direct naar inhoud van 3.1 Milieuaspecten
Plan: De Gaete naast 9 stal zuid Beemte Broekland
Status: vastgesteld
Plantype: projectbesluit
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.pb1011-vas1

3.1 Milieuaspecten

3.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 5.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het projectbesluit een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een projectbesluit vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op een eventuele plicht om een milieueffectrapportage op te stellen voor het projectbesluit. Daarna worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft hier alleen het thema milieuzoneringen. Voor de thema's bodem, elektromagnetische straling, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid wordt verwezen naar het ontwerp van het bestemmingsplan Landbouwontwikkelingsgebied Beemte Vaassen.

3.1.2 Milieueffectrapportage

Voor het bestemmingsplan Landbouwontwikkelingsgebied Beemte Vaassen is een milieueffectrapportage, planMER, opgesteld. Daaruit is niet gebleken van dusdanige effecten op het milieu en/of een gebied dat beschermd is op grond van de Natuurbeschermingswet, die redenen vormen om dat plan niet in procedure te brengen. In dat bestemmingsplan is ook voorzien in de ontwikkeling waarvoor deze ruimtelijke onderbouwing is opgesteld.

Een projectbesluit kan, volgens het Besluit m.e.r., niet planMER-plichtig zijn. Wel kan uit het Besluit m.e.r. voor een projectbesluit een plicht volgen tot het opstellen besluit-MER (ook wel project-MER genoemd) of het beoordelen van de noodzaak tot het opstellen van een besluit-MER. Voor het vergroten van een inrichting voor pluimvee, waarover het projectbesluit gaat, gelden beide plichten niet. Uit de Natuurbeschermingswet volgt ook geen planMER-plicht omdat een projectbesluit geen plan is in de zin van die wet. Wel geldt een vergunningplicht in het kader van die wet. Daarvoor wordt verwezen naar paragraaf 3.3.

3.1.3 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weining verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.

Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.

De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.

milieucategorie   richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk   richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  
5.3   1.000 m   700 m  
6   1.500 m   1.000 m  

Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen gebieden met functiemenging zijn er milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn of worden gesitueerd. Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Voor gebieden met functiemenging wordt de richtafstandenlijst gecorrigeerd toegepast.

Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuregelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.

Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.

Onderzoeksresultaten milieuzonering

Bij besluit van 21 november 2008 is door de gemeente Epe milieuvergunning verleend voor de geplande uitbreiding van het bedrijf. In dat verband zijn de effecten op de omgeving van de uitbreiding reeds uitgebreid beoordeeld. In deze onderbouwing blijft de beoordeling van de milieuzoneringen dan ook beperkt tot de hoofdzaken.
Het project betreft een uitbreiding van een milieubelastende functie. Er is daarom alleen sprake van een uitwaartse zonering. De omgeving is te typeren als een rustig buitengebied. Derhalve kan geen correctie worden uitgevoerd ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.
Voor een pluimveehouderij bedraagt de uitwaartse zonering van 30 meter voor het aspect stof en 50 meter voor het aspect geluid. Voor het aspect geur gelden de bepalingen uit de Wet geurhinder en veehouderij. Daaruit volgt een uitwaartse zonering van 50 meter ten opzichte van bedrijfswoningen die bij andere veehouderijen horen (in sommige gevallen vallen voormalige bedrijfswoningen daar ook onder). Voor andere (burger)woningen geldt dat daarop de geurbelasting van de pluimveehouderij niet meer mag bedragen dan 14 OdourUnits/m³ (OUE/m3 lucht).

Binnen 50 meter van de geplande uitbreidingen zijn geen milieugevoelige functies c.q. woningen aanwezig. Voor de burgerwoningen in de omgeving is de geurbelasting berekend (met het verspreidingsmodel 'V-Stacks vergunning'). Uit de resultaten blijkt dat de geurbelasting de norm niet overschrijdt. Die resulaten zijn opgenomen in de Bijlagen bij de ruimtelijke onderbouwing. Milieuzoneringen staan de geplande uitbreiding dan ook niet in de weg.