direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Condorweg 1
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.ov1032-vas1

Ruimtelijke onderbouwing

behorende bij de Condorweg 1 op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 30 Wabo

Hoofdstuk 1 INLEIDING

1.1 Inleiding

Situatie

Het bestemmingsplan Kanaalzone-Zuid – Kayersmolen is vastgesteld op 8 december 2011. In dit bestemmingsplan zijn concrete nieuwe ontwikkelingen volgens de Structuurschets Kanaalzone (2005) planologisch vastgelegd en zijn de gebieden waar destijds nog geen sprake was van concrete ontwikkelingen, bestemd conform bestaand gebruik en bebouwing. Voor het perceel Condorweg 1 was bij de vaststelling van het bestemmingsplan nog geen sprake van een nieuwe ontwikkeling. Daarom is uitgegaan van de bestaande situatie (beheersgerichte bestemming). De navolgende figuur toont de ligging van het besluitgebied, Condorweg 1, te Apeldoorn. Het besluitgebied wordt in het noorden begrensd door bedrijfspercelen, in het oosten en zuiden door de Condorweg en in het westen door de Kayersdijk. De exacte begrenzing van het besluitgebied is weergegeven op de kaart met het besluitgebied zoals opgenomen in de bijlagen.

De eigenaar van het besluitgebied heeft een bouwplan ontwikkeld waarvoor zich een concrete huurder heeft gemeld. Er is toegewerkt naar een aanvraag om omgevingsvergunning.

Aanleiding

Op 6 juni 2014 is een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor de bouw van een kerkelijk centrum op het perceel Condorweg 1 (zie navolgende figuur voor de ligging van het gebied waarop het besluit betrekking heeft). De aanvraag heeft betrekking op de volgende activiteiten:

  • bouwen van een bouwwerk (art. 2.1, lid 1a Wabo);
  • planologisch strijdig gebruik (art. 2.1, lid 1c Wabo);
  • uitweg maken of veranderen (art. 2.2 lid 1e Wabo).

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.ov1032-vas1_0001.jpg"

Figuur. Ligging besluitgebied Condorweg 1 (donker gekleurd gebied binnen rode cirkel) te Apeldoorn

Het besluitgebied heeft in het geldend bestemmingsplan Kanaalzone-Zuid – Kayersmolen de bestemming Bedrijf, met de nadere functieaanduidingen 'bedrijf t/m categorie 2' en 'specifieke vorm van bedrijf - ijzer- en staalgieterij'. Op de plankaart is een bouwvlak aangegeven waarbinnen het hoofdgebouw mag worden opgericht. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt 80% en de maximale bouwhoogte 10 meter. De navolgende figuur toont een uitsnede van de plankaart van het geldend bestemmingsplan.

De aanvraag omgevingsvergunning is in strijd met het geldend bestemmingsplan. De maatschappelijke functie van het kerkelijk centrum past niet binnen de bestemmingsomschrijving van de bestemming Bedrijf. De aanvraag omgevingsvergunning is aangemerkt als aanvraag voor bouwen en gebruik in strijd met het bestemmingsplan op basis van artikel 2.10, lid 2 Wabo. Met dit document wordt het strijdige bouwplan ruimtelijk onderbouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.ov1032-vas1_0002.jpg"

Figuur. Uitsnede plankaart geldend bestemmingsplan. Met de rode lijn is de globale begrenzing van het besluitgebied aangegeven.

Leeswijzer

Hoofdstuk 1 beschrijft onder andere de aanleiding van deze ruimtelijke onderbouwing en de relatie met het geldend bestemmingsplan. In hoofdstuk 2 volgt het beleidskader voor de ontwikkeling die vervolgens wordt beschreven in hoofdstuk 3. De uitvoerbaarheid van het plan is getoetst in hoofdstuk 4.

1.2 Wettelijk kader omgevingsvergunning

Op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 30 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verder: Wabo) kan voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan een omgevingsvergunning worden verleend mits dat gebruik niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Burgemeester en wethouders zijn pas bevoegd deze omgevingsvergunning te verlenen, nadat de gemeenteraad heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft. De gemeenteraad mag deze verklaring alleen weigeren in het belang van een goede ruimtelijke ordening. De gemeenteraad kan categorieën van gevallen aanwijzen waarin een verklaring niet is vereist. Op 7 oktober 2010 heeft de gemeenteraad de 'Notitie Procedure inzake verklaring van geen bedenkingen Wabo' vastgesteld. In deze notitie zijn door de gemeenteraad categorieën van gevallen aangewezen waarin een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist.

De gemeenteraad heeft voor de kanaalzone de Structuurschets Kanaalzone Apeldoorn vastgesteld (2005). Dit raadskader dient ter uitwerking van concrete initiatieven in het gebied, zoals recentelijk het bestemmingsplan Kanaal Zuid – Kayersmolen en de daarin opgenomen stedenbouwkundige ontwikkelingen. De ontwikkeling in het besluitgebied is een concrete uitwerking van een initiatief dat past binnen de kaders van de structuurschets.

Het project wordt gerealiseerd in bestaande stedelijk gebied en valt onder categorie III van de genoemde notitie (realiseren van (ver)bouw van maatschappelijke voorzieningen of recreatieve voorzieningen in bestaand stedelijk gebied waarbij de vloeroppervlakte aan voorzieningen met niet meer dan 3.000 m² toeneemt, met inbegrip van de daarbij behorende bijgebouwen en andere voorzieningen). Het bouwplan voorziet in een toevoeging kleiner dan 3.000 m² vloeroppervlakte voor een kerkelijk centrum .

Gezien het bovenstaande valt het project onder de lijst met categorieën van gevallen waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen door de raad is vereist.

Hoofdstuk 2 BESCHRIJVING INITIATIEF

In dit hoofdstuk wordt het bouwplan kort beschreven. Het bouwplan wordt getoetst aan het beleid en de haalbaarheidsaspecten in respectievelijk hoofdstuk 3 en 4.

2.1 Omgeving besluitgebied

Het besluitgebied maakt onderdeel uit van de zuidelijke zone langs het Apeldoorns Kanaal. Al vanaf zijn ontstaan vormde het Apeldoorns Kanaal het focuspunt voor diverse bedrijfsvestigingen in Apeldoorn. Vooral ten oosten en noordoosten van het centrum waren er veel bedrijven geconcentreerd. In de zuidelijke zone vestigden zich vanaf de tweede helft van de 19de eeuw verschillende bedrijven die zich voor hun aan- en afvoer eveneens op het kanaal richtten. Het gebied wordt nog altijd gekenmerkt door bedrijventerreinen, deels voor- en deels naoorlogs. Enkele woonbuurtjes met arbeiderswoningen wisselen de bedrijven af.

De Kayersdijk is een oude ontsluitingsweg van het centrum van Apeldoorn en heeft als radiaal nog steeds een belangrijke verkeerskundige functie in de hoofdverkeersstructuur van Apeldoorn.

2.2 Het besluitgebied

De bedrijfsbebouwing van de ijzer- en staalgieterij is bijna 5 jaar geleden gesloopt. De grond ligt sindsdien braak. Recentelijk is begonnen met de voorbereidende werkzaamheden voor de bouw. Het gehele besluitgebied is in verband met de werkzaamheden tijdelijk met een hekwerk afgeschermd. De navolgende figuur toont een afbeelding van de luchtfoto van het besluitgebied en de directe omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.ov1032-vas1_0003.jpg"

Figuur. Luchtfoto besluitgebied en directe omgeving. De nieuwbouw is met blauwe omlijning aangegeven

2.3 Beschrijving bouwplan

Het besluitgebied wordt in de toekomstige situatie ingericht ten dienste van een kerkelijk centrum met de daarbij behorende gronden en bouwwerken. Het gebouw heeft een vloeroppervlak van 2.960 m². Centraal in het gebouw bevindt zich de ontmoetingszaal met 590 zitplaatsen. Daaromheen liggen aanvullende ruimten zoals de foyer, administratieve ruimte, facilitaire ruimte, sanitaire voorzieningen en vergaderruimtes.

Het kerkgebouw is voorzien op de hoek Kayersdijk – Condorweg. Met een brede groenstrook van circa 7 tot 12 m breed (gemeten inclusief gemeentelijk groen langs deze wegen) wordt het gebouw gescheiden van beide wegen. De groenstrook heeft ook een waterbergingsfunctie (wadi). De overige gronden in het besluitgebied worden hoofdzakelijk ingericht met verharding voor ontsluiting en parkeren van auto's. Daarnaast is ruimte voor fietsenstalling beoogd op het buitenterrein. De meeste parkeerplaatsen zijn vanwege de situering van het gebouw niet of nauwelijks waarneembaar vanaf de Kayersdijk, wat ten goede komt aan het straatbeeld van deze historische ontsluitingsweg. De navolgende figuur bevat een uitsnede van de situatieschets bij de bouwaanvraag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.ov1032-vas1_0004.png"

Figuur. Situatieschets aanvraag omgevingsvergunning

Het bouwplan zelf bestaat uit een doosvormig volume van één bouwlaag met gecentreerd een teruggelegen verhoging voor de ontmoetingszaal. De bouwhoogte bedraagt hoofdzakelijk circa 4,7 m en ter plaatse van de teruggelegen verhoging afgerond 8 m. Het gebouw is georiënteerd op alle omliggende wegen, waardoor geen achterkantsituatie ontstaat. Het heeft een industrieel uiterlijk door een rationele opzet, waarbij belangrijke interne verblijfsruimten op het openbaar gebied gericht zijn. Dit draagt bij aan de interactie met de omgeving. Deze opzet maakt het mogelijk om het gebouw in de toekomst voor meerdere functies geschikt te laten zijn. In de aanvraag omgevingsvergunning, en daarmee deze onderbouwing, wordt overigens uitsluitend uitgegaan van kerkelijk centrum.

Hoofdstuk 3 BELEIDSKADER

3.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. In deze structuurvisie geeft het kabinet aan waar het naar streeft: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. In de structuurvisie formuleert het kabinet zijn ambities voor 2040. In de structuurvisie is de zogenaamde ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ geïntroduceerd. De ladder beoogt zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren. Het bewerkstelligt de nadrukkelijke motivering en afweging van een nieuwe stedelijke ontwikkeling met oog voor de ontwikkelingsbehoefte van een besluitgebied en de omgeving daarvan en met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte. Het toetsingskader vormt artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), waarin de volgende voorwaarden zijn vastgelegd:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld onder a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onder b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Toets plan

Kerkelijk centrum De Basis begon in 2005 met haar eerste bijeenkomsten. Op dit moment is het kerkelijk centrum gevestigd in het kantoorgebouw aan de Landdrostlaan 51. De organisatie heeft het voornemen om zich te vestigen in de nieuwbouw aan de Condorweg 1, aan de rand van het centrum van Apeldoorn. Er is geen sprake van nieuwvestiging van een functie Apeldoorn. De toekomstige functie is echter wel in strijd is met het geldend bestemmingsplan voor het besluitgebied. Daarom is het bouwplan getoetst als nieuwe functie/nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Regionale behoefte in bestaand stedelijk gebied

Los van de vraag of het concrete verzorgingsgebied van de religieuze functie is te vervatten in een kwantitatieve behoefteraming op regionaal niveau, wordt gesteld dat bij dit plan geen sprake is van een nieuwe functie waarvan de functie vanuit de regionale behoefte opnieuw moet worden onderbouwd. Het kerkelijk centrum biedt in Apeldoorn al ruim 10 jaar gelegenheid voor bijeenkomsten en wil deze activiteiten de komende jaren voortzetten in de nieuwbouw. Zowel de tijdelijke locatie als de nieuwe locatie liggen in bestaand stedelijk gebied. Door de verhuizing vanuit de tijdelijke locatie wordt overigens geen maatschappelijk vastgoed achtergelaten. De tijdelijke locatie wordt opnieuw verhuurd.

Er vindt in het plangebied geen toename van het ruimtebeslag plaats, omdat de beoogde bebouwde oppervlakte aanzienlijk kleiner is dan de toegestane bebouwde oppervlakte op grond van de geldende bestemming Bedrijf. Daarbij wijzigt door de medewerking de geldende bestemming overigens niet. De nieuwbouw heeft géén dermate bijzondere bouwkundige of locatie-specifieke eigenschappen waardoor andersoortig gebruik, bijvoorbeeld conform de geldende bestemming, tot de reële mogelijkheden blijft behoren. Dit maakt de verwezenlijking van de bestemming Bedrijf in de toekomst niet onmogelijk.

3.2 Omgevingsvisie Gelderland

Op 9 juli 2014 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Deze omgevingsvisie is op 8 juli 2015 geactualiseerd op enkele onderdelen, waaronder natte landnatuur, externe veiligheid en grenscorrecties van het Gelders Natuur Netwerk en de Groene ontwikkelzone. Een tweede Actualisatieplan is beoogd voor de onderdelen waterkwaliteit, Deltabeslissingen, overstromingsrisicobeheerplannen en grondwaterbescherming.

Gelderland kiest er in de Omgevingsvisie voor om bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven vanuit twee hoofddoelen. Het eerste doel is het vergroten van de concurrentiekracht van Gelderland door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur. Het tweede doel is het waarborgen en het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland.

De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, die zijn onderverdeeld in drie thema's. Het thema Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Onder het thema Dynamisch Gelderland staan de provinciale ambities die zich afspelen op vooral ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit. Het derde thema, Mooi Gelderland, betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen.

Het besluitgebied ligt binnen de zone 'Intrekgebieden'. De provincie en haar partners streven ernaar het grondwater als bron voor de drinkwatervoorziening te beschermen. De provincie heeft een zorgplicht voor een duurzame openbare drinkwatervoorziening. Voor een effectieve en duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening maakt de provincie gebruik van regelgeving en vergunningverlening: verbodsbepalingen en regelgeving voor activiteiten en inrichtingen in intrekgebieden.

Toets plan

Dit plan voorziet niet in activiteiten en inrichtingen die direct van invloed zijn op de drinkwatervoorziening. De Omgevingsvisie biedt verder geen concrete aandachtspunten voor de planontwikkeling.

3.3 Omgevingsverordening Gelderland

Op 24 september 2014 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Op 8 juli 2015 is deze verordening door vaststelling van het eerste Actualisatieplan Omgevingsvisie op onderdelen gewijzigd.

De verordening ziet erop toe dat het beleid uit de Omgevingsvisie Gelderland operationeel wordt. Vanuit de verordening worden geen specifieke randvoorwaarden meegegeven voor maatschappelijke voorzieningen.

De ontwikkeling vindt plaats in bestaand bebouwd gebied. Voor de maatschappelijke functie biedt de verordening geen concreet toetsingskader. Voor het intrekgebied geldt een verbod op de winning van fossiele energie (artikel 2.6.3.1).

Toets plan

Het besluitgebied ligt binnen bestaand bebouwd gebied. Er is geen sprake van de winning van fossiele energie.

3.4 Structuurvisie Apeldoorn biedt ruimte

Op 30 mei 2013 heeft de raad de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een doorkijk tot 2030 en is één structuurvisie voor zowel stad als land.

De structuurvisie is opgesteld op de overgang naar een echt andere tijd. De onzekerheid over de toekomst is groot. In de structuurvisie kiest de gemeente er voor om daarop niet te reageren met een dichtgetimmerd plan maar door zoveel mogelijk (beleids)ruimte te bieden aan het onvoorspelbare. Daarmee krijgt Apeldoorn de ruimte zich te ontwikkelen. De gemeente nodigt daarom iedereen uit die een bijdrage kan leveren aan de leefkwaliteit van huidige en toekomstige Apeldoorners. Ruimte bieden is niet vrijblijvend, de ruimte wordt geboden binnen kaders. Allereerst door voort te bouwen op de belangrijkste kwaliteiten van de gemeente. In het concept 'Apeldoorn Buitenstad' komen die kwaliteiten samen. Apeldoorn is zowel stad als groot dorp en biedt de leefkwaliteit van beide.

De kwaliteiten van de Buitenstad vormen samen het fundament van de structuurvisie. De gemeente wil het fundament van Apeldoorn koesteren en versterken. Want alleen daardoor blijft de leefkwaliteit op peil en blijft Apeldoorn aantrekkelijk voor bewoners, bezoekers en bedrijven. Beheer en vernieuwing van het fundament is de belangrijkste opgave van de structuurvisie. De gemeente stelt hoge kwaliteitseisen aan het fundament en wil er zelf in blijven investeren.

Om Buitenstad te blijven, zijn in de structuurvisie vier ambities geformuleerd die weergeven wat Apeldoorn grotendeels al is en waar Apeldoorn sterk in is: Apeldoorn is een comfortabele gezinsstad met een toeristisch toplandschap; heeft een veelzijdige economie en kent locale duurzaamheid. Aan deze ambities wil Apeldoorn samen met andere partijen bouwen.

De structuurvisie is een uitnodiging aan de samenleving om Apeldoorn mooier te maken. 'Apeldoorn biedt ruimte' staat voor ruimte bieden aan ideeën en initiatieven die passen bij de Buitenstad. De gemeente zal daarbij faciliteren en ondersteunen. Buiten het fundament van de Buitenstad biedt de gemeente hiervoor veel handelingsvrijheid, bijvoorbeeld door flexibel te bestemmen.

De Kanaalzone, waartoe het besluitgebied behoort, is aangewezen als één van de zogenaamde dynamo's voor vernieuwing van de stad. Dit zijn ontwikkelingen die een meerwaarde voor de hele stad met zich mee kunnen brengen. De opgaven zijn vaak ingewikkeld. Bijvoorbeeld doordat veel tegelijkertijd speelt, of omdat de bijbehorende oplossingen vragen om een lange adem. Voor de dynamo's bestaat (blijvende) prioriteit voor ontwikkeling. Dat betekent dat ook in tijden van schaarste, programma naar deze gebieden proberen te geleiden.

Toets plan

Het bouwplan draagt bij aan de ontwikkeling van de Kanaalzone als dynamo voor stedelijke vernieuwing. In paragraaf 3.5 wordt nader ingegaan op de wijze waarop het bouwplan bijdraagt.

3.5 Structuurschets Kanaalzone Apeldoorn

Status structuurschets

Met het vaststellen van de Structuurschets Kanaalzone Apeldoorn in 2005 heeft de gemeente Apeldoorn een belangrijke stap gezet richting de realisering van een ambitieus project. Het project omvat de transformatie en vernieuwing van een centrale noord-zuid as van het stedelijk gebied van Apeldoorn. Het doel is om stapsgewijs een gemengd stedelijk gebied voor wonen, werken en voorzieningen te creëren, waarbij het Apeldoorns Kanaal fungeert als belangrijke drager.

De Structuurschets dient een aantal doelen. Het rapport concretiseert de ruimtelijke en programmatische ambities die de stad met de Kanaalzone heeft. De structuurschets vormt daarnaast het inhoudelijke kader voor de stapsgewijze uitvoering van de diverse projecten en geeft daarbij randvoorwaarden op het gebied van openbare ruimte, infrastructuur, programma en ruimtelijke kwaliteit. Tenslotte is de structuurschets een communicatiemiddel, omdat het een uitnodigend beeld schept voor initiatiefnemers die in het gebied plannen willen realiseren.

Wanneer zich initiatieven voordoen binnen de ontwikkelvlekken van de Kanaalzone, vormt de structuurschets het ruimtelijk toetsingskader. Op basis van de structuurschets is voor een aantal grote ontwikkellocaties al een stedenbouwkundig plan opgesteld. Deze ontwikkellocaties hebben een planologische basis gekregen in het bestemmingsplan Kanaalzone-Zuid – Kayersmolen. Kleinere ontwikkellocaties (op perceelsniveau) moeten worden gefaciliteerd, waarbij zij een totaalontwikkeling niet frustreren en bijdragen aan een positieve doorontwikkeling.

Het besluitgebied ligt volgens de structuurschets in het gebiedstype 'hoogstedelijk'. De navolgende figuur toont een afbeelding van de plankaart voor Kanaalzone Zuid. De ontwikkelvelden in deze zone bieden ruimte voor een gemengd programma in een grootstedelijk complex. Hier is, direct aansluitend op de binnenstad, wonen met centrumfuncties in een hoge dichtheid voorzien. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om instellingen en culturele functies, kantoren horeca, detailhandel. Bij de planontwikkeling is sprake van een functie die bijdraagt aan de beoogde functiemenging in het hoogstedelijke gebiedstype.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.ov1032-vas1_0005.jpg"

Figuur. Plankaart Kanaalzone-Zuid (structuurschets Kanaalzone, 2005)

Toets plan

Het besluitgebied ligt binnen een ontwikkelvlek. Het functionele programma van het bouwplan geeft invulling aan de hoogstedelijke functie van het ontwikkelveld en voorziet in een programma dat zowel de binnenstad als de omliggende wijken bedient. Het kerkelijk centrum zal een totaalontwikkeling van de ontwikkelvlek vanuit programmatisch oogpunt dan ook niet frustreren. Ook heeft de milieu-invloed van de kerk geen zodanige belemmering dat dit de ontwikkeling van andere functies in het ontwikkelveld uitsluit.

Na het vertrek van de ijzer- en staalgieterij en de sloop van de bedrijfsgebouwen heeft de grond in het besluitgebied een tijd lang braak gelegen. Hierbij ontstaat risico op verpaupering, wat op deze plek in de Kanaalzone (dynamo van de stad, zie paragraaf 3.1) in het bijzonder ongewenst is. Door de beoogde invulling met het kerkelijk centrum wordt daarmee dan ook bijgedragen aan de doorontwikkeling van het ontwikkelveld.

3.6 Nota I-cultuur

De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart.

3.6.1 Cultuurhistorische beleidskaart

Op de cultuurhistorische beleidskaart staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:

  • Hoge attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
  • Gemiddelde attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
  • Lage attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een cultuurhistorische quick-scan naar objecten verplicht. Aanbevolen wordt om cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en te versterken.

In de nota is vastgelegd dat gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan een beschermende regeling krijgen.

3.6.2 Archeologische beleidskaart

Op 18 juni 2015 hebben burgemeester en wethouders de Archeologische beleidskaart 2015 vastgesteld. De beleidskaart kent zes categorieën gebieden met een verschillende archeologische verwachting. Er zijn drie categorieën terreinen met archeologische waarden. Op deze terreinen is vastgesteld dat er archeologische waarden aanwezig zijn of dat het zeer waarschijnlijk is dat deze aanwezig zijn. Daarnaast zijn er drie zones met een archeologische verwachting. Deze zones geven de dichtheid weer waarop een archeologische vindplaats wordt verwacht. De trefkans op een archeologische vindplaats is afhankelijk van de archeologische verwachting voor het gebied èn van de omvang van de graafwerkzaamheden. Daarom is aan de verschillende gebiedscategorieën specifiek beleid gekoppeld. Er worden in totaal 6 categorieën gebruikt.

Toets plan

De aspecten archeologie en cultuurhistorie worden getoetst in respectievelijk paragraaf 4.5 en 4.6.

Hoofdstuk 4 UITVOERBAARHEID

4.1 Milieuaspecten

4.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro), dat in artikel 5.20 Wabo van toepassing is verklaard op de omgevingsvergunning die wordt verleend op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 30 Wabo, moet de gemeente in de ruimtelijke onderbouwing een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.

4.1.2 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een omgevingsvergunning mag pas worden verleend als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe functie. Wanneer (een deel van) de bodem in het gebied waarvoor de vergunning verleend wordt verontreinigd is, moet worden aangetoond dat de omgevingsvergunning, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder zijn dan 5 jaar. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn.

Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheersplan.

Onderzoeksresultaten bodem

Voor de planontwikkeling is een drietal bodemonderzoeken uitgevoerd om inzicht te verkrijgen in de bodemkwaliteit. Het gaat om de onderstaande onderzoeken:

  • A. Nulsituatie(eind) bodemonderzoek aan de Kayersdijk 31 te Apeldoorn, Milieutechniek ZVS Eemnes BV, projectnummer BO12122, 10 mei 2012
  • B. Partijkeuring Kayersdijk 31 Apeldoorn, Certicon, kenmerk P2015-0723, 22 mei 2015
  • C. Nader asbestonderzoek Kayersdijk 31 Apeldoorn, Certicon, kenmerk P2015-0755, 1 juni 2015

De bodemonderzoeken zijn als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen.

Ad. A

Het bodemonderzoek is uitgevoerd in verband met het intrekken van de milieuvergunning. Hierbij is het oude stoffenpakket gehanteerd. Er zijn lichte verontreinigingen van koper, kwik, lood, PAK en minerale olie in de grond aangetroffen. Het grondwater is licht verontreinigd met arseen en chroom. Er is een gehalte aan aluminium aangetroffen van gemiddeld 3400 mg/kg d.s. Dit gehalte wordt bevestigd ten opzichte van eerdere bodemonderzoeken ter plaatse. De stof aluminium is niet opgenomen in de Circulaire bodemsanering en kan op basis van de Wet bodembescherming niet als verontreinigde stof worden aangemerkt. In overleg met de Provincie Gelderland als bevoegd gezag Wbb (juli 2015) is het bovenstaande bevestigd. Wel wordt geadviseerd om bij het gebruik van de locatie als Wonen met tuin en/of het gebruik als moestuin voor gewasconsumptie een risicobeoordeling door de GGD te laten doen. Voor het extensief gebruik van de locatie in verband met kerkelijk centrum zoals nu voorgesteld, kan dit achterwege blijven.

Ad. B

De partijkeuring is uitgevoerd tot een diepte van 0,7 meter beneden maaiveld (verder: m-mv). De grond valt in klasse industrie op basis van PCB's. Kwik en PAK geven de klasse wonen aan.  Tijdens de keuring is asbest verdacht materiaal op het maaiveld aangetroffen. Een verkennend bodemonderzoek wordt normaliter ingezet tot 2,0 m-mv. Derhalve ontbreken hierdoor gegevens van de nieuwe stoffen van de laag 0,7 -2,0 mv. Gezien de aangetroffen waarden van deze stoffen tot 0,7 m-mv is de verwachting dat in de laag 0,7-2,0 m-mv geen gehalten worden aangetroffen boven de interventiewaarden.

Ad C

Aansluitend op de partijkeuring is op het asbestverdachte deel van de locatie een nader asbestonderzoek uitgevoerd . Er zijn gehalten aan asbest aangetroffen van 3 resp. 54 mg/kg d.s. De waarden liggen beneden de norm van 100 mg/kg d.s.

Conclusie

De bodemkwaliteit ter plaatse is voldoende in beeld gebracht voor wat betreft de bouw van het kerkelijk centrum. Er zijn geen belemmeringen voor de voorgenomen bouwactiviteiten. De vrijkomende grond van de locatie is niet zondermeer toepasbaar. Hiervoor gelden de regels van het Besluit bodemkwaliteit en de regionale Nota bodembeheer. Het Besluit kent o.a. een meldingsplicht.

4.1.3 Milieuzonering

Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat richtafstanden ten opzichte van milieugevoelige functies voor reeks van milieubelastende activiteiten. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden normaliter bepaald tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is. Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype:

  • Een rustige woonwijk: ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied;
  • Een gemengd gebied: een gebied met een variatie aan functies. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen horen tot het omgevingstype gemengd gebied.

De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.

Binnen gebieden met functiemenging zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gesitueerd. Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid.

Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.

Onderzoeksresultaten milieuzonering

De gewenste activiteit in het plangebied is een kerkelijk centrum. Dit betreft geen milieugevoelige, maar milieubelastende functie. Hiermee is alleen uitwaartse milieuzonering relevant. Op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' geldt voor deze activiteit een milieuzone van 30 meter. In verband met de ligging in een gemengd gebied (Kayersdijk is een drukke doorgaande weg) kan deze afstand gecorrigeerd worden naar 10 meter. De bouwvlakken van de omliggende woningen liggen buiten deze richtafstand. Vanuit milieuzonering bestaan geen belemmeringen voor het realiseren van een kerkelijk centrum op deze locatie.

Voor de realisatie van de functie is het Activiteitenbesluit van toepassing. In het kader van het Activiteitenbesluit is een akoestisch onderzoek verricht naar de geluidsinvloed van de kerk op de omgeving uitgaande van nieuwbouw (Akoestisch onderzoek nieuwbouw kerk De Basis, Alcedo, 13820, 25 februari 2016). Het onderzoek is als bijlage toegevoegd aan deze ruimtelijke onderbouwing. In het onderzoek is uitgegaan van een binnenniveau van 95 dB(A) in de grote zaal.

Op grond van dat onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit. Wat betreft het inrichtingsgebonden verkeer wordt in de dag- en nachtperiode voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A)-etmaalwaarde. Ook wat betreft het inrichtingsgebonden verkeer wordt in de dag- en nachtperiode de maximale grenswaarde niet overschreden.

Op basis van de onderzoeksresultaten is een goed woon- en leefklimaat mogelijk.

4.1.4 Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij het verlenen van omgevingsvergunningen rekening gehouden moet worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai.

Onderzoeksresultaten geluidhinder

Het kerkgebouw is geen geluidgevoelige functie en daarmee is de Wet geluidhinder niet van toepassing. Ten aanzien van het verkeer van en naar de locatie kan worden geconcludeerd dat de geluidsbelasting vanwege het verkeer ondergeschikt is aan het geluid van het overige verkeer op de Kayersdijk. De geluidbijdrage van het plan is nihil, zeker als dit wordt afgezet tegen de vigerende bestemming Bedrijf waarmee ook verkeersbewegingen van zwaar verkeer mogelijk zijn. Op een gemiddelde werkdag zal het verkeer van en naar de locatie dan ook niet herkenbaar zijn. In het akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van het Activiteitenbesluit (zie paragraaf 4.1.3) wordt geconcludeerd dat op de maatgevende zondag de voorkeursgrenswaarde uit de Circulaire indirecte hinder licht wordt overschreden. Er wordt wel ruimschoots voldaan aan de maximaal toelaatbare grenswaarde en uitgaande van een gevelwering van 20 dB(A) tot 30 dB(A) is op die momenten sprake van een aanvaardbaar binnenniveau.

4.1.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.

Op grond van artikel 5.16 Wm kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning die gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit alleen verlenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • a. de omgevingsvergunning niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
  • b. de luchtkwaliteit als gevolg van de omgevingsvergunning per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
  • c. de omgevingsvergunning niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
  • d. de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit

Voor de planontwikkeling is het effect van het project op de luchtkwaliteit onderzocht. (Advies luchtkwaliteit nieuwbouw kerk De Basis, Omgevingsdienst Vallei en IJssel, 31 december 2015). Het onderzoek is als bijlage toegevoegd aan deze ruimtelijke onderbouwing. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is beoordeeld of wordt voldaan aan de kaders die de Wet milieubeheer stelt. Uit het onderzoek blijkt dat de ontwikkeling "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De te verwachten gevolgen van dit plan op de luchtkwaliteit zijn dermate gering, dat zelfs bij een intensiever gebruik van het gebouw (meerdere diensten in de week bijvoorbeeld tijdens kerkelijke feestdagen) geen overschrijding van de grenswaarde zal plaatsvinden. Er is daarom geen vervolgonderzoek nodig.

4.1.6 Externe veiligheid
4.1.6.1 Inleiding

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer, de Wet ruimtelijke ordening en de Wabo de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

  • Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt (verder: PR-contour).
  • Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg

Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) te worden gehanteerd. Daarnaast wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Besluit transportroutes externe veiligheid) met als uitvloeisel het Basisnet.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot buisleidingen voor zowel het transport van brandbare vloeistoffen als hogedrukaardgasleidingen wettelijk vastgelegd.

Nota milieu-veiligheid Apeldoorn

In november 2011 is de Nota milieu-veiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR-contour zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.

4.1.6.2 Onderzoeksresultaten externe veiligheid

Stationaire en mobiele bronnen

Voor de planontwikkeling zijn de externe veiligheidsconsequenties onderzocht (Notitie beoordeling externe veiligheid ten behoeve van Ruimtelijke onderbouwing Condorweg 1, projectbureau externe veiligheid Omgevingsdienst Veluwe IJssel, DOS 2015 040155, 7 september 2015). De notitie is als bijlage aan deze ruimtelijke onderbouwing toegevoegd. Uit de navolgende figuur blijkt dat nabij het plangebied een drietal risicobronnen ligt, te weten:

  • 1. Stationaire bronnen:
  • LPG-tankstation aan de Laan van de Mensenrechten
  • 2. Mobiele bronnen:
  • Spoorlijn Deventer-Apeldoorn-Amersfoort;
  • Kayersdijk (lokale weg binnen de bebouwde kom).

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.ov1032-vas1_0006.jpg"

Figuur: Overzicht risicobronnen omgeving besluitgebied

Ad. 1 Stationaire risicobronnen

Plaatsgebonden risico mobiele risicobronnen

Het besluitgebied valt buiten de plaatsgebonden risicocontouren (maximaal 35 meter) van het LPG-tankstation. Het plaatsgebonden risico van het LPG-tankstation vormt geen belemmering voor de planontwikkeling.

Groepsrisico

Een klein gedeelte van de planontwikkeling ligt binnen het invloedsgebied groepsrisico van het LPG-tankstation. Hierdoor bestaan ten aanzien van het groepsrisico beperkte belemmeringen voor de planontwikkeling. Middels het projecteren van de verblijfsruimten buiten dit invloedsgebied en de parkeerplaatsen en fietsenstalling in het invloedsgebied zal de toename van het groepsrisico nihil zijn. Echter, gezien de korte afstand tot de grens van het invloedsgebied en het aantal personen dat toeneemt als gevolg van de planontwikkeling is het plan wel voorgelegd aan de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (VNOG) ten aanzien van de aspecten rampenbestrijding en zelfredzaamheid.

Ad. 2 Mobiele risicobronnen


Plaatsgebonden risico mobiele risicobronnen

Uit het onderzoek blijkt dat de spoorlijn Deventer-Apeldoorn-Amersfoort en de Kayersdijk geen belemmering vormen voor de planontwikkeling.

Groepsrisico

Het groepsrisico ten gevolge van de mobiele risicobronnen overschrijdt nergens de oriëntatiewaarde. Met de komst van het kerkelijk centrum zal het groepsrisico van de Kayersdijk significant toenemen (factor 0,14). Hiermee is het groepsrisico hoger dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde, maar lager dan 1 maal de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico is daardoor voldoende verantwoord in de genoemde notitie.

Advies Veiligheidsregio

Op 4 september 2015 is advies van de VNOG (Veiligheidsregio Noord Oost Gelderland) ontvangen. Geadviseerd wordt om de brandweercluster EVA te betrekken in het bouwadvies. In augustus 2014 heeft de gemeente Apeldoorn advies gevraagd en zijn naar aanleiding van het advies van brandweercluster EVA risicoreducerende maatregelen getroffen.

Verder wordt geadviseerd om voor de rampbestrijding de locatie vanuit twee zijden benaderbaar te maken voor hulpverleningsvoertuigen. Ten tijde van het ontwerpbesluit van deze vergunning, was de Condorweg vanuit de Laan van Mensenrechten niet toegankelijk voor voertuigen, omdat de weg ter plaatse is afgesloten met een verkeerspaal. Inmiddels is deze verkeerspaal vervangen door een klappaaltje, zal deze route geschikt worden voor hulpverleningsvoertuigen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.ov1032-vas1_0007.jpg"

4.1.6.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid levert geen belemmering op voor de planontwikkeling.

4.1.7 Elektromagnetische velden

De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).

Onderzoeksresultaten elektromagnetische velden

In de nabijheid van het besluitgebied bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen.

4.1.8 Milieueffectrapportage

Algemeen

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:

  • 1. activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
  • 2. activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).

Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.

Onderzoeksresultaten milieueffectrapportage

De omgevingsvergunning maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in het kader van de uitvoerbaarheid van de vergunning. De resultaten daarvan zijn beschreven in de paragrafen 4.1.1 tot en met 4.1.7.

4.2 Verkeer

4.2.1 Verkeer

Het besluitgebied ligt langs de oostzijde van de Kayersdijk. De Kayersdijk is onderdeel van de hoofdwegenstructuur van Apeldoorn en heeft een belangrijke verkeersfunctie. Aan de zuidzijde en oostzijde wordt het besluitgebied begrensd door de Condorweg. Deze weg is onderdeel van het verblijfsgebied (30 km/h). De ontsluiting van het besluitgebied vindt plaats via de Condorweg (inrit) en de Kayersdijk (uitrit). Vanwege de belangrijke verkeersfunctie van de Kayersdijk, is onderzocht of de beoogde ontsluiting kan worden ingepast zonder dat de verkeersafwikkeling op de Kayersdijk wordt aangetast (Goudappel Coffeng, Verkeersonderzoek Kayersdijk, 19 november 2015). Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 8. Uitgangspunt in het onderzoek is geweest dat bijeenkomsten niet plaatsvinden gedurende de spitsuren op werkdagen tussen 07.30-09.00 en 16.30-18.00 uur.

De maximale verkeersstroom uit het besluitgebied is gedefinieerd op basis van 126 parkeerplaatsen die in het besluitgebied zijn beoogd (126 auto's die aankomen en vertrekken per dienst). In het onderzoek is verder rekening gehouden met bijeenkomsten op zondagochtend (tweemaal) en iedere twee weken op woensdagavond en derhalve niet op werkdagen tussen 07.30-09.00 en 16.30-18.00 uur. Uit het onderzoek blijkt dat het autoverkeer naar en van de kerk op die momenten soepel kan worden afgewikkeld en niet leidt tot aantasting van de verkeersafwikkeling op de Kayersdijk. Ook indien op werkdagen buiten de spitsuren een bijeenkomst wordt gehouden, blijft de verkeersafwikkeling op de Kayersdijk gewaarborgd. Vertrekkende bezoekers kunnen op die momenten wel te maken krijgen met langere wachttijden om het parkeerterrein te verlaten.

Vanwege de beperkte verwachte groei van verkeer op de Kayersdijk in de toekomst, wordt ook in de toekomst geen probleem verwacht voor de verkeersafwikkeling. Gezien deze onderzoeksresultaten en het feit dat bij de gevraagde ontsluiting geen sprake is van aantasting van de waarden van stads- en dorpsschoon, bestaan geen belemmeringen voor de uitweg, mits aan de omgevingsvergunning de voorwaarde wordt gekoppeld dat de verkeersafwikkeling buiten de genoemde spitsuren dient plaats te vinden.

Naast de parkeerplaatsen in het besluitgebied, wordt voor incidentele piekmomenten ook voorzien in een overloopfunctie van maximaal 61 parkeerplaatsen op het terrein van ROC Aventus. Deze parkeerplaatsen maken onderdeel uit van een grotere parkeergarage van het ROC, die in totaal uit circa 350 parkeerplaatsen bestaat. De ontsluiting van het parkeerterrein van ROC Aventus is op de Kayersdijk. Het gebruik van de parkeerplaatsen tijdens de bijeenkomsten in het kerkelijk centrum, leidt niet tot een aantasting van de verkeersdoorstroming op de Kayersdijk. Zoals in het verkeersonderzoek is benoemd, worden de bijeenkomsten buiten de spitstijden gehouden op momenten dat de verkeersintensiteiten op de Kayersdijk laag zijn.

4.2.2 Parkeren

Bij nieuwe ontwikkelingen wordt de parkeerbehoefte in principe opgevangen op eigen terrein. Dit is een uitgangspunt van het huidige parkeerbeleid van de gemeente Apeldoorn en tevens van de Bouwverordening zoals die van kracht was op het moment van indien van de aanvraag om omgevingsvergunning.

De parkeerbehoefte wordt bepaald aan de hand van parkeernormen. Deze zijn vastgesteld in de gemeentelijke Parkeernota uit 2004. Voor functies die niet in deze nota zijn genoemd, worden de normen gebruikt uit de publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (CROW 2012).

Voor de berekening van de parkeerbehoefte op basis van de aanvraag omgevingsvergunning, is uitgegaan van de situatie waarbij alle 590 plaatsen bezet zijn. De parkeernorm bedraagt 0,2 parkeerplaats per zitplaats. De parkeernorm voor het aantal bezoekers ziet ook toe op enkele algemene functies die behoren tot een bijeenkomstzaal voor het kerkgebouw, waaronder administratieve ruimte, bergruimte, een foyer, ruimte voor een conciërge etc. Voor de opvang van kinderen tijdens de bijeenkomsten voorziet het gebouw is diverse ruimtes (afhankelijk van de leeftijdsgroep). Gezien de schaal van deze opvangvoorziening (gezamenlijk circa 500 m²) is overeenkomstig de functie 'kinderdagverblijf' een parkeernorm van 1,5 parkeerplaats per 100 m² aangehouden. Op momenten dat de bijeenkomstzaal niet in gebruik is, kan het voorkomen dat de omliggende zalen wel in gebruik zijn, bijvoorbeeld als administratieve ruimte ten dienste van het kerkelijk centrum.

De totale berekende parkeerbehoefte bedraagt 126 parkeerplaatsen. In het vooroverleg over het bouwplan is naar voren gekomen dat op sommige momenten sprake kan zijn van een situatie waarbij de werkelijke parkeerbehoefte de berekende parkeerbehoefte overstijgt, bijvoorbeeld omdat twee bijeenkomsten kort na elkaar plaatsvinden.

Functie   Omvang   Parkeernorm   Parkeerbehoefte  
Bijeenkomstzaal   590 zitplaatsen   0.2 pp**/zitplaats   118 pp  
Omliggende ruimtes   Ca. 500 m² bvo*   1.5 pp/ 100 m² bvo***   8 pp  
       
      Totaal 126 pp****  

* bvo = bruto vloeroppervlak

** pp = parkeerplaats

*** norm gebaseerd op 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', CROW 2012 (uitgegaan van functie kinderdagverblijf)

**** In de normering is het fietsparkeren al verwerkt

Tabel: berekening parkeerbehoefte

Blijkens de inrichtingstekening behorende bij de aanvraag omgevingsvergunning, wordt de parkeerbehoefte geheel opgevangen op eigen terrein doordat in het besluitgebied 126 parkeerplaatsen zijn beoogd. Het bouwplan voldoet aan de gestelde parkeerbehoefte.

Aanvullend is een overeenkomst gesloten met ROC Aventus. Hierin is onder andere afgesproken dat gebruik kan worden gemaakt van maximaal 61 parkeerplaatsen op het terrein van ROC Aventus. Hiermee ontstaat ruimte voor overloopparkeergelegenheid. De overeenkomst is als Bijlage 9 aan de ruimtelijke onderbouwing toegevoegd. Indien de overeenkomst wordt opgezegd, blijft van kracht dat op eigen terrein in voldoende parkeerbehoefte wordt voorzien.

4.3 Waterhuishouding

4.3.1 Algemeen

Het besluitgebied ligt binnen bestaand stedelijk gebied en is circa 0.79 hectare groot. Het besluitgebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in de omgevingsvisie heeft aangegeven.

4.3.2 Grondwater

Het grondwater in het besluitgebied ligt gemiddeld tussen de ca. 1.3 en 2.3 m onder maaiveld. Als gevolg van klimaatverandering (grondwaterfluctuatiezone) kunnen de grondwaterstanden in de toekomst mogelijk met ca. 0.2m stijgen. Ook indien deze stijging wordt meegenomen, vormen de grondwaterstanden geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen.

4.3.3 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur

Binnen het besluitgebied is geen oppervlaktewater en/of waterafhankelijke natuur aanwezig of voorzien.

4.3.4 Afvoer van hemelwater

Sinds de introductie van het vernieuwde waterbeleid hanteert de gemeente Apeldoorn bij nieuwbouwplannen en herstructureringsprojecten het principe dat geen hemelwater op de bestaande riolering mag worden aangesloten. Voor dit project worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Al het hemelwater afkomstig van daken en terreinverhardingen wordt geïnfiltreerd in de bodem of geborgen op het terrein, bijvoorbeeld door toepassing van infiltatiegreppels of wadi's, ondergrondse infiltratievoorzieningen, waterdoorlatende verhardingen of vijvers.
  • Voor hemelwater afkomstig van afvoerende verharde oppervlakken moet een hemelwatervoorziening ter grootte van 20 mm per afvoerende m² verharding aangelegd worden.

Bij grotere buien kunnen de infiltratie- of bergingsvoorzieningen bovengronds overlopen naar openbaar gebied. Hiermee moet met de hoogteligging van het ontwerp rekening gehouden worden. Voor de bergingscapaciteit is een berekening gemaakt (Waterberging multifunctioneel kerkelijk centrum Apeldoorn, ConCréT, projectnummer 2013-002, 4 augustus 2015). De berekening is als bijlage aan deze ruimtelijke onderbouwing toegevoegd.

Blijkens de aanvraag omgevingsvergunning die ten grondslag ligt aan deze ruimtelijke onderbouwing, voldoet het bouwplan aan de voorwaarden.

4.3.5 Afvoer van afvalwater

Nieuwbouw moet worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en hemelwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. Het vuilwater kan worden aangesloten op het openbare gemengde riool in de Condorweg of Kayersdijk.

4.3.6 Watertoets

Er wordt ten opzichte van het geldend bestemmingsplan geen extra bouwmogelijheid toegestaan. Het besluitgebied ligt niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Daarom is dit plan in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Vallei en Veluwe. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.

Om deze redenen is het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening achterwege gelaten, dit in overeenstemming met de richtlijn 'Watertoetsprocedureregels voor postzegelplannen' van het waterschap.

4.4 Natuurwaarden

4.4.1 Algemeen

Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie. Voor het bouwplan is alleen de Flora- en faunawet van belang.

Op grond van de Flora- en faunawet (verder: Ffw) is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. De wet kent een algemene zorgplicht, omvat daarnaast een reeks van verbodsbepalingen en heeft een groot aantal soorten (verdeeld over verschillende categorieën) als beschermd aangewezen.

De zorgplicht houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving. Het gevolg is onder andere dat iedereen die redelijkerwijs weet of kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor beschermde dier- of plantensoorten worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten, dan wel naar redelijkheid alle maatregelen te nemen om die gevolgen te voorkomen, zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. Voor verstoring van vogels en vogelnesten geldt dat buiten het broedseizoen de nestplaatsen, zonder ontheffing, worden verstoord. Daarbij geldt geen standaardperiode voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval verstoord wordt, ongeacht de datum. De meeste vogels broeden tussen medio maart en medio juli.

Gebiedsbescherming

Naast de soortbescherming wordt de gebiedsbescherming geregeld binnen de Natuurbeschermingswet (in de Natura 2000-gebieden) en binnen de Ecologische Hoofdstructuur. Bescherming van bos is aan de orde als bestemmingen van bestaand bos worden gewijzigd.

4.4.2 Onderzoeksresultaten

Het besluitgebied ligt niet in of nabij een beschermd gebied. Het dichtstbijzijnde beschermde gebied ligt op meer dan 3 kilometer afstand van het besluitgebied. Gezien de afstand, de binnenstedelijke locatie van het besluitgebied en tussenliggende elementen (bebouwing en wegen), zijn negatieve effecten uitgesloten.

Aangezien bebouwing en nagenoeg ook beplanting ontbreekt en de grond bovendien al is bewerkt, niet de verwachting dat beschermde soorten voorkomen in het besluitgebied. Daarom is van verder natuuronderzoek ten aanzien van de soortenbescherming afgezien. Dit laat onverlet dat de zorgplicht vanuit de Flora- en faunawet altijd van kracht blijft. Voor het verstoren van broedvogels kan overigens geen ontheffing worden verkregen. Wanneer de werkzaamheden binnen het broedseizoen (ongeveer 15 maart - 15 juli) worden uitgevoerd, is het mogelijk dat broedvogels worden verstoord. Het zal hier met name gaan om vogels die broeden in de bomenrij langs de Condorweg. Het is dan ook verplicht om verstoring van broedvogels te voorkomen door rekening te houden met de uitvoeringsperiode.

4.5 Archeologie

Zoals in paragraaf 3.6.2 al is uiteengezet hebben burgemeester en wethouders op 18 juni 2015 de Archeologische beleidskaart 2015 vastgesteld. Op deze beleidskaart is voor het hele grondgebied van de gemeente Apeldoorn aangegeven hoe groot de kans op het aantreffen van archeologische sporen en vondsten is.

Het besluitgebied valt in zijn geheel binnen categorie 5 (lage archeologische verwachting). In deze gebieden is de dichtheid van archeologische vindplaatsen naar verwachting laag en is onderzoek nodig bij bodemingrepen dieper dan 35 cm over meer dan 2.500 m².

De fundering van de nieuwbouw is reeds aangelegd op basis van de in september 2014 verleende omgevingsvergunning. Hierbij zal naar verwachting het archeologisch niveau (deels) vergraven zijn. Omdat deze graafwerkzaamheden afgerond zijn, is geen verder onderzoek vereist.

Voor de inrichting van het buitenterrein in het besluitgebied is aangegeven dat een tweetal wadi's met een oppervlakte van 114 m² en ene diepte van 80 cm worden gegraven. Voor het overige deel van het terrein zal op plekken die nu te hoog liggen tot ongeveer 20 cm worden afgevraven. Op grond hiervan is op voorhand geen archeologisch onderzoek nodig. Er geldt ten allen tijde een meldingplicht aan het bevoegd gezag indien bij (graaf)werkzaamheden archeologische resten woren anagetroffen.

4.6 Cultuurhistorie

De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart. Het besluitgebied ligt in een gebied met een gemiddelde cultuurhistorische attentiewaarde. Deze waarde wordt ontleend aan de historische woon-werkfunctie die de Kanaalzone van oudsher heeft. De cultuurhistorische eigenheid van het gebied wordt met de bouwmassa en de positionering van het gebouw gewaardeerd. Bij het bouwplan zijn verder geen cultuurhistorische waarden in het geding.

4.7 Financieel-economische uitvoerbaarheid

Het plan moet worden getoetst aan de financieel-economische uitvoerbaarheid voor de gemeente en voor de initiatiefnemer.

De ontwikkeling betreft een particulier initiatief. Het betreft een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Met de aanvrager en grondeigenaar van het besluitgebied is voorafgaand aan de start van de procedure een anterieure overeenkomst afgesloten. Daarin is onder andere geregeld dat alle aan het plan toe te rekenen kosten, worden betaald door de initiatiefnemer. Daarmee is het kostenverhaal voor de gemeente anderszins verzekerd en wordt geen exploitatieplan vastgesteld.

Wat betreft de haalbaarheid voor de initiatiefnemer wordt gesteld dat de initiatiefnemer de nieuwbouw voor een concrete gebruiker wil realiseren. De initiatiefnemer heeft aangegeven het gebouwontwerp zodanig te hebben ontworpen, dan het eenvoudig geschikt kan worden gemaakt voor functies passend binnen het geldend bestemmingsplan. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat het bouwplan niet kan worden gerealiseerd binnen een termijn van 10 jaar.