Plan: | Sprenkelaar en Anklaar uitwerking en wijziging 2 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.up1045-vas1 |
behorende bij het uitwerkingsplan Sprenkelaar en Anklaar uitwerking en wijziging 2
Voor het gebied 't Podium (zie plangebied op de afbeelding 1 hieronder), gelegen in Anklaar in de wijk Zevenhuizen is vanaf 2006 een ontwikkeling in gang gezet wat zich richt op een verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Een groot deel van de oorspronkelijke bebouwing, waaronder vijf van de oorspronkelijk zes grootschalige galerijflats van 10 lagen hoog, is hiervoor gesloopt. Op de vrijgekomen locaties wordt een mix van appartementen in en grondgebonden woningen gebouwd. Een groot deel van deze planen hiervoor zijn reeds uitgevoerd (fases 1, 2 en deel fase 3).
Afbeelding 1: Herontwikkelingsgebied 't Podium; oorspronkelijke verkavelingstekening (2008) met in rood Fase 4.
Voorliggend uitwerking en wijzigingsplan betreft de vierde fase van 't Podium (Zie afbeelding hierboven). Dit plandeel is gelegen aan de Saloméstraat. Het terrein is tot circa eind 2019 in gebruik geweest als noodwinkelcentrum Anklaar Dit was nodig in verband met de sloop van het oude winkelcentrum op de hoek Laan van Zevenhuizen - Sluisoordlaan en de realisatie van het nieuwe Stadsdeelhart Anklaar.
Afbeeldingen 2 en 3 van het (inmiddels ontmantelde) noodwinkelcentrum Anklaar.
Na de oplevering van het nieuwe stadsdeelhart Anklaar aan het Operaplein in oktober 2019 is het noodwinkelcentrum in 2020 ontmanteld Hiermee kwam de ruimte vrij voor de ontwikkeling van de vierde fase van het Podium. Er is hiervoor een stedenbouwkundig plan opgesteld voor de bouw van 43 aaneengesloten, grondgebonden woningen.
Afbeelding 4: locatie fase 4 van 't Podium
De locatie maakt deel uit van het op 27 juni 2013 door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan Sprenkelaar en Anklaar. In dat plan heeft de locatie de bestemming Wonen - Uit te werken (artikel 19 van de regels). Deze bestemming laat de woningbouw niet zonder meer toe. Met de bestemming heeft de raad het college van B&W de plicht opgelegd om met een zelfstandig plan en onder de in de bestemming opgenomen voorwaarden tot een uitwerking van die bestemming te komen. Dit in de vorm van een uitwerkingsplan. Tevens wordt gebruik gemaakt om een kleine bestemmingsgrenscorrectie van een paar meter uit te voeren in de noordwestzijde van het plangebied. Dit had ook achteraf gekund met een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid, maar het is praktischer om dit gelijk mee te nemen in dit uitwerking en wijzigingsplan. Met het plan Sprenkelaar en Anklaar uitwerking en wijziging 2 wordt daar uitvoering aan gegeven. Op grond van dit uitwerking en wijzigingsplan (artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening) kan de gewenste woningbouw gerealiseerd worden.
Uittreksel plankaart van het plangebied, dat aan de oostkant wordt globaal begrensd door de Salomestraat, de noordkant door de Normastraat, de zuidkant door de La Bohemestraat en aan de westkant door groenvoorziening en veldvijvers.
Het uitwerking en wijzigingsplan bestaat uit een plankaart en regels. De toelichting geeft een onderbouwing van de ruimtelijke aanvaardbaarheid en uitvoerbaarheid van het plan. Na een beschrijving van het meest relevante beleidskader en de bestaande ruimtelijke situatie in hoofdstuk 2 en 3 wordt in hoofdstuk 4 onderbouwd dat het plan ruimtelijk aanvaardbaar is. Hoofdstuk 5 geeft een motivering van de ruimtelijke uitvoerbaarheid. Ingegaan wordt onder andere op de relatie met relevante wetgeving op het gebied van milieu. In hoofdstuk 6 wordt een toelichting gegeven op de juridische planopzet.
In dit hoofdstuk wordt het beleidskader behandeld. Aan de orde komt het meest relevant geachte integrale ruimtelijke beleid op provinciaal- en gemeentelijk nivo. Relevant sectoraal beleid en regelgeving komt aan de orde in de verdere hoofdstukken.
Op respectievelijk 9 juli en 24 september 2014 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Sindsdien is en wordt de Omgevingsvisie en verordening tussentijds op onderdelen aangepast c.q. geactualiseerd. De omgevingsvisie geeft het ruimtelijk beleid van de provincie weer waar de provincie zich zelf mee verbindt en waarmee gemeenten rekening mee moeten houden in hun beleid en bestemmingsplannen. Met de omgevingsverordening stelt de provincie regels die rechtstreeks doorwerken naar onder meer bestemmingsplannen.
Algemeen
De Omgevingsvisie en -verordening geven een nieuwe invulling aan het provinciale omgevingsbeleid, gericht op duurzame economische structuurversterking en de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving. De Omgevingsvisie integreert en verbindt het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoerplan, het Streekplan (Structuurvisie), het Milieuplan en de Reconstructieplannen. De visie is niet het antwoord voor de komende 10 jaar. Het behelst juist een filosofie en een flexibele aanpak die de provincie in deze tijd in staat stelt te doen wat nodig is, samen met relevante partners, binnen heldere kaders. De opzet van de omgevingsvisie is opgehangen aan de termen dynamisch, mooi en divers.
Gelderland is een dynamische provincie in een prachtige setting, met een grote diversiteit. Dynamisch duidt op economische ontwikkelingsaspecten als innovatie, duurzaamheid en bereikbaarheid en hoe afspraken worden gemaakt over wonen en werken. De provincie heeft op regionale schaal afspraken met partners over wonen en bedrijventerreinen gemaakt. Deze afspraken blijven staan en worden met partijen verder doorontwikkeld.
De transformatie van het gebruik van bestaande gebouwen, centra en voorzieningen naar nieuwe invullingen is essentieel. De provincie ondersteunt partijen graag om tot goede invullingen en keuzes te komen via procesondersteuning, faciliteren en/of kwaliteitsateliers. De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik helpt bij het motiveren van locatiekeuzes.
Mooi staat voor de natuurdoelen en de kwaliteiten die we willen borgen en verder ontwikkelen. In het Gelders Natuurnetwerk (voorheen betiteld als Ecologische Hoofdstructuur) geldt: in de basis hier geen nieuwe initiatieven. De Gelderse Groene Ontwikkelingszone (ook voorheen deel Ecologische Hoofdstructuur) is een gebied waar partners en partijen juist worden uitgenodigd om actief 'groene' doelen mee te helpen realiseren.
Divers gaat over het herkennen van de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en het koesteren van de regionale identiteit. De omgevingsverordening stelt onder meer dat nieuwe bedrijventerreinen dienen te passen in de door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale afspraken over de programmering (Regionaal Programma Bedrijventerreinen).
Bedrijventerreinen zijn primair bedoeld voor functies die zich moeilijk laten combineren met andere functies vanwege omvang, vervoersbewegingen en milieuhinder. Bedrijventerreinen zijn primair bedoeld en geschikt voor gebruik voor bedrijfsfuncties zoals groothandel, nijverheid en industrie en in die zin zijn bedrijventerreinen monofunctioneel van aard. Om die reden wordt zelfstandige kantoorvestiging niet toegestaan op (monofunctionele) bedrijventerreinen.
Nieuwe locaties voor detailhandel mogen niet leiden tot een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandelstructuur. Detailhandel kan alleen op een perifere locatie worden toegestaan wanneer dit uit oogpunt van ruimte of veiligheid vereist is. Gedacht kan worden aan detailhandel in volumineuze goederen zoals bijvoorbeeld tuincentra, bouwmarkten, meubelwinkels, en handel in auto's en boten en detailhandel die uit veiligheidsoverwegingen niet in winkelgebieden kan worden gevestigd.
Op 22 september 2020 hebben Gedeputeerde Staten (GS) het ontwerp voor de (te wijzigen) Omgevingsverordening vastgesteld. Dit ontwerp heet ook wel actualisatieplan 7. Van 2 oktober 2020 tot en met 13 november 2020 kon iedereen hierop reageren.
Samengevat gaat het om in het actualisatieplan om de volgende wijzigingen van de verordening:
Inmiddels is er een reactienota opgesteld n.a.v. de ingebrachte zienswijzen. De planning is dat Provinciale Staten een besluit nemen over dit actualisatieplan 7.
Woon- en leefomgeving
In 2018 is een start gemaakt aan een doorontwikkeling van de Gelderse Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. Doorontwikkeling blijft namelijk steeds noodzakelijk, omdat de wereld om ons heen continue in beweging is en verandert. Uitgangspunten van de (vernieuwde) Omgevingsvisie Gaaf Gelderland zijn “gezond, veilig, schoon en welvarend”. Nieuwe ontwikkelingen en uitdagingen, zoals energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, economisch vestigingsklimaat en de woon- en leefomgeving. vragen om daadkrachtige antwoorden.
De thema's zijn uitgewerkt in een visieschetsen, onder andere voor het Woon- en leefklimaat. Het stedelijk gebied van Apeldoorn is in de visieschets aangeduid als gebied met hoge dynamiek voor woningmarkt. Dit betekent dat kader stellend beleidsuitgangspunt is het actief anticiperen op veranderingen in de woningmarkt.
Idee hierachter is dat woonwensen veranderen door de tijd en met de leeftijd. Mensen worden ouder, wonen steeds langer alleen en zelfstandig, worden steeds meer energiebewust en zijn mobieler dan vroeger, waardoor ze ook meer en makkelijker verhuizen. Daarom is de dynamiek op de woningmarkt groot. Hierbij staat een goede balans tussen de vraag en aanbod van woningen in verschillende prijscategorieën voorop. De meeste woningen zijn op dit moment verre van energieneutraal en klimaatbestendig. De provincie wil innovaties op dit terrein stimuleren, zoals het aardgasloos maken van bestaande woningen en het verduurzamen van woonwijken. Ook wik de provincie is gesprek met onder ander gemeenten over het vraagstuk van klimaatadaptatie en in combinatie met wonen slimmer te kunnen aanpakken. Voldoende groene ruimte, koele plekken, opvang van water in het licht van de klimaatverandering is immers van belang, zeker met het oog op de gezondheid van onze inwoners.
Daarnaast is de Omgevingsverordening in 2018 op onderdelen geactualiseerd. Met betrekking tot woonlocaties is hierover bepaald dat er per regio een “Regionale woonagenda wordt opgesteld” die door gedeputeerde staten wordt vastgesteld als deze in overeenstemming is met de regionale opgave en het actuele provinciaal beleid.
De provincie streeft hierbij om vraag en aanbod op de woningmarkt met elkaar in balans te brengen en te houden: hoe kan de woningvoorraad kwantitatief en kwalitatief meegroeien met een veranderende vraag? De volgende opgaven worden gezien: focus van nieuwbouw naar het benutten van de bestaande voorraad en van aanbodgestuurd naar vraaggestuurd.
In een Regionale Woonagenda agenderen alle (relevante) partijen in een regio de regionale opgaven op het gebied van wonen. Zij maken afspraken over wat zij hieraan gaan doen. De opgaven kunnen per regio verschillen. De provincie is een van de partijen.
Voor een zorgvuldige en transparante motivering van woonlocaties dient de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik.
Een bestemmingsplan dat nieuwe woningen mogelijk maakt moet in principe passen binnen die vastgestelde regionale woonagenda. Indien er nog geen actuele regionale woonagenda is of het bestemmingsplan met nieuwe woningen past niet binnen de vigerende woonagenda is in vooruitlopend op de nieuwe of later de actualiseren Woonagenda, het onder voorwaarden mogelijk om mee te werken aan de nieuwbouw. Deze criteria zijn:
a. er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking;
b. de ontwikkeling past binnen het meest recente provinciale beleid;
c. er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden over deze
ontwikkeling.
Zo heeft het college van Gedeputeerde Staten vooruitlopend op de toen nog vast te stellen Regionale Woonagenda Cleantech Regio 2018 het aantal te bouwen woningen voor Apeldoorn ten aanzien van de vastgestelde Kwantitatieve Opgave Wonen verhoogd met 882 woningen. De geplande woningen in dit uitwerking en wijzigingsplan zaten al vanaf 2013 in het woningbouwprogramma en voldoet daarmee sowieso aan de nieuwe Omgevingsvisie als de verordening.
Het ontwerp van de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en de ontwerp verordening hebben in de zomer 2018 gedurende zes weken ter visie gelegen met de gelegenheid om zienswijzen naar voren te brengen. Op 19 december 2018 hebben provinciale staten zowel de visie als de laatste wijziging van de verordening vastgesteld. Inmiddels is er weer een wijziging van de Omgevingsverordening in procedure die naar verwachting in maart 2021 door Provinciale Staten zal worden vastgesteld. Zie hiervoor onder kopje "Algemeen" van deze subparagraaf.
Op 17 april 2018 hebben Gedeputeerde Staten de koers "ruimte voor goed wonen" vastgesteld. In de koers leggen GS uit hoe zij willen zorgen dat er voor iedereen een goede geschikte en betaalbare woning op de juiste plek voorhanden is. Met alle regio's worden regionale woonagenda's gemaakt.
Er zijn drie thema's benoemd die bijdragen aan een goed woonklimaat. Dat zijn duurzaamheid, bestaande woningen en flexibiliteit in bouwen. Hierover worden afspraken gemaakt met gemeenten die worden vastgelegd in de regionale woonagenda's.
In de Woonagenda Cleantech Regio van de Regio Stedendriehoek is een uitwerking van de provinciale koers "Ruimte voor goed wonen", waarbij voor de komende 10 jaar afspraken worden vastgelegd hoe om te gaan met sturing op de woningbouwprogrammering en welke thema's regionaal verdere aandacht vragen. Dit betreffen de thema's "sterke steden, dynamische kernen en vitaal platteland". Ook wordt ingegaan op het verduurzamen en klimaatbestendig maken van de woningvoorraad alsmede op Wonen en zorg.
De Regio zet in op goede toevoegingen aan de woningvoorraad, waarbij de volgende speerpunten van toepassing zijn:
Voor Apeldoorn wordt aangegeven dat mede door de hoge instroomde druk op de markt is toegenomen. De woningbouw in Apeldoorn heeft een hoge vlucht genomen. In dit tempo zijn in 2021/2022 alle huidige bouwplannen gerealiseerd en is er risico op een tekort en verder oplopende prijzen. Ook in de sociale huur is sprake van stijgende wachtlijsten. De groei in Apeldoorn bestaat voor een relatief groot deel uit gezinnen en sluit aan bij de inzet van Apeldoorn als gezinsstad. Apeldoorn zoekt naar nieuwe plekken voor woningbouw binnen de bestaande contouren van de stad. Het programma ligt de komende jaren (mede door de druk van buiten) tegen de bovenkant van de bandbreedte van de prognoses. In de sociale woningbouw is op korte termijn een toevoeging van 500 woningen aan de orde om de wachtlijsten te verkorten.
Naast inzet op het kwalitatief programmeren wordt er gekoerst op een kwantitatief realistisch woningbouwprogramma op basis van actuele Primos woningbehoefteprognoses Het is daarbij de bedoeling om deze regionale woonagenda om de twee jaar te herijken, waarbij wordt bekeken of het op basis van analyse van de woningmarkt en de genoemde woningbehoefteprognoses het wenselijk is om de woonvisie aan te passen.
De Woonagenda Cleantech Regio vervangt de "Kwantitatieve Opgave Wonen 2015-2014" en het "Afsprakenkader kwantitatieve woningbouwprogrammering 2015-2024" van de Regio Stedendriehoek. Nadat de gemeenteraden hiermee hebben ingestemd kan deze regionale woonagenda worden vastgesteld door het college van Gedeputeerde Staten. Na de vaststelling wordt er een uitvoeringsagenda opgesteld, waarbij gemeenten jaarlijks presenteren wat de lokale voortgang in de bestaande voorraad is aan de hand van de jaarlijkse monitoringsgegevens.
Op 30 mei 2013 heeft de raad de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een doorkijk tot 2030 en is één structuurvisie voor zowel stad als land.
De structuurvisie is opgesteld op de overgang naar een echt andere tijd. De onzekerheid over de toekomst is groot. In de structuurvisie kiest de gemeente er voor om daarop niet te reageren met een dichtgetimmerd plan maar door zoveel mogelijk (beleids)ruimte te bieden aan het onvoorspelbare. Daarmee krijgt Apeldoorn de ruimte zich te ontwikkelen. De gemeente nodigt daarom iedereen uit die een bijdrage kan leveren aan de leefkwaliteit van huidige en toekomstige Apeldoorners. Ruimte bieden is niet vrijblijvend, de ruimte wordt geboden binnen kaders. Allereerst door voort te bouwen op de belangrijkste kwaliteiten van de gemeente. In het concept 'Apeldoorn Buitenstad' komen die kwaliteiten samen. Apeldoorn is zowel stad als groot dorp en biedt de leefkwaliteit van beide.
De kwaliteiten van de Buitenstad vormen samen het fundament van de structuurvisie. De gemeente wil het fundament van Apeldoorn koesteren en versterken.
Om Buitenstad te blijven, zijn in de structuurvisie vier ambities geformuleerd die weergeven wat Apeldoorn grotendeels al is en waar Apeldoorn sterk in is: Apeldoorn is een comfortabele gezinsstad met een toeristisch toplandschap; heeft een veelzijdige economie en kent lokale duurzaamheid. Aan deze ambities wil Apeldoorn samen met andere partijen bouwen.
De structuurvisie is een uitnodiging aan de samenleving om Apeldoorn mooier te maken. 'Apeldoorn biedt ruimte' staat voor ruimte bieden aan ideeën en initiatieven die passen bij de Buitenstad. Daarbij zijn vijf principes voor de ontwikkeling van de Buitenstad geformuleerd:
Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.
Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.
afbeelding 5: kaart Groene Mal
Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft dus een hoge prioriteit. Uit onderzoek is gebleken dat met name in verstedelijkte gebieden behoefte is aan meer groen en natuur in de direct woon- en leefomgeving. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus.
Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap. In de stad is wat betreft het groen de volgende duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barrières. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn.
Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen.
Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken.
De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen.
Park Zuidbroek is onderdeel van de Groene Mal en heeft ook betekenis voor de inwoners van
Zuidbroek.
De Woonagenda 2018-2021 dient meerdere doelen:
De Apeldoornse Woonagenda 2018-2021 beschrijft, op basis van trends en ontwikkelingen, de gemeentelijke ambities en acties voor de komende jaren. De agenda is feitelijk een actieprogramma, waarin de uitvoering centraal staat. De lijn van de vorige Woonagenda is voortgezet en van nieuwe accenten voorzien. Die hangen samen met de actuele trends en ontwikkelingen en het bestuursakkoord.
Tot die actuele trends en ontwikkelingen behoren onder andere:
De visie op de toekomst van het wonen in Apeldoorn bestaat uit drie speerpunten:
afbeelding 6 beleidsschema woonagenda
Artikel 12a van de Woningwet verplicht iedere gemeente om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing. Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juni 2017 de Welstandsnota 2017-2020 'Aantrekkelijk Apeldoorn' vastgesteld. De welstandsnota is het kader waaraan de onafhankelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit toetst of aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen voldoen aan redelijke eisen van welstand.
Doel van de welstandsnota is het zorgen voor een goede balans tussen het borgen van de basiskwaliteit van de ruimtelijke leefomgeving en het bieden van ruimte aan initiatiefnemers. Bij de welstandsnota hoort een website die het welstandsbeleid voor iedereen toegankelijk maakt.
De nota gaat uit van één welstandsniveau voor álle gebieden van de hele gemeente Apeldoorn en werkt vanuit een piramide:
Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de Verkeersvisie 2016 – 2030 (vastgesteld juli 2016). De Verkeersvisie werkt de ambities voor Apeldoorn uit de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' uit voor het onderdeel Mobiliteit.
Comfortabele gezinsstad: iedereen kan zich veilig verplaatsen en er is sprake van een bereikbare , leefbare en aantrekkelijke (binnen)stad. De fiets is het primaire vervoermiddel; ook het openbaar vervoer speelt een belangrijke rol in de verplaatsingen.
Toeristisch toplandschap: de attracties, bezienswaardigheden en evenementen zijn ook bij piekdrukte goed bereikbaar. Na een bezoek aan bijvoorbeeld de attractieparken aan de rand van de Veluwe weet men de weg naar de binnenstad te vinden.
Veelzijdige economie: winkels, kantoren en bedrijven zijn goed bereikbaar. Apeldoorn wordt goed ontsloten door de A1 en de A50 en een aantal provinciale wegen. De doorstroming op de hoofdwegen en met name op de Ring is essentieel. De binnenstad moet met alle vervoermiddelen goed toegankelijk blijven. Bij de bedrijventerreinen en werkgebieden kunnen zowel openbaar vervoer als de (e-)fiets naast de auto een steeds belangrijker rol spelen.
Lokale duurzaamheid: er moet een omslag worden gemaakt van het gebruik van fossiele brandstoffen naar het gebruik van elektriciteit en waterstof. Hierin spelen vooral marktpartijen en beslissingen op landelijk en Europees niveau een rol. De (e-)fiets kan eveneens aan de doelstellingen van energieneutraliteit en uitstootvrij en daarmee aan een gezonde en schone leefomgeving bijdragen. Op lokaal niveau zet Apeldoorn zich in voor een snelle overgang van het gebruik van fossiele brandstoffen naar het gebruik van duurzame energie.
De ambities uit de structuurvisie zijn vertaald in de volgende kernopgaven:
Kernopgave 1: Apeldoorn fietsstad: meer ruimte voor de fiets. Om deze opgave te realiseren wordt het gebruik van de fiets, ook in het voor- en natransport, gestimuleerd; worden de fietsroutes sneller en directer gemaakt en wordt het fietsgebruik veiliger gemaakt.
Kernopgave 2: Transitie van aanbodgericht naar vraaggericht en efficiënt openbaar vervoer. Om deze opgave te realiseren wordt een nieuw OV-netwerk ontwikkeld, wordt duurzaam en innovatief openbaar vervoer geïntroduceerd, worden de OV-knooppunten versterkt en worden nieuwe kansen die ontstaan door recreatie- en evenementenstromen benut.
Kernopgave 3: Beter en veilig gebruik van de infrastructuur. Om deze opgave te realiseren wordt de doorstroming op de hoofdwegen verbeterd, wordt bijgedragen aan de doorstroming op regionale en landelijke hoofdwegen, wordt (dynamische) informatie over parkeergelegenheden en over de drukte op wegen verstrekt, worden de parkeernormen geactualiseerd en wordt het parkeren gebruikersvriendelijker gemaakt.
In de Verkeersvisie worden deze (kern)opgaven vervolgens uitgewerkt in concrete voorgenomen maatregelen.
De geldende parkeernormen zijn vastgelegd in de Parkeernota (geactualiseerd oktober 2004). De gemeente stelt geen maximum aan het aantal parkeerplaatsen bij woningen, de parkeernorm geeft aan wat in ieder geval aangelegd moet worden. Op bedrijventerreinen wordt de parkeernorm gehanteerd als minimumnorm, met een maximaal toegestane overschrijding van 10%.
Dit in 2013 vastgestelde bestemmingsplan voor Sprenkelaar en Anklaar geeft ondermeer een ruimtelijke regeling voor de herontwikkeling van 't Podium.
Klimaatverandering heeft grote gevolgen in onze kwetsbare delta: hogere stormvloeden op zee, meer water door de rivieren, vaker stortbuien, hitte en droogte. In het Nationaal Waterplan heeft het Rijk voor de komende 6 jaar vastgelegd hoe Nederland zich verdedigt tegen het water, hoe ons water schoner wordt en hoe we Nederland klimaatbestendig en waterrobuust gaan inrichten. In het plan staan 5 ambities centraal:
Ambitie 3 heeft directe samenhang met de ruimtelijke inrichting van Nederland. Klimaatbestendig en waterrobuust inrichten zal daarom uiterlijk in 2020 onderdeel zijn van beleid en handelen.
Het Rijk zorgt ervoor dat de watertoets behouden blijft als wettelijk procesinstrument, om klimaatbestendig en waterrobuust inrichten vroeg in het ruimtelijk proces mee te laten wegen bij ruimtelijke ontwikkelingen.
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten van ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt toegepast bij locatiekeuzen en bij inrichtingsplannen. De uitkomst van de watertoets is een advies van de waterbeheerder, dat door de initiatiefnemer wordt meegewogen met andere belangen en wordt vertaald in een waterparagraaf. Het Bro verplicht tot het opnemen van een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding in de toelichting van ruimtelijke plannen.
Het provinciale waterbeleid is vastgelegd in de Omgevingsvisie Gelderland en de Omgevingsverordening Gelderland. Daarin is onder andere vastgelegd hoe het grondwater(winning) beschermd moet worden tegen negatieve effecten (kwaliteit en kwantiteit) en hoe moet worden gehandeld wanneer er toch een (dreigende) verontreiniging van het grondwater optreedt. Ook zijn verschillende zaken vastgelegd over het omgaan met natte landnatuur en oppervlaktewater. Op de kaarten zijn beschermingszones voor verschillende onderwerpen vastgelegd.
Uitgangspunt bestemmingsplan
Klimaatbestendig en waterrobuust inrichten is onderdeel van ruimtelijke plannen. Verandering van (gebruik van) een gebied mag geen negatief effect op het (grond)water of de waterafhankelijke natuur hebben.
In 2015 heeft Waterschap Vallei en Veluwe het Waterbeheerprogramma 2016-2021 vastgesteld. Hierin beschrijft het waterschap de ambities en doelen voor het waarborgen van de waterveiligheid, het zorgen voor voldoende én schoon oppervlaktewater, het zuiveren van afvalwater en het verder ontwikkelen van samenwerkings- en innovatiemogelijkheden. Op basis van nieuwe opgaven als klimaatverandering, zuivering van complexe stoffen en maatschappelijk ontwikkelingen zoals het streven naar een duurzaamheid en circulaire economie zijn zes ambities geformuleerd:
De ambities zijn voor de programma's waterveiligheid, watersysteem (voldoende en schoon) en waterketen vertaald in doelen en maatregelen voor 2021.
Uitgangspunt bestemmingsplan
Bij veranderingen op of rondom het oppervlaktewater en waterkeringen evenals bij de realisatie van voldoende waterberging voor nieuwe ontwikkelingen zijn de regels van de keur van het waterschap van toepassing.
Om te anticiperen op (beleids)ontwikkelingen en om de leefkwaliteit van de stad te vergroten heeft Apeldoorn gezamenlijk met het waterschap Veluwe en Vitens in 2005 een gemeentelijk Waterplan opgesteld. Het Waterplan is door de gemeenteraad vastgesteld en gekozen is voor het ambitieniveau Actief Duurzamer. De belangrijkste opgaven met ruimtelijk consequenties zijn het afkoppelen en bergen van regenwater en het creëren van waterberging in beekzones.
Bij herontwikkeling, herinrichting en herstructurering zal het verhard oppervlak in het stedelijk gebied zoveel mogelijk afgekoppeld worden om het watersysteem op orde te krijgen. Ten westen van het Apeldoorns Kanaal wordt het regenwater in de bodem geïnfiltreerd of zoveel mogelijk vastgehouden in een groenzones, bijvoorbeeld naast beken en sprengen. Ten oosten van het kanaal wordt het regenwater in de vijvers geborgen.
Uitgangspunten bestemmingsplan
Bij het uitvoeren van de watertoets worden de effecten op de waterhuishouding in beeld gebracht en getoetst aan het beleid. Ontwikkelingen moeten voldoen aan de uitgangspunten uit het waterbeleid.
Het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016 – 2020 (GRP) is in 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. In het GRP is de gemeentelijke invulling van de zorgplichten voor afvalwater, regenwater en grondwater beschreven. De zorgplichten vormen het kader voor de ruimtelijke invulling van water en riolering en bestemmingsplannen. Het GRP is uitgewerkt in concrete opgaven, onderzoeken en maatregelen met een financiële dekking voor de planperiode.
Speerpunt in het GRP is het anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals wateroverlast door extreme buien en verdroging door langere droge perioden. Effecten van verdroging zijn periodiek lagere grondwaterstanden en lagere beekafvoeren. Deze effecten kunnen worden tegengegaan door de inrichting van de openbare ruimte aan te passen en regenwater van verhardingen niet versneld af te voeren via de riolering, maar af te koppelen en lokaal te infiltreren in de bodem. Bewoners zal ook gevraagd worden zelf actief bij te dragen aan de klimaatopgave door de regenwaterafvoer van hun woningen af te koppelen van het vuilwaterriool en hun tuinen te vergroenen. Door deze afkoppelstrategie langjarig door te zetten ontstaat een klimaatrobuuste omgeving. Door het regenwater meer onderdeel te laten zijn van de openbare ruimte neemt tevens de belevingswaarde en ruimtelijke kwaliteit verder toe.
Uitgangspunten bestemmingsplan
Afkoppelen regenwater bij nieuwe ontwikkelingen, herinrichtingen en herstructureringen. Ruimtelijke inrichting zodanig aanpassen dat hevige regenval niet leidt tot wateroverlast (verhardingen verminderen, maaiveldmorfologie optimaliseren etc.). Ruimte creëren voor tijdelijke waterberging in de openbare ruimte met name in groenzones. Grondwaterneutraal bouwen.
Het projectgebied van 't Podium fase 1 t/m 4 wordt begrensd door de Laan van Zevenhuizen, Saloméstraat, Tannhäuserstraat in het zuiden en de Parelvissersstraat in het noorden. Aan de westzijde vormt een park de begrenzing van het projectgebied. In het oosten gaat 't Podium naadloos over in Stadsdeelhart Anklaar.
Dit gebied wordt omringd door projectmatig opgezette woonbuurten die zijn gebouwd tussen de eind zestiger jaren en begin zeventiger jaren. Kenmerkend voor deze bouwperiode is de functionalistische stedenbouw; een groene wijk met een strikte scheiding van functies en een herhaling van identieke woonbuurten met laag- middel- en hoogbouw. Een beeldbepalend kenmerk is verder dat nagenoeg alle bebouwing uit begin '70 in dit deel van Zevenhuizen platte daken heeft. Dit geeft samenhang en maakt de wijk herkenbaar.
Ten oosten van Het Podium bevindt zich het nieuwe, in oktober 2019 opgeleverde, stadsdeelhart Anklaar met winkelvoorzieningen voor de hele wijk. Naast winkels is er ook ruimte voor maatschappelijke functies en wonen.
De Tannhäuserstraat-Saloméstraat en de Parelvissersstraat functioneren als ontsluitingswegen voor 't Podium. De Tannhäuserstraat en de Saloméstraat sluiten aan op de wijkontsluitingsweg de Laan van Zevenhuizen en de Parelvissersstraat sluit aan op de Sluisoordlaan en de Anklaarseweg.
Het groen in combinatie met waterstructuren in de omgeving is zoveel mogelijk geclusterd tot grotere groenzones. Zo ligt er annex aan de Tannhäuserstraat een brede groene zone die een verbinding vormt tussen stadsdeelhart Anklaar en het park. Ook wordt de bebouwing in deze buurt veelal omzoomd met groen Direct aan de westelijke grens van de woningbouwlocatie ligt een park met een grote vijver.
De geplande fase vier van 't Podium wordt voor gemotoriseerd verkeer via de Saloméstraat direct aangesloten op de nabijgelegen Laan van Zevenhuizen.
Tot najaar 2019 was het terrein in gebruik als noodwinkelcentrum Anklaar. Het nieuwe Stadsdeelhart / winkelcentrum Anklaar is in oktober 2019 officieel geopend. In 2020 is het hele terrein weer beschikbaar voor de beoogde woningbouw. Deze vierde fase vormt dan tevens de laatste fase van de herontwikkeling van 't Podium.
Dit hoofdstuk geeft de ruimtelijke opzet van het woningbouwplan. De beoogde ontwikkeling wordt beschreven en onderbouwd. Onder andere wordt ingegaan wordt op de stedenbouwkundige opzet, verkeersaspecten en het groen.
Het stedenbouwkundige plan voor 't Podium – fase 4 gaat uit van de realisatie van 43 grondgebonden woningen tussen de Saloméstraat en de vijver in het park. De zuidgrens wordt gevorm door het bestaande appartementengebouw 'De Parel'. De noordgrens tenslotte is de groene as tussen de vijver en Stadsdeelhart Anklaar.
Het plan bestaat uit zes blokjes van verschillende lengte die samen een rechthoekig cluster vormen. Ook het woongebouw De Parel maakt deel uit van dit cluster.
Afbeelding 7: plangebied in vogelvlucht.
Binnen het cluster is een parkeerstraat opgenomen. De parkeerstraat loopt parallel aan de Saloméstraat en sluit op twee plekken hierop aan. Het benodigde parkeren van bewoners en bezoekers wordt in deze parkeerstraat opgelost. Ook de benodigde parkeerplaatsen van De Parel krijgen hier een plek.
Afdeeldingen 8 en 9 binnenruimten
De achtertuinen van de verschillende blokken grenzen aan de parkeerstraat. De voorzijdes van de woningen in de blokken zijn georiënteerd op het riante groen. Dit geldt ook voor de woningen die zijn georiënteerd op de Saloméstraat; door de blokken hier terug te leggen t.o.v. de straat is een groene zoom ontstaan. De woningen aan de west- en noordzijde hebben een onbelemmerd uitzicht over het riante groen van het park.
Afbeedlingen 10 en 11: zicht op park
De stedenbouwkundige layout van fase 4 sluit naadloos aan bij de stedenbouwkundige opzet van Anklaar; Net als elders in deze wijk is er ook hier een samengesteld bouwblok. Ook het verspringen van blokken ten opzichte van elkaar waardoor er overhoeken ontstaan, refereert aan de opzet van Anklaar. De layout van de nieuwe invulling is zo opgezet dat alle woningen een zo vrij mogelijk uitzicht hebben op de groene ruimten rondom.
Afbeelding 12: impressie vanaf Sloméstraat
Ook qua opbouw en detaillering van de blokken is er aansluiting gezocht met het rijke architectonische idioom van Anklaar: Beeldbepalende elementen zoals een repeterende gevelindeling van de woningen in een blok, de geprononceerde penanten tussen de woningen én toepassing van platte daken zijn op een hedendaagse wijze in de architectuur opgenomen. Hiermee wordt er met het bouwplan voor fase 4 een link gelegd tussen verleden en toekomst van dit deel van Anklaar.
Afbeelding 13: stedenbouwkundig plan fase 4
De ontsluiting vindt plaats vanaf de Salomestraat die uitkomt op de Tannhäuserstraat of de Laan van Zevenhuizen. Via de Tannhäuserstraat is het vervolgens onder meer mogelijk om via de Parelvissersstraat uit te komen op de Sluisoordlaan of de Anklaarseweg.
Afbeelding 14: verkeersontsluiting.
Het totale aantal parkeerplaatsen voldoet aan de norm uit de gemeentelijke Parkeernota. Deze normen worden in de regels van het uitwerkingsplan vastgelegd.
Inrichting openbare buitenruimte
Net als bij de stedenbouwkundige setting van de blokken en de architectonische invulling is ook met het groeninvulling binnen en rondom 't Podium - fase 4 naadloos aangesloten op de bestaande structuren van Anklaar. Blokken worden omzoomd door vakken met hoge en lage beplanting. Bomen worden toegevoegd rondom de blokken en ook in de parkeerstraat. De erfafscheidingen van de achtertuinen worden uitgevoerd als klimophagen. Hierdoor krijgt de parkeerstraat een groene, levendige uitstraling.
Afbeelding 15: kaart groen/speelvoorziening
Dit plan betreft een uitwerking van de in het bestemmingsplan Sprenkelaar en Anklaar opgenomen bestemming Wonen - Uit te werken. In die bestemming zijn in artikel 19 van de regels voorwaarden opgenomen waaraan het uitwerkingsplan moet voldoen. Deze paragraaf gaat in op deze voorwaarden. Tevens wordt het bestemmingsplan in beperkte mate gewijzigd op basis van de algemene wijzigingsbevoegdheid (artikel 29) uit het moederplan Sprenkelaar en Anklaar.
Binnen de bestemmingsvlakken Wonen - uit te werken ter plaatse van de Parelvissersstraat zijn grondgebonden woningen toegestaan met een hoogte van maximaal 9 m, waarbij elke bestemmingsvlak voor maximaal 70% mag worden bebouwd.
De beoogde woningbouw bestaat uit 43 grondgebonden woningen. Er wordt ruim binnen de zeventig procent gebleven.
Dit uitwerkingen wijzigingsplan regelt een maximale bouwhoogte van 7 meter (twee bouwlagen).
De gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen, overkappingen en aan- en uitbouwen mag per kavel/woning maximaal 50 m² bedragen.
Deze bouwregel is als bouwregel binnen de bestemming Wonen van dit uitwerkingen wijzigingsplan opgenomen.
De hoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 3 m bedragen.
Deze bouwregel is als bouwregel binnen de bestemming Wonen van dit uitwerking en wijzigingsplan opgenomen
Burgemeester en wethouders kunnen in de uitwerking een nadere eisenregeling opnemen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken, een en ander met het oog op:
Gelet op de stedenbouwkundige inrichting van de locatie en de vertaling daarvan op de plankaart en in de planregels is er geen aanleiding voor het opnemen van een nadere eisenregeling.
Conclusie is dat voldaan wordt aan de voorwaarden waaraan het uitwerkingsplan moet voldoen.
De bestemming Woondoeleinden, uit te werken grenst aan de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Om tot een goede verkaveling te komen is het noodzakelijk om de bestemmingsgrens een paar meter te verschuiven. Dit kan worden gedaan bij de vergunningaanvraag, waarbij dan toepassing wordt gegeven aan de algemene afwijkingsmogelijkheid. Het is praktischer en beter is om toepassing te geven aan de algemene wijzigingsbevoegdheid als opgenomen in artikel 29 van de regels van het bestemmingsplan Sprenkelaar en Anklaar, waarbij het mogelijk is het plan te wijzigen indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt.
De reden dat het praktischer en beter is om toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid is dat de wijziging nu gelijk in 1 keer wordt meegenomen in dit uitwerking en wijzigingsplan. Voor uitwerking en wijzing geldt dezelfde procedure als bedoeld in artikel 9a Wro. Beide instrumenten vinden immers hun grondslag in artikel 3.6. van de Wro.
Afbeelding16 met aan de noordkant aangegeven de geringe afwijking.
Een duurzaam gebruik van de schaarse ruimte draagt bij aan een goede ruimtelijke ordening. Om dit te borgen kent het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de bepaling dat de toelichting bij een bestemmingsplan welke een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling moet bevatten, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. De provincie heeft in haar eigen beleid zoals verwoord in de Omgevingsvisie aansluiting gezocht bij deze wettelijke bepaling. Dit in de vorm van de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik.
Een nieuwe stedelijke ontwikkeling is volgens het Bro een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein, zeehaventerrein, kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Als bestaand stedelijk gebied wordt aangemerkt: ‘bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur’.
Het nu aan de orde zijnde plan bevat 43 aaneengesloten woningen en ligt in bestaand stedelijk gebied. In die omstandigheid wordt een beschrijving van de behoefte gevraagd. Zie voor verdere onderbouwing hoofdstuk 2 Paragraven 2.1.(subparagraaf 2.1.2.) 2.2. en 2.3.(subparagraaf 2.3.3.). Hieruit blijkt dat de geplande woningen passen binnen het woningbouwprogramma voor Apeldoorn, de Woonagenda voor de Regio en het provinciaal beleid (Koers Wonen).
Binnen het gebied van de uitwerking worden maatregelen mogelijk gemaakt op het gebied van vergroenen en verduurzamen. Groen-, ecologische- en watervoorzieningen alsmede zonnepanelen op de grond worden bij recht toestaan. Zonnepanelen op daken zijn sowieso toegestaan omdat de panelen dan onderdeel vormen van het gebouw.
Een ander aspect, dat momenteel vrijwel dagelijks in het nieuws is, betreft het gasloos bouwen van woningen. De woningen in fase 4 worden aangesloten om het warmtenet. Daarnaast worden wadi's aangelegd om het hemelwater op te vangen. Ook de grote groene publieke ruimte draagt bij aan het tegengaan van hittestress.
Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het uitwerkingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.
Een nieuwe of gewijzigde bestemming mag alleen in het uitwerkingsplan worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Er moet dus onderzocht worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het uitwerkingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.
Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheerplan.
Onderzoeksresultaten bodem
Ter plaatse van het plangebied is in 2020 (september en oktober) bodemonderzoek uitgevoerd. Uit de resultaten van het huidige verkennend bodem- en asbestonderzoek 't Podium najaar 2020 is de actuele milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater aan de aan de Saloméstraat en de Turandotstraat in Apeldoorn vastgesteld. Daarnaast is vastgesteld of de locatie wel of niet verdacht is voor het voorkomen van asbest in de grond.
De bodem is, op basis van de uitgevoerde bodemonderzoeken, geschikt voor de toekomstige functie wonen. De onderzoeken zijn bijgevoegd in bijlage1 Partijkeuring TWC Anklaar en bijlage Verkennend bodemonderzoek en asbest 2020 van de Toelichting
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. De afstanden worden normaliter bepaald tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | ||
1 | 10 m | ||
2 | 30 m | ||
3.1 | 50 m | ||
3.2 | 100 m | ||
4.1 | 200 m | ||
4.2 | 300 m | ||
5.1 | 500 m | ||
5.2 | 700 m | ||
5.3 | 1.000 m | ||
6 | 1.500 m |
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.
Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
Onderzoeksresultaten milieuzonering
Het plangebied is omgeven door woningen en woonbestemmingen en kan daarmee worden aangemerkt als (gelegen in) een rustige woonwijk. In de nabije omgeving bevinden zich geen bedrijfsmatige functies en zodoende is het aspect milieuzonering hier niet relevant en vormt dit geen belemmering voor het plan.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van uitwerkingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen. Daarom wordt alleen verkeerslawaai beschouwd. Daarnaast moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook inzicht te worden gegeven in de akoestische indirecte gevolgen van het plan bij omliggende bestaande woningen, zoals de akoestische gevolgen van eventuele verkeersaantrekkende werking.
Wegverkeerslawaai: geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande wegen
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een uitwerkingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:
De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.
Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten in een akoestisch onderzoek ook de wegen zonder geluidzone worden beschouwd. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de kaders van de Wgh.
Onderzoeksresultaten wegverkeerslawaai
Het plangebied ligt in de zone van de Laan van Zevenhuizen. Hierdoor is het noodzakelijk om een akoestisch onderzoek uit te voeren naar wegverkeerslawaai. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten ook niet gezoneerde (30 km/uur) wegen worden beschouwd. Het Akoestisch onderzoek Podium fase 4 van 26 januari 2021 is opgenomen in de bijlage 4 van de toelichting. Uit het onderzoek blijkt dat de toekomstige geluidsbelasting op de geprojecteerde woonbebouwing 48 dB bedraagt en daarmee voldoet aan de voorkeurswaarden van de Wet geluidhinder. De Saloméstraat en de Fauststraat zijn beide 30 km/u-wegen en veroorzaken eveneens een geluidsbelasting in het plangebied lager dan 48 dB. Er is geen procedure hogere waarden Wgh nodig en er kan worden gesteld dat er sprake is van een aanvaardbare geluidssituatie. Er zijn geen belemmeringen voor dit plan.
Gelet op het aantal woningen dat mogelijk wordt gemaakt zal er geen sprake zijn van een significante verkeerstoename op de nabijgelegen wegen en dus geen hoorbare geluidtoename bij de bestaande woningen langs deze wegen. Ten opzichte van het eerdere (tijdelijke) gebruik als winkelcentrum is er zelfs sprake van een afname van verkeer (en geluid).
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Niet in betekenende mate bijdragen
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:
Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.
Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit
Het uitwerkingsplan beoogt de nieuwbouw van 43 woningen mogelijk te maken. Daarmee staat vast dat de ontwikkeling valt onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. Hierdoor is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe worden in het beleid voor externe veiligheid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en per transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt (verder: PR-contour).
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende Regeling basisnet. Er zijn geen wettelijke grenzen voor de aantallen transporten met gevaarlijke stoffen maar er worden wel grenzen gesteld aan de risico's, deze staan in het Basisnet. De vastgestelde risicogrenzen worden getoetst aan het plaatsgebonden risico met een wettelijk harde norm en het groepsrisico met de daarbij behorende oriëntatiewaarde als ijkpunt. Daarnaast geldt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen op een verantwoorde wijze plaatsvindt vanwege de strenge eisen die gelden voor dit vervoer als gevolg van internationale regelgeving.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud van de buisleidingen.
Nota Milieuveiligheid Apeldoorn
Uitgangspunt van de Nota Milieuveiligheid, die in december 2011 is vastgesteld, is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. De voorwaarde hierbij is dat de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de Nota bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.
Onderzoeksresultaten
De beoogde functie in het plan is woningbouw. Dit wordt beschouwd als een kwetsbaar object.
Figuur 1: Overzicht risicobronnen omgeving planlocatie (bron: www.risicokaart.nl)
Uit figuur 1 blijkt dat op ruim 450 meter afstand een LPG tankstation Shell is gelegen (Kanaal Noord 360). Verder zijn de Oost-Veluweweg, Kanaal Noord en de Laan van Zevenhuizen wegen waarover gevaarlijk transport plaatsvindt.
Stationaire risicobronnen
Plaatsgebonden risico
Op enige afstand van de planlocatie is de stationaire risicobron LPG tankstation Shell Kanaal Noord 360 gelegen. De planontwikkeling is niet gelegen binnen de plaatsgebonden risicocontour van dit bedrijf. Er is geen wettelijke belemmering vanuit externe veiligheid voor het realiseren van de planontwikkeling.
Tevens is de planontwikkeling (geplande bebouwing) niet gelegen binnen de effectafstand van de LPG circulaire die gehanteerd dient te worden voor kwetsbare objecten van 60 meter. Het plan maakt de ontwikkeling van zeer kwetsbare objecten niet mogelijk zodat het plan niet getoetst hoeft te worden aan de tweede effectafstand van 160 meter.
Groepsrisico
De grens van het plan ligt op ca. 460 meter afstand van het vulpunt van het LPG tankstation. Dit valt buiten het invloedsgebied van 150 meter. Het groepsrisico behoeft niet verantwoord te worden.
Mobiele risicobronnen
Plaatsgebonden risico
Nabij de planlocatie bevinden zich meerdere wegen waarover gevaarlijk transport plaatsvindt, te weten de Oost-Veluweweg, Kanaal Noord en de Laan van Zevenhuizen. Deze wegen hebben geen plaatsgebonden risico contour. Er is geen wettelijke belemmering vanuit externe veiligheid voor het realiseren van de planontwikkeling.
Groepsrisico
De Oost Veluweweg heeft een invloedsgebied van 200 meter als gevolg van de vervoer van gevaarlijke stoffen, conform de beleidsvisie EV van de gemeente Apeldoorn. Het plangebied en de ontwikkeling 't Podium bevindt zich buiten de 200 meter van de Kanaal Noord/ Oost-Veluweweg. Een verantwoording van het groepsrisico is voor deze weg niet noodzakelijk. Over Kanaal Noord en de Laan van Zevenhuizen wordt diesel en benzine vervoerd voor de bevoorrading van nabijgelegen tankstations. Uit de beleidsvisie EV blijkt dat het vervoer van benzine en diesel binnen de bebouwde omgeving in worstcase benadering nimmer leidt tot het veroorzaken van een groepsrisico. Dit houdt in dat door de ontwikkeling van dit plangebied het aantal personen binnen het gebied weliswaar zal toenemen, maar dat dit niet leidt tot een toename in het groepsrisico. Derhalve is een verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk.
Conclusie
Nabij de planlocatie zijn geen risicobronnen gelegen die enige belemmering kunnen vormen voor de ontwikkeling op de planlocatie. Dit betekent dat er geen nadere eisen aan het plan worden gesteld in het kader van het milieuaspect externe veiligheid.
De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).
Onderzoeksresultaten
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen.
Algemeen
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:
Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.
Wanneer het plan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het plan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.
Gevolg van dat laatste is dat in een plan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
Onderzoeksresultaten
Een kleinschalig woningbouwplan is niet genoemd in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Er geldt daarom geen m.e.r-plicht, geen m.e.r.-beoordelingsplicht en ook is het niet noodzakelijk een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
Algemeen
Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied. Het plangebied is circa 0,6 hectare groot. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in het streekplan heeft aangegeven.
Grondwater
Het gebied ligt niet in de in het streekplan vastgelegde grondwaterfluctuatiezone. Uit gegevens van peilbuizen in de omgeving blijkt dat het grondwaterpeil in het plangebied tussen 50 en 150 centimeter onder maaiveld ligt. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend. Door de nieuwe ontwikkeling zal het grondwater in dit plangebied geen overlast ondervinden en niet structureel afgevoerd worden. Het plan zal grondwaterneutraal worden ontwikkeld.
Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur
Direct grenzend aan het plangebied ligt een vijver, die onderdeel uitmaakt van het watersysteem van Zevenhuizen. De vijver fungeert als waterberging voor Zevenhuizen, heeft een ontwaterende functie voor de directe omgeving en ontvangt incidenteel verdund overstortwater van bovenliggende gebieden.
Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater. Er zal niet geloosd worden op het oppervlaktewater, eventueel met uitzondering van afgekoppeld schoon hemelwater van de woningen. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem in de omgeving. In en om het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor. Het plan heeft derhalve geen nadelige gevolgen voor de waterafhankelijke natuur.
Afvoer van regenwater
Het regenwater van daken en terreinverhardingen mag niet afgevoerd worden naar de riolering. Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van hemelwater niet op de riolering aan te sluiten.
In de Bouwverordening is bepaald dat het hemelwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit (20 mm) op eigen terrein. In overleg met het waterschap kan hiervan eventueel afgeweken worden door het schone hemelwater rechtstreeks af te voeren naar de nabijgelegen vijver.
De materialen die in aanraking komen met het hemelwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van hemelwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het hemelwater afgevoerde vervuilende stoffen.
Afvoer van afvalwater
De nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en hemelwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel. Het bestaande rioolstelsel in en om het plangebied heeft voldoende capaciteit voor deze extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw.
Watertoets
Het plan omvat minder dan 1.500 m² extra verhard oppervlak. Het plangebied ligt niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Daarom is dit plan in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Vallei en Veluwe. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.
Om deze redenen is het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening achterwege gelaten.
Rijksregels over natuurbescherming staan in de Wet natuurbescherming (verder: Wnb). De wet kent een algemene zorgplicht voor iedereen in Nederland ten aanzien van Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en in het wild levende dieren en planten.
De Wnb bevat –voor zover voor bestemmingsplannen relevant- regels voor de bescherming van gebieden, voor de bescherming van soorten en over houtopstanden.
Gebiedsbescherming
De minister van Economische Zaken wijst Natura 2000-gebieden aan, de speciale beschermingszones als bedoeld in de Vogel- en de Habitatrichtlijn. Het aanwijzingsbesluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied. Op grond van de artikelen 2.7 en 2.8 Wnb stelt een bestuursorgaan een plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied uitsluitend vast indien uit een passende beoordeling van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, waarin rekening is gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied, de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten.
Soortenbescherming
De Wnb kent drie verschillende beschermingsregimes voor soorten:
Van deze verboden kan de provincie ontheffing (in individuele gevallen) respectievelijk (bij verordening) vrijstelling verlenen.
Econsultancy heeft een quickscan verricht met als doel om in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten, gebieden of houtopstanden aanwezig zijn die volgens de Wet natuurbescherming een beschermde status hebben en die mogelijk negatieve gevolgen kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep. Daartoe is een veldbezoek afgelegd op 21 december 2017. Het rapport is op 5 januari 2018 verschenen (zie bijlage).
Gelet op de gevonden en te verwachten ecologische waarden en de beoogde planontwikkeling is de verwachting dat het voorliggende uitwerkingsplan uitvoerbaar is.
Voor beschermde soorten zijn overtredingen ten aanzien van de Wet natuurbescherming wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde. Wel dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht ten aanzien van algemene grondgebonden zoogdieren en amfibieën. Aanbevolen wordt daarom om de stenenstapels, snoeiafval, puin en andere (bouw)materialen naast de onderzoekslocatie, die mogelijk als overwinteringshabitat fungeren, buiten de gevoelige periode van winterrust te verwijderen.
Met betrekking tot beschermde gebieden en houtopstanden worden ook geen bezwaren voorzien ten aanzien van de uitvoering van de voorgenomen ingreep.
Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 over de PAS (Programmatische Aanpak Stikstof) is voor de 43 woningen van fase 4 van 't Podium, op 10-12-2020 een onderzoek uitgevoerd naar de emissie van stikstof vanwege het gewijzigde gebruik en de realisatie van dit woongebied Dit Stikstofonderzoek is bijgevoegd in bijlage 3 van de Toelichting. Het projecteffect bedraagt op alle rekenpunten ten hoogste 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijke projectbijdrage treden er geen significant negatieve effecten op binnen de omliggende Natura 2000-gebieden. Een vergunning in het kader van de gebiedsbescherming Wet natuurbescherming is voor het plan niet noodzakelijk. Geconcludeerd wordt dat er voor het aspect stikstofdepositie geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het plan.
De gemeenteraad heeft op 18 juni 2015 de Archeologische beleidskaart 2015 vastgesteld, die de Archeologische beleidskaart uit 2006 vervangt. De archeologische beleidskaart kent drie categorieën terreinen met archeologische waarden. Er is vastgesteld dat op deze terreinen archeologische waarden aanwezig zijn of dat het zeer waarschijnlijk is dat deze aanwezig zijn. Daarnaast zijn er drie zones met een archeologische verwachting. Deze zones geven de dichtheid weer waarop een archeologische vindplaats wordt verwacht. De kans op het aantreffen van een archeologische vindplaats is afhankelijk van de archeologische verwachting voor het gebied èn van de omvang van de graafwerkzaamheden. Daarom is aan de verschillende gebiedscategorieën specifiek beleid gekoppeld. Specifiek voor het plangebied geldt een overwegend lage archeologische verwachting (categorie 5) en een klein deel (middel)hoge verwachting in de noordoostelijke hoek (categorie 4). Met een omvang van circa 6.000 m2 en verwachte bodemingrepen beneden 35 cm -Mv geldt een archeologische onderzoeksplicht.
Om inzicht te verkrijgen in de archeologische verwachting van het plangebied en de aard en mate van intactheid van de bodemopbouw, is door Econsultancy in januari 2018 een archeologisch bureau- en verkennend booronderzoek uitgevoerd (zie bijlage). Uit het bureauonderzoek volgde een lage verwachting voor de periode Laat-Paleolithicum - Mesolithicum in het gehele plangebied, alsook een overwegend lage verwachting voor de periode Neolithicum - Nieuwe Tijd uitgezonderd het hoger gelegen noordoostelijke hoekje: hier gold een middelhoge verwachting voor laatstgenoemde periode. Uit de resultaten van het booronderzoek bleek echter dat in het gehele plangebied sprake is van ondiepe grondwaterstanden en ongunstige bodemcondities voor bewoning en agrarisch gebruik. Bovendien zijn er aanwijzingen aangetroffen voor grootschalige aftopping van het bodemprofiel tot in de C-horizont. Om die reden is er geen aanleiding tot archeologisch vervolgonderzoek. archeologische dubbelbestemming op te nemen in dit plan.
Op de cultuurhistorische beleidskaart die hoort bij de gemeentelijke 'Nota I-cultuur', staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:
In de nota is vastgelegd dat gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan een beschermende regeling krijgen.
In 2012 heeft de gemeenteraad de Implementatienotitie modernisering monumentenzorg vastgesteld. In deze notitie is vastgelegd dat de iconen (monumenten, beeldbepalende panden en beschermde gezichten of gebieden) worden beschermd via sectorale regels, zoals de Erfgoedwet en de gemeentelijke monumentenverordening. Andere cultuurhistorische waardevolle kwaliteiten worden -waar nodig en mogelijk- door middel van het bestemmingsplan beschermd.
Het plangebied heeft een lage attentiewaarde.
De gemeente Apeldoorn heeft in 2004 een overeenkomst gesloten met woningbouwcorporatie Ons Huis over de ontwikkeling van project 't Podium. Op basis van het stedenbouwkundige plan hebben zowel de gemeente als Ons Huis hun eigendommen ingebracht ten behoeve van de ontwikkeling. Ook zijn de gronden bouwrijp gemaakt op basis van de verkaveling uit het stedenbouwkundige plan. Ons Huis zou de woningbouw tot stand brengen. Voor een deel is dat succesvol gerealiseerd door Ons Huis. Door de crisis op de woningmarkt is de ontwikkeling getemporiseerd. Daarnaast heeft het rijk in 2015 bepaald dat corporaties in beginsel geen koopwoningen of huurwoningen in de vrije sector mogen ontwikkelen. De resterende ontwikkelvlekken zijn daarom verkocht door Ons Huis aan andere ontwikkelaars. In het contract uit 2004 is bepaalt dat Ons Huis de aanleg van de (toekomstige) openbare ruimte bekostigd. De gemeente ontwerpt de openbare ruimte. Met de verkoop van de ontwikkelvlekken aan Slokker en Reinbouw is de afspraak over de bekostiging van de openbare ruimte niet veranderd. Deze kosten blijven voor rekening van de corporatie. Wel is hiervoor een maximum budget afgesproken, wat taakstellend voor de ontwikkelingen is opgenomen.
Aangezien de grond voor de ontwikkeling in fase 4 lange tijd ingezet is voor het tijdelijke winkelcentrum, is de grondtransactie voor dit deel uitgesteld. Op basis van de overeenkomst uit 2004, en het beschikbaar komen van de grond, na de sloopt van het tijdelijke winkelcentrum, eind 2020 geeffectueerd
De Gemeente heeft de exploitatie ontvangen waaruit blijkt dat de ontwikkeling volledig economisch uitvoerbaar is.
In hoofdstuk 4 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 5 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. Paragraaf 6.2 beschrijft kort de status van de plankaart. Paragraaf 6.3 beschrijft de planregelsystematiek van het uitwerking en wijzigingsplan en de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. Ook wordt in deze paragraaf ingegaan op de algemene regels, slot- en overgangsbepalingen.
Dit uitwerkingsplan kent de opzet van een gedetailleerd plan. Voor de regels is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard en de regels (voorschriften) als opgenomen in het bestemmingsplan Sprenkelaar en Anklaar. Het bestemmingsplan Sprenkelaar en Anklaar is tot stand gekomen onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Deze uitwerking en wijziging betreft een uitwerking c.q. wijziging op basis van artikel 3.6. van de huidige Wet ruimtelijke ordening. Om het plan volledig raadpleegbaar te maken zijn de door de gemeenteraad vastgestelde Inleidende regels en algemene- en overgangs- en slotregels grijs gemarkeerd uit het moederplan Sprenkelaar en Anklaar en maken formeel geen deel uit van deze uitwerkingsregels, maar wel van het moederplan. Met andere woorden alleen de niet grijs gemarkeerde regels maken deel uit van de uitwerkingsregels. Voordeel hierbij is, dat nu de complete regels (moederplan+uitwerkingsplan) direct raadpleegbaar zijn.
Het plangebied is getekend op één gekleurde plankaart, schaal 1:1000. De plankaart is IMRO-gecodeerd getekend, conform IMRO2012. Door middel van coderingen en aanduidingen zijn de voorkomende bestemmingen aangegeven. De materiële inhoud van de bestemmingen is beschreven in de regels.
De planregels bevatten (samen met de plankaart) het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en de toegelaten bebouwing. De regels bestaan uit een inleidende regels, regels omtrent gebruik en bebouwing van de grond algemene regels en overgangs- en slotregels.
Dit uitwerkings- c.q. wijzigingsplan betreft een uitwerking en wijziging van het bestemmingsplan Sprenkelaar en Anklaar. In juridisch opzicht maakt dit plan na inwerkingtreding onderdeel uit van dit bestemmingsplan en dient samen met dat plan als één geheel te worden beschouwd. Vanaf 2022 zal dit plan deel uitmaken van het Omgevingsplan Apeldoorn van rechtswege. Dit deel van Apeldoorn zal als na inwerkintreding van de Omgevingswet als 1 van de eerste gebiedsdelen worden omgezet in de standaarden volgens de Omgevingswet.
Dit uitwerkings- c.q. wijzigingsplan is, in tegenstelling tot het moederplan Sprenkelaar en Anklaar, een IMRO-gecodeerd plan volgens IMRO 2012. Aangezien de gemeente graag over zelfstandig leesbare en begrijpelijke uitwerkings- en wijzigingsplannen wil beschikken, is in dit plan een complete set regels opgenomen. Toch dient vanwege het karakter van het plan - het is een uitwerking en toepassing van de wijziging van de regels van het moederplan - bij de toetsing van bouw- of gebruiksvoornemens aan dit uitwerkings en wijzigingsplan ook het moederplan bestemmingsplan Sprenkelaar en Anklaar te worden betrokken
Hoofdstuk 1 van de regels geeft de inleidende bepalingen waaronder de beschrijving van de voor dit plan relevante begrippen alsmede de wijze van meten. Voor zover grijs gemarkeerd zijn de regels overgenomen uit het moederplan en maken geen deel uit van het uitwerkings en wijzigingsplan.
Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Hierin worden per bestemming regels gegeven voor gebruik en bebouwing van de grond. Dit uitwerkingsplan bevat de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied en de bestemming Wonen die onderstaand wordt besproken
Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is gegeven aan de gronden die een verblijfsfunctie hebben. Dit betreft de wegen, straten, voet- en fietspaden, bermen en parkeervoorzieningen in de woongebieden. Ook het niet-structurerende groen is in deze bestemming ondergebracht.
Wonen
De woningen in het plangebied hebben de bestemming Wonen. Voor de woningen is op de plankaart een bouwvlak gegeven in de vorm van een bouwstrook waarin meerdere woningen zijn opgenomen.
Door middel van bouwaanduidingen wordt de bouwwijze van de woningen aangegeven. In dit plan gaat het daarbij enkel om aaneengebouwde woningen.
Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen worden gesitueerd in achtererfgebied. Hiermee is aansluiting gezocht met de regeling voor het vergunningvrij bouwen van bijbehorende bouwwerken. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee het situeren van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen in voorerfgebied mogelijk kan worden gemaakt. Toetsingscriterium voor deze bevoegdheid is de stedenbouwkundige kwaliteit die met het bestemmingsplan is beoogd. De definities van de begrippen achtererfgebied, voorerfgebied en openbaar toegankelijk gebied zijn uit artikel 2 lid 3 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht overgenomen.
Waarde Archeologie middelhoog
Betreft een klein stukje in het plangebied dat betreft een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten middelhoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten middelhoog is.
Deze bestemming met bijbehorende regeling is in het kader van de raadpleegbaarheid overgenomen uit het moederplan (is dus jurisch geen onderdeel van de regels van het uitwerkingsplan), omdat het een niet uit te werken dubbelbestemming betreft die als zodanig door de gemeenteraad is vastgesteld. Onder de nieuwe Wro is deze dubbelbestemming omgezet in een gebiedsaanduiding Overige Zone - Archeologische waarde (middel)hoog.
Parkeren
Tevens is er lid 5.5. een regeling opgenomen voor het parkeren, waarbij wordt verwezen naar de staat als opgenomen in bijlage 2 van de bijlagen bij de regels. Daarin is een staat opgenomen waarin staat aan welke parkeernorm bij welk type woning moet worden voldaan. Deze staat is overgenomen uit de Beleidsregel Parkeren (vastgesteld 21 maart 2019).
Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis
Bij recht is het gebruik van een deel van de gebouwen voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld, waaronder aan de daarvoor te gebruiken oppervlakte, om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.
Bouwregels
Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Vaak wordt verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart.
Bevoegd gezag
Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.
Algemene regels
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) staan de regels, hoofdzakelijk grijs gemarkeerd die onderdeel uitmaken van het moederplan en ook gelden voor alle bestemmingen binnen deze uitwerking.
Parkeren
Door een wijziging van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn op 29 november 2014 de stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening vervallen. De stedenbouwkundige bepalingen van de Bouwverordening waren in Apeldoorn overwegend nog van belang vanwege de koppeling met de parkeernormen. Door het vervallen van deze bepalingen moet, daar waar het aanwezig zijn van voldoende ruimte voor het parkeren van auto's in het kader van een goede ruimtelijke ordening nodig is, in het bestemmingsplan een regeling voor het parkeren worden opgenomen.
In de bestemming Wonen (artikel 5) is in de leden 5.2.2. en 5.2.3 een regeling voor het parkeren in nieuwe situaties opgenomen, waaraan moet worden voldaan. Verwezen wordt naar bijlage 2 van de bijlagen bij de regels, waarin een staat is opgenomen (overgenomen uit de vastgestelde beleidsregel van 21 maart 2019), waaraan de nieuw te bouwen woningen moeten voldoen.
In dit bestemmingsplan is in de Algemene gebruiksregels van artikel 8 in lid 3 is een gebruiksregel parkeren opgenomen. Hierin is bepaald dat gebruik van gronden en bouwwerken zonder dat op de eigen kavel of in het openbaar gebied voldoende ruimte voor het parkeren van auto's aanwezig is, geldt als gebruik in strijd met de bestemming. Verder is bepaald dat een omgevingsvergunning voor het bouwen, uitbreiden en/of het wijzigen van het gebruik alleen wordt verleend als wordt aangetoond dat er op de eigen kavel of in het openbaar gebied voldoende ruimte voor het parkeren van auto's aanwezig is.
In de Algemene afwijkingsregels van artikel 9 is in lid 9.2. (afwijken parkeren) de bevoegdheid opgenomen om van deze parkeerbepalingen af te wijken wanneer het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of als op andere wijze in de benodigde parkeerruimte wordt voorzien.
De uitleg bij de uitoefening van deze bevoegdheden wordt, zoals op grond van artikel 3.1.2 lid 2 onder a Bro mogelijk is, afhankelijk gesteld van de beleidsregel over de toepassing van die bevoegdheid. Het gaat dan om de beleidsregel die op het moment van uitoefening van die bevoegdheid geldig is.
Als uitwerking van deze algemene parkeerregel is een beleidsregel parkeren opgesteld die uitleg geeft over de toepassing hiervan. Deze beleidsregel is op 21 maart 2019 samen met de parkeervisie door de gemeenteraad vastgesteld en vervangt de op 24 juni 2004 vastgestelde notitie 'Actualisatie Parkeernota'. De beleidsregel is opgenomen als bijlage bij de toelichting.
Overeenkomstig het in de gemeentelijke inspraakverordening bepaalde heeft geen voorontwerp van deze uitwerking en wijziging ter inzage gelegen.
Aangezien er vanwege coronamaatregelen geen inloop bijeenkomsten georganiseerd kunnen worden, is er een mailing naar de buurt gestuurd met een link naar de websites van zowel de gemeente als woningbouwcorporatie. De bewoners is gevraagd te reflecteren op het plan. Er zijn vijf reacties ontvangen. Een vraag over bezonning en twee vragen over de parkeerplekken behorend bij de Parel.
De bewoners van de Parel zijn geïnformeerd dat de parkeerplaatsen weliswaar enigszins aangepast worden, maar dezelfde hoeveel plaatsen beschikbaar zijn. Ook de afstand tot de ingang van het woongebouw blijft vergelijkbaar.
De stedenbouwkundige opzet van de woningen is zo gemaakt, dat de woningen zoveel mogelijk uitzicht hebben op een groene omgeving. Ook het parkeren op het binnenhof draagt ertoe bij dat de groene kwaliteit in de openbare ruimte maximaal benut kan worden. De bezonning van de woningen is prima. Door te kiezen voor een andere opzet kan de bezonning mogelijk nog beter, maar doet te veel afbreuk aan de groene kwaliteit.
Het plan is overwegend positief ontvangen.
Van 25 februari 2021 tot en met 7 april 2021 heeft het ontwerp van dit uitwerkingsplan ter inzage gelegen. Er zijn twee zienswijzen ingediend, die met name betrekking hebben op de inrichting van het gebied (peil/ straathoogtes, parkeren, groen). Aan de zienswijzen wordt niet tegemoet gekomen, omdat het plan hierin al voorziet.