Plan: | Buurtweg 21 Uddel |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1544-ont1 |
behorende bij het bestemmingsplan Buurtweg 21 Uddel
Op het perceel Buurtweg 21 in Uddel bevindt zich een voormalig agrarisch bedrijf. De agrarische activiteiten zijn inmiddels al enige tijd gestaakt en de voormalige agrarische opstallen zijn inmiddels verkocht aan derden. Wat rest is de voormalige agrarische bedrijfswoning. Deze bedrijfswoning staat op het perceel aan de Buurtweg, kadastraal bekend Gemeente Apeldoorn, sectie A, nummer 8044. De eigenaar van het perceel is voornemens de voormalige bedrijfswoning te verkopen aan derden en het regulier te laten bewonen. Dit is in strijd met de regels van het geldende bestemmingsplan. Om het regulier bewonen van een (voormalige) agrarische bedrijfswoning mogelijk te maken zal de aanduiding 'plattelandswoning' opgenomen worden. Er vinden geen bouwactiviteiten plaats bij voorliggend plan. Om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken zal het bestemmingsplan partieël worden herzien.
Afbeelding 1.1 Luchtfoto van voormalige bedrijfswoning aan de Buurtweg 21, Uddel
Het plangebied is gelegen in het buitengebied ten zuiden van het dorp Uddel, in het noordwesten van de gemeente Apeldoorn. Rondom het perceel zijn verschillende functies aanwezig. Er zijn enkele woonpercelen, maar er zijn ook bedrijven en recreatieve terreinen in de omgeving aanwezig. Op een direct aangrenzend perceel, ten zuiden van de voormalige bedrijfswoning, bevindt zich voormalige agrarische bebouwing, die voorheen bij de bedrijfswoning behoorde, maar inmiddels aan derden is verkocht. In het plangebied zijn naast de voormalige bedrijfswoning een aantal bijgebouwen aanwezig die horen bij de bedrijfswoning. De perceelgrenzen aan de noord-, oost- en westzijde worden gemarkeerd door bomenrijen en ander groen.
Afbeelding 1.2 Ligging van het plangebied ten noordwesten van Apeldoorn
Afbeelding 1.3 Begrenzing van het plangebied aan de Buurtweg in Uddel
Het plangebied aan de Buurtweg 21 is gelegen in het bestemmingsplan 'Agrarische Enclave', vastgesteld door de gemeenteraad op 25 juni 2014. Ter plaatse geldt de enkelbestemming 'Agrarisch' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoog'. Er is een bouwvlak aanwezig. Binnen dit bouwvlak zijn twee bedrijfswoningen (waarvan de voormalige bedrijfswoning op Buurtweg 21 er één is). Op de locatie rust de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij verwevingsgebied'. Verder gelden er drie gebiedsaanduidingen, te weten 'bijzondere boom', 'kleinschaligheid' en 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'. Tot slot rust er op de voormalige bedrijfswoning binnen het plangebied de aanduiding 'karakteristiek' en zijn de toegestane goot- en bouwhoogte respectievelijk 3 en 9 meter. Hieronder is een uitsnede van het bestemmingsplan 'Agrarische Enclave' ter hoogte van het plangebied opgenomen.
Afbeelding 1.4 Uitsnede bestemmingsplan 'Agrarische Enclave' t.h.v. Buurtweg 21, Uddel
De toelichting vangt aan in hoofdstuk 1 met de aanleiding, ligging en begrenzing van het plangebied. Hoofdstuk 2 behandelt het relevante beleid. In hoofdstuk 3 wordt de (milieukundige) uitvoerbaarheid van het plan beschreven. Hoofdstuk 4 gaat in op de juridische planopzet. Tot slot wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op het onderdeel 'Inspraak' en de totstandkoming van het plan.
Op 1 januari 2013 is de wet tot wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en enkele andere wetten om de planologische status van gronden en opstallen bepalend te laten zijn voor de mate van milieubescherming alsmede om de positie van agrarische bedrijfswoningen aan te passen (plattelandswoningen), kort gezegd: de ‘Wet plattelandswoningen’ in werking getreden.
Deze wet bevat een tweetal onderdelen. In de eerste plaats wordt geregeld dat bij verschillende wetten zoals bij de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) het planologisch regime, en niet langer het feitelijk gebruik, bepalend wordt voor de bescherming die een gebouw of functie geniet tegen negatieve milieueffecten.
Het tweede element van de wet heeft specifiek betrekking op zogenoemde plattelandswoningen. Dat zijn (voormalige) agrarische bedrijfswoningen die (tevens) door derden mogen worden bewoond. De wet regelt dat deze woningen niet worden beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf.
Planologisch regime is bepalend voor de mate van milieubescherming
Nu is het zo dat het feitelijk gebruik van een gebouw bepalend is voor de mate van bescherming tegen negatieve milieueffecten, ongeacht of dat gebruik in overeenstemming is met de toegekende bestemming. Indien een bedrijfswoning wordt bewoond door personen die geen binding met het bedrijf hebben, brengt dit met zich dat de woning bescherming geniet tegen nadelige milieueffecten. Voor het naastgelegen bedrijf gelden in dat geval striktere milieunormen, hetgeen een belemmering kan vormen voor de bedrijfsvoering van die inrichting. De Wet plattelandswoningen maakt het mogelijk door niet langer het feitelijk gebruik, maar het planologisch regime bepalend te laten zijn voor de mate van milieubescherming. Dit wordt bereikt doordat aan artikel 2.14 van de Wabo een zevende lid is toegevoegd, luidende: ‘Bij de toepassing van het eerste lid worden gronden en 11 bouwwerken in de omgeving van de inrichting in aanmerking genomen overeenkomstig het bestemmingsplan, de beheersverordening, of, indien met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, van het bestemmingsplan of de beheersverordening is afgeweken, de omgevingsvergunning’. In het kader van de toetsingsgronden voor de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking dan wel het in werking hebben van een (milieuvervuilende) inrichting wordt nu dus een koppeling gelegd tussen het milieu en de ruimtelijke ordening. Naast de Wabo, zijn ook de Wet geurhinder en veehouderijen en de Wet geluidhinder in soortgelijke zin aangepast.
Toets
De Wet plattelandswoningen voegt een nieuw artikel 1.1a toe aan de Wabo: Artikel 1.1a
Op 19 december 2018 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie gaat over 'Gaaf Gelderland'. 'Gaaf' is een woord met twee betekenissen. 'Gaaf' betekent 'mooi' en gaat over wat – historisch en landschappelijk gezien - heel en mooi en ongeschonden is. Het beschermen waard. Maar 'Gaaf' verwijst ook naar dat wat 'cool' en nieuw en vernieuwend is; aantrekkelijk voor nieuwe generaties. Het ontwikkelen waard. Beide kanten zijn van toepassing op Gelderland en onlosmakelijk verbonden met de Gelderlanders. Beide aspecten zijn dan ook opgenomen in de Gelderse Omgevingsvisie.
Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal
.
Gezond en veilig is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.
Schoon en welvarend is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En: het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.
De visie geeft zeven ambities voor een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland, onder andere op het terrein van economisch vestigingsklimaat en het woon- en leefklimaat. Met vier spelregels of Doe-principes' – DOEN, LATEN, ZELF en SAMEN – geeft de provincie hier werking aan. Tezamen vormen zij het kader waarbinnen de provincie werkt en afwegingen maakt.
Afbeelding 2.1: Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
Woon- en leefklimaat
Gestreefd wordt naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Ambities vanuit dit streven zijn: Gelderland heeft een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende, duurzame woning. De bestaande bebouwde omgeving wordt optimaal benut met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen. Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. De provincie gaat, zo stelt de visie, in gesprek met de Gelderse regio's en maken regionale afspraken over een goede balans tussen de vraag en het aanbod van woningen. Het omvormen van bestaande en leegstaande bebouwing heeft de voorkeur voor de aanleg van nieuwe woonlocaties.
Toets
Door het toestaan van het regulier bewonen van de voormalige bedrijfswoning op Buurtweg 21 middels het opnemen van de aanduiding 'plattelandswoning' wordt de mogelijk gecreëerd dat derden deze woning gaan bewonen. De planologische binding van de bedrijfswoning met het agrarisch bedrijf wordt versoepeld, waardoor er een grotere markt ontstaat voor de woning. Hiermee kan de voormalige bedrijfswoning aan de Buurtweg worden toegevoegd aan het woningbestand van Apeldoorn, waardoor een diverser woonklimaat ontstaat.
Op grond van artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting. De provinciale verordening
Provinciale staten van Gelderland hebben van deze bevoegdheid gebruik gemaakt door op 24 september 2014 de Omgevingsverordening Gelderland vast te stellen. Sindsdien is de Omgevingsverordening een aantal keren geactualiseerd en herzien. In deze Omgevingsverordening zijn de provinciale verordening (op grond van artikel 4.1 Wro), milieuverordening, waterverordening en verkeersverordening samengevoegd. Voor zover het de provinciale verordening betreft bevat de omgevingsverordening alleen regels die tot de gemeentebesturen zijn gericht en geen rechtstreeks werkende, burgers bindende regels.
De Omgevingsverordening is een van de instrumenten om de ambities uit Omgevingsvisie te realiseren. In de verordening zijn regels opgenomen die nodig zijn om de provinciale ambities waar te maken, provinciale belangen veilig te stellen of wettelijke plichten na te komen. Net als de Omgevingsvisie richt de Omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. In de Omgevingsverordening zijn bijna alle regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem opgenomen.
De provincie zet de verordening als juridisch instrument voor het afdwingen van de doorwerking van het provinciaal beleid alleen in voor die onderdelen van het beleid waarvoor algemene regels noodzakelijk zijn om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
Wonen
De verordening bevat de regel dat nieuwe woonlocaties alleen zijn toegestaan wanneer dit past in het door Gedeputeerde Staten (GS) vastgestelde regionale woonagenda. Ten behoeve van de flexibiliteit is het wel mogelijk om van een regionale woonagenda af te wijken, vooruitlopend op de actualisatie van die regionale woonagenda. Als er nog geen regionale woonagenda is vastgesteld of als de bestaande regionale woonagenda niet meer actueel is en niet geschikt meer is als beoordelingskader, zal de provincie totdat een nieuwe regionale woonagenda wordt vastgesteld bestemmingsplannen die de bouw van nieuwe woningen mogelijk maken toetsen aan de volgende criteria: er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking, als bedoeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening, het plan past binnen de meest recente provinciale visie op het woonbeleid, er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden en de provincie stemt in met de ontwikkeling.
Toets
Bij voorliggend plan is geen sprake van een nieuwe woonlocatie. Immers, het gaat enkel om een wijziging van het gebruik om reguliere bewoning van de voormalige bedrijfswoning toe te staan. Voorliggend plan is in overeenstemming met de Omgevingsverordening Gelderland.
Op 24 februari 2022 heeft de gemeenteraad van Apeldoorn de Omgevingsvisie 'Woest en aantrekkelijk Apeldoorn' vastgesteld. De Structuurvisie "Apeldoorn biedt ruimte" (vastgesteld op 30 mei 2013) is daarbiij ingetrokken.
Een nieuwe Omgevingsvisie is belangrijk, omdat Apeldoorn voor een grote opgave en uitdaging staat: groeien naar een gemeente met meer dan 180.000 inwoners, het versterken van de veelzijdige economie, het ruimte bieden aan de energietransitie en het nog beter en mooier maken van het groen, het sociale leven en het gastheerschap. Met een vastgestelde Omgevingsvisie kan verder gewerkt worden aan de uitwerking van de visie. Dit gebeurt door middel van gebiedsgerichte plannen en het Omgevingsplan (de opvolger van de bestemmingsplannen). De Omgevingsvisie geeft duidelijkheid over de ruimtelijke koers van de gemeente.
De Omgevingsvisie rust op vier centrale ambities (hoofdopgaven), waarmee Apeldoorn de toekomst tegemoet wil gaan en nóg aantrekkelijker wil worden:
Onderstaand een nadere toelichting op de beoogde invulling van de vier centrale hoofdopgaven.
Ambities 1 en 2: Stadmaken en Vitale dorpen en buitengebied
Met de invulling van de hoofdopgave Stadmaken gaat Apeldoorn flink ontwikkelen op het gebied van wonen, werken, mobiliteit en omgevingskwaliteit. Zo bouwt Apeldoorn voort op de traditie van groene woonstad en economisch centrum van deze regio en draagt ze stevig bij aan de nationale doelen op het gebied van wonen, werken en duurzame energie. Daarnaast gaat Apeldoorn middels de hoofdopgave Vitaal platteland investeren in het vitaal platteland, in de 12 dorpen en buurtschappen. Dit is als volgt opgebouwd:
Wonen
Voor wonen zijn zowel binnenstedelijke als buitenstedelijke locaties aangewezen. Dit om te voorzien in een groei naar ruim 180.000 inwoners. De gemeente volgt de Ladder voor Duurzame verstedelijking en vult zoveel mogelijk opgaven binnenstedelijk in. Daarbij ligt de focus op sterk verdichten in de bestaande stad, met name in de Binnenstad, de Spoorzone en Kanaalzone Centrum. Buitenstedelijk wordt voorzien in één grote uitbreidingslocatie aan zuidzijde (ten zuiden van de A1).
Uitgegaan wordt van de realisatie van 12.500 woningen, waarvan 8.500 nieuw toe te voegen programma in verschillende financieringscategorieën en woonmilieus (stedelijk, gemengd met werken, rand van de stad, dorpen). Voor de binnenstad wordt voorzien in een transformatie naar Stadspark waarbij veel winkelvastgoed wordt aangewend voor nieuwe woonfuncties. Verdere transformaties naar wonen zijn voorzien in de Kanaalzone Vlijtseweg (Zwitsal en omgeving), Kayersdijk-noord, Sleutelbloemstraat-oost (onderzoek), Jean Monnetpark en Christiaan Geutsweg (onderzoek) en Brouwersmolen (onderzoek).
Omgevingskwaliteit
Ingezet wordt op het verbeteren van de omgevingskwaliteit, met name in de zogenaamde dynamische gebieden, maar ook langs zichtlocaties en infrastructuur.
Mobiliteit
De extra vraag naar mobiliteit in combinatie met de ruimtelijke ambities maakt een goede sturing noodzakelijk. Hiertoe wordt onder meer ingezet op de realisatie van nieuwe transferia aan de toegangswegen van de stad in parkeerhubs aan de centrumrand. De binnenstad wordt autoluw, en veiliger voor langzaam verkeer. Verplaatsing van het busstation naar de zuidzijde van het spoor wordt onderzocht, in combinatie met een stedelijke hub. Dit biedt mogelijk ruimte voor andere ambities van de binnenstad (vergroening, woningbouw). Er wordt voorzien in maatregelen ter verbetering van de doorstroming van verkeer, zowel wat betreft de snelwegen als ook de stadsring en aantakkingen. Er wordt ingezet op een sterk fietsnetwerk en goede wandelroutes.
Economie en recreatie
Er is voorzien in een uitbreiding van 77 hectare aan bedrijventerrein, waarmee tegemoet wordt gekomen aan de aangetoonde behoefte hieraan. De nieuwe bedrijfslocaties bevinden zich ten noorden en oosten van de stad. Aanvullend wordt onderzocht om enkele bedrijfslocaties in de binnenstad de komende 20 jaar te transformeren naar woon-werklocaties ten behoeve van goede binnenstedelijke woningbouwlocaties, eventueel met een gemengd karakter. De bedrijven die daar vertrekken hebben ergens anders ruimte nodig. De uitplaatsingsruimte bedraagt circa 30 hectare en komt boven op de 77 ha uitbreiding waar de behoefte van aangetoond is en wat de gemeente als doel heeft gesteld. De te onderzoeken transformatie betreft de locaties Sleutelbloemstraat en Vlijtseweg, beide gelegen aan het kanaal in noord. In zuid gaat het om de locaties Jean Monnetpark, de Christiaan Geurtsweg en de Brouwersmolen, eerste fase. Een stip op de horizon is de mogelijkheid van een nieuwe voorhalte van het spoor bij Brouwersmolen, onderdeel van een sprinterlijn vanuit Amersfoort, om vooral de Veluwe met openbaar vervoer te ontsluiten. Op wijkniveau wordt ingezet op de transformatie van gedeeltes van het winkelvastgoed naar wijkservicecentra, woon- en werkmilieus gericht op maatschappelijke functies. Verder wordt in Uddel ingezet op het toevoegen van nieuwe bedrijfslocaties voor nieuwe economische functies
De agrarische sector staat voor grote opgaves. Voorzien wordt in de transformatie van de intensieve veehouderijsector met name in Uddel naar duurzame vormen van bedrijvigheid en de geleidelijke transformatie van de overige agrarische sector naar natuur inclusieve landbouw.
Voor het versterken van recreatie wordt het programma Vitale vakantieparken ingezet. Ook wordt bijgedragen aan de Veluweagenda, waaronder de Recreatiezonering Veluwe en wordt ingezet op het versterken van het fiets- en wandelknooppuntennetwerk.
Energie en circulariteit
Voor energie geldt een uiteindelijke doelstelling van energieneutraliteit in 2050. Voor 2030 geldt een tussentijdse doelstelling van 39% energieneutraal. Dit moet mede bereikt worden door de inzet van zonne-energie en windenergie. Uitgegaan wordt van clustering. De concentratie voor zon en wind is voorzien op een drietal zoeklocaties. Allereerst een concentratie van windturbines bij het knooppunt A1 en A50 (ten oosten van de A50), in combinatie met een nieuw aan te leggen park voor zonne-energie. Gedeeltelijk wordt hiermee aangesloten op bestaande initiatieven. Hierdoor ontstaat een concentratie en koppeling tussen zon en wind. De tweede cluster van windturbines is gesitueerd op de Veluwe, eveneens aan de A1, maar meer westelijk gelegen. Voor de zonnevelden is sprake van drie zoeklocaties, waarvan twee alleen voor zon en een gecombineerd met wind. Aan de noordzijde van de stad, bij Beemte Broekland ten oosten van de A50, en ten zuiden van Vaassen zijn zoeklocaties voor zonnevelden voorzien.
Verder wordt bij nieuwe ontwikkelingen energieopwekking gestimuleerd. Vanaf 2025 geldt daarbij voor woningen en bedrijfspanden 'nul op de meter'.
Hiernaast geldt nog dat hergebruik wordt gestimuleerd om de omvang van restafval per persoon/per jaar te verminderen.
Ambities 3 en 4: Uitbouwen fysiek fundament en versterken sociaal fundament
De veelzijdige groei van stad en dorpen vindt plaats via de bodem en het landschap op de overgang van Veluwe en IJsselvallei. De Veluwe biedt - met al z'n groen en water - enorme kansen, die flink worden gemarkeerd. Zo is het uitbouwen van het fysiek fundament de derde hoofdopgave geworden. De fysieke stad is weer de voorwaarde voor een sociaal sterke stad. Daarom is de vierde hoofdopgave: het sociaal fundament versterken. Zo bouwt Apeldoorn aan een inclusieve gemeente.
Dit is als volgt opgebouwd:
Natuur en landschap
De groene mal/ het groen-blauwe casco (groen en water) worden verder versterkt. Groen en uitloopgebieden worden vergroot. Er is voorzien in de aanleg van nieuwe (natte) natuur in combinatie met waterberging rond de beekdalen. Er wordt minimaal 175 hectare aan bos toegevoegd. Rond de beekdalen wordt nieuwe (natte) natuur aangelegd in combinatie met waterberging rond de beekdalen.
Natuurinclusief bouwen wordt bevorderd en bij bestaande bouw wordt ingezet op vergroening. Het centrum van Apeldoorn wordt verder vergroend en omgevormd naar stadspark. Ingezet wordt op de bevordering van de biodiversiteit.
Klimaatadaptatie
Voorziene maatregelen gericht op klimaatadaptatie zijn het vasthouden van oppervlaktewater in retentieplassen, als waterreservoir in tijden van droogte en als eerste stap naar een circulair watersysteem, vernatting op de Veluwe ten behoeve van infiltratie van drinkwater en het zo veel mogelijk afkoppelen verhard oppervlak in stedelijk gebied.
In bestaande situaties wordt vergroenen bevorderd en in nieuwe situaties is er de doelstelling van natuurinclusief bouwen. Verdere vergroening van de binnenstad zal bijdragen aan het voorkomen van hittestress.
Milieu en gezondheid
Bij het maken van plannen zal rekening moeten worden gehouden met de aspecten milieu en veiligheid. Geluidbeleid op maat zal hieraan gaan bijdragen.
Daarnaast wordt ingezet op het faciliteren van verblijven in de buitenlucht door voldoende aanbod van groen in nabije leefomgeving en het uitdagen tot meer bewegen, onder meer in een aantrekkelijke buitenruimte.
Inclusiviteit
Op diverse vlakken wordt ingezet op het bevorderen van een inclusieve samenleving. Er zal sprake zijn van variatie in woonmilieus zowel in de verdichtingsopgaven als in de nieuwe uitleg, in verschillende prijsklassen. Ook wordt sporten voor iedereen gestimuleerd, mede door een uitnodigende buitenruimte, en ingezet wordt op het herstructureren/verduurzamen van schoolgebouwen. Op wijkniveau wordt gedacht aan de ontwikkeling van woonzorgzones (gecombineerd met de transformatie van winkelvastgoed).
Op onderstaande afbeelding is weergegeven waar de verschillende ambities hun uitwerking krijgen in de gemeente Apeldoorn:
Uitvoering Omgevingsvisie
Gebiedsprofielen
De hoofdopgaven zijn voor een zestal focusgebieden nader beschouwd. Dit betreft de gebieden Binnenstad, Kanaalzone Centrum, Spoorzone centrum, Stadsrand Zuid, Stadsrand noord en Uddel. Aangegeven wordt wat de gewenste ontwikkelrichting is voor deze gebieden en welke vaste waarden hier gelden bij de beoordeling van beoogde ontwikkelingen. De gebiedsprofielen bieden daarmee een verdiepte basis voor de verdere uitwerkingen uitvoering van de Omgevingsvisie.
Afwegingsmatrix
Er is veel nodig om te komen tot planvorming die invulling gaat geven aan de ambities uit de Omgevingsvisie, ook buiten de gebiedsprofielen. Om bij initiatieven duidelijk richting te kunnen geven, is in de Omgevingsvisie een afwegingsmatrix opgenomen. Daarin zijn de globale contouren weergegeven waarbinnen wordt beoordeeld of initiatieven bij de ambities passen. De afwegingsmatrix wordt verder uitgewerkt zodat deze meetbaar en concreet kan worden toegepast.
Onderzoeken
Om te komen tot uitvoering van de ambities uit de Omgevingsvisie is uiteraard nog veel nadere uitwerking noodzakelijk. Ook zal er op verschillende gebieden nog nader onderzoek worden verricht. Ten behoeve van de Omgevingsvisie is een Omgevingseffectrapportage (inclusief een aanvulling daarop) opgesteld. Onder meer de daarin genoemde onderdelen zullen als leidraad dienen voor de te verrichten onderzoeken ten behoeve van de verdere uitwerking van de Omgevingsvisie.
Toets
Voorliggend plan voorziet in de mogelijkheid om een voormalige bedrijfswoning te regulier te laten bewonen (door derden). Met het aanduiden van de woning Buurtweg 21 in Uddel als plattelandswoning verandert er in het ruimtelijk beeld en het functioneren in de omgeving niets. De wijziging is heeft ruimtelijk gezien geen consequenties en is uitsluitend administratief van aard. De ontwikkeling past binnen de uitgangspunten van de omgevingsvisie 'Woest aantrekkelijk Apeldoorn'.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft voor plattelandswoningen de thema's bodem en milieuzonering met specifieke aandacht voor het onderdeel 'geur'. De overige milieuthema's zijn voor de gewenste ontwikkeling op basis van vaste jurisprudentie niet relevant voor plattelandswoningen.
Een nieuwe of gewijzigde bestemming mag alleen in het bestemmingsplan worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Er moet dus onderzocht worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.
Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig.
Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheerplan.
Onderzoeksresultaten bodem
Er heeft bodemonderzoek plaatsgevonden op de planlocatie aan de Buurtweg 21 in Uddel. Dit bodemonderzoek zag niet enkel op het perceel (kadastraal bekend gemeente Apeldoorn, sectie A, nummer 8044; voorheen 6283 (gedeeltelijk), maar ook op percelen grond ten zuiden van het plangebied, kadastraal bekend gemeente Apeldoorn, sectie A, nummer(s) 3614 en 6283 (gedeeltelijk). Zie hieronder een uitsnede van het onderzoeksgebied. Het plagebied is blauw omlijnd. D
Afbeelding 3.1 Uitsnede uit bodemrapportage d.d. 16-11-2021 met indicatieve begrenzing plangebied (Eigen bewerking).
De onderzoeksresultaten naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek staan beschreven in de rapportage met kenmerk: 2102856 (versie 1) d.d. 16 november 2021, opgesteld door Lankelma Geotechniek Zuid B.V. en opgenomen in bijlage 1 van de Bijlagen bij de toelichting. Hieronder worden verkort de resultaten weergegeven en de aanbeveling naar aanleiding van het onderzoek weergegeven. Voor het volledige overzicht van het onderzoek en de bijbehorende resultaten wordt naar de bijlage verwezen.
Resumé en aanbeveling
Ter plaatse van asbestgaten ABG01/ABG02 (0,0-0,2 m-mv), ABG05/ABG06 (0,0-0,2 m-mv) en ABG07/ABG08 (0,0-0,2 m-mv) is tijdens het verkennend asbest in grondonderzoek respectievelijk een gewogen gehalte van 99,77, 1.043,97 en 460,05 mg/kg.ds. aan asbest aangetroffen.
Daar de aangetroffen gewogen gehalten de helft van de interventiewaarde overschrijden, dient formeel gezien een nader asbest in grondonderzoek conform NEN 5707 uitgevoerd te worden teneinde vast te stellen of hier sprake is van asbesthoudende grond >100 mg/kg.ds. Gezien de aangetroffen gehalten tijdens het verkennend onderzoek, is de kans reëel dat een nader onderzoek zal uitwijzen dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging (> 100 mg/kg.ds.).
Gezien de aangetoonde concentraties aan respirabele vezels (<0,5 mm) in gat ABG05/ABG06 groter is dan 10 mg/kg.ds., is er overeenkomstig de circulaire bodemsanering (2013) sprake van spoedeisend geval. Derhalve wordt geadviseerd om de verontreinigingen ter plaatse van de inspoedzones, op basis van onderhavige onderzoeksresultaten, op korte termijn te saneren.
Daar ter plaatse van ABG05/ABG06 in de bodemlaag 0,2-0,5 ook nog respirabele vezels zijn aangetroffen, wordt geadviseerd hier tot een diepte van 0,5 m-mv te ontgraven. Voor wat betreft de overige twee deellocaties kan een ontgravingsdiepte van 0,2 meter worden aangehouden.
Uitgaande van een totale strook van circa 140 meter lang, 1 meter breed en 0,2 à 0,5 meter diep, wordt het sterk verontreinigd bodembodemvolume geschat op circa 45 m³
Conform de CROW 400 geldt dat men in dit geval uit dient te gaan van veiligheidsklasse zwart niet- vluchtig.
Opgemerkt dient te worden dat er geen onderzoek is uitgevoerd ter plaatse van gesloten verhardingen.
Ter plaatse van het overige terreindeel gelden in het kader van de Wet bodembescherming geen beperkingen.
Conclusie
Het onderdeel 'bodem' vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden normaliter bepaald tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen (hiervoor aangewezen) gebieden met functiemenging zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gesitueerd. Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Voor gebieden met functiemenging wordt een aparte afweging gemaakt ten aanzien van de aan te houden afstand en de te nemen maatregelen in relatie tot het gewenste woon- en leefklimaat. Voor de toelaatbaarheid van activiteiten binnen gebieden met functiemenging gelden randvoorwaarden. Het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid en de activiteiten vinden hoofdzakelijk inpandig en overdag plaats.
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.
Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
Onderzoeksresultaten milieuzonering
In de 'Wet Plattelandswoningen' is geregeld dat bij het gebruik van bedrijfswoningen voor reguliere bewoning door derden die geen functionele binding hebben met het bijbehorende bedrijf, een lager beschermingsniveau wordt toegekend dan bij een burgerwoning. De woning is hierdoor niet beschermd tegen geur, geluid en gevaar, maar de woning blijft wel onderdeel van de inrichting (1.1a Wabo). Om de woning aan te duiden als plattelandswoning dienen op deze aspecten de naastgelegen voormalige agrarische opstallen (voorheen behorende bij de bedrijfswoning op Buurtweg 21 in Uddel) met bijbehorende planologische mogelijkheden niet onderzocht te worden.
Voor alle overige bedrijven in de omgeving is de bestaande vm. bedrijfswoning aan de Buurtweg, reeds een woning van derden. Voor de overige bedrijven verandert er niets qua milieuzonering, ten opzichte van de huidige situatie. Daarbij dient te worden opgemerkt dat binnen een straal van ca. 100 meter rondom het perceel geen agrarische bedrijven zijn gelegen. Het dichtstbijzijnde bedrijf ligt aan de Meervelderweg 82 in Uddel, op ruim 110 meter afstand van de toekomstige plattelandswoning. Op basis van de richtlijnen zoals die zijn opgenomen in de handreiking ‘Bedrijven en Milieuzonering’, editie 2009, van de VNG gelden voor agrarische bedrijven waar vee wordt gehouden, zoals Meervelderweg 82, een minimale afstand van 100 meter. Aan deze richtafstand wordt dus ruimschoots voldaan. De plattelandswoning ligt op een veel ruimere afstand. Een bedrijfswoning is al een geurgevoelig object ten opzichte van omliggende bedrijven, waardoor er geen sprake is van een belemmering. De ontwikkeling voegt geen nieuwe woning toe in de omgeving.
Goed woon- en leefklimaat
Bij de beoordeling van initiatieven dient onderzocht te worden of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Binnen een straal van ca. 500 meter van het plangebied aan de Buurtweg zijn twee veehouderijen met dieren een geuremissiefactor gevestigd. Het gaat om de agrarische bedrijven aan de Broekeld 37, Einderweg 12 en Meervelderweg 82. Om te bezien of ter plekke sprake is van een goed woon- en leefklimaat is een geurberekening (V-stacks) uitgevoerd. De berekening d.d. 11 december 2023 is als bijlage 2 toegevoegd aan de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING. Uit de berekening volgt dat er ter hoogte van Buurtweg 21 geen onaanvaardbare geurhinder is als gevolg van de voornoemde bedrijven. Op grond daarvan wordt geconcludeerd dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Bestemmingsplan Buurtweg 21 betreft een overwegend beheergericht bestemmingsplan. In dit plan worden feitelijk geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Het betreft enkel het toestaan van het regulier (laten) bewonen van een voormalige bedrijfswoning.
Om deze reden is geen vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening met het waterschap gevoerd en beperkt deze waterparagraaf zich tot het benoemen van algemene regels.
Eventuele nieuwe ontwikkelingen zullen grondwaterneutraal worden ontwikkeld.
In het plangebied zijn de volgende oppervlaktewateren aanwezig:
Op eventuele nieuwe ontwikkelingen die plaatsvinden in de keurzone van oppervlaktewateren zijn de regels uit de keur van toepassing.
De gemeente hanteert bij nieuwbouwplannen en herstructureringsprojecten het principe dat er de afvoer van hemelwater niet op de bestaande gemengde riolering mag worden aangesloten. Al het hemelwater afkomstig van daken en terreinverhardingen (zoals parkeerplaatsen en pleinen) en straten wordt geïnfiltreerd in de bodem of geborgen op het terrein, bijvoorbeeld door toepassing van infiltratiegreppels of wadi's, ondergrondse infiltratievoorzieningen, waterdoorlatende verhardingen of vijvers.
Wijzigingen of plannen daartoe met gevolgen voor de riolering of de waterhuishouding dienen met de gemeente te worden afgestemd. Bij nieuwbouw mag géén gebruik worden gemaakt van uitlogende materialen die het hemelwater kunnen verontreinigen (DAF-prestaties). Voorbeelden zijn zink en koper.
Nieuwe gebouwen moeten worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en hemelwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.
De watertoets is ingesteld om het aspect water in een vroeg stadium mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets is wettelijk verplicht en heeft als doel om gezamenlijk met de waterbeheerders de waterhuishoudkundige doelstellingen in een zo vroeg mogelijk stadium in ruimtelijke ontwikkelingen op te nemen. De gemaakte afspraken worden in de waterparagraaf van het bestemmingsplan opgenomen.
Met de initiatiefnemer is op 28 september 2023 een anterieure overeenkomst over grondexploitatie als bedoeld in artikel 6.24 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening gesloten. Hierin is geregeld dat de initiatiefnemer de kosten die gemeente maakt ter uitvoering van zijn initiatief voor hun rekening komen. Alle met deze planwijziging samenhangende kosten komen dus ten laste van de initiatiefnemer. Deze wijziging heeft derhalve voor de gemeente geen financiële gevolgen. Er behoeft daarom geen exploitatieplan te worden vastgesteld.
Hoofdstuk 3 bevat een toelichting op de planologische aspecten. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die dit vastlegt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 4.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 4.3 beschrijft de wijze van bestemmen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 3.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.
Bestemmingsplan Buurtweg 21 Uddel is een ontwikkelplan, waarin de toekomstige situatie uitgangspunt is voor de wijze van bestemmen. Daarmee wordt bedoeld dat de toekomstige situatie is vastgelegd en is voorzien van een nieuwe regeling. Voorliggend bestemmingsplan regelt enkel een gebruikswijziging. De regels van het bestemmingsplan 'Agrarische Enclave', vastgesteld op 25 juni 2014, worden van toepassing verklaard op voorliggend plan.
De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.
Agrarisch
Deze bestemming is toegekend aan alle gronden omdat het hoofdgebruik agrarisch is. De specifieke aanduiding 'plattelandswoning' is opgenomen middels deze partiële herziening.
Waarde - Archeologie hoog
Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als gebied met hoge trefkans op archeologische resten hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog gekregen.
Voor deze bestemming geldt dat bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 50 m² tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend. Als uit dit rapport blijkt dat de archeologische waarden door het oprichten van het bouwwerk zullen worden verstoord kan het bevoegd gezag bepaalde voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden. Wanneer de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bijvoorbeeld uit eerder uitgevoerd onderzoek) bij de gemeente bekend is, is het niet nodig nieuw onderzoek uit te voeren. Voor een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die mogelijke archeologische waarden in de bodem kunnen verstoren geldt in beide bestemmingen dat ze niet mogen worden uitgevoerd tenzij daarvoor een omgevingsvergunning is verleend.
Bijzondere boom
Deze gebiedsaanduiding is opgenomen in het plan conform het bestemmingsplan 'Agrarische Enclave'.
Kleinschaligheid
Deze gebiedsaanduiding is opgenomen in het plan conform het bestemmingsplan 'Agrarische Enclave'.
Bevoegd gezag
Waar dit wijzigingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit wijzigingsplan.
Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregel van deze partiële herziening.
Omdat de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt geen invloed op de omgeving heeft, heeft de gemeente geen gelegenheid geboden om een inspraakreactie op het bestemmingsplan in te dienen.