direct naar inhoud van 3.2 Waterhuishouding
Plan: Spelderholt Beekbergen woningbouw
Status: vastgesteld
Plantype: projectbesluit
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.pb1012-vas1

3.2 Waterhuishouding

3.2.1 Algemeen

Het gedeelte op het terrein van het voormalige instituut voor pluimveeonderzoek en de verbindingsweg richting Beekbergen is 8,3 hectare groot. De westkant van de onderzoekslocatie ligt op circa 40 m NAP en de oostkant op circa 32,5m NAP.

3.2.2 Grondwater

De grondwaterstand is volgens de grondwaterkaart van Nederland aan de westzijde van het onderzoeksinstituut hoger dan aan de oostzijde: circa 30 mNAP en circa 28 mNAP en verloopt van circa 10 m-mv tot circa 4,5 m-mv. Het grondwater stroomt in oost-noord-oostelijke richting met een gradiënt van 0,006 m/m.

Met veldwerk is nagegaan of de grondwaterstanden op de grondwaterkaart overeen komen met de grondwaterstand in werkelijkheid. Tijdens het veldwerk is geen grondwater aangetroffen. Ook is geen Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand waargenomen op basis van hydromorfe kenmerken. Conclusie is dat de grondwaterstand permanent lager is dan 5m-mv.

De bodem bestaat uit de zogenoemde Hoge zwarte enkeerdgronden met een grondwatertrap VII. De zwarte tot donkergrijze, 50 à 80 cm dikke, matig tot zeer humeuze bovengrond bestaat uit zwak lemig, matig grof zand met wat verspreid grind. Grondwatertrap VII wil zeggen dat de grondwaterstand het hele jaar beneden 80 cm-mv staat. Tijdens het veldwerk is de doorlatendheid van de ondergrond ingeschat op 100 tot 300 m/d.

3.2.3 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur

Op het terrein van het onderzoeksinstituut komt geen oppervlaktewater voor. In het plangebied liggen geen HEN-wateren. Wel is het gelegen in gebied met natte natuurwaarden. Omdat ter plaatse het verharde oppervlak aanzienlijk wordt gereduceerd, bestaat geen noodzaak om actief maatregelen te treffen.

3.2.4 Afvoer van vuilwater en hemelwater

Conclusies ten aanzien van de afvoer van riool-en hemelwater zijn:

  • I. De ondergrond is geschikt voor infiltratie van hemelwater;
  • II. In het ontwerp van het gebied dient rekening te worden gehouden met infiltratievoorzieningen voor het hemelwater. Alle hemelwater op eigen terrein dient op eigen perceel geïnfiltreerd te worden;
  • III. De benodigde infiltratievoorzieningen dienen gedimensioneerd te worden en ingepast te worden in het stedenbouwkundige ontwerp;
  • IV. Er dient nagedacht te worden over de wijze van hemelwaterafvoer naar de infiltratievoorzieningen;
  • V. Arcadis adviseert de toekomstige DWA afvoer op het riool te onderzoeken, zodat vast gestelds kan worden of deze af- of toeneemt. Bij een toename dient het riool op capaciteit doorgerekend te worden. Aangezien een groot deel van het verharde oppervlak geïnfiltreerd gaat worden verwachten wij dat deze laatste stap niet nodig zal zijn;
  • VI. Arcadis beveelt aan een structuurschets te maken zodat vast staat dat alles daadwerkelijk gerealiseerd kan worden qua ruimte. Op de structuurschets wordt ook aangegeven waar aangesloten kan worden op het gemeentelijk riool;
3.2.5 Watertoets

Het waterschap hecht aan de volgende richtlijnen wel speciaal belang in het kader van Spelderholt:

  • I. Sluitende waterkringlopen binnen het gebied.
  • II. Schoon water schoon houden.
  • III. Vasthouden van hemelwater binnen het gebied: een bui van 35,7 mm/45 min moet binnen het gebied geborgen worden.
  • IV. Verontreinigd water moet naar de rioolwaterzuivering worden afgevoerd.
  • V. Voorafgaand aan inrichting flora- en faunawet onderzoek laten uitvoeren en bij inrichting flora en faunawet aspecten meenemen.
  • VI. Volgens de uitgangspunten van duurzame (stede)bouw moet de keuze van bouwmaterialen zo zijn dat vervuiling van het grondwater zoveel mogelijk wordt voorkomen. Dat wil zeggen: maak voor toepassing als dakbedekking of gevelbekleding geen gebruik van uitlogende bouwmaterialen zoals zink, koper en lood voor woningbouw, utiliteitsbouw, grond-, weg- en waterbouw, straatmeubilair, enz. Kies voor toepassing als dakgoot of hemelwaterafvoer geen (ongecoate) uitloogbare materialen of kies hiervoor een innovatieve toepassing.
  • VII. Maak geen gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen op plaatsen waar via de bodem uitspoeling naar oppervlaktewater of grondwater kan plaatsvinden.


Initiatiefnemers hebben ten aanzien van de wateraspecten van het plan een onderzoek waterhuishouding en watertoets d.d. 23 oktober 2008 (kenmerk: 110302/OF6/1W4/001407/as) laten opstellen door Arcadis. Dit onderzoek is in de Bijlagen bij de ruimtelijke onderbouwing gevoegd.