vastgesteld |
NL.IMRO.0200.ov1002-vas1 |
Het plangebied ligt in een gebied dat op de Cultuurhistorische beleidskaart, vastgesteld op 26 februari 2006, is aangemerkt als een gebied met een lage attentiewaarde. Dit betekent dat bij ruimtelijke ontwikkelingen een cultuurhistorische quickscan naar objecten verplicht is. Aanbevolen wordt om de cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en/of te versterken.
De begraafplaats en de uitbreiding liggen tegen het Zuiderpark aan, het terrein wordt als het ware omarmd door het park. De ontwikkeling van de begraafplaats is zorgvuldig ingepast binnen de bestaande cultuurhistorische waarden van de begraafplaats en de directe omgeving.
Op de gemeentelijke archeologische beleidskaart 2006 is voor het hele grondgebied van de gemeente Apeldoorn aangegeven wat de verwachtingswaarde op het aantreffen van archeologische resten is: hoog, middelhoog of laag. In de gebieden met een hoge verwachtingswaarde is bij bodemingrepen groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld archeologisch bureauonderzoek verplicht. In de gebieden met een lage verwachtingswaarde is bij bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld archeologisch bureauonderzoek verplicht. Afhankelijk van de resultaten van het bureauonderzoek kan een veldonderzoek verplicht worden gesteld. In gebieden met een lage verwachtingswaarde geldt dat bij bodemingrepen groter dan 1.000 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
De begraafplaats, inclusief het gebied waar de uitbreiding zal plaatsvinden, ligt in een gebied met een lage verwachtingswaarde. Op onderstaande uitsnede van de archeologische beleidskaart is globaal de ligging van de begraafplaats aangegeven.
Het plangebied op de archeologische beleidskaart van de gemeente Apeldoorn (rood: hoge, geel:middelhoge en groen: lage archeologische verwachtingswaarde)
Apeldoorn ontleent haar karakter aan de vorming van de stuwwal in de voorlaatste ijstijd (het Saalien). De stuwwal is het resultaat van een eeuwenlange stuwing van de bodem door het landijs. Dit landijs kon een dikte bereiken van meer dan 200 meter en dit verklaart dan ook de kracht die ontwikkeld moet zijn om deze stuwwal op te kunnen werpen. De stuwwal zelf kent een maximale hoogte van meer dan 90 meter. In de laatste ijstijd (het Weichselien) heeft het landijs Nederland niet bereikt. In deze periode heeft het klimaat een fluctuerend verloop, waarbij koude en iets warmere perioden elkaar afwisselen. Vooral tijdens koude perioden waar vegetatie nagenoeg ontbreekt en de bodem bijna permanent bevroren is, heeft veel erosie van de stuwwal plaatsgevonden. Door erosie langs de hellingen van de stuwwal waarbij veel sediment is meegenomen vanaf de stuwwal ontstaan aan de monding van erosiedalen uitgestrekte daluitspoelingswaaiers. Het plangebied Zuiderpark ligt aan de voet van de stuwwal op een relatief hooggelegen daluitspoelingswaaierafzetting of -glooiing met gooreerdgronden. Deze gronden ontstaan in relatief natte bodems.
Op de kaart van Leene uit 1748 blijkt dat in de omgeving van de begraafplaats de Nagelpoel heeft gelegen. Deze poel maakt deel uit van een beek. Dit geeft aan dat het een nat gebied is geweest en voor bewoning niet geschikt is geweest. Beekdalen, inclusief beekdalvormige laagtes zoals de Nagelpoel, zijn door de mens in het verleden op een andere wijze gebruikt dan de hoger gelegen droge gronden. De overblijfselen in natte gebieden manifesteren zich vaak als puntlocatie of als lijnelement of vlaklocatie. In het geval van de Nagelpoel kunnen resten van houten of stenen constructies die verband houden met infrastructuur (zoals voorden of bruggen), rituele deposities (stenen of metalen voorwerpen of aardewerk) of restanten van visvangst (visfuiken, netten, pijlen, etc) worden aangetroffen. Ook is het mogelijk dat langs de Nagelpoel restanten van lijnelementen als wegen of dammen zijn aan te treffen.
Vanwege de lage archeologische verwachtingswaarde hoeven alleen grote ontwikkelingen binnen het gebied vooraf te worden gegaan door een archeologisch onderzoek. In dit geval is sprake van een kleine ontwikkeling waardoor verder archeologisch onderzoek niet nodig is.