Plan: | Drostendal natuurontwikkeling |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.ov1031-vas1 |
behorende bij de Drostendal natuurontwikkeling op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 30 Wabo
Deze ruimtelijke onderbouwing betreft een landschapsontwikkeling op locatie Drostendijk e.o. In het gebied vindt een grote natuurontwikkeling plaats. Deze ontwikkeling vindt plaats op gronden die vallen binnen het bestemmingsplan Buitengebied Noord-Oost. De ontwikkeling vindt overwegend plaats op gronden met de bestemming Agrarisch. Natuur valt niet onder deze bestemming, reden waarom het niet vigerend kan worden uitgevoerd.
Op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 30 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verder: Wabo) kan voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan een omgevingsvergunning worden verleend mits dat gebruik niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Burgemeester en wethouders zijn pas bevoegd deze omgevingsvergunning te verlenen, nadat de gemeenteraad heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft. De gemeenteraad mag deze verklaring alleen weigeren in het belang van een goede ruimtelijke ordening. De gemeenteraad kan categorieën van gevallen aanwijzen waarin een verklaring niet is vereist.
Op 7 oktober 2010 heeft de gemeenteraad de 'Notitie Procedure inzake verklaring van geen bedenkingen Wabo' vastgesteld. In deze notitie zijn de categorieën van gevallen aangewezen waarin een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist. Voor die categorieën van gevallen kunnen burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a onder 30 Wabo verlenen zonder dat de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen heeft afgegeven.
Het ontwikkelen van nieuwe natuur is een project waarvoor de gemeenteraad al een gebiedsvisie heeft vastgesteld. Het plan is een uitvoering van de Gebiedsvisie Weteringsebroek. Daarmee valt het project onder de Lijst met categorieën waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen door de raad is vereist.
In juli 2014 heeft de provincie de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. In deze visie wordt uitgegaan van duurzame verstedelijking. Nieuwe ontwikkelingen moeten aansluiten bij de behoefte van bewoners en ondernemers die verandert door onder meer vergrijzing, de toename van kleine huishoudens, maar ook door het nieuwe werken en winkelen. Voor vitale steden is een integrale afweging nodig van economische, sociale, milieukundige en ecologische belangen. Als juridische basis gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening.
Bij ondermeer functies die bijdragen aan de Groene Ontwikkelzone moet de vraag gesteld worden of de nieuwe situatie naar aard en schaal passend is. Dat wil zeggen dat nieuwe situatie zich geruisloos in het karakter van het betreffende buitengebied laat passen.
Gelders NatuurNetwerk en GO
Gelders Natuurnetwerk
Om de biodiversiteit nu en voor toekomstige generaties Gelderlanders veilig te stellen, beschermt de provincie het Gelders Natuurnetwerk. Het Gelders Natuurnetwerk is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Dit Gelders Natuurnetwerk bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige EHS en bevat tevens een zoekgebied van 7.300 hectare, voor 5.300 hectare nog te realiseren nieuwe natuur.
Een groot deel van de Gelderse natuurgebieden is internationaal beschermd: de Natura. Juist in deze gebieden moet de biodiversiteit worden behouden of verbeterd. De provincie geeft in het natuurbeleid prioriteit aan het behalen van de Natura 2000-doelen in de Natura 2000-gebieden. Het Gelders Natuurnetwerk vervult daarnaast een belangrijke rol bij het behoud van de biodiversiteit.
Beide plandelen liggen in een gebied dat is aangemerkt als Gelders Natuurnetwerk.
Groene ontwikkelingszone
De provincie en haar partners streven samen naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.
De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Het gaat vooral om landbouwgrond, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven. De Ecologische verbindingszones maken deel uit van de GO, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden. Enkele weidevogelreservaten maken deel uit van het GNN. Door de samenhang met de aangrenzende en inliggende natuur van het GNN herbergt de GO ook kenmerkende natuurwaarden.
Het totale gebied Weteringsebroek is aangemerkt als Groene Ontwikkelingszone.
Ambitie en rol van de provincie
In de Groene Ontwikkelingszone heeft de provincie de volgende doelstellingen: de samenhang tussen de natuurgebieden bevorderen en daarmee het Gelders Natuurnetwerk versterken en overgangen tussen natuurbestemmingen en andere functies zoneren; ruimte bieden voor de verdere ontwikkeling van functies die hier aanwezig zijn en passen, in het bijzonder de grondgebonden landbouw, het landgoedbedijf en extensieve openluchtrecreatie; kansen bieden voor creatieve functiecombinaties ter versterking van het natuurlijke systeem door een versterking van de kernkwaliteiten van natuur en landschap in combinatie met stedelijke functies waaronder verblijfsrecreatie; beschermen van bos; specifieke weidevogel- en ganzenfoerageergebieden beschermen.
Op 30 mei 2013 heeft de raad de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een doorkijk tot 2030 en is één structuurvisie voor zowel stad als land.
De structuurvisie is opgesteld op de overgang naar een echt andere tijd. De onzekerheid over de toekomst is groot. In de structuurvisie kiest de gemeente er voor om daarop niet te reageren met een dichtgetimmerd plan maar door zoveel mogelijk (beleids)ruimte te bieden aan het onvoorspelbare. Daarmee krijgt Apeldoorn de ruimte zich te ontwikkelen. De gemeente nodigt daarom iedereen uit die een bijdrage kan leferen aan de leefkwaliteit van huidige en toekomstige Apeldoorners. Ruimte bieden is niet vrijblijvend, de ruimte wordt geboden binnen kaders. Allereerst door voort te bouwen op de belangrijkste kwaliteiten van de gemeente. In het concept 'Apeldoorn Buitenstad' komen die kwaliteiten samen. Apeldoorn is zowel stad als groot dorp en biedt de leefkwaliteit van beide.
De kwaliteiten van de Buitenstad vormen samen het fundament van de structuurvisie. De gemeente wil het fundament van Apeldoorn koesteren en versterken. Want alleen daardoor blijft de leefkwaliteit op peil en blijft Apeldoorn aantrekkelijk voor bewoners, bezoekers en bedrijven. Beheer en vernieuwing van het fundament is de belangrijkste opgave van de structuurvisie. De gemeente stelt hoge kwaliteitseisen aan het fundament en wil er zelf in blijven investeren.
Om Buitenstad te blijven, zijn in de structuurvisie vier ambities geformuleerd die weergeven wat Apeldoorn grotendeels al is en waar Apeldoorn sterk in is: Apeldoorn is een comfortabele gezinsstad met een toeristisch toplandschap; heeft een veelzijdige economie en kent locale duurzaamheid.. Aan deze ambities wil Apeldoorn samen met andere partijen bouwen.
De structuurvisie is een uitnodiging aan de samenleving om Apeldoorn mooier te maken. 'Apeldoorn biedt ruimte' staat voor ruimte bieden aan ideeën en initiatieven die passen bij de Buitenstad. De gemeente zal daarbij faciliteren en ondersteunen. Buiten het fundament van de Buitenstad biedt de gemeente hiervoor veel handelingsvrijheid, bijvoorbeeld door flexibel te bestemmen.
Niet alles gaat vanzelf. In sommige delen van Apeldoorn spelen ingewikkelde vernieuwingsopgaven. Opgaven die belangrijk zijn voor Apeldoorn als geheel, waarbij vaak hard gewerkt moet worden om iets van de grond te krijgen. In de structuurvisie worden die opgaven 'dynamo's' genoemd, elementen die eerst in beweging moeten komen voordat ze energie gaan opleveren. Het centrumgebied van Apeldoorn, de centrale delen van de Kanaalzone en kleinschalige herstructurering van wijken, buurten en dorpen zijn voorbeelden. De gemeente neemt in de dynamo's de regierol op zich. In de dynamo's ligt ook programmatisch de hoogste prioriteit. De verdere invulling ervan bepaalt de gemeente samen met initiatiefnemers.
De Weteringsebroek is onderdeel van het fundament van het groene uitloopgebied.
Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.
Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.
kaart Groene Mal
Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft dus een hoge prioriteit. Uit onderzoek is gebleken dat met name in verstedelijkte gebieden behoefte is aan meer groen en natuur in de direct woon- en leefomgeving. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus.
Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap. In de stad is wat betreft het groen de volgende duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barrières. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn.
Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen.
Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken.
De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen.
Weteringse Broek vormt één van de grote groengebieden.
In de grote groengebieden gaat het om het behouden, versterken en ontwikkelen van een aantrekkelijke combinatie van landbouwgebied, water, bos, natuur en recreatieve voorzieningen. Daarnaast is er sprake van groene wiggen, groene zones die een verbinding leggen tussen de stad en de grote groengebieden. De groene wig Wolvenbos (tussen de Oost-Veluweweg en het Apeldoorns Kanaal) en de groene wig Zuidbroek sluiten aan op het Weteringse Broek. De weteringen in het gebied vormen de verbindingen tussen de grote groengebieden onderling; ook hier gaat het om het combineren van natuurlijke én recreatieve verbindingen. Voor de verschillende onderdelen van de Groene Mal zijn en worden Gebiedsvisies ontwikkeld. De gebiedsvisie Weteringse Broek is in 2007 vastgesteld. Inmiddels is een deel van wijk Zuidbroek aangelegd in het verlengde van het Drostendal.
Het Weteringse Broek vormt één van de drie grote groengebieden uit de Groene Mal. Met de ontwikkeling van het Weteringse Broek ontstaat een recreatief aantrekkelijk landschap van 500 ha groot voor de bewoners van Zuidbroek, de omringende dorpen en het gebied zelf. In 2007 hebben de colleges van B&W en de gemeenteraden van Apeldoorn en Voorst én het bestuur van Waterschap Veluwe ingestemd met de Gebiedsvisie Weteringse Broek. In 2010 is Natuurmonumenten als nieuwe partner aangehaakt en zijn in de samenwerkingsovereenkomst afspraken gemaakt met deze 4 partijen.
De opgave uit de Gebiedsvisie (zie onderstaande kaart) is het realiseren van: 100 tot 110 ha natuur, 14 kilometer fietspad, 10 kilometer wandelpad, recreatieve voorzieningen, een extra snelwegoversteek, waterberging, een ecologische verbindingszone en een recreatief knooppunt. Binnen de visie zijn diverse projecten opgenomen. De twee natuurontwikkelingslocaties maken deel uit van het project 'Verbindingskanaal en Drostendal'. Inmiddels is een groot deel aan natuur, waterberging, fiets- en wandelpad gerealiseerd, door zowel partners als particulieren. Dit plan is geeft verdere uitvoering aan de visie.
Het Nationaal Waterplan is hét rijksplan voor het waterbeleid in Nederland. Water krijgt een meer prominente rol bij de inrichting van Nederland. De beleidslijnen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw en het Nationaal Bestuursakkoord Water, die inspelen op de verwachte klimaatsveranderingen, zijn een belangrijke impuls voor de koers van het nieuwe waterbeleid. Het hoofdthema is: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de Europese Kaderrichtlijn Water. Tevens bevat het Nationaal Waterplan een eerste beleidsmatige uitwerking van de kabinetsreactie op het advies van de Deltacommissie.
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten van ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt toegepast bij locatiekeuzen en bij inrichtingsplannen. De uitkomst van de watertoets is een advies van de waterbeheerder, dat door de initiatiefnemer wordt meegewogen met andere belangen en wordt vertaald in een waterparagraaf. Het Bro verplicht tot het opnemen van een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding in de toelichting van ruimtelijke plannen.
Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.
In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermings- gebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.
Voor de realisatie van bepaalde waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. In het Waterplan Gelderland is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de provincie wil inzetten.
De provincie Gelderland heeft stroomgebiedsvisies opgesteld. Hierin wordt een indeling gehanteerd in meer en minder sturende wateropgaven voor de ruimtelijke inrichting van Gelderland. Hierna is aangegeven welke wateropgaven als sturend en welke als mee-ordenend zijn aangemerkt.
Sturende wateropgaven
Dit zijn opgaven die alleen zijn op te lossen door er ruimte voor te reserveren en aan de bestemming water prioriteit te geven boven andere bestemmingen. Bij het combineren met andere functies geldt de noodzakelijke ruimte voor water minimaal als vertrekpunt.
Als sturende opgaven zijn aangemerkt:
Mee-ordenende wateropgaven
Voor deze opgaven bestaan meerdere alternatieven voor de invulling van de noodzakelijke ruimte voor water. De ruimte voor water is op creatieve wijze te combineren met andere bestemmingen in deze gebieden via meervoudig ruimtegebruik.
Mee-ordende wateropgaven zijn:
Waterschap Vallei en Veluwe is in zijn beheersgebied verantwoordelijk voor de waterhuishouding en de waterkering. Het Waterbeheersplan Veluwe geeft de strategische visie van het waterschap op de waterschapstaken, uitgewerkt in concrete doelen en een uitvoeringsstrategie. De doelen vloeien voort uit Europese, nationale en provinciale wet- en regelgeving. Zeven stroomgebiedsuitwerkingsplannen (SUP's) vormen het vertrekpunt van het nieuwe waterbeheersplan. Ze vormen de basis voor het beleid tot en met 2010. Het jaar 2015 is een markant ijkpunt. In het Nationaal Bestuursakkoord Water-actueel en in de Kaderrichtlijn Water is bepaald dat in dat jaar het watersysteem op orde moet zijn.
Voor Apeldoorn gelden vijf stroomgebiedsuitwerkingsplannen:
Waterschap Veluwe maakt in de stroomgebiedsuitwerkingsplannen kenbaar waar werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. In ieder stroomgebiedsuitwerkingsplan staan de doelen beschreven voor het betreffende deelstroomgebied, alsmede de bijbehorende soorten maatregelen. Kortom: wat gaat het waterschap waar doen, op welke manier en wanneer? Het opstellen van de stroomgebiedsuitwerkingsplannen heeft plaatsgevonden samen met inwoners, mede-overheden en belangenorganisaties. De doelen in de plannen vloeien voort uit Europese, Nationale en provinciale wet-, regelgeving en beleid.
De soorten maatregelen om deze doelen te bereiken zijn in de stroomgebiedsuitwerkingsplannen genoemd; ze zijn echter nog niet concreet. Ze geven een indicatie over hoe en wanneer Waterschap Veluwe de doelen wil bereiken. Hierbij is een mate van flexibiliteit gewenst. Over deze soorten maatregelen en de uitvoeringsperiode is inspraak geweest
Om te anticiperen op (beleids)ontwikkelingen en om de leefkwaliteit van de stad te vergroten heeft Apeldoorn gezamenlijk met het waterschap Veluwe en Vitens in 2005 een gemeentelijk Waterplan opgesteld. Het Waterplan is door de gemeenteraad vastgesteld en gekozen is voor het ambitieniveau Actief Duurzamer. De hoofdlijnen van het waterplan zijn:
Afkoppelen en bergen
Bij herontwikkeling, herinrichting en herstructurering zal het verhard oppervlak in het stedelijk gebied zoveel mogelijk afgekoppeld worden om het watersysteem op orde te krijgen. Ten westen van het Apeldoorns Kanaal wordt het regenwater in de bodem geïnfiltreerd of zoveel mogelijk vastgehouden in een groenzone naast iedere beek. Deze zones richten de gemeente en het waterschap in voor waterberging waar dat maar mogelijk is. Ten oosten van het kanaal wordt het regenwater in de vijvers geborgen.
Herstel van beken en sprengen
Gemeente en waterschap herstellen het beken- en sprengensysteem in het stedelijk gebied van de stad en de dorpen. De naast de beek liggende waterbergingen krijgen een recreatieve functie voor wandelaars en fietsers. Gemeente en waterschap gaan samen de cultuurhistorische waarde van de beken herstellen en de hoge natuurwaarden beschermen. Het sprengenwater wordt verzameld in de beek de Grift en kan ten noorden van Apeldoorn geïnfiltreerd worden op de Veluwe voor drinkwaterbereiding.
Saneren verontreinigd diep grondwater
Het verontreinigde grondwater wil de gemeente saneren en beheersen. Het beheersen wil zij doen door grondwater dat vrijkomt bij het bestrijden van wateroverlast aan te wenden voor duurzame energie. Bijvoorbeeld door het water te gebruiken bij koude/warmteopslag of –ontrekking. Vervolgens gaat het water naar de beken, daarna naar het kanaal en tot slot is het bestemd voor de infiltratie voor de drinkwaterbereiding bij Vitens.
Saneren verontreinigde waterbodems
Een deel van de watergangen en vijvers is verontreinigd met bagger. De waterdiepte en waterkwaliteit worden hierdoor nadelig beïnvloed. De komende jaren tot 2012 wordt deze baggerlaag gesaneerd. He waterschap voert het werk uit en werkt hierbij samen met de gemeente.
De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart.
Op de cultuurhistorische beleidskaart staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:
In de nota is vastgelegd dat gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan een beschermende regeling krijgen.
Op 18 juni 2015 heeft de gemeenteraad de Archeologische beleidskaart 2015 vastgesteld, die de Archeologische beleidskaart uit 2006 vervangt. De beleidskaart kent zes categorieën gebieden met een verschillende archeologische verwachting. Er zijn drie categorieën terreinen met archeologische waarden. Op deze terreinen is vastgesteld dat er archeologische waarden aanwezig zijn of dat het zeer waarschijnlijk is dat deze aanwezig zijn. Daarnaast zijn er drie zones met een archeologische verwachting. Deze zones geven de dichtheid weer waarop een archeologische vindplaats wordt verwacht.
De kans op het aantreffen van een archeologische vindplaats is afhankelijk van de archeologische verwachting voor het gebied èn van de omvang van de graafwerkzaamheden. Daarom is aan de verschillende gebiedscategorieën specifiek beleid gekoppeld.
Categorie 1: Terrein met monumentale archeologische waarden
Het gaat hier om wettelijk beschermde monumenten en door de gemeente op basis van de Monumentenverordening aangewezen gemeentelijke monumenten. Op deze terreinen is het vrijwel zeker dat bij grondwerkzaamheden schade aan de archeologische vindplaats toegebracht wordt. De bescherming van deze terreinen is geregeld in Monumentenwet en Monumentenverordening.
Categorie 2: Terrein met archeologische waarden
Terreinen met archeologische waarden zijn die gebieden waarvan in het verleden is vastgesteld dat er zich een behoudenswaardige archeologische vindplaats bevindt. Bij verstoringen van de bodem groter dan 50 m2 is het verplicht archeologisch onderzoek uit te voeren.
Categorie 3: Terrein met specifieke archeologische waarden
Tot de terreinen met specifieke archeologische waarden behoren de enken, dorpskernen en historische locaties. In deze gebieden bestaat een zeer aannemelijke kans dat bij bodemingrepen archeologische waarden worden aangetroffen. In deze gebieden moet bij verstoringen van de bodem groter dan 100 m2 archeologisch onderzoek uitgevoerd worden.
Categorie 4: Zone met hoge archeologische verwachting
In deze categorie vallen de terreinen die op de archeologische kenniskaart een middelhoge en hoge archeologische verwachting bezitten. In deze gebieden wordt verspreide begraving, bewoning en landgebruik voorafgaande aan de dorpsvorming in de Late Middeleeuwen verwacht. Bij relatief kleine bodemingrepen is in deze gebieden de kans klein dat zo'n vindplaats wordt aangetroffen. Daarom hoeft bij pas bij verstoringen van de bodem groter dan 500 m2 archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.
Categorie 5: Zone met lage archeologische verwachting
In gebieden met een lage archeologische verwachting is de dichtheid van archeologische vindplaatsen in deze gebieden naar verwachting laag. Daarom hoeft er in deze gebieden alleen archeologisch onderzoek te worden gedaan als er meer dan 2.500 m2 verstoord gaat worden.
Categorie 6: Zone met geen archeologische verwachting
In gebieden waar het bodemarchief door menselijk of natuurlijk toedoen is verdwenen of waar zeker is dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Het gaat hier om grote verstoringen van de bodem: wegvlak A1, de spoorlijn ter hoogte van de stuwwal en niet-historisch water. Deze categorie zal in de loop van de tijd groter worden naarmate meer archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Een actueel overzicht van overige gebieden in deze categorie wordt door middel van de archeologische kenniskaart bijgehouden.
Verstoringsdiepte waarvoor onderzoeksplicht geldt
De verplichting om archeologisch onderzoek uit te voeren geldt voor ieder van de genoemde gebiedscategorieën bij een verstoring dieper dan 35 cm onder het vastgestelde maaiveld. Een uitzondering op deze diepte wordt gemaakt voor natuurgebieden. Ervaring leert dat archeologische waarden in natuurgebieden relatief dicht aan het oppervlak kunnen liggen. Daarom is in natuurgebieden bij verstoringen van de bodem groter dan 10.000 m2 altijd een archeologisch onderzoek nodig, ongeacht de diepte van de verstoring.
Het Drostendal is een ingesloten laagte met in het hart veen dat nog in takt is. De dikte van
de veenlaag is circa 60 cm. De veenvorming vond plaats onder permanente vochtige
omstandigheden. Na een droge zomer staat het grondwater op circa 45 cm onder het maaiveld. In de laagte stroomde geen beek, maar was wel door middel van een doorsteek verbonden met een volgende laagte. Dit is uniek op oost Veluwe. Het water in de laagte komt met hoge kweldruk uit de grond en heeft een hoog kalkgehalte. Daardoor heeft het een hoge buffer tegen verzuring en liggen er kansen voor de ontwikkeling van minder algemene natuurdoelen. Op deze plek wordt broekveen aangetroffen met daarom heen broekeerdgrond. Rond deze laagte liggen beekeerdgronden. Verder komen in het gebied veldpodzolen voor op de oude zandruggen, welke zich door eeuwenlange bemesting als enkeerdgronden hebben ontwikkeld met de omvang van een éénmanses. In het gebied zijn enkele sloten gedempt met gebiedsvreemde kleigrond. Verder is de oorspronkelijke abiotiek goed geconserveerd. De oude boerderijen staan op de zandkoppen (inzijgplekken). De woonwijk Zuidbroek watert naar dit gebied af via een duiker onder de A50. Naast deze natte duiker ligt een tweede droge duiker voor de passages van onder andere kleine zoogdieren.
Voor de percelen waar natuurontwikkeling plaatsvindt geldt overwegend de bestemming Agrarisch zonder bebouwingsmogelijkheden en zijn momenteel agrarisch in gebruik.
Omdat de abiotiek vrijwel volledig in takt is, bestaat de mogelijkheid om het oorspronkelijk
functioneren van het gebied te herstellen. Het is mogelijk de laagte te herstellen en het water haar eigen weg laten zoeken. De natuurlijke hoogtes fungeren als knijpstuw waardoor het water langzaam naar de Nieuwe Wetering afstroom.
Het natuurontwikkelingsproject 'Drostendal' ligt ten noordoosten van de kern Apeldoorn in het buurtschap Beemte Broekland (tussen Apeldoorn en Teuge). Het project bestaat uit twee deellocaties:
Op afbeelding 1, 2 en 3 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Indicatie ligging plangebied (rood omcirkeld).
Plandeel Drostendal Noord (rood omkaderd).
Plandeel Drosrendal Zuid (rood omkaderd).
Het plan bestaat uit het herstellen van de laagte, zodat het water haar eigen weg kan zoeken. Door deze nattere situatie kunnen bepaalde natuurdoeltypen zich ontwikkelen. Het gaat om:
Rivier- en beekbegeleidend bos/broekbos op de laaggelegen delen.
Vochtig hooiland op de iets hoger gelegen delen.
Kruiden- en faunarijke graslanden en akkers op de hoger gelegen, fosfaatrijkere gronden.
Om tot de gewenste natuurdoeltypen te komen, moeten diverse inrichtingsmaatregelen worden genomen. Een overzicht hiervan is opgenomen in Bijlage 3 Inrichtingsplan "Het Drostendal"
Weergave inrichtingsplan plandeel Drostendal Noord.
Overzichtskaart inrichtingsmaatregelen plandeel Drostendal Noord.
Weergave inrichtingsplan plandeel Drostendal Zuid.
Inrichtingsvisie plandeel Drostendal Zuid.
Om de gewenste situatie te kunnen bereiken worden beide plandelen heringericht. Door zowel inrichtingsmaatregelen (afgraven gronden, aanplant singels, aanleggen natuuroevers, aanleg dammen) als door een gericht beheer (maaien en afvoeren van vegetatie) worden de gewenste natuurdoeltypen gerealiseerd.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro), dat in artikel 5.20 Wabo van toepassing is verklaard op de omgevingsvergunning die wordt verleend op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 30 Wabo, moet de gemeente in de ruimtelijke onderbouwing een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een omgevingsvergunning mag pas worden verleend als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe functie. Wanneer (een deel van) de bodem in het gebied waarvoor de vergunning verleend wordt verontreinigd is, moet worden aangetoond dat de omgevingsvergunning, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn.
Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheersplan.
Onderzoeksresultaten bodem
Er heeft een historisch bodemonderzoek plaatsgevonden voor dit plan door de Omgevingsdienst Veluwe IJssel (Bijlage 2 Bodemonderzoek Historisch Onderzoek Gebiedsontwikkeling Weteringsebroek, deelproject Drostendal). Hieruit blijkt dat de bovengrond licht verontreinigd is met EOX. De ondergrond is niet verontreinigd voor de onderzochte stoffen. Het grondwater is sterk verontreinigd met arseen.
Van de overige percelen is geen informatie bekend dat sprake is van verdachte locaties in het gebied.
Conclusie is dat er geen verdachte locaties bekend zijn, waar bodemonderzoek noodzakelijk is. Gezien de aard van de ontwikkeling zijn er geen belemmeringen, nu er geen sprake is van mogelijk contact met het grondwater. De bodemkwaliteitskaart (zone AW2000) kan als bewijsmiddel dienen voor grondverzet binnen het projectgebied.
Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend. Door de herinrichting zal grondwater in dit plangebied geen overlast veroorzaken en niet structureel afgevoerd worden. Hierdoor zal het plan grondwaterneutraal worden ontwikkeld.
Het plangebied ligt in een gebied dat is aangewezen als 'Water als verbinder' . De provincie en partners streven er samen naar om een netwerk van onderling verbonden natuurgebieden te realiseren. De aanleg van natte ecologische verbindingszones draagt daaraan bij.
De provincie wil als onderdeel van de natte ecologische verbindingszones ook de realisatie van een veerkrachtig duurzaam watersysteem bevorderen. Beide opgaven laten zich goed verenigen door met een innovatieve invulling van natte ecologische verbindingszones een aantal beken in te richten als landschappelijke corridors, die natuurgebieden met elkaar verbinden en die tevens fungeren als een robuust watersysteem dat ruimte biedt om grote fluctuaties in de waterafvoer te faciliteren.
Het plan omvat minder dan 10 woningen danwel 1.500 m² extra verhard oppervlak. Het plangebied ligt niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Daarom is dit plan in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Veluwe. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.
Om deze redenen is het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening achterwege gelaten, dit in overeenstemming met de richtlijn 'Watertoetsprocedureregels voor postzegelplannen' van het Waterschap Veluwe.
Gelet op het intensieve agrarische gebruik en de eenvormigheid van de percelen met monoculturen van Engels raaigras of landbouwgewassen kan het vóórkomen van bijzondere planten- en diersoorten worden uitgesloten.
Omdat in de regio de kleine modderkruipter (een beschermde vissoort) voorkomt, is een onderzoek uitgevoerd naarr het voorkomen ervan in het plangebied. Er is een slotenonderzoek verricht (Bijlage 4 Slootjesonderzoek Drostendijk (Weteringsebroek) en Holhorstweg (Gasunielocatie). Uit onderzoek blijkt dat de aanwezigheid van de kleine modderkruiper niet kan worden aangetoond. Specifieke maatregelen ten behoeve van de soort zijn bij de uitvoering van de natuurontwikkeling niet nodig. Overige beschermenswaardige planten- of diersoorten zijn niet aangetroffen. Aangeraden wordt eventueel aanwezige dotterbloemen tijdig uit te steken en te verplaatsen zoadat deze later in de nieuw aangelegde watergangen geplaatst kunnen worden.
Het plangebied maakt onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk. De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de gewenste ontwikkeling en versterking van de natuurwaarden. Door de inrichtingsmaatregelen wordt een geschikte uitgangssituatie gecreëerd om de gewenste natuurdoeltypen te kunnen realiseren.
Gedeelten van het plangebied worden ingeplant met bos en de laagte zal zich ontwikkelen tot rivier- en beekbegeleidend (broek) bos. Door het afvoeren van de voedselrijke toplaag worden geschikte randvoorwaarden gecreëerd voor de ontwikkeling van natte en vochtige levensgemeenschappen op voedselarme gronden. Uitbreiding en vestiging van bijzondere flora en fauna is na het nemen van de inrichtingsmaatregelen te verwachten.
Zoals in paragraaf 2.6.2 al is uiteengezet hebben burgemeester en wethouders op 6 februari 2014 de Archeologische beleidskaart 2014 vastgesteld. Op deze beleidskaart is voor het hele grondgebied van de gemeente Apeldoorn aangegeven hoe groot de kans op het aantreffen van archeologische sporen en vondsten is.
Volgens de nieuwe archeologische beleidskaart van de gemeente Apeldoorn ligt Plandeel Noord geheel in een gebied met een lage archeologische verwachting. Wel wordt het begrensd door een ten zuiden gelegen historische weg.
Plandeel Zuid heeft deels een middelhoge en deels een lage verwachting. De hoger gelegen noordelijke en zuidoostelijke delen hebben een middelhoge verwachting, terwijl de historisch lager gelegen zuidwestelijke, centrale en noordoostelijke delen een lage verwachting hebben. Verder wordt het plangebied doorsneden door een historische weg (Drostendijk). Rondom het plangebied liggen verschillende historische boerderijlocaties en gemeentelijke archeologische terreinen (gebieden met een esdek).
uitsnede archeologische beleidskaart voor locatie
beschrijving onderzoeksresultaten en vervolgacties
In april 2015 is een archeologisch onderzoek uitgevoerd ten behoeve van de natuurontwikkeling (Bijlage 5 Archeologisch Bureauonderzoek Natuurontwikkeling Drostendal te Beemte Broekland).
Het plangebied heeft een grote oppervlakte en de huidige plannen gaan gepaard met aanzienlijke bodemingrepen. De voornaamste bodemingreep bestaat uit het afgraven van de bovengrond over aanzienlijke oppervlaktes, tot wisselende dieptes. Hoewel dit zal leiden tot aanzienlijk grondverzet, wordt verwacht dat de invloed op eventueel aanwezige archeologische waarden minimaal zal zijn. De graafwerkzaamheden bestaan grotendeels uit het afgraven van antropogene ophogingslagen, daterend van na de ontginning van het gebied. Daarnaast zal plaatselijk tot in de top van de (al dan niet begraven) bouwvoor worden afgegraven. De onverstoorde, natuurlijke afzettingen zullen tijdens de graafwerkzaamheden niet worden bereikt. Bij de graafwerkzaamheden zal zoveel mogelijk worden getracht het natuurlijke reliëf te herstellen. Daarnaast is het afgraven van de bovengrond uitsluitend
gepland ter plaatse van de van nature laag gelegen terreindelen. Hier geldt een lage verwachting, waardoor de kans op verstoring van archeologische waarden verder verkleind wordt. Geadviseerd wordt dan ook ,om in het kader van het afgraven van de bovengrond ten behoeve van natuurontwikkeling, geen vervolgonderzoek uit te voeren. Wel wordt geadviseerd om amateurarcheologen de kans te bieden om na afronding van de graafwerkzaamheden waarnemingen te doen (in de vorm van een oppervlaktekartering/maaiveldinspectie), indien hier interesse voor is vanuit de AWN.
conclusie en gevolgen voor bestemmingsplan
De beoogde natuurontwikkeling levert, gelet op de aanwezige archeologische waarden, geen bezwaren op.
De cultuurhistorische kaart van de gemeente Apeldoorn geeft inzicht in de archeologische, historischstedenbouwkundige en de historisch-geografische waarden binnen de gemeente. Op deze kaart is direct ten zuidoosten van Plandeel Noord een historische waterloop weergegeven. Verder zijn ten oosten en ten zuidwesten van Plandeel Zuid esdekken weergegeven. Binnen het plangebied zijn geen structuren geregistreerd.
Het beoogde plan levert geen bezwaren op.
De uitvoering van het inrichtingsplan wordt gefinancierd door subsidies van de provincie Gelderland en door de gemeente Apeldoorn uit het project Weteringse Broek.
Daarnaast levert Waterschap Vallei en Veluwe een bijdrage voor het waterdeel. Daarmee is het plan als geheel uitvoerbaar.
Het opstellen van een exploitatieplan is niet aan de orde. Er is geen sprake van een bouwplan in de zin van het Besluit op de ruimtelijke ordening.