.

4.3.1.2 Gemeentelijk beleid

De gemeenteraad heeft op 18 juni 2015 de Archeologische beleidskaart 2015 vastgesteld, die de Archeologische beleidskaart uit 2006 vervangt. De archeologische beleidskaart kent drie categorieën terreinen met archeologische waarden. Er is vastgesteld dat op deze terreinen archeologische waarden aanwezig zijn of dat het zeer waarschijnlijk is dat deze aanwezig zijn. Daarnaast zijn er drie zones met een archeologische verwachting. Deze zones geven de dichtheid weer waarop een archeologische vindplaats wordt verwacht.

De kans op het aantreffen van een archeologische vindplaats is afhankelijk van de archeologische verwachting voor het gebied èn van de omvang van de graafwerkzaamheden. Daarom is aan de verschillende gebiedscategorieën specifiek beleid gekoppeld.

  • Categorie 1: Terrein met monumentale archeologische waarden

Het gaat hier om wettelijk beschermde monumenten en door de gemeente op basis van de Monumentenverordening aangewezen gemeentelijke monumenten. Op deze terreinen is het vrijwel zeker dat bij grondwerkzaamheden schade aan de archeologische vindplaats toegebracht wordt. De bescherming van deze terreinen is geregeld in de Erfgoedwet, de Monumentenwet en de Monumentenverordening.

  • Categorie 2: Terrein met vastgestelde archeologische waarden

Terreinen met vastgestelde archeologische waarden zijn die gebieden waarvan in het verleden is vastgesteld dat er zich een behoudenswaardige archeologische vindplaats bevindt. Bij verstoringen van de bodem groter dan 50 m2 is het verplicht archeologisch onderzoek uit te voeren.

  • Categorie 3: Terrein met archeologische waarden

Tot de terreinen met archeologische waarden behoren de enken, dorpskernen en historische locaties. In deze gebieden zijn archeologische waarden aanwezig, maar waar deze precies liggen is niet altijd bekend. Bij bodemingrepen is de kans dan ook zeer aannemelijk dat archeologische waarden worden aangetroffen. In deze gebieden moet bij verstoringen van de bodem groter dan 100 m2 archeologisch onderzoek uitgevoerd worden.

  • Categorie 4: Zone met (middel)hoge archeologische verwachting

In deze categorie vallen de terreinen die op de archeologische kenniskaart een middelhoge en hoge archeologische verwachting bezitten. In deze gebieden wordt verspreide begraving, bewoning en landgebruik voorafgaande aan de dorpsvorming in de Late Middeleeuwen verwacht. Pas bij grotere bodemingrepen wordt de kans groot dat zo'n vindplaats wordt aangetroffen. Daarom hoeft bij verstoringen van de bodem kleiner dan 500 m2 geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.

  • Categorie 5: Zone met lage archeologische verwachting

In gebieden met een lage archeologische verwachting is de dichtheid van archeologische vindplaatsen naar verwachting laag. Daarom hoeft er in deze gebieden alleen archeologisch onderzoek te worden gedaan als er meer dan 2.500 m2 van de bodem verstoord gaat worden.

  • Categorie 6: Zone met geen archeologische verwachting

In gebieden waar het bodemarchief door menselijk of natuurlijk toedoen is verdwenen of waar zeker is dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Het gaat hier om grote verstoringen van de bodem: wegvlak A1, de spoorlijn ter hoogte van de stuwwal en niet-historisch water. Deze categorie zal in de loop van de tijd groter worden naarmate meer archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Een actueel overzicht van overige gebieden in deze categorie wordt door middel van de archeologische kenniskaart bijgehouden.

De verplichting om archeologisch onderzoek uit te voeren geldt voor ieder van de genoemde gebiedscategorieën bij een verstoring dieper dan 35 cm onder het vastgestelde maaiveld. Een uitzondering op deze diepte wordt gemaakt voor natuurgebieden. Ervaring leert dat archeologische waarden in natuurgebieden relatief dicht aan het oppervlak kunnen liggen. Daarom is in natuurgebieden bij verstoringen van de bodem groter dan 10.000 m2 altijd een archeologisch onderzoek nodig, ongeacht de diepte van de verstoring.

4.3.2 Onderzoeksresultaten

Het plangebied valt in het gebied dat in de Archeologische beleidskaart is aangewezen als 'zone met (middel)hoge archeologische verwachting'. De te bebouwen oppervlakte is echter kleiner dan 500 m², zodat geen nader archeologisch onderzoek is vereist.

4.4 Financieel-economische uitvoerbaarheid

De financiële en economische uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan is gegarandeerd. Met de eigenaar is een anterieure overeenkomst gesloten, waarin het kostenverhaal is geregeld. Het
opstellen van een exploitatieplan is daarom niet noodzakelijk.

5 JURIDISCHE PLANOPZET

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft de juridische regeling van de aanpassing van het bestemmingsvlak Wonen. In paragraaf 5.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 5.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 5.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.

5.2 Karakter wijzigingsplan

Het wijzgingsplan Stuwwalrand Parkzone Zuid wijziging 3 is een wijzigingsplan gebaseerd op een wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan 'Stuwwalrand Parkzone Zuid'. In het wijzigingsplan is de bestaande situatie en het geldende recht uitgangspunt voor de wijze van bestemmen. Daarmee wordt bedoeld dat de bestaande situatie is vastgelegd en is voorzien van een actuele regeling. Voor de regels en de plankaart is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard, die aansluit bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012.

5.3 Bestemmingen

De bestemming is vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De van toepassing zijnde bestemming wordt hierna besproken.

Wonen

De burgerwoning in het plangebied heeft de bestemming 'Wonen' gekregen. De voor 'Wonen' bestemde gronden zijn bestemd voor wonen met de daarbij behorende aan-huis-verbonden beroepen en nevenactiviteiten.

Voor de inhoudsmaat van de woning wordt aangesloten bij de standaard inhoudsmaat voor burgerwoningen in het buitengebied, te weten een maximale inhoudsmaat van 700 m³. Voor bijgebouwen wordt een maximale oppervlaktemaat gehanteerd van 100 m², tenzij een andere oppervlakte op de verbeelding is weergegeven.

Kleinschalige nevenactiviteiten bij een woning komen in het buitengebied voor. Omdat in ruimtelijk opzicht daar geen bezwaar tegen bestaat, worden nevenactiviteiten in de vorm van hobbymatig agrarisch gebruik, Bed&Breakfast en een recreatief rustpunt toegestaan. Het vloeroppervlak ten dienste van deze activiteiten is begrensd op maximaal 75 m². Voorzieningen ten behoeve van Bed&Breakfast zijn uitsluitend in het hoofdgebouw (de woning) toegestaan. Verder worden onder voorwaarden kleinschalig kamperen bij een woning en trekkershutten toegestaan. Het totaal oppervlak aan bijgebouwen, overkappingen en trekkershutten mag niet meer bedragen dan 75 m².

Horeca is uitgesloten, met uitzondering van als ondergeschikt onderdeel van en behorende bij de nevenactiviteit.

Bij de bestemming 'Wonen' zijn bij recht beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogelijk. In het buitengebied komt regelmatig voor dat bedrijfsmatige activiteiten als een hoveniers- of klussenbedrijf bij de woning uitgevoerd worden door de bewoner. Dergelijke activiteiten die niet standaard bij recht mogelijk worden gemaakt, kunnen, in tegenstelling tot in het stedelijk gebied, ruimtelijk passend zijn. Om die reden wordt een afwijkingsbevoegdheid bij wonen opgenomen waarmee onder voorwaarden kan worden meegewerkt aan dergelijke activiteiten.

Bij afwijking van de bouwregels kan de maximaal toegelaten oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij het hoofdgebouw worden uitgebreid. Dit is mogelijk mits uitsluitend ten dienste van het hobbymatig agrarisch gebruik en uitsluitend indien de betreffende grond ligt binnen een bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' of 'Agrarisch'. Voorwaarde is dat er direct aansluitend bij het hoofdgebouw ten minste 1, 2, 3, of 4 ha grond hoort, afhankelijk van het gewenste maximale oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen. De gronden grenzen direct aan het woonperceel en/of zijn gescheiden in de vorm van een sloot, weg, natuurstrook o.i.d. Het aantal hectare grond wordt bepaald door het totale oppervlak met de bestemming 'Agrarisch' en 'Wonen' minus het bebouwde en verharde oppervlak. Onder 'agrarische gronden behorende bij' wordt verstaan dat de bewoner eigenaar is, een beperkt recht heeft en/of over een meerjarige gebruikersovereenkomst beschikt.

5.4 Algemene regels en overgangs- en slotregels

5.4.1 Algemene regels

In hoofdstuk 3 (Algemene regels) staan de regels die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 5 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Lid 5.1 bevat onder andere de bepaling over ondergronds bouwen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen alleen daar is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden, mits er een functionele relatie bestaat met de bovengronds toegelaten functie. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.

Lid 5.2 bevat de afdekbepaling. Hierin is bepaald dat gebouwen altijd van een kap moeten worden voorzien,

In artikel 6 staan de algemene gebruiksregels. In de leden 6.1.1 en 6.2.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. In de leden 6.1.2 en 6.2.2 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Dit is noodzakelijk voor vormen van gebruik waarvoor het niet mogelijk en wenselijk is een omgevingsvergunning te verlenen en de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht derhalve niet van toepassing is.

In artikel 9 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Procedureregels voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan zijn niet opgenomen omdat daarvoor de procedure uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is. De procedureregels voor uitwerkings- en wijzigingsplannen staan in de Wet ruimtelijke ordening. Artikel 10 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.

5.4.2 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.

6 INSPRAAK EN OVERLEG

6.1 Vooroverleg

Gelet op het feit dat er geen woning wordt toegevoegd en het alleen gaat om een geringe aanpassing van het bestemmingsvlak 'Wonen' heeft er geen vooroverleg plaatsgevonden. Ook heeft er gelet op het voorgaande geen informatiebijeenkomst plaatsgevonden.

6.2 Ter inzage legging ontwerp wijzigingsplan

Het ontwerp wijzigingsplan 'Stuwwalrand Parkzone Zuid wijziging 3' heeft van 27 december 2019 tot en met 6 februari 2020 ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn zijn er geen zienswijzen ingediend.