Plan: | Laan van Osseveld |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1396-vas1 |
behorende bij het bestemmingsplan Laan van Osseveld
Het Landelijke Verbeterprogramma Overwegen (hierna te noemen het LVO) van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft tot doel de veiligheid op het spoor en de weg te verbeteren en knelpunten in beeld te brengen waar spoor en wegen elkaar gelijkvloers kruisen.
De gemeente Apeldoorn heeft in het kader van het LVO een aanvraag ingediend bij het (destijds nog) Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Naar aanleiding van deze aanvraag is in 2016 een integrale probleemanalyse uitgevoerd van de overweg Apeldoorn Laan van Osseveld in samenwerking met diverse betrokken partijen. Hierbij zijn zowel de knelpunten vanuit de wegzijde als vanuit de spoorzijde in beeld gebracht. Bij het samenvoegen van deze knelpunten zijn de volgende integrale knelpunten naar voren gekomen:
Voor het oplossen van deze knelpunten is in dezelfde probleemanalyse gekeken naar oplossingsrichtingen, namelijk naar het plaatsen van een overwegboom voor voetgangers, het verbreden van de fietspaden, het verhogen van de capaciteit van de weg naar 2x2 rijstroken, het ombouwen van een rotonde naar een kruising met een verkeersregelinstallatie (VRI) en de aanleg van een onderdoorgang.
Op basis van hieruit volgende gesprekken tussen het Ministerie en de gemeente is een overeenkomst tot stand gekomen om de gelijkvloerse spoorwegovergang om te vormen in een tunnel. Op maandag 14 oktober 2019 hebben de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de wethouder Mobiliteit van de gemeente Apeldoorn de betreffende bestuursovereenkomst ondertekend voor het aanleggen van een tunnel onder het spoor bij de Laan van Osseveld. Dit om te zorgen voor een betere doorstroming van het verkeer en voor de verbetering van de verkeersveiligheid ter hoogte van de spoorwegovergang. De gemeente heeft hierbij naar de toekomst van haar wegennet en dit deel van de ring gekeken en ingebracht dat de gemeente de Laan van Osseveld tussen de kruising Zutphensestraat en de kruising Deventerstraat wil verbreden naar 2x2 rijstroken. De aanleg van de tunnel is aanleiding om dit tegelijkertijd op te pakken.
Dit bestemmingsplan maakt de aanleg van de tunnel en de verdubbeling van de Laan van Osseveld mogelijk.
Het plangebied betreft de gehele Laan van Osseveld en een klein stukje van de Laan van Zevenhuizen. De Laan van Osseveld en Laan van Zevenhuizen zijn onderdeel van het (noord)oostelijk deel van de ring van Apeldoorn, hieronder rood omcirkeld.
Het gaat om het wegvak dat hieronder grofweg is aangegeven met een rode contour.
Luchtfoto Laan van Osseveld tussen de Deventerstraat (noordzijde) en het spoor
Luchtfoto Laan van Osseveld tussen de Zutphensestraat (zuidzijde) en het spoor
De Laan van Osseveld ligt op dit moment in twee verschillende bestemmingsplangebieden. Het noordelijk deel inclusief het spoor maakt onderdeel uit van bestemmingsplan Osseveld - Woudhuis, het zuidelijk deel maakt deel uit van het bestemmingsplan De Voorwaarts. Het stukje Laan van Zevenhuizen ligt ook in twee bestemmingsplannen: bestemmingsplan Osseveld - Woudhuis en bestemmingsplan Stadsdeel Noord-Oost. Naast deze bestemmingsplannen liggen er nog twee parapluherzieningen over het plangebied, namelijk de parapluherziening begeleid wonen en de parapluherziening parkeren. Deze zijn voor de beoogde ontwikkelingen hier verder niet relevant.
Bestemmingsplan Stadsdeel Noord-Oost
Het bestemmingsplan Stadsdeel Noord-Oost is in 2009 door de gemeenteraad vastgesteld en in 2011 onherroepelijk geworden. De Laan van Zevenhuizen heeft op grond van dit bestemmingsplan de bestemming Verkeer. De naastgelegen gronden hebben de bestemming Groen. Naast deze bestemmingen kent het plangebied hier nog de dubbelbestemming Waarde Archeologie.
uitsnede bestemmingsplan Stadsdeel Noord-Oost ter hoogte van de Laan van Zevenhuizen Osseveld net ten noorden van het kruispunt met de Deventerstraat
Verkeer
Binnen de bestemming Verkeer zijn wegen, in- en uitritten, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen, rijwielstallingsvoorzieningen, een brug ter plaatse van de op de plankaart voorkomende aanduiding "brug", groenvoorzieningen, evenementen en nutsvoorzieningen toegestaan met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder geluidwerende voorzieningen en tunnels. In de bouwvoorschriften is verder vastgelegd dat antenne-installaties maximaal 15 meter hoog mogen zijn, overkappingen maximaal 3 meter hoog en overige bouwwerken maximaal 4 meter hoog. Verder mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd in de vorm van tunnels.
Deze bestemming staat aanpassing van de Laan van Zevenhuizen toe, echter is de omvang van (delen van) de percelen met deze bestemming niet groot genoeg voor de benodigde aanpassingen van de weg.
Groen
Binnen de bestemming Groen zijn groenvoorzieningen, vijvers en watergangen, fiets- en voetpaden, speelvoorzieningen, hondenuitlaatplaatsen, nutsvoorzieningen, evenementen, parkeervoorzieningen uitsluitend ter plaatse van de op de plankaart voorkomende aanduiding "parkeren"en ondergrondse parkeervoorzieningen tot 1,2 meter boven maaiveld ter plaatse van de op de plankaart voorkomende aanduiding "parkeergarage" toegestaan met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen speel- en klimtoestellen. In de bebouwingsvoorschriften is verder opgenomen dat speel- en klimtoestellen maximaal 4 meter hoog mogen zijn en overige bouwwerken 2,5 meter hoog. Van de hoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd.
De huidige bestemming Groen staat geen wegen toe. Een deel van deze bestemming moet daarom worden aangepast om de aanpassing van de Laan van Zevenhuizen hier mogelijk te maken.
Waarde - Archeologie
De op de plankaart voor de dubbelbestemming Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende hoofdbestemming, mede bestemd voor gronden met een archeologische verwachtingswaarde. Voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m2 geldt hier dat bij een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Voor werken en werkzaamheden dieper dan 0,5 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 100 m2 geldt een aanlegvergunningstelsel.
Bestemmingsplan Osseveld - Woudhuis
Het bestemmingsplan Osseveld - Woudhuis is in 2008 door de gemeenteraad vastgesteld en in 2009 onherroepelijk geworden. Het noordelijk deel van de Laan van Osseveld, het deel ten noorden van het spoor, het kruispunt met de Deventerstraat en het eerste stukje van de Laan van Zevenhuizen hebben op grond van het bestemmingsplan Osseveld - Woudhuis de bestemming Verkeersdoeleinden. De naastgelegen gronden hebben de bestemmingen Groenvoorzieningen, Verblijfsgebied en Water. Het spoor en de spoorwegovergang hebben de bestemming Spoorwegdoeleinden.
uitsnede bestemmingsplan Osseveld-Woudhuis ter hoogte van de Laan van Osseveld, inclusief het kruispunt met de Deventerstraat en een klein stukje Laan van Zevenhuizen.
Verkeersdoeleinden
Binnen de bestemming Verkeersdoeleinden (donkergrijs op de uitsnede van de plankaart) zijn wegen, in- en uitritten, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen, rijwielstallingsvoorzieningen, groenvoorzieningen, evenementen en nutsvoorzieningen toegestaan met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder geluidwerende voorzieningen en tunnels. In de bouwvoorschriften is verder vastgelegd dat antenne-installaties maximaal 15 meter hoog mogen zijn, overkappingen maximaal 3 meter hoog, geluidsschermen maximaal 3,5 meter hoog en overige bouwwerken maximaal 4 meter hoog. Deze bestemming staat aanpassing van de Laan van Osseveld toe, echter is de omvang van (delen van) de percelen met deze bestemming niet groot genoeg voor de verdubbeling van de weg.
Spoorwegdoeleinden
Het spoor en de spoorwegovergang heeft de bestemming Spoorwegdoeleinden (het meest donkergrijs op de uitsnede van de plankaart) . Binnen deze bestemming zijn spoorwegen, bermen, andere groenvoorzieningen en watergangen, wegen, fiets- en voetpaden en nutsvoorzieningen toegestaan, met de daarbij behorende bouwwerken waaronder in ieder geval begrepen overkappingen, tunnels, bruggen, geluidwerende voorzieningen en afschermingen. In de bebouwingsvoorschriften is verder geregeld dat antenne-installaties maximaal 15 meter hoog mogen zijn, gebouwen en overkappingen maximaal 3 meter hoog, geluidsschermen maximaal 3,5 meter hoog en overige bouwwerken maximaal 4 meter hoog. Tunnels zijn van de maximale hoogtebepaling uitgesloten. Deze bestemming staat de aanleg van een tunnel al toe. Dit deel van de Laan van Osseveld wordt echter wel meegenomen in het plangebied, omdat het plangebied anders geen logische begrenzing heeft.
Groenvoorzieningen
De Laan van Osseveld wordt verdubbeld van twee rijbanen naar vier rijbanen. Hierdoor wordt de weg breder en valt deze niet meer helemaal binnen de nu geldende bestemming Verkeersdoeleinden, maar komt ook deels te liggen in de nu geldende bestemming Groenvoorzieningen (groengekleurd op de uitsnede van de plankaart).
Binnen de bestemming Groenvoorzieningen zijn groenvoorzieningen, vijvers en watergangen, fiets- en voetpaden, speelvoorzieningen, hondenuitlaatplaatsen en nutsvoorzieningen toegestaan met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen speel- en klimtoestellen en geluidwerende voorzieningen. In de bebouwingsvoorschriften is verder opgenomen dat speel- en klimtoestellen maximaal 4 meter hoog mogen zijn, geluidsschermen maximaal 3,5 meter hoog en overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen) 2,5 meter hoog. Van de hoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd.
De regeling kent verder een aanlegvergunningstelsel. Dit betekent dat voor het aanleggen en verharden van wegen en paden, het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen en voor het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van bomen ten gevolge hebben of kunnen hebben een aanlegvergunning vereist is. Deze aanlegvergunning kan alleen worden verleend als door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de bedoelde gronden, die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Normaal onderhoud is van deze aanlegvergunningplicht uitgezonderd. De huidige bestemming Groenvoorzieningen staat de aanleg van een weg niet toe. Deze bestemming moet daarom worden aangepast om de verbreding van de Laan van Osseveld mogelijk te maken.
Verblijfsgebied
Onder andere het fietspad langs het spoor en de gronden aan de oostkant van de Laan van Osseveld, nabij de kantoren aan de Linie, hebben de bestemming Verblijfsgebied (lichtgrijs op de uitsnede van de plankaart). Binnen deze bestemming is verblijfsgebied toegestaan, waartoe in ieder geval (ontsluitings) wegen, fiets- en voetpaden, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen worden gerekend, markten en standplaatsen voor ambulante handel, nutsvoorzieningen en evenementen, met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder geluidwerende voorzieningen. In de bouwvoorschriften is verder vastgelegd dat antenne-installaties maximaal 15 meter hoog mogen zijn, speel- en klimtoestellen maximaal 4 meter hoog, overkappingen maximaal 3 meter hoog, geluidsschermen maximaal 3,5 meter hoog en overige bouwwerken maximaal 2,5 meter hoog. Overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overkapping'.
Water
Verder zullen er vanwege de langzaamverkeersroute met talud nabij de tunnel aanpassingen gedaan worden ter hoogte van de bestemming Water (blauwgekleurd op de uitsnede van de plankaart). Binnen de nu geldende bestemming Water zijn vijvers en sloten ten behoeve van de waterberging, waterafvoer en/of beheersing van de grondwaterstand, taluds, waterbouwkundige voorzieningen, oeverbeschoeiingen en nutsvoorzieningen toegestaan met de daarbij behorende bouwwerken. De bebouwingsvoorschriften geven verder aan dat de maximale bouwhoogte voor andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, 2,5 meter bedraagt. Van deze hoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd.
Bestemmingsplan De Voorwaarts
Het bestemmingsplan De Voorwaarts is in 2011 door de gemeenteraad vastgesteld en in 2012 onherroepelijk geworden. Het zuidelijk deel van de Laan van Osseveld, het deel ten zuiden van het spoor, heeft op grond van het bestemmingsplan De Voorwaarts de bestemming Verkeer - Weg (grijsgekleurd op de uitsnede van de plankaart). De naastgelegen gronden hebben de bestemming Groen (groengekleurd op de uitsnede van de plankaart).
uitsnede bestemmingsplan De Voorwaarts ter hoogte van de Laan van Osseveld
Verkeer - Weg
Binnen de bestemming Verkeer - Weg zijn wegen, in- en uitritten, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen, rijwielstallingsvoorzieningen, groenvoorzieningen, evenementen en nutsvoorzieningen en watergangen toegestaan met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. In de bouwregels is verder vastgelegd dat antenne-installaties maximaal 15 meter hoog mogen zijn, overkappingen maximaal 3 meter hoog en overige bouwwerken maximaal 2 meter hoog. Van de bouwhoogtes zijn tunnels en bruggen uitgesloten. De bestemming Verkeer - Weg kent daarnaast specifieke inrichtingsregels en gebruiksregel. Deze regels geven voorwaarden over onder andere de inrichting van de Zutphensestraat en de bijbehorende (midden)bermen, maar ook voorwaarden voor de inrichting van de Laan van Osseveld, namelijk de volgende:
De voor Verkeer - Weg aangewezen gronden bestaan in ieder geval uit:
Deze bestemming staat de verdubbeling van de Laan van Osseveld van twee naar vier rijbanen op dit moment dus niet toe. De bestemming moet daarom worden aangepast om de verdubbeling mogelijk te maken.
Groen
Binnen de bestemming Groen zijn groenvoorzieningen, vijvers en watergangen, fiets- en voetpaden, speelvoorzieningen, hondenuitlaatplaatsen en nutsvoorzieningen toegestaan met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen speel- en klimtoestellen. In de bebouwingsvoorschriften is verder opgenomen dat speel- en klimtoestellen maximaal 4 meter hoog mogen zijn en overige bouwwerken 2,5 meter hoog. Van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd. Een deel van de tunnelbak en bijbehorende bouwwerken komt op/in gronden met deze bestemming te liggen. De bestemming Groen staat een tunnel echter niet toe. Deze bestemming moet hier dan ook worden aangepast.
De toelichting begint met een beschrijving van het relevante beleidskader, gevolgd door de omschrijving van de bestaande situatie van het plangebied en de omgeving in hoofdstuk 3 en de nieuwe situatie in hoofdstuk 4. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 aangetoond dat het plan uitvoerbaar is. In het daarop volgende hoofdstuk 6 wordt de juridische planopzet nader toegelicht. Afsluitend zijn in hoofdstuk 7 de resultaten van inspraak en overleg opgenomen.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie vastgesteld. Deze Omgevingsvisie vervangt de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte uit 2012. Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving voor Nederland in 2050. De NOVI komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting in 2022 in werking treedt. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang.
Het Rijk wil sturen en richting geven op vier prioriteiten:
1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
2. Een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel;
3. Sterke en gezonde steden en regio's;
4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
De voorgenomen ontwikkeling heeft met name een relatie met de punten 1, 2 en 3.
Prioriteit 1 gaat over de ambitie van Nederland om in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust te zijn. Dit vraagt om maatregelen in de leefomgeving, bijvoorbeeld voldoende groen en ruimte voor wateropslag in onze steden. Daarnaast gaat het ook over de ambitie van Nederland om in 2050 een duurzame energievoorziening te hebben. Dit vraagt ruimte, onder meer voor windmolens en zonnepanelen en de bijbehorende energie infrastructuur voor opslag en transport van duurzame energie.
Bij prioriteit 2 wordt aangegeven dat de ambitie voor de lange termijn is: het duurzaam en circulair maken van de economie en energievoorziening en het versterken van de kwaliteit van de leefomgeving. Er wordt ingezet op een aantrekkelijke, gezonde en veilige omgeving en een goed vestigingsklimaat, inclusief een goede bereikbaarheid en duurzame mobiliteit. Locaties van nieuwe kantoren, bedrijventerreinen, grootschalige logistieke functies en datacentra moeten passen bij het verkeers- en vervoersnetwerk, goed afgestemd zijn op de vraag van bedrijven én de economische vitaliteit en de kwaliteit en aantrekkelijkheid van stad en land versterken. Er wordt daarbij ingezet op actieve clustering van (grootschalige) logistieke functies op logistieke knooppunten langs (inter)nationale corridors. Nieuwvestiging van toerisme vindt bij voorkeur plaats buiten de huidige toplocaties en in de nabijheid van OV of bestaande aansluitingen op het hoofdwegennet.
Bij prioriteit 3 word beschreven dat er wordt ingezet op het bouwen aan sterke, aantrekkelijke en gezonde steden. De ambitie is om een goed bereikbaar netwerk van steden en regio's te realiseren door te werken aan de verdere ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. De grote actuele woningbehoefte vraagt tegelijkertijd om oplossingen op korte termijn. Hieraan wordt een stevige impuls gegeven. De ontwikkeling vindt plaats in lijn met de ambities van de integrale verstedelijkingsstrategie, zo veel mogelijk in bestaand stedelijk gebied, klimaatbestendig en natuurinclusief. Grote open ruimten tussen de steden houden hun groene karakter. Het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad worden versterkt en de aansluiting op het groene gebied buiten de stad wordt verbeterd.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
Door de aanleg van de tunnel en de verdubbeling van de Laan van Osseveld verbetert de doorstroming van het verkeer (auto, fiets en trein) en de verkeersveiligheid. Deze ontwikkeling heeft daardoor een positieve invloed op de bereikbaarheid en veiligheid en is daarmee in lijn met de doelstellingen van de omgevingsvisie. Daarnaast is aandacht besteed aan klimaatadaptatie door het opstellen van een groencompensatieplan, waarin wordt gestreefd zoveel mogelijk groen te behouden en waar mogelijk de groene kwaliteit te versterken. Dit draagt ook bij aan het behoud van een goed woon- en leefklimaat. Afvloeiend hemelwater wordt verder zoveel mogelijk ter plaatse geïnfiltreerd. Door toepassing van geluidreducerende maatregelen wordt daarnaast een eventuele toename in de geluidbelasting bij omliggende woningen zoveel mogelijk beperkt.
Het beleid voor railveiligheid is in Nederland na drie opeenvolgende Kadernota's Railveiligheid, vastgelegd in de Beleidsagenda Spoorveiligheid 2020-2025. Deze beschrijft voor de periode 2020-2025 het beleid en de maatregelen op het gebied van spoorveiligheid.
De agenda heeft betrekking op het brede veiligheidsbeleid op het spoor: veiligheid ("safety"), beveiliging ("security") en sociale veiligheid. Daarbij richt de agenda zich op reizigers en goederen die veilig moeten kunnen reizen en vervoerd worden, omwonenden die veilig kunnen leven langs het spoor en spoorpersoneel dat veilig kan werken op en aan het spoor. Doelstelling van de Beleidsagenda is om een beleidskader te bieden om het hoge veiligheidsniveau van het spoor, indien uitvoerbaar, voortdurend te verbeteren.
Uitgangspunten overwegveiligheid
Overwegen zijn een kwetsbare schakel voor weg- en treinverkeer en zijn van grote invloed op de veiligheid, betrouwbaarheid van de dienstregeling en de doorstroming van het wegverkeer. De volgende uitgangspunten gelden als basis voor het overwegenbeleid:
Landelijk Verbeterprogramma Overwegen
Het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen (hierna te noemen het LVO) is aanvullend op het 'Nee tenzij'- principe uit voorheen de Derde Kadernota en dat is overgenomen in de Beleidsagenda Spoorveiligheid 2020-2025. Het is een programmatische aanpak met als doel de veiligheid op het spoor en de weg te verbeteren en knelpunten in beeld te brengen waar spoor en wegen elkaar gelijkvloers kruisen. Het LVO hanteert een nieuwe aanpak. In intensieve samenwerking met decentrale overheden (bijvoorbeeld via landelijke spoor- en OV-tafels), spoor- en wegbeheerders en andere betrokken partijen zoekt het ministerie van IenW naar slimme en vernieuwende maatregelen om de veiligheid en doorstroming op overwegen verder te verbeteren.
Het doel van het LVO is het bevorderen van veilige en vlotte doorstroming van weg- en spoorverkeer op overwegen met innovatieve en kosteneffectieve maatregelen en - waar mogelijk - met generieke maatregelen, zodat het aantal incidenten of de kans daarop aantoonbaar vermindert. ProRail werkt in het programma samen met decentrale overheden en andere belanghebbenden.
De belangrijkste uitgangspunten van het LVO zijn:
Betekenis voor dit bestemmingsplan
Zoals al is aangegeven in de aanleiding van dit bestemmingsplan, heeft de gemeente Apeldoorn een aanvraag ingediend bij het LVO voor aanpassing van de spooroverweg Laan van Osseveld. Naar aanleiding van deze aanvraag is in 2016 een integrale probleemanalyse uitgevoerd van de overweg Apeldoorn Laan van Osseveld in samenwerking met diverse betrokken partijen. Hierbij zijn zowel de knelpunten vanuit de wegzijde als vanuit de spoorzijde in beeld gebracht. Bij het samenvoegen van deze knelpunten zijn de volgende integrale knelpunten naar voren gekomen:
Voor het oplossen van deze knelpunten is in dezelfde probleemanalyse gekeken naar oplossingsrichtingen. Op basis van hieruit volgende gesprekken tussen het Ministerie en de gemeente is een overeenkomst tot stand gekomen om de gelijkvloerse spoorwegovergang om te vormen in een tunnel. De gemeente heeft hierbij naar de toekomst van haar wegennet en dit deel van de ring gekeken en ingebracht dat de gemeente de Laan van Osseveld tussen de kruising Zutphensestraat en de kruising Deventerstraat wil verbreden naar 2x2 rijstroken. De aanleg van de tunnel is aanleiding om dit tegelijkertijd op te pakken.
Dit bestemmingsplan maakt de aanleg van de tunnel en de verdubbeling van de Laan van Osseveld mogelijk. Dit bestemmingsplan geeft daarmee uitvoering aan de gestelde doelen uit de Beleidsagenda Spoorveiligheid 2020-2025.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin de kaderstellende uitspraken van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Het gaat onder meer om nationale belangen als rijksvaarwegen, defensie, Natuurnetwerk Nederland, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en primaire waterkeringen. Het Barro geeft een aantal regels mee waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
Reserveringsgebieden hoofdwegen en landelijke spoorwegen
Op grond van artikel 2.7.3 van het Barro kunnen bij ministeriële regeling (Regeling algemene regels ruimtelijke ordening) reserveringsgebieden worden aangewezen voor de aanleg van nieuwe hoofdwegen en landelijke spoorwegen. In artikel 2.7.4 is vervolgens opgenomen dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een reserveringsgebied, aangewezen krachtens artikel 2.7.3, eerste lid, geen wijzigingen mag bevatten ten opzichte van het op het moment van aanwijzing van dat reserveringsgebied geldende bestemmingsplan, die de volgende activiteiten of bestemmingen mogelijk maken: het bouwen van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgeving nodig is.
Radarverstoringsgebied
Op grond van artikel 2.6.9 lid 2 van het Barro worden bij een herziening van een bestemmingsplan gelegen binnen een radarverstoringsgebied geen bestemmingen opgenomen die het oprichten van bouwwerken mogelijk maken die door hun hoogte onaanvaardbare gevolgen kunnen hebben voor de werking van de radar. Bij regeling worden de maximale bouwhoogten binnen de radarverstoringsgebieden, bedoeld in artikel 2.6.2, negende lid, vastgesteld.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
De spoorlijn Apeldoorn-Deventer kent geen reserveringsgebied op grond van het Barro.
Het plangebied is gelegen in het radarverstoringsgebied van AOCS Nieuw Milligen. Dit bestemmingsplan maakt echter geen bouwwerken mogelijk die door hun hoogte onaanvaardbare gevolgen kunnen hebben voor de werking van de radar.
Het Barro staat de aanleg van de tunnel en de verbreding van de Laan van Osseveld dan ook niet in de weg.
Op 19 december 2018 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie gaat over 'Gaaf Gelderland'. 'Gaaf' is een woord met twee betekenissen. 'Gaaf' betekent 'mooi' en gaat over wat – historisch en landschappelijk gezien - heel en mooi en ongeschonden is. Het beschermen waard. Maar 'Gaaf' verwijst ook naar dat wat 'cool' en nieuw en vernieuwend is; aantrekkelijk voor nieuwe generaties. Het ontwikkelen waard. Beide kanten zijn van toepassing op Gelderland en onlosmakelijk verbonden met de Gelderlanders. Beide aspecten zijn dan ook opgenomen in de Gelderse Omgevingsvisie.
Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal.
Gezond en veilig is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.
Schoon en welvarend is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En: het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.
De visie geeft zeven ambities voor een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland, onder andere op het terrein van economisch vestigingsklimaat en het woon- en leefklimaat. Met vier spelregels of Doe-principes' – DOEN, LATEN, ZELF en SAMEN – geeft de provincie hier werking aan. Tezamen vormen zij het kader waarbinnen de provincie werkt en afwegingen maakt.
De zeven ambities zijn de volgende:
1. Ambitie energietransitie
Gestreefd wordt naar een versnelde energietransitie, gericht op forse vergroting van het aandeel duurzame energie en passend bij de Gelderse kwaliteiten.
2. Ambitie klimaatadaptie
Gestreefd wordt naar een op de toekomst toegerust klimaatbeleid waarbij de provincie samen met partners zich goed voorbereidt en toerust op de gevolgen van klimaatverandering: wateroverlast, droogte, hittestress en overstromingsgevaar.
3. Ambitie circulaire economie
Gestreefd wordt naar een voortvarend en innovatief circulair beleid, waarbij de ambitie van de provincie is om de eerste afvalloze provincie van Nederland zijn. Afval bestaat niet meer; er zijn alleen nog grondstoffen die blijvend hun waarde behouden in onze schone industrie. Om dit te bereiken is in 2030 het gebruik van primaire grondstoffen in Gelderland met 50% teruggebracht.
4. Ambitie biodiversiteit
Gestreefd wordt naar een stimulerend en beschermend beleid voor biodiversiteit met als ambitie dat het in 2050 goed gaat met de biodiversiteit in Gelderland. In Gelderland wordt natuurinclusief gewerkt. Biodiversiteit wordt overal waar mogelijk versterkt en ingepast, óók buiten de specifiek als natuur aangewezen gebieden. In 2030 is 75% van de Europese doelen van de vogel- en habitatrichtlijn behaald.
5. Ambitie bereikbaarheid
Gestreefd wordt naar een efficiënte, duurzame en innovatieve bereikbaarheid, toegesneden op de veranderende vraag. Ambities vanuit dit streven zijn dat in 2050 de groei van de mobiliteit op een slimme manier is opgevangen en dat mensen in Gelderland zich veilig, snel, betaalbaar en klimaatneutraal verplaatsen. Snel en veilig internet fungeert daarbij als alternatief voor fysieke verplaatsingen. In 2050 is het netwerk voor goederenvervoer in Gelderland toegankelijk, duurzaam en klimaatneutraal. In 2030 is het busvervoer in Gelderland zonder uitstoot en is 35% van het totaal aantal verplaatsingen met de fiets.
6. Ambitie economisch vestigingsklimaat
Gestreefd wordt naar een duurzaam, dynamisch en toegankelijk economisch vestigingsklimaat, waar voor ondernemers en inwoners een sterke aantrekkingskracht vanuit gaat. De provincie wil haar concurrerende positie in het internationale stedelijke netwerk van Amsterdam, Brussel en Keulen verder versterken. Om onderscheidend te blijven wordt in 2050 maximaal profijt uit de unieke combinatie van stedelijke en groene kwaliteiten gehaald. In 2050 zijn alle werklocaties in Gelderland duurzaam ingericht qua energie, klimaatbestendigheid en logistieke en productiestromen. Gelderland is koploper in Nederland.
7. Ambitie woon- en leefklimaat
Gestreefd wordt naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Ambities vanuit dit streven zijn: Gelderland heeft een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende, duurzame woning. De bestaande bebouwde omgeving wordt optimaal benut met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen. Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. De provincie gaat, zo stelt de visie, in gesprek met de Gelderse regio's en maken regionale afspraken over een goede balans tussen de vraag en het aanbod van woningen. Het omvormen van bestaande en leegstaande bebouwing heeft de voorkeur voor de aanleg van nieuwe woonlocaties.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
In de omgevingsvisie is de ring van Apeldoorn aangemerkt als onderdeel van de belangrijkste regionale wegen in de provincie Gelderland. Met de aanleg van een tunnel onder het spoor en de verdubbeling van de Laan van Osseveld wordt ingezet op meer verkeersveiligheid en een betere doorstroming van het verkeer op de ring en daarmee een betere bereikbaarheid. Bij de aanpassingen van de weg is daarnaast aandacht voor klimaatadaptatie, behoud van en/of waar mogelijk nieuw realiseren van groen en het beperken van de geluidbelasting zodat ook het woon- en leefklimaat van de naastgelegen woningen goed blijft. Hiermee wordt aangesloten bij de ambities uit de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland. Bij de reconstructie en verbreding van de Laan van Osseveld wordt waar mogelijk circulariteit als uitgangspunt gehanteerd door bijvoorbeeld hergebruik van materialen, onder andere bij het aanbrengen van de asfaltlaag van de weg. Tevens wordt al bij het ontwerp en de aanleg van de weg zo veel mogelijk rekening gehouden met het zo lang mogelijk op waarde houden van de materialen.
Op grond van artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting.
Provinciale staten van Gelderland hebben van deze bevoegdheid gebruik gemaakt door op 24 september 2014 de Omgevingsverordening Gelderland vast te stellen. Sindsdien is de Omgevingsverordening een aantal keren geactualiseerd en herzien. In deze Omgevingsverordening zijn de provinciale verordening (op grond van artikel 4.1 Wro), milieuverordening, waterverordening en verkeersverordening samengevoegd. Voor zover het de provinciale verordening betreft bevat de omgevingsverordening alleen regels die tot de gemeentebesturen zijn gericht en geen rechtstreeks werkende, burgers bindende regels.
De Omgevingsverordening is een van de instrumenten om de ambities uit Omgevingsvisie te realiseren. In de verordening zijn regels opgenomen die nodig zijn om de provinciale ambities waar te maken, provinciale belangen veilig te stellen of wettelijke plichten na te komen. Net als de Omgevingsvisie richt de Omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. In de Omgevingsverordening zijn bijna alle regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem opgenomen.
De provincie zet de verordening als juridisch instrument voor het afdwingen van de doorwerking van het provinciaal beleid alleen in voor die onderdelen van het beleid waarvoor algemene regels noodzakelijk zijn om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
Het plangebied Laan van Osseveld en omgeving ligt in een gebied dat in de Omgevingsverordening van de provincie Gelderland is aangewezen als intrekgebied.
Een intrekgebied is een beschermingsgebied grondwater waar het grondwater binnen duizend jaar bij een pompput voor de openbare drinkwatervoorziening kan zijn. Hieraan is in de omgevingsverordening de instructieregel gekoppeld dat een bestemmingsplan binnen een intrekgebied de winning van fossiele energie niet mogelijk maakt (artikel 2.38).
Met dit bestemmingsplan voor de aanpassing van de Laan van Osseveld wordt de winning van fossiele energie niet mogelijk gemaakt. Hiermee wordt voldaan uit de instructieregel uit de Omgevingsverordening.
Er zijn verder geen regels uit de Omgevingsverordening die relevant zijn voor de ontwikkeling in het plangebied. De omgevingsverordening staat de aanleg van de tunnel en de verbreding van de Laan van Osseveld dan ook niet in de weg.
Op 30 mei 2013 heeft de raad de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een doorkijk tot 2030 en is één structuurvisie voor zowel stad als land.
De structuurvisie is opgesteld op de overgang naar een echt andere tijd. De onzekerheid over de toekomst is groot. In de structuurvisie kiest de gemeente er voor om daarop niet te reageren met een dichtgetimmerd plan maar door zoveel mogelijk (beleids)ruimte te bieden aan het onvoorspelbare. Daarmee krijgt Apeldoorn de ruimte zich te ontwikkelen. De gemeente nodigt daarom iedereen uit die een bijdrage kan leveren aan de leefkwaliteit van huidige en toekomstige Apeldoorners. Ruimte bieden is niet vrijblijvend, de ruimte wordt geboden binnen kaders. Allereerst door voort te bouwen op de belangrijkste kwaliteiten van de gemeente. In het concept 'Apeldoorn Buitenstad' komen die kwaliteiten samen. Apeldoorn is zowel stad als groot dorp en biedt de leefkwaliteit van beide.
De kwaliteiten van de Buitenstad vormen samen het fundament van de structuurvisie. De gemeente wil het fundament van Apeldoorn koesteren en versterken. Want alleen daardoor blijft de leefkwaliteit op peil en blijft Apeldoorn aantrekkelijk voor bewoners, bezoekers en bedrijven. Beheer en vernieuwing van het fundament is de belangrijkste opgave van de structuurvisie. De gemeente stelt hoge kwaliteitseisen aan het fundament en wil er zelf in blijven investeren.
Om Buitenstad te blijven, zijn in de structuurvisie vier ambities geformuleerd die weergeven wat Apeldoorn grotendeels al is en waar Apeldoorn sterk in is: Apeldoorn is een comfortabele gezinsstad met een toeristisch toplandschap; heeft een veelzijdige economie en kent lokale duurzaamheid. Aan deze ambities wil Apeldoorn samen met andere partijen bouwen.
De structuurvisie is een uitnodiging aan de samenleving om Apeldoorn mooier te maken. 'Apeldoorn biedt ruimte' staat voor ruimte bieden aan ideeën en initiatieven die passen bij de Buitenstad. De gemeente zal daarbij faciliteren en ondersteunen. Buiten het fundament van de Buitenstad biedt de gemeente hiervoor veel handelingsvrijheid, bijvoorbeeld door flexibel te bestemmen. De bijdrage aan de Buitenstad die de gemeente vraagt is verwoord in vijf simpele principes. Niet om aan te toetsen, maar om te inspireren.
Niet alles gaat vanzelf. In sommige delen van Apeldoorn spelen ingewikkelde vernieuwingsopgaven. Opgaven die belangrijk zijn voor Apeldoorn als geheel, waarbij vaak hard gewerkt moet worden om iets van de grond te krijgen. In de structuurvisie worden die opgaven 'dynamo's' genoemd, elementen die eerst in beweging moeten komen voordat ze energie gaan opleveren. Het centrumgebied van Apeldoorn, de centrale delen van de Kanaalzone en kleinschalige herstructurering van wijken, buurten en dorpen zijn voorbeelden. De gemeente neemt in de dynamo's de regierol op zich. In de dynamo's ligt ook programmatisch de hoogste prioriteit. De verdere invulling ervan bepaalt de gemeente samen met initiatiefnemers.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
In de structuurvisie is in vijf principes verwoord welke bijdrage aan de Buitenstad bij ontwikkelingen wordt gevraagd. Niet om aan te toetsen, maar om te inspireren. Voor dit bestemmingsplan is het volgende principe van belang:
In de Buitenstad gaat bereikbaarheid per auto of per fiets altijd samen met een goede leefkwaliteit voor omwonenden. Alle delen van de Buitenstad zijn in ieder geval per auto of per fiets bereikbaar. Dit gaat echter nooit ten koste van de leefkwaliteit van direct omwonenden.
Zowel parken en groen als een goede bereikbaarheid zijn belangrijke kwaliteiten van de Buitenstad. Met de aanpassingen aan de Laan van Osseveld, die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, komen deze twee kwaliteiten / twee ambities van Apeldoorn elkaar tegen: goed bereikbaar willen zijn en blijven door een goede doorstroming van het verkeer en het willen behouden en versterken van het groen. Dit betekent dat de opgave in het voorliggende plan ligt in het vinden van de goede balans tussen beide ambities.
Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de Verkeersvisie 2016 – 2030 (vastgesteld juli 2016). De Verkeersvisie werkt de ambities voor Apeldoorn uit de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' uit voor het onderdeel Mobiliteit.
Comfortabele gezinsstad: iedereen kan zich veilig verplaatsen en er is sprake van een bereikbare , leefbare en aantrekkelijke (binnen)stad. De fiets is het primaire vervoermiddel; ook het openbaar vervoer speelt een belangrijke rol in de verplaatsingen.
Toeristisch toplandschap: de attracties, bezienswaardigheden en evenementen zijn ook bij piekdrukte goed bereikbaar. Na een bezoek aan bijvoorbeeld de attractieparken aan de rand van de Veluwe weet men de weg naar de binnenstad te vinden.
Veelzijdige economie: winkels, kantoren en bedrijven zijn goed bereikbaar. Apeldoorn wordt goed ontsloten door de A1 en de A50 en een aantal provinciale wegen. De doorstroming op de hoofdwegen en met name op de Ring is essentieel. De binnenstad moet met alle vervoermiddelen goed toegankelijk blijven. Bij de bedrijventerreinen en werkgebieden kunnen zowel openbaar vervoer als de (e-)fiets naast de auto een steeds belangrijker rol spelen.
Lokale duurzaamheid: er moet een omslag worden gemaakt van het gebruik van fossiele brandstoffen naar het gebruik van elektriciteit en waterstof. Hierin spelen vooral marktpartijen en beslissingen op landelijk en Europees niveau een rol. De (e-)fiets kan eveneens aan de doelstellingen van energieneutraliteit en uitstootvrij en daarmee aan een gezonde en schone leefomgeving bijdragen. Op lokaal niveau zet Apeldoorn zich in voor een snelle overgang van het gebruik van fossiele brandstoffen naar het gebruik van duurzame energie.
De ambities uit de structuurvisie zijn vertaald in de volgende kernopgaven:
Kernopgave 1: Apeldoorn fietsstad: meer ruimte voor de fiets. Om deze opgave te realiseren wordt het gebruik van de fiets, ook in het voor- en natransport, gestimuleerd; worden de fietsroutes sneller en directer gemaakt en wordt het fietsgebruik veiliger gemaakt.
Kernopgave 2: Transitie van aanbodgericht naar vraaggericht en efficiënt openbaar vervoer. Om deze opgave te realiseren wordt een nieuw OV-netwerk ontwikkeld, wordt duurzaam en innovatief openbaar vervoer geïntroduceerd, worden de OV-knooppunten versterkt en worden nieuwe kansen die ontstaan door recreatie- en evenementenstromen benut.
Kernopgave 3: Beter en veilig gebruik van de infrastructuur. Om deze opgave te realiseren wordt de doorstroming op de hoofdwegen verbeterd, wordt bijgedragen aan de doorstroming op regionale en landelijke hoofdwegen, wordt (dynamische) informatie over parkeergelegenheden en over de drukte op wegen verstrekt, worden de parkeernormen geactualiseerd en wordt het parkeren gebruikersvriendelijker gemaakt.
In de Verkeersvisie worden deze (kern)opgaven vervolgens uitgewerkt in concrete voorgenomen maatregelen.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
Maatregelen fietsverkeer
Door de aanleg van een spoortunnel waarbij fietsers ongelijkvloers de spoorlijn Apeldoorn - Deventer kruisen wordt de hoofdfietsstructuur Laan van Osseveld conflictvrij, sneller, directer en veiliger. Door de aanleg van een fietsbrug parallel aan de spoorlijn Apeldoorn - Deventer, waardoor fietsers ongelijkvloers de hoofdwegenstructuur (Laan van Osseveld) kunnen kruisen, wordt de hoofdstructuur langs de spoorlijn conflictvrij, sneller, directer en veiliger. Hierdoor wordt het gebruik van de fiets gestimuleerd wat bijdraagt aan kernopgave 1 van het Apeldoornse verkeersbeleid. Met het plan wordt specifiek uitvoering gegeven aan de volgende in de Verkeersvisie genoemde maatregelen :
Maatregelen autoverkeer
Door de aanleg van een spoortunnel, waarbij autoverkeer ongelijkvloers de spoorlijn Apeldoorn - Deventer kruist, wordt de hoofdwegenstructuur ter hoogte van de Laan van Osseveld conflictvrij en verbeterd de doorstroming. Door de verdubbeling van de Laan van Osseveld verbetert de doorstroming op de Apeldoornse hoofdwegenstructuur ter hoogte van de Laan van Osseveld. Deze aanpassingen leveren een bijdrage aan kernopgave 3 van het Apeldoornse verkeersbeleid.
Met het plan wordt specifiek uitvoering gegeven aan de volgende in de Verkeersvisie genoemde maatregelen :
Het plan is hiermee in overeenstemming met de Verkeersvisie.
Het gemeentelijk groenbeleid is vastgelegd in de Groenstructuurkaart, de Verordening Groene Balans en het Groenplan
In april 2017 heeft de gemeenteraad de Groenstructuurkaart vastgesteld. De kaart geeft de belangrijkste groenstructuren van Apeldoorn weer. Apeldoorn koestert haar groene kwaliteit en wil deze beschermen en versterken. De kaart geeft een gebiedsdekkend toetsingskader en uitgangspunt voor onder andere een consequente beoordeling van ruimtelijke plannen op landschappelijke en groene kwaliteit.
De Groenstructuurkaart bestaat uit verschillende elementen:
Op de kaart zijn die gebieden vastgelegd waar behoud van bestaand groen en ontwikkeling van nieuw groen prioriteit heeft. Het groenstructuurplan werkt door in het kapvergunningenbeleid en het uitgiftebeleid voor snippergroen.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
In onderstaande figuur is een uitsnede van de Groenstructuurkaart Apeldoorn weergegeven. Hierop is te zien dat een deel van het plangebied onderdeel uitmaakt van de Groene Mal en de wijkgroenstructuur. Daaronder is de kaart van de Groene Mal weergegeven. Voor het bestemmingsplan Laan van Osseveld is van belang dat de Zutphensestraat, gemarkeerd als nummer 13, en de Deventerstraat, gemarkeerd als nummer 14 op de kaart van de Groene Mal zijn weergeven. Tussen deze genoemde punten in bevindt zich een stukje groene ring van de Laan van Osseveld.
Omdat een deel van het plangebied binnen de Groene Mal en de wijkgroenstructuur ligt, is behoud en versterking van het groen een belangrijk uitgangspunt voor de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt.
Uitsnede Groenstructuurkaart Apeldoorn 2017
Kaart Groene Mal Apeldoorn
In maart 2018 heeft de gemeenteraad de verordening 'Groene Balans: compensatie en verevening van groene waarden' vastgesteld. De verordening is met name van toepassing op een ruimtelijke ontwikkeling in de Groene Ontwikkelingszone als vastgesteld in de Omgevingsverordening Gelderland, waarbij geldt dat deze alleen is toegestaan mits tevens een bijdrage aan het landschap wordt geleverd waarbij de kernkwaliteit van het betreffende gebied (substantieel) wordt versterkt. Daarnaast is de Verordening Groene Balans van toepassing op ontwikkelingen die invloed hebben op het groen met de bestemming Bos of Natuur gelegen buiten het provinciale Gelders Natuurnetwerk (GNN) en/of groen dat onderdeel uitmaakt van de Groene Mal. Uitgangspunt daarbij is dat de oppervlakte en kwaliteit van bos en/of natuur in principe niet wordt aangetast, tenzij er een zwaarwegend belang is en er geen andere oplossing is. Voorwaarde om mee te kunnen werken aan een dergelijke ontwikkeling is dat die aantasting wordt gecompenseerd. In de Verordening Groene Balans is aangegeven aan welke voorwaarden deze compensatie moet voldoen.
Ontwikkelingen in bestemmingen Bos of Natuur of in de Groene Mal
De oppervlakte en kwaliteit van bos en/of natuur met de bestemming Bos of Natuur gelegen buiten GNN of bos/natuur gelegen in de Groene Mal wordt in principe niet aangetast, tenzij er een zwaarwegend belang is en er geen andere oplossing is en dat die aantasting wordt gecompenseerd. Voor deze compensatie gelden de volgende uitgangspunten:
Hardheidsclausule
De Verordening Groene Balans kent ook een hardheidsclausule. In artikel 5.1 is opgenomen dat Burgemeester en wethouders één of meer bepalingen van deze verordening buiten toepassing kunnen laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van de compensatie of verevening leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
Met de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, worden bestaande groene waarden uit de Groene Mal aangetast. Het belang van een goede doorstroming van het verkeer en de verkeersveiligheid, en daarmee de aanpassing van de Laan van Osseveld, is groot. Gezien de beperkte ruimte is het echter niet mogelijk om de aanpassingen te doen zonder aantasting van het groen. Wel is maximaal ingezet om het groen zoveel mogelijk te behouden en een balans aan te brengen tussen behoud en versterking van het groen en het verkeerskundige ontwerp van de verbreding van de Laan van Osseveld.
Gezien het belang van de beoogde ontwikkeling en het feit dat het niet mogelijk is om alle bestaande groene waarden in stand te laten, is compensatie van het groen noodzakelijk. Er is daarom een groencompensatieplan opgesteld, waarin is aangegeven wat er aan groene waarden verdwijnt en hoe deze groene waarden gecompenseerd worden. Daarbij gaat het enerzijds om bomen en anderzijds om het areaal groen dat zich in wegbegeleidende bermen bevindt.
Gekozen is om zo veel mogelijk groen te compenseren en daarnaast kwalitatief te versterken. Voor het deel dat niet fysiek gecompenseerd kan worden, wordt vanuit het project een financiële bijdrage geleverd aan de Groene Kluis, bedoeld voor groenontwikkeling binnen de gemeente Apeldoorn.
Bomen
De bestaande bomen zijn zo veel mogelijk ingepast in het ontwerp. Om tot behoud van zoveel mogelijk bomen te komen, is het ontwerp van de weg hierop aangepast. Er is gezocht naar een goede balans tussen behoud en versterking van het groen en het meest optimale verkeerskundige ontwerp van de verbreding van de Laan van Osseveld. Op basis van het aangepaste ontwerp voor de verbrede Laan van Osseveld kunnen er nu in de nieuwe situatie 272 bomen gehandhaafd blijven.
112 bestaande bomen moeten echter worden gekapt. Ter compensatie van deze bomen worden er ten minste 135 bomen nieuw geplant, mogelijk aangevuld met nog eens 22 bomen. Er komen dus meer bomen terug dan er verdwijnen. De bomen die verdwijnen zijn echter ouder en daardoor groter in omvang dan de nieuwe bomen. Door dit verschil geldt er op grond van de Verordening Groene Balans een compensatiefactor waardoor voor de gekapte 112 bomen eigenlijk 186 nieuwe bomen moeten worden teruggeplant. Hiervoor ontbreekt de ruimte in het plangebied. Daarom zal een financiële bijdrage aan de Groene Kluis worden betaald, om het tekort aan nieuw te planten bomen financieel te compenseren
Groenareaal (bermen)
Daarnaast is er ook sprake van vermindering van het wegbegeleidend groen, in totaal ca 6000 m2. Hiervoor geldt geen (extra) compensatiefactor. De bermen gelegen langs de Laan van Osseveld worden voor een deel verplaatst, maar kunnen niet helemaal worden gehandhaafd of qua oppervlakte worden gecompenseerd. De bermen worden daarom deels kwantitatief gecompenseerd en deels kwalitatief. Er is voor gekozen een deel van het nieuw aan te leggen groen een “versterkte” natuurwaarde te geven door te kiezen voor bloemrijk grasland, hagen en bloemrijke plantvakken/heesters. Aan deze groene kwaliteiten is ook in de berekening meerwaarde gegeven. Daarmee wordt het tekort aan groen teruggebracht tot ca. 2000 m2. Ook dit tekort zal via de financiële verrekening worden toegekend aan de Groene Kluis.
Compensatie vastgelegd
Zoals hierboven aangegeven, is op basis van de Verordening Groene Balans niet alleen gekeken naar een feitelijke, maar ook kwalitatieve benadering van het aanwezige en toe te voegen groen. Dit is met elkaar verrekend en uitgewerkt in het groencompensatieplan Laan van Osseveld. Hierin wordt het aantal m2 groen dat wordt weggehaald verrekend met het groen dat wordt teruggebracht, en in verhouding gebracht tot de kwaliteit van het bestaande groen en de kwaliteit van het groen dat in het ontwerp is opgenomen. Daarnaast wordt er door het project tunnel en verbreding Laan van Osseveld een financiële bijdrage gedaan aan de groene kluis, waarmee naast de fysieke en kwalitatieve compensatie het resterende deel financieel wordt gecompenseerd. Voor de verdere uitwerking wordt verwezen naar het groencompensatieplan.
De kwalitatieve benadering van compensatie van groen en de combinatie van financieel, 'binnenplans' en kwalitatief compenseren is niet opgenomen in de Verordening Groene Balans. Daarom is hiervoor gebruik gemaakt van de hardheidsclausule van de verordening.
Dit groencompensatieplan is als voorwaardelijke bepaling opgenomen in de regels behorende bij dit bestemmingsplan. Het groencompensatieplan is daarvoor opgenomen in Bijlage 2 van de BIJLAGEN BIJ DE REGELS behorende bij dit bestemmingsplan.
In september 2018 heeft de gemeenteraad het Groenplan vastgesteld. Het Groenplan geeft aan welke groene doelen en opgaven belangrijk zijn voor het behoud en versterking van het groene karakter van de hele gemeente. De groene opgaven bestaan uit versterken van het groen-water netwerk in en om de stad, meer groen in de binnenstad, meer en beter groen in wijken en dorpen en versterken van karakteristieke landschappen. Binnen deze opgaven ligt de focus op het inzetten van groen om de gevolgen van klimaatverandering te beperken, biodiversiteit te versterken en bewoners uit te nodigen tot bewegen en ontmoeten. Dit met een veerkrachtig natuurlijk systeem als basis. Duurzaam groenbeheer, samenwerking en participatie vormen belangrijke pijlers die vorm krijgen in het Uitvoeringsprogramma Groen en biodiversiteit.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
Door de verbreding van de Laan van Osseveld en de aanleg van de tunnel kunnen bestaande groene waarden, grotendeels in de vorm van grasbermen, bomen en een begroeide geluidswal, niet gehandhaafd blijven. De kwantiteit van het groen neemt in feitelijke zin dus af. Het nieuw aan te leggen groen heeft echter een hogere kwaliteitswaarde doordat er meer en ander typen groen wordt aangelegd. Dit is voor de natuurwaarden, maar ook de belevingswaarden een verbetering ten opzichte van de bestaande situatie. De kwaliteit neemt ook in relatie tot biodiversiteit toe, zodat de Laan van Osseveld een waardevol onderdeel blijft van de Groene Mal.
Klimaatverandering heeft grote gevolgen in onze kwetsbare delta: hogere stormvloeden op zee, meer water door de rivieren, vaker stortbuien, hitte en droogte. In het Nationaal Waterplan heeft het Rijk voor de komende 6 jaar vastgelegd hoe Nederland zich verdedigt tegen het water, hoe ons water schoner wordt en hoe we Nederland klimaatbestendig en waterrobuust gaan inrichten. In het plan staan 5 ambities centraal:
Ambitie 3 heeft directe samenhang met de ruimtelijke inrichting van Nederland. Klimaatbestendig en waterrobuust inrichten zal daarom uiterlijk in 2020 onderdeel zijn van beleid en handelen.
Het Rijk zorgt ervoor dat de watertoets behouden blijft als wettelijk procesinstrument, om klimaatbestendig en waterrobuust inrichten vroeg in het ruimtelijk proces mee te laten wegen bij ruimtelijke ontwikkelingen.
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten van ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt toegepast bij locatiekeuzen en bij inrichtingsplannen. De uitkomst van de watertoets is een advies van de waterbeheerder, dat door de initiatiefnemer wordt meegewogen met andere belangen en wordt vertaald in een waterparagraaf. Het Bro verplicht tot het opnemen van een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding in de toelichting van ruimtelijke plannen.
De watertoets voor dit bestemmingsplan is opgenomen in paragraaf 5.2 Waterhuishouding van de toelichting van dit bestemmingsplan.
Het provinciale waterbeleid is vastgelegd in de Omgevingsvisie Gelderland en de Omgevingsverordening Gelderland. Daarin is onder andere vastgelegd hoe het grondwater(winning) beschermd moet worden tegen negatieve effecten (kwaliteit en kwantiteit) en hoe moet worden gehandeld wanneer er toch een (dreigende) verontreiniging van het grondwater optreedt. Ook zijn verschillende zaken vastgelegd over het omgaan met natte landnatuur en oppervlaktewater. Op de kaarten zijn beschermingszones voor verschillende onderwerpen vastgelegd.
Uitgangspunt bestemmingsplan
Klimaatbestendig en waterrobuust inrichten is onderdeel van ruimtelijke plannen. Verandering van (gebruik van) een gebied mag geen negatief effect op het (grond)water of de waterafhankelijke natuur hebben.
In 2015 heeft Waterschap Vallei en Veluwe het Waterbeheerprogramma 2016-2021 vastgesteld. Hierin beschrijft het waterschap de ambities en doelen voor het waarborgen van de waterveiligheid, het zorgen voor voldoende én schoon oppervlaktewater, het zuiveren van afvalwater en het verder ontwikkelen van samenwerkings- en innovatiemogelijkheden. Op basis van nieuwe opgaven als klimaatverandering, zuivering van complexe stoffen en maatschappelijk ontwikkelingen zoals het streven naar een duurzaamheid en circulaire economie zijn zes ambities geformuleerd:
De ambities zijn voor de programma's waterveiligheid, watersysteem (voldoende en schoon) en waterketen vertaald in doelen en maatregelen voor 2021.
Uitgangspunt bestemmingsplan
Bij veranderingen op of rondom het oppervlaktewater en waterkeringen evenals bij de realisatie van voldoende waterberging voor nieuwe ontwikkelingen zijn de regels van de keur van het waterschap van toepassing.
Om te anticiperen op (beleids)ontwikkelingen en om de leefkwaliteit van de stad te vergroten heeft Apeldoorn gezamenlijk met het waterschap Veluwe en Vitens in 2005 een gemeentelijk Waterplan opgesteld. Het Waterplan is door de gemeenteraad vastgesteld en gekozen is voor het ambitieniveau Actief Duurzamer. De belangrijkste opgaven met ruimtelijk consequenties zijn het afkoppelen en bergen van regenwater en het creëren van waterberging in beekzones.
Bij herontwikkeling, herinrichting en herstructurering zal het verhard oppervlak in het stedelijk gebied zoveel mogelijk afgekoppeld worden om het watersysteem op orde te krijgen. Ten westen van het Apeldoorns Kanaal wordt het regenwater in de bodem geïnfiltreerd of zoveel mogelijk vastgehouden in een groenzones, bijvoorbeeld naast beken en sprengen. Ten oosten van het kanaal wordt het regenwater in de vijvers geborgen.
Uitgangspunten bestemmingsplan
Bij het uitvoeren van de watertoets worden de effecten op de waterhuishouding in beeld gebracht en getoetst aan het beleid. Ontwikkelingen moeten voldoen aan de uitgangspunten uit het waterbeleid.
Het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016 – 2020 (GRP) is in 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. In het GRP is de gemeentelijke invulling van de zorgplichten voor afvalwater, regenwater en grondwater beschreven. De zorgplichten vormen het kader voor de ruimtelijke invulling van water en riolering en bestemmingsplannen. Het GRP is uitgewerkt in concrete opgaven, onderzoeken en maatregelen met een financiële dekking voor de planperiode.
Speerpunt in het GRP is het anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals wateroverlast door extreme buien en verdroging door langere droge perioden. Effecten van verdroging zijn periodiek lagere grondwaterstanden en lagere beekafvoeren. Deze effecten kunnen worden tegengegaan door de inrichting van de openbare ruimte aan te passen en regenwater van verhardingen niet versneld af te voeren via de riolering, maar af te koppelen en lokaal te infiltreren in de bodem. Bewoners zal ook gevraagd worden zelf actief bij te dragen aan de klimaatopgave door de regenwaterafvoer van hun woningen af te koppelen van het vuilwaterriool en hun tuinen te vergroenen. Door deze afkoppelstrategie langjarig door te zetten ontstaat een klimaatrobuuste omgeving. Door het regenwater meer onderdeel te laten zijn van de openbare ruimte neemt tevens de belevingswaarde en ruimtelijke kwaliteit verder toe.
Uitgangspunten bestemmingsplan
De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart. Deze worden beschreven in de paragrafen 5.5.1.2 respectievelijk 5.6.1.3.
Artikel 12a van de Woningwet verplicht iedere gemeente om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing. Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juni 2017 de Welstandsnota 2017-2020 'Aantrekkelijk Apeldoorn' vastgesteld. De welstandsnota is het kader waaraan de onafhankelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit toetst of aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen voldoen aan redelijke eisen van welstand.
Doel van de welstandsnota is het zorgen voor een goede balans tussen het borgen van de basiskwaliteit van de ruimtelijke leefomgeving en het bieden van ruimte aan initiatiefnemers. Bij de welstandsnota hoort een website die het welstandsbeleid voor iedereen toegankelijk maakt.
De nota gaat uit van één welstandsniveau voor álle gebieden van de hele gemeente Apeldoorn en werkt vanuit een piramide:
Betekenis voor dit bestemmingsplan
De tunnel/onderdoorgang onder het spoor moet gezien worden als een specifiek bouwwerk. Voor deze ontwikkeling is een beeldkwaliteitsplan opgesteld: 'Vormgevingsambitiedocument Onderdoorgang Laan van Osseveld' (Gemeente Apeldoorn, d.d. oktober 2020). Zie Bijlage 1 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING.
Dit vormgevingsambitiedocument (VGA) is onderdeel van het aanbestedingsdossier voor het contract betreffende de realisatie van de onderdoorgang in de Laan van Osseveld te Apeldoorn. Het document legt in tekst, schetsen en referentiebeelden de eisen en wensen vast die aan de vormgeving worden gesteld. Het VGA zal onderdeel uitmaken van de te maken afspraken met de aannemer die de tunnel zal aanleggen. Het is een document waaraan het plan zal worden getoetst door de Gemeente en de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK).
De uitgangspunten van dit VGA zijn in het voortraject besproken met de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) op 23 januari 2020. In het daar uit volgende schriftelijke advies (ook d.d. 23 januari 2020) zijn handreikingen meegegeven die door de gemeente in het VGA zijn verwerkt.
Met de verwachting dat Apeldoorn de Tweede Schrijftafel van Nederland wordt, presenteert het gemeentebestuur in 1962 een Structuurplan voor de stad. Hierop staan niet alleen nieuwe uitbreidingswijken geprojecteerd zoals Zevenhuizen en de Maten, maar ook een aantal brede verkeersdoorbraken die de (binnen)stad moesten ontsluiten. De Loolaan en Arnhemseweg vormden de primaire noordzuidverbinding. De Deventerstraat werd een primaire verbinding vanuit het oosten, de Europaweg langs Ugchelen vanuit het westen. Daartussen kwam een ringweg, maar het duurde decennia voordat deze ringweg helemaal aangelegd was. In de tachtiger jaren wordt gesproken over de aanleg van de Laan van Osseveld als ontbrekende schakel in deze ringweg. Het plan voor deze aanleg vormt onderdeel van het Structuurplan Apeldoorn 1978. Dit ontbrekende stuk tussen de Laan van Zevenhuizen en de Zutphensestraat is van belang voor het 'interwijkverkeer' en moet verlichting geven op de verkeersdruk op de Deventerstraat en de Zutphensestraat en het overbelaste kruispunt De Tol. De Laan van Osseveld wordt halverwege de tachtiger jaren aangelegd.
De Ring
De Laan van Osseveld maakt deel uit van de ringstructuur door de stad. De ring vormt een verbinding tussen de radialen en doorkruist de wijken rondom het centrum. Elke wijk is gebouwd in een bepaalde periode en heeft een bepaalde karakteristiek passend bij de toen- malige visies op stedebouw, landschap en architectuur. Dit maakt rijden over de ring een 'reis door de tijd'. Ruimtelijk gezien maakt de ring enerzijds deel uit van de wijk die op dat moment wordt doorkruist en anderzijds is de ring op stedelijk niveau een op zichzelf staande ruimtelijke entiteit. Daarbij is het karakter ten westen van het Kanaal anders dan het deel van de ring ten oosten van het Kanaal: De ring doorkruist ten westen van het Apeldoorns kanaal het hoger gelegen bos in een hol weg- profiel en het lager gelegen door gras en puntgroen gedomineerde oosten van Apeldoorn. Functioneel gezien is de ring een 'fysieke ruimte voor een soepele verkeersafwikkeling met alle daarbij behorende voorzieningen'. De vormgeving hiervan verbeeldt deze functionaliteit. De ring blijft hierbij herkenbaar binnen de afwisselende omgeving.
Er wordt op dit moment gewerkt aan een verdubbeling van de rijstroken ten behoeve van autoverkeer op de ring én op betere inpassing in de landschappelijke structuur van de ring. Het voor ogen staande beeld daarbij is een 'Parkway'; een royale weg die gericht is op de beleving van de omgeving en de route zelf. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar autoverkeer maar naar alle weggebruikers, dus ook voetgangers en fietsers. Om dit te bereiken wordt de weg zorgvuldig in de afwisselende omgeving ingepast waarbij de opgave erin bestaat om zowel de landschappelijke kwaliteit te borgen, danwel te vergroten alsook aan de functionele, verkeerskundige aspecten te voldoen. Hiervoor zijn landschappelijke ingrepen noodzakelijk waarbij aansluiting wordt gezocht op het karakter van de omgeving.
De radialen
Apeldoorn kent een aantal belangrijke radialen die samenkomen in het centrum van de stad. Deze radialen bestaan uit wegen (waaronder de Zutphensestraat en de Deventerstraat) en spoorlijnen (naar het westen en het oosten en het zuidoosten). Deze radialen hebben een onderling verschillend karakter. Ook functioneel zijn er verschillen aan te duiden.
De Laan van Osseveld is opgespannen tussen twee van deze 'lange lijnen': De Zutphensestraat en de Deventerstraat. Twee landwegen die Apeldoorn al van oudsher verbonden met Zutphen en Deventer.
Context
De Laan van Osseveld kruist de spoorlijn naar Deventer. De beide structuren verdelen het omliggende gebied daarmee in vier kwadranten: Osseveld-West (noord-westelijke kwadrant), Osseveld-Oost (noordoostelijke kwadrant), Woudhuis (zuidoostelijke kwadrant) en Het Rietveld (zuidwestelijke kwadrant).
Osseveld-West en Woudhuis zijn ter plaatse van de laan van Osseveld beide te kenschetsen als wijken met grondgebonden woningen ingebed in een riante groene zoom (en water ter plaatse van Osseveld-West). Osseveld-Oost en het Rietveld hebben een onmiskenbaar stedelijk karakter met wijkvoorzieningen (in 't Fort) en voorzieningen op stadsniveau in Het Rietveld met kantoren en het meubelplein.
overzichtsluchtfoto Laan van Osseveld en spoorlijn
De Laan van Osseveld, gelegen tussen de radialen Deventerstraat en Zutphensestraat, maakt deel uit van de Ring in Apeldoorn, onderdeel van de hoofdwegenstructuur.
De hoofdwegenstructuur is bedoeld om doorgaand gemotoriseerd verkeer zo efficiënt mogelijk, met zo weinig mogelijk belemmeringen, af te wikkelen. Hiermee wordt onder andere voorkomen dat dit doorgaande verkeer zich door de verblijfsgebieden verplaatst.
Momenteel is de Laan van Osseveld een enkelbaans hoofdweg met vrijliggende fietspaden. De kruising met de andere twee hoofdwegen, de radialen Zutphensestraat en Deventerstraat, zijn met verkeerslichten vormgegeven. In het wegvak ongeveer halverwege de Laan van Osseveld wordt de spoorlijn Apeldoorn – Deventer gekruist met een beveiligde gelijkvloerse overweg. Deze spoorkruising zorgt momenteel regelmatig voor opstoppingen en filevorming op de Laan van Osseveld en toeleidende wegen.
Aanzicht bestaande overweg Laan van Osseveld kijkend richting het noorden
Binnen een straal van 750 meter rond de overweg bevinden zich zowel ten oosten als ten westen van de Laan van Osseveld een groot aantal voorzieningen. Aan de noordkant van de overweg liggen o.a. woningen, een winkelcentrum ('t Fort), kantoren, een sportschool, een basisschool, kinderdagverblijven en een wijkcentrum. Aan de zuidkant van de overweg liggen o.a. woningen, kantoren, basisscholen, een woonboulevard met diverse horecavoorzieningen en het Omnisport-sportcomplex. De voorzieningen zorgen voor de nodige verplaatsingen tussen noord- en zuidzijde van de overweg met het gemotoriseerd verkeer, maar vooral ook met de fiets en te voet.
Aan weerszijden van de spoorlijn zijn fietsoversteek voorzieningen. De hoeveelheid fietsers in combinatie met de lange wachttijden voor de spoorlijn en de auto-intensiteiten op de Laan van Osseveld maakt dat deze gelijkvloerse fietsoversteken vanuit verkeersveiligheid moeten worden aangepast.
Op de Laan van Osseveld sluiten twee gebiedsontsluitingswegen aan.
Ten noorden van- en parallel aan de spoorlijn Apeldoorn – Deventer ligt een stedelijke hoofdfietsroute Osseveld Woudhuis. Deze maakt deel uit van de fietssnelweg Apeldoorn – Deventer. Deze route kruist de Laan van Osseveld nu gelijkvloers.
De verharding van de Laan van Osseveld is ingebed in groen. Daar waar de ruimte het toelaat is er in het profiel een groene middenberm opgenomen tussen de rijbanen in. Tussen de rijbanen en de langzaam-verkeer-paden zijn bermen opgenomen met aan weerszijden bomenrijen die de weg begeleiden. Tussen de aanliggende wijken en de ring zijn er groen (-blauwe) overgangszones die qua breedte en uitstraling variëren. De bomen zijn volwassen en bepalen het rijke groene beeld.
De Laan van Osseveld tussen de Deventerstraat en de Veenhuizerweg
Tussen de Deventerstraat en de Veenhuizerweg zijn vooral de randen vol en aanwezig doordat er langs de rijbaan aan de oostkant een geluidwal met een houtwal ligt. Aan de westzijde is er ook een houtwal die wat verder van de weg af ligt. Op beide wallen staan grote bomen en volwassen heesters. Het fietspad aan de westzijde wordt door een laanbeplanting van eiken begeleid, het voet- en fietspad aan de oostzijde ligt achter de wal en is vanaf de rijbaan niet zichtbaar.
Door de twee wallen is er geen zicht op de achterliggende bebouwing. Bij de kruispunten opent het profiel zich en komt de bebouwing die langs de radialen staan in beeld.
Laan van Osseveld tussen Deventerstraat en Veenhuizerweg, kijkrichting rotonde Veenhuizerweg (richting zuiden)
De Laan van Osseveld tussen de Veenhuizerweg en het spoor
Het tweede deel tussen de Veenhuizerweg en de spoorlijn heeft een ander groenbeeld. Hier bepalen de laanbomen het beeld. Dit aan weerszijden van de rijbaan. Dit laanbeeld wordt nog versterkt bij de verbreding van de groenberm tussen rijbaan en fietspad aan de oostzijde. Hier staat ook een dubbele rij eiken waardoor het laanbeeld versterkt wordt. Aan de westzijde ligt aansluitend een brede parkzone met een waterpartij en losse bomen. De bebouwing ligt hierdoor op afstand maar is wel zichtbaar vanaf de weg. Aan de oostzijde is de bebouwing prominent aanwezig. Een haag scheidt de ring met de daarachterliggende parkeerplaatsen.
Laan van Osseveld tussen rotonde met de Veenhuizerweg en het spoor, kijkrichting richting spoor (richting het zuiden)
Laan van Osseveld tussen spoor en rotonde met de Veenhuizerweg, kijkrichting richting rotonde (richting het noorden)
Laan van Osseveld ter hoogte van de spoorwegovergang komend vanaf de Veenhuizerweg/ Deventerstraat (kijkend richting het zuiden)
De Laan van Osseveld tussen het spoor en de Zutphensestraat
Het derde deel tussen spoorlijn en Zutphensestraat is er naast de grasbermen tussen fietspaden en rijbanen een groene middenberm met gras. Richting de Zutphensestraat wordt deze berm breder en staan er ook boomgroepen in. Ter weerszijde van het profiel is een bomenrij. De overgang naar de westzijde is een brede grasberm en een open beeld. Hier is zicht op de bedrijven van het Rietveld. Aan de oostzijde is de overgang een haag. Achter deze haag is een brede strook die dient als hondenuitlaatplaats. Daarnaast ligt de woonstraat met nog een ( wat jongere) bomenrij.
Laan van Osseveld ter hoogte van de spoorwegovergang, kijkrichting komend vanaf de
Zutphensestraat (richting het noorden)
Laan van Osseveld tussen Zutphensestraat en spoorwegovergang, kijkrichting naar het spoor (richting het noorden). Het Rietveld bevindt zich aan de linkerzijde.
Laan van Osseveld tussen spoorwegovergang en Zutpensestraat, kijkrichting komend vanaf het spoor, richting het zuiden. Het Rietveld bevindt zich aan de rechterzijde.
In het plangebied zijn geen kabels en/of leidingen gelegen waarvoor een planologische regeling geldt of nodig is of waarvoor risicoafstanden gelden.
In de ondergrond van het plangebied bevinden zich wel een rioolleiding, diverse telecom-kabels, glaskabels ten behoeve van verkeerslichten, een regenwater-overstort en een waterleiding. De aanleg van de tunnel en de verbreding van de Laan van Osseveld betekent wel dat veel van deze bestaande kabels en leidingen verlegd moeten worden.
Bij de voorbereiding van de uit te voeren graafwerkzaamheden zal worden bepaald welke kabel/leiding verlegd moet worden en in welke fasering.
Dit hoofdstuk geeft de ruimtelijke en functionele opzet van het plangebied zoals dat is beoogd.
De hoofdwegenstructuur is bedoeld om doorgaand (gemotoriseerd) verkeer zo efficiënt mogelijk, met zo weinig mogelijk belemmeringen, af te wikkelen. Hiermee wordt onder andere voorkomen dat dit doorgaande verkeer zich door de verblijfsgebieden verplaatst. Om te komen tot een betere doorstroming van het verkeer en vergroting van de verkeersveiligheid, wordt de Laan van Osseveld op verschillende punten aangepast.
Aanleg tunnel
De opstoppingen en filevorming op de Laan van Osseveld en de toeleidende wegen, als gevolg van de gesloten overweg, worden door de aanleg van een ongelijkvloerse spoorkruising (tunnel) opgeheven. De aanleg van deze tunnel zorgt er tevens voor dat een gelijkvloerse kruising met het treinverkeer wordt opgeheven. Een tunnel vergroot de verkeersveiligheid voor het (gemotoriseerd) verkeer doordat er geen conflictpunt meer is. Ook zorgt deze verbetering van de veiligheid ervoor dat de kans op vertragingen en hinder op het spoornet wordt verkleind.
Verbreding Laan van Osseveld en aanpassing kruispunten
Om de doorstroming op de hoofdwegenstructuur verder te verbeteren wordt de Laan van Osseveld, inclusief de tunnel, verbreed naar twee rijstroken per rijrichting. Dit betekent dat de aansluitingen van de toeleidende wegen, moeten worden aangepast.
De Veenhuizerweg sluit nu nog met een rotonde aan op de Laan van Osseveld. Om het kruispunt met een verbrede Laan van Osseveld goed en veilig te kunnen laten functioneren, wordt deze rotonde omgebouwd tot een kruising met verkeerslichten. Dit zal ook de doorstroming de wijk Osseveld Oost uit verbeteren.
De aansluiting van Het Rietveld is nu een voorrangskruising. Ook deze kruising zal worden aangepast om deze aansluiting goed en veilig te kunnen laten functioneren.
De gehanteerde ontwerpsnelheid voor de (ring)weg binnen de bebouwde kom bedraagt 50 km/h (gelijk aan wat het nu is).
Fietsverkeer
Door de aanleg van de tunnel kruist ook het fietsverkeer de spoorlijn ongelijkvloers. Dit levert voor de fiets een verbetering van comfort, reistijd en veiligheid op. Bovendien worden de fietspaden ingericht voor twee richtingen waardoor met name de verbinding voor fietsers tussen Woudhuis en het wijkwinkelcentrum het Fort wordt verbeterd. De twee richtingen fietspaden zorgen ervoor dat de verbrede Laan van Osseveld niet onnodig hoeft te worden overgestoken, dit is een verbetering van de verkeersveiligheid.
Op slechts een klein deel langs de westzijde van de Laan van Osseveld blijft het fietspad ingericht voor één richting fietsverkeer. Hier is de noodzaak voor die twee richtingen verkeerskundig niet aanwezig en daarmee kan worden voorkomen dat er meer bomen moeten worden gekapt dan nodig is.
Aan de noordzijde van de spoorlijn Apeldoorn - Deventer wordt parallel aan deze spoorlijn een fietsbrug over de Laan van Osseveld gelegd. Dit zorgt voor een conflictvrije en ongelijkvloerse kruising van deze hoofdfietsroute met de hoofdweg Laan van Osseveld. Dit levert voor de fiets een verbetering van comfort, reistijd en veiligheid op. Dit deel maakt deel uit van de stedelijke hoofdfietsroute Osseveld Woudhuis en de fietssnelweg Apeldoorn - Deventer. Hiermee wordt een ontbrekende schakel in deze route opgelost en wordt deze route verbeterd op gebied van comfort, reistijd en veiligheid.
De hoofdfietsstructuur langs de Laan van Osseveld en de fietsroute langs de spoorlijn worden met verbindingspaden onderling verbonden ter hoogte van de fietsbrug.
Met inzet van de ontwikkeling is een verdubbeling van de rijstroken ten behoeve van autoverkeer op de ring én op betere inpassing in de landschappelijke structuur van de ring. Het voor ogen staande beeld daarbij is een ‘Parkway’; een royale weg die gericht is op de beleving van de omgeving en de route zelf. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar autoverkeer maar naar alle weggebruikers, dus ook voetgangers en fietsers.
Om dit te bereiken wordt de weg zorgvuldig in de afwisselende omgeving ingepast waarbij de opgave erin bestaat om zowel de landschappelijke kwaliteit te borgen, danwel te vergroten alsook aan de functionele, verkeerskundige aspecten te voldoen.
Hiervoor zijn landschappelijke ingrepen noodzakelijk waarbij aansluiting wordt gezocht op het karakter van de omgeving. Deze uitgangspunten van de RING zijn leidend geweest voor het ontwerp van de Laan van Osseveld.
De Laan van Osseveld als Parkway
De 'Parkway' is vertaald in een weg met ruime boogstralen, ook in de tunnel. De Laan van Osseveld loopt langs bestaande woonwijken (en er dus niet dóórheen). Dit is in de tracering benadrukt door het wegverloop los te koppelen van de contouren van de wijk, zeker aan de Osseveldzijde. Aan de Woudhuiszijde loopt de weg deels wel parallel aan de wijkcontour, echter met een zodanig brede berm dat de weg alsnog los komt te liggen van de woonwijk.
Een ander tracéprincipe is om korte rechtstanden te vermijden en zoveel mogelijk met een constante bochtstraal te werken. Hierdoor ontstaat een vloeiend wegbeeld, zonder ‘knikken’ en wordt de weg één geheel, in plaats van een optelsom van elementen (ruime boog in plaats van bochtrechtstand-bocht). Het nu voorliggende tracé is een optimum tussen enerzijds een vloeiend wegbeeld en anderzijds zoveel mogelijk bestaande bomen te kunnen handhaven, met name aan de westzijde.
Het functionele aspect, de verkeersafwikkeling, komt voornamelijk tot uiting in de hoeveelheid verharding: twee rijstroken per richting voor gemotoriseerd verkeer, en opstelstroken bij de kruispunten, die geregeld zullen worden met verkeerslichten.
Fietsroutes
Behalve de RING voor het autoverkeer, is er ook sprake van een tweetal belangrijke fietsroutes:
Tussen deze twee netwerken (snelfietsroute en hoofdfiets route) ligt een uitwisselpunt, dat zodanig gepositioneerd is dat ook de uitwisseling met de wijk Osseveld west (en daarmee de langzaam verkeer-verbinding Osseveld west – winkelcentrum Het Fort) daar logisch op is aangetakt. Ook zijn er diverse uitwisselpunten naar de aanliggende woonwijken en voorzieningen.
Door de aanleg van de tunnel en de ombouw naar 2x2 rijstroken verdwijnen er twee fiets- en voetgangersoversteeklocaties. Vooral voor fietsers zou dat tot grote omrij-afstanden leiden. Daarom wordt aan de oostzijde over de gehele lengte een tweerichtingenfietspad aangelegd. Bovendien kunnen fietsers langs de aansluitende Laan van Zevenhuizen ook reeds over de hele lengte aan de oostzijde in twee richtingen fietsen, waardoor dit een logisch vervolg is. Dit tweerichtingsfietspad wordt zoveel mogelijk tussen de bestaande bomenrijen gelegd, alleen ter hoogte van Het Fort is dat helaas niet mogelijk.
Om bomen te sparen is aan de westzijde slechts over een beperkte lengte een tweerichtingenfietspad toegepast, namelijk vanaf de Zutphensestraat tot en met de voet-/fietsbrug naar Osseveld west. Vanaf de Deventerstraat tot aan deze brug blijft het huidige eenrichtingspad gehandhaafd.
De RING is naast verkeerskundige structuur ook een belangrijke drager voor de groenstructuur van de stad. In de Groene Mal is behoud en versterking van het groen in Apeldoorn van een hoge prioriteit. In de stad en ook bij de ring is wat betreft het groen een duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barrières. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn. Hierbij zijn de groene wiggen en de radialen van groot belang ook voor de verbinding met het omliggende landschap.
Ook vanuit het groenstructuurplan heeft de ring een belangrijk functie. Het is een grotere eenheid met doorgaande structuur. De ring heeft groen van formaat. Brede bermen, volwassen bomen, bosschages en aanliggende waterpartijen. Door de tangentiële structuur van de ring verbindt het de diverse groene radialen van de stad.
Uitgangspunten ontwerp groenstructuur totale ring
De ring krijgt door het royale groene karakter een uitwerking als Parkway. Hierbij domineert het groen; de weg voegt zich als het ware hierin. Vanuit de visie van de ring is de groenstructuur grofweg in te delen in twee karakters:
Bij de verbreding van de ring zal zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de bestaande grote bomen. Dit zal voornamelijk aan de buitenzijden zijn. De nieuwe middenbermen zullen als herkenbaar en doorgaand element een meer losse boomstructuur krijgen waarbij dit voor een continuïteit zorgt tussen het noordelijke en zuidelijke deel.
Uitgangspunten ontwerp groenstructuur Laan van Osseveld
Het lommerrijke karakter van de ring wordt na de verbreding zo goed als mogelijk behouden. Bij het maken van het ontwerp met de verkeerstechnische randvoorwaarden is hiermee rekening gehouden.
Er worden ook nieuwe bomen toegevoegd. Met het verbreden van de ring ontstaat er een doorgaande middenberm. Deze middenberm is wisselend van breedte en hierin komen groepsgewijs nieuwe bomen van verschillende soorten. Samen met de verlichting in deze middenberm bepalen ze het vernieuwde beeld.
De randen worden waar mogelijk aangevuld met nieuwe bomen zodat de doorgaande lijnstructuur van deze randen weer volledig wordt.
De geluidswal ten oosten van de Laan van Osseveld, gelegen tussen de Veenhuizerweg en de Deventerstraat, kan naar verwachting niet behouden blijven. Hier zal dan een andere geluidreducerende maatregel voor in de plaats moeten komen. De voorgenomen maatregelen zijn het toepassen van geluidreducerend asfalt en de realisatie van een (begroeid) geluidscherm. Dit wordt op een dusdanige manier in het ontwerp van de weg opgenomen dat het zich zo veel mogelijk voegt in het totale ontwerp en het groene karakter van de weg.
Impressie verbreding Laan van Osseveld, kijkend vanaf kruispunt Veenhuizerweg richting Deventerstraat
Ter hoogte van de tunnel is de middenberm smal en in de tunnel ook verhard. Hier wordt het groene beeld vooral in de randen gemaakt. Door middel van eenzelfde principe als in de middenberm, dus bomen in groepen van verschillende soorten, worden er nieuwe bomen in de taluds en bij de overhoeken op het bestaande maaiveld geplant. Deze werken ruimtelijk mee aan de beleving van de tunnel en vormen groene randen als overgang naar de omgeving, gelijk als de bestaande bomen dat elders doen.
Hierdoor wordt de tunnel opgenomen als nieuw element ín de ring.
Het groene maaiveld vormt de bedding van de ringweg. Ook bij de onderdoorgang is dit als vormgevend middel meegenomen. De twee groene taluds - getrapte groene treden - worden ingeplant met een stevige en wintergroene basisbeplanting. Hierin staan de losse groepen bomen, van 2e grootte. Het sortiment van de beplanting is dusdanig gekozen dat dit een landschappelijke uitstraling heeft. De boomsoorten zijn deels dezelfde als die in de ring, en deels worden er hier andere soorten bomen toegepast. Dit zorgt voor meer diversiteit van de beplanting. De middenberm en de overige bermen langs de ring zijn van bloemrijk extensief beheerd gras.
Op de overgang van de verticale keerwanden naar het maaiveld staan beukenhagen van minimaal 1,5m. breed. Bij hoogteverschillen waar volgens het bouwbesluit een hekwerk noodzakelijk is wordt dit in de haag opgenomen waardoor de groene aanblik wordt behouden.
Groenontwerp totale Laan van Osseveld
Groenontwerp Laan van Osseveld tussen het spoor en de Deventerstraat, inclusief aansluiting Laan van Zevenhuizen op kruising Deventerstraat
Groenontwerp Laan van Osseveld tussen Zutphensestraat en het spoor
Tunnelbak
Bebouwing 'beperkt' zich bij deze ontwikkeling tot de ondertunneling van de weg onder het spoortraject door. Ruimtelijk gezien heeft dit een grote impact op de situatie. Het huidige beeld van een gelijkvloerse kruising van wegen en spoor verdwijnt. Hiervoor in de plaats komt een tunnelbak met hellingbanen om het hoogteverschil tussen maaiveld en diepste punt van de tunnelbak te overbruggen met keerwanden. Het gehele infrastructurerele werk is qua omvang zeer in het oog springend. Dit wordt nog versterkt door de voorgestane materialisatie en detaillering. Er is gekozen voor Cortenstaal als materiaal voor alle onderdelen van de tunnel zoals de keerwanden en hekwerken en andere details. Het 'roestbruine' Cortenstaal verwijst naar de kleur van de spoorrails, het ijzerhoudende water in de vijvers in dit deel van Apeldoorn en naar de kleuren van de omliggende bebouwing zoals 't Fort en de kantoren op het Rietveld. De karakteristieke kleur vormt tevens een prachtig contrast met het vele groen dat annex aan de tunnelbak wordt geplant in de taluds en de bermen.
impressie ontwerp tunnel
Het verschil in karakteristiek van de vier woonwijken die aan de Laan van Osseveld grenzen, 'stedelijk' bij Osseveld-Oost en het Rietveld en 'groene woonbuurten' bij Osseveld-West en Woudhuis, wordt ook in de vormgeving van de tunnelbak zichtbaar gemaakt: Ter plaatse van Osseveld-Oost en het Rietveld worden hoge keerwanden van Cortenstaal gemaakt om het stedelijke en stoere karakter te ondersteunen. Aan de zijde van Osseveld-West en Woudhuis worden getrapte, begroeide terrassen gemaakt die een vloeiende overgang naar de woonwijken maken.
Bruggen
Over de tunnelbak komen twee bruggen: een voor de spoorlijn en een voor de langzaamverkeerroute tussen Osseveld-Oost en het centrum van Apeldoorn. Beide bruggen worden gematerialiseerd in beton en de railingen bestaan uit stalen raamwerken van twee liggers en spijlen die voor de bruggen worden gemonteerd. Tussen de vakwerkconstructie zitten spijlen als valbeveiliging. De railing blijft hierdoor zo transparant mogelijk.
De ambities ten aanzien van duurzaamheid in Apeldoorn zijn hoog. Er wordt bijvoorbeeld gestreefd naar een optimale energie-infrastructuur, waarbij duurzame bronnen zoveel mogelijk benut worden. Het herstellen van de natuurlijke waterhuishouding van stad en landschap is eveneens van belang (beken en sprengen). Dit gebeurt onder meer door het vasthouden van (regen)water in het stedelijk gebied.
Veel duurzaamheidsambities zijn al verankerd in wettelijke bepalingen. (Bouwbesluit, Energieprestatienormering). Alleen de maatregelen die een duidelijke relatie hebben met ruimtelijke ordening, zoals zongerichte oriëntatie van woningen en de hoeveelheden groen, open water, de ecologische bestemming en verhard oppervlak, kunnen worden opgenomen in bestemmingsplannen.
Voor de ontwikkeling van de Laan van Osseveld wordt naar duurzaamheid gestreefd door:
Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.
Een nieuwe of gewijzigde bestemming mag alleen in het bestemmingsplan worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Er moet dus onderzocht worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.
Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning bouwen onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig.
Grondverzet
Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. Voor grondverzet op basis van het Besluit bodemkwaliteit heeft de gemeente Apeldoorn beleid opgesteld dat is vastgelegd in de Nota bodembeheer met bijbehorende bodemkwaliteitskaarten.
Onderzoeksresultaten bodem
Gelet op het beoogde gebruik (namelijk weg/tunnel) is de bodem geschikt voor het beoogde gebruik en is er vanuit de Wet bodembescherming geen noodzaak tot bodemonderzoek.
Er is middels onderzoek, ter hoogte van het deel van het plangebied waar sprake is van grondverzet voor de aanleg van de tunnel, wel nagegaan in hoeverre er een verontreiniging aanwezig is, die de uitvoerbaarheid van het plan in de weg zou kunnen staan door eventuele hoge saneringskosten. Het deel van het plangebeid dat buiten het onderzoeksgebeid is gelegen (het plangebied is groter dan het onderzoeksgebeid) is niet verdacht en het grondverzet is hier dusdanig beperkt dat geen onuitvoerbaar hoge saneringskosten worden verwacht.
In de rapportage d.d. 16 juli 2019, opgesteld door Arcadis en opgenomen in Bijlage 2 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING, zijn de resultaten van het bodemonderzoek weergegeven. Hieruit blijkt dat bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Er zijn in de boven- en ondergrond van de locatie over het algemeen lichte verontreinigingen zware metalen, PAK en plaatselijk minerale olie met aangetroffen. In het grondwater zijn concentraties arseen, barium en naftaleen boven de streefwaarde aangetroffen, maar doordat het slechts licht verhoogde concentraties betreffen, wordt aanvullend onderzoek niet noodzakelijk geacht. Er is zintuiglijk en analytisch geen asbest in de bodem aangetoond. Zodoende is er vanuit de Wet bodembescherming geen noodzaak voor het uitvoeren van nader onderzoek en/of het treffen van saneringsmaatregelen.
Er is nog geen onderzoek gedaan naar PFAS in de grond doordat pas na uitvoering van het onderzoek de Tweede Kamer een tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie heeft uitgebracht. Hier wordt nog nader onderzoek naar gedaan in het kader van het grondverzet. Er zal tevens een nader onderzoek naar asbest wroden uitgevoerd voor de spoorzone doordat op basis van het onderzoek het redelijke vermoeden bestaat dat er in het ballastbed plaatmateriaal aanwezig kan zijn. Er is op basis van het onderzoek echter geen aanleiding te veronderstellen dat het benodigde grondverzet en het nadere onderzoek naar PFAS en asbest in de spoorzone zal leiden tot dusdanig hoge(re) (sanerings)kosten dat dit niet uitvoerbaar is. In de kostenraming is rekening gehouden met deze eventuele (onvoorziene) kosten.
Ten noorden van de locatie waar de tunnel is geprojecteerd ligt een ernstige grondwaterverontreiniging die maakt dat niet zonder meer en zonder afstemming met de provincie grondwater kan worden onttrokken. Het is echter een dusdanige afstand en er zijn dusdanige onttrekkingsmogelijkheden dat grondwater kan worden onttrokken zonder dat dit een onaanvaardbare invloed heeft op deze verontreiniging.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies.
Onderzoeksresultaten milieuzonering
De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt betreft geen bedrijvigheid of gevoelige (woon)functies. Het toepassen van en toetsen aan milieuzonering is hier dan ook niet aan de orde.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in drie geluidbronnen waarmee bij de vaststelling van het bestemmingsplan rekening moet worden gehouden: wegverkeer, railverkeer en industrielawaai. Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van verkeerswegen en spoorwegen en maakt een uitbreiding van bestaande verkeerswegen mogelijk nabij geluidgevoelige bestemmingen. Verder zal de situatie van de spoorlijn Apeldoorn-Deventer wijzigen. Er zijn geen gezoneerde industrieterreinen in de nabijheid gelegen.
Wegverkeerslawaai: Reconstructie van een bestaande weg
Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:
De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.
Voor geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszone van een te wijzigen weg moet onderzocht worden of er sprake is van "reconstructie" van die weg zoals dat is gedefinieerd in de Wet geluidhinder. Er is sprake van een reconstructie als uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting vanwege de weg in het toekomstige maatgevende jaar, zonder geluidbeperkende maatregelen, met 2 dB of meer wordt verhoogd ten opzichte van de voorkeursgrenswaarde. Voor het toekomstige maatgevende jaar wordt minimaal het tiende jaar na de wijziging aangehouden. De voorkeursgrenswaarde bij een reconstructie is bepaald in artikel 100 van de Wet geluidhinder. Het betreft de laagste waarde van de geluidbelasting één jaar voor de wijziging en de eventueel eerder vastgestelde hogere waarde. Als er geen hogere waarde is vastgesteld geldt de heersende waarde. Als de heersende waarde lager is dan 48 dB dan geldt 48 dB als voorkeursgrenswaarde. Als sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder moeten geluidreducerende maatregelen onderzocht worden. Het doel daarbij is om de toekomstige geluidbelasting zoveel mogelijk terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde. Daarbij wordt het eerst gekeken naar maatregelen bij de bron (stiller wegdek) en vervolgens naar maatregelen in de overdracht (geluidsschermen of -wallen). In situaties waarin de toepassing van geluidsbeperkende maatregelen onvoldoende doeltreffend is of overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard, is ontheffing mogelijk mits de toename niet meer dan 5 dB bedraagt. Verder moet worden voldaan aan de maximaal toelaatbare grenswaarde. Voor woningen in stedelijk gebied geldt 63 of 68 dB, afhankelijk van de situatie. Tot slot moet de geluidssituatie zowel buiten als in de woning aanvaardbaar zijn en mag het plan niet leiden tot onacceptabele gezondheidsrisico's. Hierbij speelt ook het gemeentelijke Actieplan Geluid 2018-2023, het GGD-rapport "Gezondheidseffectscreening, gezondheid en milieu in ruimtelijke planvorming" (juni 2012) en de samenhang met andere geluidbronnen, zoals spoorweglawaai, een rol.
In het Actieplan Geluid 2018-2023 van de gemeente Apeldoorn is een plandrempel opgenomen van 63 dB voor wegverkeerslawaai. Wegen met wegverkeer die hogere geluidbelastingen dan 63 dB veroorzaken bij woningen komen als eerste in aanmerking voor maatregelen. In het Actieplan worden deze maatregelen beschreven. Uit het Actieplan kan worden afgeleid dat het treffen van maatregelen bij drukke kruispunten niet mogelijk is.
In het rapport "Gezondheidseffectscreening, gezondheid en milieu in ruimtelijke planvorming" van juni 2012 legt de GGD-Nederland een verband tussen geluid en gezondheid. Hiervoor wordt het instrument gezondheidseffectscreening (GES) gebuikt. Een GES-score geeft inzicht in het effect van een plan op de gezondheid van de omwonenden. De vertaling van geluidbelasting naar GES-scores is opgenomen in onderstaande tabel. De GGD beschrijft dat bij een GES-score vanaf 6 de gezondheidsrisico's hoger zijn dan maximaal toelaatbaar.
Geluidonderzoek wegverkeer
De ontwikkeling in het verkeersgeluid is vastgelegd in een separate rapportage opgesteld door Tauw (rapportnummer R001-1272114LVT-V04-mfv-NL d.d. 27 oktober 2020). Deze rapportage maakt onderdeel uit van de onderhavige toelichting (zie Bijlage 3 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING). In deze akoestische rapportage zijn de geluidsbelastingen ten gevolge van de aanpassing van een deel van de Laan van Zevenhuizen, de Laan van Osseveld en de Veenhuizerweg berekend. Er is onderzoek gedaan naar de huidige geluidsbelasting (peiljaar 2019) en de geluidsbelasting in 2033 (worst-case benadering). Ook is van alle relevante woningen geïnventariseerd of er eerder hogere waarden zijn vastgesteld. Met de berekende geluidsbelasting voor 2019, een eventueel verleende hogere waarde en de ondergrens van 48 dB is per woning een toetswaarde bepaald. Deze is vergeleken met de berekende geluidsbelasting voor 2033, na de aanpassing van de weg, maar nog zonder maatregelen. Hieruit komt naar voren dat voor meerdere woningen direct langs de Laan van Osseveld er sprake is van een verhoging van 2 dB of meer ten opzichte van de toetswaarde. Hierdoor is er sprake van een reconstructie zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Er is daarom onderzocht hoe deze verhoging ongedaan kan worden gemaakt. Ook bij woningen langs de Veenhuizerweg zijn verhogingen van 2 dB of meer berekend, maar vanwege het 30 km/uur regime van deze weg, valt deze weg niet onder de Wet geluidhinder en is er in dat kader ook geen sprake van een reconstructie. Wel is ook voor deze weg onderzocht hoe de verhoging ongedaan kan worden gemaakt. Voor de Laan van Zevenhuizen zijn geen reconstructiesituaties berekend.
Onderzochte maatregelen
Doordat er sprake is van een toename vanwege de Laan van Osseveld en de Veenhuizerweg van 2 dB of meer is hier gekeken naar verschillende maatregelenvarianten. Zo is in het onderzoek berekend:
Naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek heeft een overweging plaatsgevonden met betrekking tot de te nemen maatregelen.
Gekozen maatregelen
Maatregelen ter hoogte van de Laan van Osseveld
Gekozen is voor het plaatsen van een geluidscherm van 2 meter hoog op de perceelsgrens bij de woningen aan de Vosweide en voor de toepassing van meer geluidreducerend asfalt (dunne deklagen B) op het hele traject van de Laan van Osseveld (tussen de Deventerstraat en de Zutphensestraat). Alleen op de kruispunten is de toepassing van dit type geluidreducerend asfalt niet mogelijk. Zonder maatregelen is er sprake van een reconstructie-effect bij circa 64 woningen. Door het toepassen van de maatregelen neemt dit af tot 23 woningen. Bij het overgrote deel van de woningen langs de Laan van Osseveld zal zelfs sprake zijn van een afname van de geluidbelasting ten opzichte van de situatie dat de weg niet wordt aangepast.
Maatregelen ter hoogte van de Veenhuizerweg
Voor de Veenhuizerweg is gekozen om SMA NL8+ toe te passen. De geluidbelasting wordt daarmee lager dan wanneer er gewoon asfalt wordt toegepast, maar de berekende toenames kunnen niet geheel worden weggenomen.
De uiteindelijk verwachte geluidbelasting op en in de woningen na toepassing van de maatregelen wordt als acceptabel beoordeeld.
Niet gekozen maatregelen
Maatregelen ter hoogte van de Laan van Osseveld
De toepassing van een geluidscherm van 2 meter langs de weg heeft een nog groter effect bij de woningen aan de Vosweide dan het scherm op de erfgrens. Echter is een dergelijk scherm om andere redenen niet gewenst. Dit scherm stuit op bezwaren van stedenbouwkundige aard en ten aanzien van sociale veiligheid. Het scherm past namelijk niet in de ontwerpvisie, de parkway visie, die voor de gehele ring geldt. De Parkway visie gaat onder andere uit van een open en groen beeld, daarin is geen ruimte voor verticale obstructies over langere lengte. De Laan van Osseveld is onderdeel van de ring en daar geldt de Parkway visie dus ook voor. Het open geheel wordt ook zo doorgezet op het deel voor en na de Laan van Osseveld. Het beeld ter plaatse van de Laan van Osseveld moet geen onderbreking zijn van het beeld wat gecreëerd wordt op de ring. Daarnaast verdwijnt er door plaatsing van een scherm langs de weg een fiets- en voetpad achter een geluidscherm, waarbij het pad ook nog door een achterzijde van perceelsgrenzen omsloten wordt. Dit wordt sociaal onveilig geacht. Ook zou de zorgvuldig bewaakte laanstructuur met bestaande bomen in gevaar komen.
Een hoger scherm op de erfgrens (tussen 2 en 3,5 meter) heeft weliswaar een groter effect dan een scherm van 2 meter hoog, maar ook die variant wordt niet wenselijk geacht vanuit stedenbouwkundig oogpunt. Hiernaast zijn de kosten voor een dergelijk scherm aanzienlijk hoger door o.a. hogere funderingskosten. Een langer scherm met een hoogte van 2 meter heeft dezelfde financiële nadelen en leidt daarnaast niet tot minder woningen waarvoor een hogere grenswaarde nodig is.
De uiteindelijke verwachte geluidbelasting op en in de woningen na toepassing van extra geluidreducerend asfalt in combinatie met een scherm van 2 meter op de erfgrens wordt, met in achtneming van het bovenstaande, als acceptabel beoordeeld. Er is om deze redenen dan ook niet voor gekozen een scherm op kortere afstand van de weg of een hoger scherm op de erfgrens toe te passen. Het bestemmingsplan staat toepassing van eventuele extra maatregelen die leiden tot een grotere geluidreductie overigens niet in de weg.
Ten aanzien van het Ommeland worden er geen andere maatregelen genomen. Hoewel een scherm van 1 meter langs de weg wel een positief effect heeft op de geluidbelasting op de begane grond en eerste verdieping van de woningen aan het Ommeland, zal deze niet worden toegepast. De redenen hiervoor zijn als volgt:
1. Een dergelijk scherm leidt niet overal op de woningen van het Ommeland tot een afname ten opzichte van de situatie zonder scherm. Daarnaast neemt met het plaatsen van het scherm het aantal benodigde hogere grenswaarden aan het Ommeland niet af, omdat het scherm geen/onvoldoende effect heeft op de 2e verdieping.
2. Het scherm past, net als het scherm langs de weg ter hoogte van de Vosweide, niet in de ontwerpvisie, de Parkway visie, die voor de gehele ring geldt. De Parkway visie gaat onder andere uit van een open en groen beeld, daar is geen ruimte voor verticale obstructies over langere lengte.
3. De fysieke ruimte voor een dergelijk scherm is beperkt en het scherm is daardoor lastig te onderhouden.
4. Financieel is er geen ruimte gereserveerd voor een 1 meter hoog scherm.
Maatregelen ter hoogte van Veenhuizerweg
Voor de Veenhuizerweg geldt dat stiller asfalt, zoals een dunne deklaag B, geen extra geluidsreducerend effect heeft. Het kan op een groot deel van de weg niet worden toegepast vanwege het feit dat door wringend verkeer een dunne deklaag B te snel slijt en weer vervangen moet worden. Ook afscherming is geen optie en heeft onvoldoende effect gezien de ligging van deze weg ten opzichte van de woningen en de beperkte fysieke ruimte. De geluidbijdrage van de Veenhuizerweg valt weg bij de bijdrage van de Laan van Osseveld. Deze weg is bij de meeste woningen veruit maatgevend. Dit blijkt ook uit de berekening van het planeffect, waarbij is gekeken naar het verschil in geluidbelasting met en zonder aanpassing van de Laan van Osseveld. Cumulatief gezien neemt de geluidbelasting bij de woningen nabij de Veenhuizerweg zelfs af.
Het afschermende grondwalletje aan de westzijde van de Laan van Osseveld, tussen de kruisingen van de Veenhuizerweg en de Deventerstraat, blijft gehandhaafd.
Hogere grenswaarden
Met het treffen van de eerdergenoemde maatregelen neemt de verwachte geluidbelasting ter hoogte van omliggende woningen af en zijn er in plaats van circa 64 hogere grenswaarden nog 23 hogere grenswaarden (HGW) nodig. Hiervoor is de hogere grenswaarde procedure doorlopen. Voor de woningen aan het Ommeland en het Mergelland zijn in 2011 ook hogere grenswaarden vastgesteld. Voor een groot deel zijn de nieuwe hogere grenswaarden voor deze woningen gelijk of lager dan de eerder vastgestelde hogere grenswaarden.
Voor de woningen waarvoor een hogere grenswaarde nodig is, is nader bekeken of in de nieuwe situatie aan de eisen voor een aanvaardbare binnenwaarde wordt voldaan. Gelet op de hoogte van de geluidniveaus na maatregelen (cumulatief) en de resultaten van eerder gevelonderzoek (ten behoeve van bestemmingsplan De Voorwaarts en de verleende bouwvergunningen) wordt overal voldaan en zijn geen gevelmaatregelen nodig.
Geluidbelasting eindsituatie
De toenames zoals ze ingevolge de Wet geluidhinder zijn bepaald, zijn toenames die hoofdzakelijk ontstaan door de autonome groei van verkeer over een periode van ruim 10 jaar (worst-case). Om het reconstructie-effect te bepalen, mag de toename van de geluidbelasting door autonome (verkeers)groei die al in de bestaande situatie zal ontstaan, niet worden afgetrokken. Een groot deel van het berekende reconstructie-effect zal dus ook ontstaan als de Laan van Osseveld niet wordt aangepast. Om in het kader van een goede ruimtelijke ordening na te gaan wat het feitelijke effect van de aanpassing van de Laan van Osseveld met maatregelen zal zijn, is ook berekend wat (cumulatief gezien) het planeffect is. Cumulatief wil zeggen dat de geluidbelasting van de verschillende (spoor)wegen ter hoogte van de woningen bij elkaar zijn opgeteld. De aanpassingen van de Laan van Osseveld met toepassing van de maatregelen hebben vooral een positief effect. Bij nagenoeg alle woningen nabij de Laan van Osseveld leidt de situatie na aanpassing en met maatregelen tot een cumulatief lagere geluidbelasting dan in de situatie zonder aanpassingen en maatregelen. Er zijn circa acht woningen waar er, ondanks de maatregelen nog sprake is van een beperkt negatief effect (2 tot 3 dB), maar dit effect kan niet worden weggenomen met andere/extra maatregelen en wordt gezien de hoogte van de gecumuleerde geluidsniveaus ter plaatse van deze woningen (47 - 56 dB) aanvaardbaar geacht.
Bij het merendeel van de woningen bedraagt de cumulatieve geluidbelasting nu en na aanpassing tussen 48 en 62 dB. De woningen op korte afstand van een druk kruispunt hebben een cumulatieve geluidbelasting van 63 tot 67 dB. Hier wordt de plandrempel vanuit het Actieplan Geluid 2018-2023, zoals dat in 2019 is vastgesteld, overschreden en geldt een GES-score van 6. Deze woningen zijn echter reeds voorzien van extra gevelmaatregelen (bij de bouw) waardoor wel sprake is van een aanvaardbaar binnenniveau. In de huidige situatie is de geluidbelasting ook al meer dan 63 dB en een GES-score van 6. Hierdoor kan worden geconcludeerd dat de aanpassing van de Laan van Osseveld niet leidt tot nieuwe geluidsknelpunten of ontoelaatbare gezondheidsrisico's .
Voor de woningen die buiten het onderzoeksgebied zijn gelegen (langs aansluitende wegen op de Laan van Zevenhuizen, Laan van Osseveld en de Veenhuizerweg) geldt dat de verkeerstoename dusdanig gering is (minder dan 40%), dat er geen sprake zal zijn van een hoorbare geluidtoename. De geluidtoename als gevolg van het plan bedraagt maximaal circa 0,3 dB. Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de bestaande geluidgevoelige bestemmingen.
Spoorweglawaai: geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande spoorwegen
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) hebben spoorlijnen van rechtswege een geluidzone. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen zo'n geluidzone moeten terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde woningen (en andere geluidsgevoelige bestemmingen) de grenswaarden uit het Besluit geluidhinder spoorwegen in acht genomen worden. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 55 dB. Bij een hogere geluidsbelasting moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidsbelasting te reduceren. Indien maatregelen onvoldoende effect geven en/of onmogelijk zijn en de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 68 dB (Lden) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn daaraan stelt is dat daarvoor een grond aanwezig is. Die gronden zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel voor de voorkeurswaarden en de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting
Onderzoeksresultaten spoorweglawaai
Met de aanleg van de tunnel vinden er geen significante aanpassingen plaats aan het spoor. Door het project wordt de ligging van het spoor niet gewijzigd. De bovenbouwconstructie op het te realiseren tunneldek bestaat uit langgelast spoor op betonnen dwarsliggers in een ballastbed en is akoestisch gezien vergelijkbaar met de huidige constructie. De bouw van de tunnel leidt niet tot een toename van het spoorweggeluid. De overwegbellen komen te vervallen. Het project zal daarom leiden tot een afname van spoorweggeluid. Ook worden er als gevolg van het project geen geluidproductieplafonds overschreden. Momenteel is de spoorwegkruising gelijkvloers en zijn er geen geluidwerende voorzieningen op het kruispunt. Vanwege de aanleg van de onderdoorgangen is er geen noodzaak om aanvullende geluidmaatregelen te onderzoeken, te toetsen en te treffen. Dit neemt niet weg dat het bestemmingsplan de realisatie van eventuele afscherming mogelijk maakt. In verband met de benodigde hogere grenswaarden is voor wegverkeerslawaai de samenhang met het spoorweglawaai uitgaande van de vigerende geluidproductieplafonds beschouwd. Deze geluidsbelastingen zijn opgenomen in het akoestisch onderzoek d.d. 27 oktober 2020 en bijgevoegd als Bijlage 3 en Bijlage 4 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING.
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Niet in betekenende mate bijdragen
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:
Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) staan enerzijds maatregelen die gemeenten, provincies en rijk nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren en anderzijds grootschalige, "in betekenende mate" projecten die tot verslechtering kunnen leiden. Per saldo moest Nederland hiermee in 2011 overal aan de grenswaarden van fijn stof voldoen en in 2015 aan de grenswaarden voor stikstofdioxide. Nederland heeft op basis van het NSL van de Europese Commissie uitstel gekregen van de inwerkingtreding van de grenswaarden. Deze termijn is later verlengd. In Apeldoorn is echter al jaren geen sprake meer van overschrijdingen.
Toepasbaarheidsbeginsel
Op locaties die niet voor het publiek toegankelijk zijn, op het terrein van inrichtingen, op rijbanen van wegen en in de middenbermen van wegen hoeft de luchtkwaliteit niet te worden beoordeeld (het "toepasbaarheidsbeginsel").
Voor alle andere ontwikkelingen moet worden onderzocht wat het effect op de luchtkwaliteit is. Blijkt uit het onderzoek dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, dan vormt het onderdeel luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Is de bijdrage wel in betekenende mate maar wordt er geen grenswaarde overschreden, dan is er evenmin een belemmering.
Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit
Het bestemmingsplan beoogt de aanleg van een tunnel, aanpassing van de kruispunten met de meubelboulevard, Veenhuizerweg en de Deventerstraat en verbreding van de Laan van Osseveld tussen de Zutphensestraat en de Deventerstraat. Daarmee staat vast dat de ontwikkeling niet valt onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. Deze aanpassingen zijn gericht op een betere doorstroming van het verkeer en daarmee een beperking van de uitstoot van stoffen in de lucht. Zeker het feit dat er met de tunnel geen voertuigen meer hoeven wachten voor de spoorbomen van het spoor Apeldoorn-Deventer, heeft een positief effect. Daar staat tegenover dat niet is uit te sluiten dat er in de toekomst door de tunnel meer gebruik zal worden gemaakt van de Laan van Osseveld. De verwachting is dat dit negatieve effect minder groot is dan het positieve effect van de betere doorstroming. De verbreding van de Zutphensestraat heeft hetzelfde effect laten zien.
Ieder jaar wordt in een rapportage inzicht gegeven in de luchtkwaliteit van Apeldoorn. Uit de in bijlage 5 van de Bijlagen bij de toelichting opgenomen luchtkwaliteitsrapportage 2018 blijkt dat er nergens in Apeldoorn, ook niet nabij wegen met een hogere intensiteit dan de Laan van Osseveld, sprake is van overschrijding van de normen. Al jaren is een dalende trend te zien in de concentratie van stoffen in de lucht en de verwachting is dat deze trend door blijft zetten. Door landelijke maatregelen zal de luchtkwaliteit in algemene zin verbeteren en ook Apeldoorn treft maatregelen om de lokale luchtkwaliteit te verbeteren. Er zal daarmee ook met de komst van de tunnel en verbrede Laan van Osseveld en Laan van Zevenhuizen ruimschoots aan de normen worden voldaan.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe worden in het beleid voor externe veiligheid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en per transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt (verder: PR-contour).
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Circulaire effectafstanden LPG-tankstations
In de "Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations voor besluiten met gevolgen voor de externe veiligheid" (2016) is de effectbenadering uitgewerkt voor LPG-tankstations. De circulaire vraagt gemeenten ook een effectbenadering toe te passen bij besluiten rondom LPG-tankstations met gevolgen voor de externe veiligheid. Daarnaast blijft een risicobenadering in het kader van het Bevi (plaatsgebonden risico en groepsrisico) nodig.
De effectbenadering is van toepassing als de gemeente een nieuw bestemmingsplan vaststelt. Het gaat om een bestemmingsplan op grond waarvan kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten nabij een LPG-tankstation gerealiseerd worden. Ook voor een omgevingsvergunning milieu voor het oprichten van een LPG-tankstation is een effectbenadering van toepassing. Uit deze circulaire vloeit voort dat in beginsel geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 60 meter en geen zeer kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 160 meter zijn toegestaan. Dit wil zeggen dat deze afstand in beginsel aangehouden moet worden, maar dat gemotiveerd afwijken is toegestaan door het treffen van veiligheidsmaatregelen.
De circulaire is niet van toepassing op besluiten die geen of uitsluitend positieve veiligheidsconsequenties hebben in relatie tot bepaalde effecten van ongevalsscenario’s. Voorbeelden van besluiten waarop de circulaire niet van toepassing is, zijn het vaststellen van een conserverend bestemmingsplan of het verhogen van de LPG-doorzet.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende Regeling basisnet. Er zijn geen wettelijke grenzen voor de aantallen transporten met gevaarlijke stoffen maar er worden wel grenzen gesteld aan de risico's, deze staan in het Basisnet. De vastgestelde risicogrenzen worden getoetst aan het plaatsgebonden risico met een wettelijk harde norm en het groepsrisico met de daarbij behorende oriëntatiewaarde als ijkpunt. Daarnaast geldt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen op een verantwoorde wijze plaatsvindt vanwege de strenge eisen die gelden voor dit vervoer als gevolg van internationale regelgeving.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud van de buisleidingen.
Nota Milieuveiligheid Apeldoorn
Uitgangspunt van de Nota Milieuveiligheid, die in december 2011 is vastgesteld, is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. De voorwaarde hierbij is dat de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de Nota bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.
Onderzoeksresultaten
De tunnel onder het spoor en verdubbeling van de Laan van Osseveld betreft geen nieuw kwetsbaar object op zichzelf. Wel kan de tunnel en de verdubbeling van de Laan van Osseveld gevolgen hebben voor:
De volgende figuur geeft een overzicht van het plangebied in relatie tot de risicobronnen in en nabij het plangebied.
Bevi (stationaire risicobron)
In de directe nabijheid van de planlocatie is een stationaire risicobron gevestigd. Het betreft het LPG tankstation aan de Zutphensestraat 74. Het LPG tankstation aan de Zutphensestraat 74 heeft een plaatsgebonden risico van 35 m en een invloedsgebied van 160 m. Omdat er door de verbreding van de Laan van Osseveld geen mensen verblijven is er geen sprake van verandering in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Toetsing hiervan kan dus achterwege gelaten worden. Door de verbreding van de Laan van Osseveld verandert het risico van het LPG tankstation niet. Ook worden er geen (zeer) kwetsbare objecten binnen de effectafstanden uit de circulaire effectafstanden mogelijk gemaakt. Het LPG tankstation vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg (mobiele risicobronnen )
Er zijn twee een mobiele risicobronnen in of in de nabijheid van de planlocatie die een belemmering voor het initiatief kunnen vormen. Dit betreft de Laan van Osseveld en de spoorlijn Apeldoorn - Deventer West (30EY-6).
Laan van Osseveld
Door de verbreding van de Laan van Osseveld komt deze weg dichter bij woningen te liggen. Vervoer van gevaarlijke stoffen over de Laan van Osseveld is echter beperkt tot lokale bevoorrading. De gemeente Apeldoorn kent geen routering voor het transport van gevaarlijke stoffen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Laan van Osseveld is dermate beperkt dat er geen significante EV risico's zijn rond deze weg, zo blijkt uit de milieunota externe veiligheid gemeente Apeldoorn. De Laan van Osseveld heeft geen plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6). Toetsing van het plaatsgebonden risico kan dus achterwege gelaten worden.
Spoorlijn Apeldoorn - Deventer West
De onderdoorgang N345 komt in het spoorwegtraject Apeldoorn - Deventer West te liggen. Dit traject is met routenummer 30 opgenomen in de Regeling basisnet. Op deze spoorweg vindt regulier vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De aanleg van de onderdoorgang leidt niet tot een wijziging van de hoogte van de risico's vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen omdat het project geen van de variabelen wijzigt die zijn opgenomen in bijlage 2 van de Regeling basisnet. Omdat er door het project geen variabelen wijzigen die effect hebben op de risico's, vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen, leidt het project niet tot een wijziging van die risico's. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
De planlocatie ligt ook binnen de 200 meter zone van de voornoemde spoorlijn. Het groepsrisico moet in de 200 meter zone altijd volledig worden verantwoord en tot 460 beperkt verantwoord. Omdat er geen woningen worden toegevoegd zal het groepsrisico niet veranderen en is er geen verantwoording van het groepsrisico nodig.
In het kader van bevordering van een effectieve rampenbestrijding alsmede maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid van de op de locatie aanwezige personen is advies gevraagd aan de VNOG. De VNOG heeft aangegeven het eens te zijn met de conclusie dat de risico's niet wijzigen. Zij zien geen meerwaarde in een uitgebreid advies.
De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).
De aanleiding voor dit advies is een Engels onderzoek waarbij een licht statistisch verband naar voren is gekomen tussen het langdurig aanwezig zijn van kinderen binnen de 0,4 µT magneetveldzone van bovengrondse hoogspanningslijnen en leukemie bij kinderen tussen 0 en 15 jaar. Het is nog niet duidelijk wat de achterliggende oorzaak hiervan is. Op basis van het voorzorgsprincipe wordt daarom geadviseerd om in nieuwe situaties rekening te houden met deze 0,4 µT–magneetveldzone rondom hoogspanningslijnen. Gelet op de maatschappelijke kosten-baten afweging en ook gezien de huidige onzekerheden over de mogelijke gezondheidsrisico's adviseert VROM dat er geen directe aanleiding is om maatregelen te nemen in bestaande situaties. Daaronder worden ook geldende maar nog niet gerealiseerde gevoelige bestemmingen begrepen.
Nieuwe situaties zijn nieuwe bestemmingsplannen en/of wijziging van bestaande bestemmingsplannen en/of plaatsing van nieuwe hoogspanningslijnen dan wel wijzigingen aan bestaande hoogspanningslijnen. Gevoelige bestemmingen zijn locaties waar kinderen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen en crèches.
Gelet op het hiervoor genoemde VROM-advies heeft het gemeentebestuur op 6 november 2007 de intentie uitgesproken om op termijn alle bovengrondse hoogspanninglijnen in Apeldoorn ondergronds te brengen. Tot het zover is, zal voor nieuwe ontwikkelingen de lijn van het VROM-advies gevolgd worden.
Onderzoeksresultaten
In de nabijheid van de Laan van Osseveld bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen.
Algemeen
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.) is. De activiteiten zijn onderverdeeld in:
Voor het merendeel van de activiteiten van de onderdelen C en D gelden drempelwaarden.
Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van die bijlage geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Als door de activiteit de drempelwaarde wordt overschreden is het verplicht een m.e.r.-beoordeling te maken. Wanneer de drempelwaarde niet wordt overschreden door de activiteit is het verplicht een m.e.r.-beoordeling te maken, maar is deze vormvrij. In beide gevallen gelden de volgende verplichtingen:
Wanneer ingevolge de Wet natuurbescherming voor een (bestemmings)plan een passende beoordeling moet worden gemaakt, moet op grond van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer ook een milieueffectrapport worden opgesteld.
Onderzoeksresultaten
De Laan van Osseveld is een weg met twee rijbanen die verbreed wordt naar 4 rijbanen. Deze activiteit is opgenomen in onderdeel D van het Besluit m.e.r. onder categorie D1.2.
Daarnaast vindt tijdens de realisatie van de tunnel bemaling van grondwater plaats. Deze activiteit is genoemd in onderdeel D van het Besluit m.e.r. onder categorie D15.2.
categorie | Activiteiten | Gevallen (drempelwaarde) |
D 1.2 | De wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken niet zijnde een, autosnelweg of autoweg. | In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een weg met een tracélengte van 5 kilometer of meer. |
D 15.2 | De aanleg, wijziging of uitbreiding van werken voor het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater. | In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een hoeveelheid water van 1,5 miljoen m3 of meer per jaar. |
Voor beide categorieën wordt de drempelwaarde niet overschreden. Er is daarom een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling is gebleken dat kan worden uitgesloten dat het realiseren van dit plan belangrijke nadelige milieugevolgen en gevolgen voor de kwetsbare natuur heeft en daarom is het opstellen van een passende beoordeling en een MER niet noodzakelijk. Het besluit vormvrije m.e.r.-beoordeling is op 4 juni 2020 genomen en is opgenomen in Bijlage 11 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING.
Op de relevante aspecten is en wordt verder in dit hoofdstuk nader ingegaan.
Het plangebied Laan van Osseveld ligt in bestaand stedelijk gebied. Het wegvak wat wordt verdubbeld en van een tunnelbak wordt voorzien bij de spoorkruising is circa 1,0 kilometer lang. Het plangebied bevindt zich wel binnen enige Keurzone, maar niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in de omgevingsvisie heeft aangegeven.
Het gebied ligt niet in de grondwaterfluctuatiezone die (toelichtend) in de Omgevingsvisie Gelderland is vastgelegd. Uit gegevens van peilbuizen in de omgeving blijkt dat het grondwaterpeil in het plangebied tussen 200 en 300 centimeter onder maaiveld ligt. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend. Door waterdicht maken van de tunnelbak zal grondwater in dit plangebied geen overlast veroorzaken en niet structureel afgevoerd worden. Hierdoor zal het plan grondwaterneutraal worden ontwikkeld.
Direct noordwest van het plangebied bevinden zich de vijver verbonden met het watersysteem van Zevenhuizen. Tussen de spoorlijn en de Deventerstraat wordt het waterpeil gehandhaafd op NAP+6,50m. Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater.
Door regenwater van de wegen af te koppelen via een hemelwaterrioolstelsel zal er extra water naar het oppervlakte watersysteem gaan. Voor deze extra lozing geldt een vergunning-/meldplicht. Bij de inrichting dient rekening gehouden te worden met voorkomen van afstroom van schadelijke stoffen op het oppervlaktewater middels toepassen van bodempassage. Het plan heeft dan geen nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater.
In en om het plangebied komt wel waterafhankelijke natuur voor. Door het (afgekoppelde) regenwater wat niet kan infiltreren op de vijver te lozen treedt er enige verversing op van het water waar deze over het algemeen stilstaande wateren baat bij hebben. Hierdoor heeft het plan geen nadelige gevolgen voor deze waterafhankelijke natuur.
In het plangebied en de omgeving daarvan ligt een gemengd rioolstelsel waarmee vuil- en regenwater gezamenlijk wordt afgevoerd. De capaciteit van dit riool is voldoende om bij de maatgevende regenbui die eens per 2 jaar optreedt geen water op straat te veroorzaken.
Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van regenwater niet op de riolering aan te sluiten. In de Bouwverordening is bepaald dat het regenwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in principe in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.
Bij ontwikkeling van gebieden die voorheen onbebouwd of onverhard waren, dient de infiltratievoorziening een berging van minimaal 36 mm ten opzichte van het aangesloten verhard oppervlak te hebben. Bij herontwikkeling van bestaand verhard en/of bebouwd gebied is dit 20 mm. Bij extreme situaties moet voorkomen worden dat afstromend water binnen of buiten het plangebied schade veroorzaakt.
Het waterschap vereist voor nieuwe ontwikkelingen een bergingscapaciteit van 60 mm in het plangebied, hier mag de infiltratiecapaciteit naar de bodem (gedurende 24 uur) van afgetrokken worden. Deze berging mag zowel in als buiten de infiltratievoorzieningen plaats vinden.
De materialen die in aanraking komen met het regenwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van regenwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het regenwater afgevoerde vervuilende stoffen.
In dit plangebied wordt het regenwater wat afstroomt in de tunnelbak verpompt en verbeterd gescheiden afgevoerd: de first flush voert af op het gemengde riool. De second flush naar de bodem en het oppervlaktewater in de omgeving. Hiermee wordt voorkomen dat het te infiltreren regenwater het grond- en/of oppervlaktewater verontreinigt.
Het plan omvat ca 5.000 m² extra verhard oppervlak. Het regenwater van de weg aan de zuidzijde van de tunnelbak kan afgekoppeld worden op de HWA-leiding nu gelegen onder het fietspad westelijk van de Laan van Osseveld. Het regenwater aan de noordzijde van de tunnelbak dient via een bodempassage/wadi dan wel via een infiltratieleiding met een overloop op de vijver afgekoppeld te zijn van de gemengde riolering.
De nieuwe tunnel gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en regenwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel. In deze situatie betreft het géén afvalwater maar wordt de first flush naar het gemengde riool afgevoerd. Het bestaande rioolstelsel in en om het plangebied heeft voldoende capaciteit voor deze extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw.
Het plangebied ligt niet een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Daarom is dit plan in het kader van de watertoets voor deze aspecten een postzegelplan als omschreven door Waterschap Vallei en Veluwe. Voor deze aspecten geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.
Wel dient een oever binnen de keurzone van een watergang te worden verplaatst om het plan mogelijk te maken. Met het waterschap is afgestemd dat deze oever mag worden verplaatst zonder compensatie van nat oppervlak vanwege de beperkte impact. Wel dient er rekening gehouden te worden met de bereikbaarheid van de watergang voor de maaiboot. De maatvoering wordt in de planfase verder vastgesteld in overleg tussen de gemeente en het waterschap.
De twee Europese richtlijnen Vogelrichtlijn (1979) en Habitatrichtlijn (1992) vormen samen de belangrijkste natuurbeschermingswetgeving op Europees niveau. De Vogelrichtlijn heeft tot doel in het wild levende vogelsoorten op het grondgebied van de EU te beschermen. De EU-lidstaten zijn verplicht voor alle vogelsoorten die in hun land leven leefgebieden van voldoende grootte en kwaliteit te beschermen. De Habitatrichtlijn waarborgt de biologische diversiteit door het in stand houden van natuurlijke leefgebieden en de wilde flora en fauna. De Habitatrichtlijn is gericht op de bescherming van soorten en van natuurlijke habitats. Beide richtlijnen verplichten de lidstaten tot het aanwijzen van te beschermen gebieden, zogeheten speciale beschermingszones. Het netwerk van speciale beschermingszones die op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn aangewezen wordt over het algemeen als Natura 2000 aangeduid. Een Natura 2000-gebied kan uit een Vogelrichtlijngebied, een Habitatrichtlijngebied of een combinatie van beide bestaan. Bij een gecombineerd Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebied kan elk onderdeel zijn eigen begrenzing hebben, afhankelijk van de aanwezige natuurwaarden.
Wet natuurbescherming
Rijksregels over natuurbescherming staan in de Wet natuurbescherming (verder: Wnb). De wet kent een algemene zorgplicht voor iedereen in Nederland ten aanzien van Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en in het wild levende dieren en planten.
De Wnb geeft de provincies de opdracht om gebieden aan te wijzen die behoren tot het 'natuurnetwerk Nederland', een samenhangend landelijk ecologisch netwerk. Andere gebieden kunnen de provincies aanwijzen als bijzondere provinciale natuurgebieden dan wel bijzondere provinciale landschappen.
De Wnb bevat –voor zover voor bestemmingsplannen relevant- regels voor de bescherming van gebieden, voor de bescherming van soorten en over houtopstanden.
Gebiedsbescherming
De minister van Economische Zaken wijst Natura 2000-gebieden aan, de speciale beschermingszones als bedoeld in de Vogel- en de Habitatrichtlijn. Het aanwijzingsbesluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied. De provincie stelt voor het Natura 2000-gebied iedere 6 jaar een beheerplan vast.
Op grond van de artikelen 2.7 en 2.8 Wnb stelt een bestuursorgaan een plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied uitsluitend vast indien uit een passende beoordeling van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, waarin rekening is gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied, de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Als uit de passende beoordeling die vereiste zekerheid niet is verkregen kan het plan uitsluitend worden vastgesteld als is voldaan aan elk van de voorwaarden:
Als het plan significante gevolgen kan hebben voor een prioritair type natuurlijke habitat of een prioritaire soort in een Natura 2000-gebied geldt in plaats van de hiervoor genoemde voorwaarde b, de voorwaarde dat het plan nodig is vanwege:
Als compenserende maatregelen nodig zijn, moeten deze onderdeel uitmaken van het plan.
Wanneer ingevolge de Wet natuurbescherming voor een (bestemmings)plan een passende beoordeling moet worden gemaakt, moet op grond van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer ook een milieueffectrapport worden opgesteld.
Soortenbescherming
De Wnb kent drie verschillende beschermingsregimes voor soorten:
Van deze verboden kan de provincie ontheffing (in individuele gevallen) respectievelijk (bij verordening) vrijstelling verlenen. Dit kan alleen als aan drie criteria is voldaan:
Voor een deel van de andere, vanuit nationaal oogpunt beschermde soorten hebben provinciale staten in de Omgevingsverordening Gelderland vrijstelling verleend voor zover het gaat om handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling en het bestendig beheer en onderhoud.
Houtopstanden
Tot slot kent de Wnb het verbod om een houtopstand geheel of gedeeltelijk te (doen) vellen, zonder voorafgaande melding daarvan aan de provincie. Dit verbod geldt niet binnen de bebouwde kom en voor bepaalde typen bomen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is bepaald dat de aanwijzing en begrenzing van de gebieden die behoren tot het 'natuurnetwerk Nederland' en de aanwijzing van de wezenlijke kenmerken en waarden van die gebieden bij provinciale verordening geschiedt. Ook is daarin bepaald dat bij provinciale verordening regels worden gesteld over bestemmingsplannen die betrekking hebben op een gebied behorend tot het natuurnetwerk Nederland.
Omgevingsvisie en -verordening Gelderland
De provincie beschermt het Gelders Natuurnetwerk. Het Gelders Natuurnetwerk is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. De provincie wil de natuur van het Gelders Natuurnetwerk beschermen tegen aantasting en heeft daarom regels opgenomen in de Omgevingsverordening. Daarnaast bestaat de Groene Ontwikkelingszone (GO). Deze kent een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De omgevingsverordening kent ook regels voor GO.
Verordening Groene Balans
De gemeente beschermt groene gebieden in de Verordening Groene Balans: compensatie en verevening van groene waarden, in werking getreden op 29 maart 2018. In de verordening is bepaald dat er in principe fysieke compensatie plaatsvindt: als natuur of bos moet plaatsmaken voor andere vormen van ruimtegebruik moet er op een andere plek natuur of bos voor terugkomen. Er moet dan gelijktijdig met het bestemmingsplan ten gevolge waarvan bos of natuur verdwijnt, een nieuw aan te leggen natuur- of bosgebied worden bestemd, hetzij in het eigen plangebied, hetzij in een ander plangebied. Slechts wanneer fysieke compensatie niet of maar gedeeltelijk mogelijk is dan wel onaanvaardbare vertraging voor het project oplevert, mag financieel gecompenseerd worden. In het geval van financiële compensatie dient die compensatie gelijktijdig met het vaststellen van het bestemmingsplan geregeld te zijn. Dat kan door het vastleggen van een privaatrechtelijke overeenkomst met een initiatiefnemer maar ook door het instellen van een gemeentelijk groenfonds dat is gericht op natuur- en boscompensatie.
De gemeente hanteert daarbij de Groene Kluis, waarin de financiële vergoeding van compensatieverplichtingen gericht worden ingezet op compensatie van de arealen bos of natuur en daarmee op versterking van de Groene Mal.
Zie voor de toetsing van dit bestemmingsplan aan de Verordening Groene Balans paragraaf 2.8.2 van deze toelichting.
Om mogelijke effecten op natuur te bepalen is een Voortoets opgesteld. Deze voortoets, Voortoets aanleg ongelijkvloerse kruising Laan van Osseveld (N345) te Apeldoorn (Tauw, 1 oktober 2020) is opgenomen in Bijlage 6 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING. In dit rapport zijn de resultaten van de voortoets van 4 juni, zoals die was opgenomen in het gepubliceerde ontwerpbestemmingsplan, aangevuld met de resultaten van het in de tussentijd uitgevoerde vleermuizenonderzoek. Daarnaast heeft er nog een aanvulling plaatsgevonden ten aanzien van mogelijke aanpassingen aan de watergangen.
Gebiedsbescherming- Natura 2000
Het besluitgebied ligt niet in of nabij een beschermd gebied. Het dichtstbijzijnde beschermde gebied ligt op ruim 4 kilometer afstand van het besluitgebied. Gezien de afstand, de binnenstedelijke locatie van het besluitgebied en tussenliggende elementen (bebouwing en wegen), zijn negatieve effecten van optische verstoring, verstoring door licht en geluidverstoring uitgesloten.
De effecten van eventuele extra stikstofemissie als gevolg van zowel de aanleg van de tunnel en de toevoerwegen als toenemend gebruik van de wegen kunnen relatief ver reiken en kunnen daardoor ook in het Natura 2000-gebied Veluwe plaatsvinden. Om die reden is hiernaar onderzoek gedaan. Zowel de aanlegfase als de gebruiksfase is onderzocht. Dit stikstofonderzoek is opgenomen in de hier boven genoemde voortoets.
Voor de berekening is de afbakening van de hiervoor aangeleverde verkeersmodellen bepaald op waar verschilintensiteiten optreden van meer (of minder) dan 100 motorvoertuigen per etmaal. In het rekenmodel AERIUS is alleen gerekend met de wegvakken waar naar aanleiding van het plan een verschilintensiteit optreedt van 100 motorvoertuigen per etmaal of meer. Gekozen is voor het aantal van 100 mvt/etmaal omdat daar de grens wordt bereikt van de betrouwbaarheid van het onderliggende verkeersmodel. Kleinere wijzigingen in verkeersaantallen zijn niet meer toe te rekenen aan een specifiek project op deze schaal.
Uit de rekenresultaten blijkt dat zowel in de aanlegfase als in de gebruiksfase er geen sprake is van een toename in de stikstofdepositie die groter is dan 0,00 mol/ha/jaar. Daarom is uitgesloten dat uitvoering van het plan mogelijk significante effecten heeft op stikstofgevoelige habitattypen en habitats van soorten in Natura 2000-gebieden als gevolg van stikstofdepositie.
Gebiedsbescherming – NNN, GNN en GO
Het plangebied ligt buiten de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland; in Gelderland bestaat dat uit het Gelders Natuurnetwerk (GNN), de Groene Ontwikkelzone (GO) en ecologische verbindingszones. Voor de GNN, GO en Gelderland ecologische verbindingszone 2015 geldt dat externe werking niet getoetst hoeft te worden (artikel 2.7 in omgevingsverordening, provincie Gelderland, 2018). Negatieve effecten op het NNN zijn uitgesloten, verdere toetsing is niet nodig.
Soortenbescherming
Vleermuizen
Omdat de beoogde ontwikkeling mogelijk negatieve effecten kan hebben op vleermuizen door aantasting van een mogelijke vliegroute, is daarnaar onderzoek verricht. Vooruitlopend op het onderzoek zijn al maatregelen meegenomen in het ontwerp om effecten op vleermuizen te verkleinen. Zo wordt rekening gehouden met het terugbrengen van 'gaten' in de bomenrij en wordt extra aanplant van bomen in het ontwerp opgenomen. Tijdens het onderzoek is echter geen essentiële vliegroute aanwezig gebleken. De westelijke bomenrij en watergang direct ten noorden van het spoor blijkt echter wel essentieel foerageergebied voor gewone dwergvleermuis (circa tien tot dertien exemplaren) te zijn. Het is daarom van belang dat er tijdens de werkzaamheden en in de toekomstige situatie geen toename is van de uitstraling van kunstlicht tussen zonsondergang en zonsopkomst. Er zijn maatregelen noodzakelijk om een negatief effect op het essentiële foerageergebied te voorkomen. Deze maatregelen omvatten het afstellen van armaturen zodat deze niet uitschijnen naar omliggende bosschages, groenstructuren en het wateroppervlak. Daarnaast moet gebruik worden gemaakt van vleermuisvriendelijke verlichting. Deze maatregelen moeten worden vastgelegd in een verlichtingsplan. Een ecoloog moet betrokken blijven bij het opstellen van het verlichtingsplan.
Ransuilen
De nestplaats van de ransuil is meestal een oud nest van een kraaiachtige (ekster, zwarte kraai), roofvogel (onder andere buizerd, sperwer), blauwe reiger, houtduif of eekhoorn. De ransuil nestelt zowel in loofbomen als naaldbomen en grote struwelen. Tijdens het veldbezoek zijn in het plangebied eksternesten aangetroffen die geschikt zijn als nestlocatie voor de ransuil. Ransuilen broeden in de periode maart tot en met juli. De werkzaamheden kunnen een broedende ransuil vestoren en kap van de bomen het nest vernietigen (overtreding Wnb, artikel 3.1, lid 2 en 4). Daarom is nader onderzoek uitgevoerd naar verblijfplaatsen van ransuilen (ook opgenomen in de Voortoets). Op basis van het onderzoek is de aanwezigheid van nestlocaties van de ransuil uitgesloten. Negatieve effecten op (verblijfplaatsen van) ransuilen als gevolg van de beoogde ontwikkeling zijn uitgesloten.
Tijdens het broedseizoen beschermde vogels
De nesten van alle inheemse vogels zijn beschermd als ze als broedlocatie in gebruik zijn. Dit is vanaf nestbouw tot en met het uitvliegen van de jongen. Bij het oriënterende veldbezoek zijn geschikte nestplaatsen van broedvogels aangetroffen. Het gaat om de bomenrijen en struiken langs de weg. De werkzaamheden kunnen broedende vogels verstoren in de nabijgelegen struiken en bomen. Door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal medio maart – medio juli) uit te voeren of te starten wordt de kans op verstoring aanzienlijk verkleind. Afhankelijk van het weer kunnen vogels ook buiten deze periode tot broeden komen. Een broedvogelcontrole is noodzakelijk in de periode februari tot en met november. Als tijdens deze broedvogelcontrole een broedgeval aanwezig is, moet een verstoringsvrije zone worden aangehouden tot het nest. Zowel de broedvogelcontrole als de bepaling van de verstoringsvrije zone moet door een ter zake kundige ecoloog uitgevoerd worden.
Amfibieën
Ter hoogte van de nieuwe spoortunnel is het mogelijk nodig dat een klein deel van de ten noordwesten gelegen watergang wordt ingedamd. Dit zal pas blijken bij het definitieve ontwerp rond de spoortunnel. In het bestemmingsplan en in de voortoets is wel rekening gehouden met deze mogelijke aanpassing. Mocht deze aanpassing nodig blijken, dan dient bij de betreffende werkzaamheden in de watergang in het kader van de zorgplicht rekening gehouden te worden met aanwezige amfibieën.
Houtopstanden
Een toetsing aan door de Wnb beschermde houtopstanden is in dit geval niet nodig. De Wnb beschermt namelijk alleen houtopstanden buiten de 'bebouwde kom boswet'. Voor het vellen van bomen is mogelijk wel een omgevingsvergunning vereist, hiervoor zijn regels opgenomen in de APV van Apeldoorn. De bomen langs de laan zijn opgenomen in de bomenstructuurkaart en eventuele kap is daarmee vergunningsplichtig.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor nabijgelegen Natura 2000-gebieden of voor het GNN, de GO of ecologische verbindingszones.
Daarnaast veroorzaakt de beoogde ontwikkeling geen negatieve effecten ten aanzien van grondgebonden zoogdieren, jaarrond beschermde vogels, amfibieën en vissen e.d.
Zonder maatregelen kan de beoogde ontwikkeling wel negatieve effecten hebben op vleermuizen. Middels een verlichtingsplan wordt gezorgd dat er tijdens de werkzaamheden en in de toekomstige situatie geen toename is van de uitstraling van kunstlicht tussen zonsondergang en zonsopkomst. Ook met de beplanting wordt ingespeeld op vleermuizen.
Verder zullen de werkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd. Wanneer onverhoopt toch werkzaamheden binnen het broedseizoen plaatsvinden, zal hierbij ecologische begeleiding ingeschakeld worden om verstoring te voorkomen.
Bij eventuele werkzaamheden in de watergang dient in het kader van de zorgplicht rekening gehouden te worden met aanwezige amfibieën.
Met de genoemde maatregelen wordt voldaan aan de Wet natuurbescherming en is geen ontheffing nodig.
Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening bevat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De begrippen 'stedelijke ontwikkeling' en 'bestaand stedelijk gebied' zijn als volgt gedefinieerd (artikel 1.1.1 Bro):
In de praktijk wordt dit de ladder voor duurzame verstedelijking genoemd. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.
Een stedelijke ontwikkeling is in de Bro gedefinieerd als "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen". Het aanleggen van een weg is ingevolge een tweetal uitspraken van de Raad van State (ABRvS 14 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:82; en ABRvS 18 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:448.) geen stedelijke voorziening. Dit wordt nog eens bevestigd in de overzichtsuitspraak van de Raad van State over de Ladder (ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724). De overzichtsuitspraak is gedaan enkele dagen voordat op 1 juli 2017 de nieuwe Ladder in werking is getreden (Stb. 2017, 182). De Afdeling geeft echter uitdrukkelijk aan dat de overzichtsuitspraak ook voor de (toepassing van de) nieuwe Ladder van belang blijft.
In onderhavig bestemmingsplan gaat het om het aanpassen van infrastructurele voorzieningen ten behoeve van de doorstroming van verkeer en de verkeersveiligheid. Gelet op de jurisprudentie is hier geen sprake van een stedelijke voorziening. De ladder voor duurzame verstedelijking hoeft dan ook niet te worden toegepast.
Het plangebied is gelegen in stedelijk gebied. Ondanks dat de ladder niet hoeft te worden toegepast, is er wel onderzoek gedaan naar de nut- en noodzaak van de aanpassing van de Laan van Osseveld. De samenvatting van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 12 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING. Dit onderzoek heeft alleen betrekking op de verdubbeling van het noordoostelijk deel van de ring en op de aanpassing van de kruispunten en wegvakken en niet op de aanleg van de tunnel. Voor de bestaande situatie is in dit onderzoek de spoorwegovergang als huidige knelpunt dan ook buiten beschouwing gelaten.
De conclusie uit dit onderzoek is dat met de huidige infrastructuur het toekomstige verkeersaanbod in 2030 (inclusief de latente vraag) niet meer afgewikkeld kan worden. Om na te gaan welke maatregelen de doorstroming kunnen verbeteren, zijn berekeningen uitgevoerd om te bepalen wat het effect is van het aanpassen van de kruisingen en van uitbreiding van de weg van 2x1 naar 2x2 rijstroken. Hieruit komt naar voren dat aanpassing van de kruisingen naar VRI-kruispunten met een 2 x 2 profiel, en dan met name de kruisingen Veenhuizerweg en Deventerstraat, met name zorgen voor een betere doorstroming. In die zin zou, behalve bij de kruisingen, verdubbeling van de Laan van Osseveld voor verbetering van de reistijden minder prioriteit hebben. Echter als uitgegaan wordt van de tussenvariant, waarbij alleen ter hoogte van de kruispunten een 2x2-profiel wordt toegepast en op de tussenliggende wegvakken het huidige 2x1-profiel dan heeft dat de nodige nadelen.
Deze nadelen zijn onder andere:
Deze nadelen wegen niet op tegen de voordelen in de vorm van minder barrièrewerking, een betere oversteekbaarheid en leefbaarheid (geluid, lucht) en een kostenbesparing, omdat de lengte waarover dit 2x1-profiel kan worden toegepast, heel beperkt is.
Er is daarom gekozen om zowel de kruisingen aan te passen als ook de Laan van Osseveld in zijn geheel te verdubbelen van een 2x1 profiel naar een 2x2 profiel.
Voor de aanpassing van de spoorwegovergang is in het kader van het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen een integrale probleemanalyse uitgevoerd. Voor de toelichting daarop wordt verwezen naar paragraaf 2.2 Beleidsagenda Spoorveiligheid 2020-2025.
In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland hebben provinciale staten het provinciale beleid omtrent archeologie vastgelegd: De provincie streeft er naar archeologie expliciet te betrekken bij de integrale afweging bij planontwikkeling. Bij locatiekeuze en planuitwerking moet voldaan worden aan de basiskwaliteitseisen van de bodem, waaronder archeologie. Ruimtelijke plannen en projecten die archeologische gegevenheden in de bodem kunnen aantasten moeten zo veel mogelijk rekening houden met bekende en te verwachten archeologische waarden.
De Omgevingsverordening Gelderland bevat, voor zover voor dit plangebied relevant, geen regels over cultuurhistorie.
Als vervolg op de Nota I-cultuur heeft de gemeenteraad op 18 juni 2015 de Archeologische beleidskaart 2015 vastgesteld, die de Archeologische beleidskaart uit 2006 vervangt. De archeologische beleidskaart kent drie categorieën terreinen met archeologische waarden. Er is vastgesteld dat op deze terreinen archeologische waarden aanwezig zijn of dat het zeer waarschijnlijk is dat deze aanwezig zijn. Daarnaast zijn er drie zones met een archeologische verwachting. Deze zones geven de dichtheid weer waarop een archeologische vindplaats wordt verwacht.
De kans op het aantreffen van een archeologische vindplaats is afhankelijk van de archeologische verwachting voor het gebied èn van de omvang van de graafwerkzaamheden. Daarom is aan de verschillende gebiedscategorieën specifiek beleid gekoppeld.
Categorie 1: Terrein met monumentale archeologische waarden
Het gaat hier om wettelijk beschermde monumenten en door de gemeente op basis van de Monumentenverordening aangewezen gemeentelijke monumenten. Op deze terreinen is het vrijwel zeker dat bij grondwerkzaamheden schade aan de archeologische vindplaats toegebracht wordt. De bescherming van deze terreinen is geregeld in de Erfgoedwet, de Monumentenwet en de Monumentenverordening.
Categorie 2: Terrein met vastgestelde archeologische waarden
Terreinen met vastgestelde archeologische waarden zijn die gebieden waarvan in het verleden is vastgesteld dat er zich een behoudenswaardige archeologische vindplaats bevindt. Bij verstoringen van de bodem groter dan 50 m2 is het verplicht archeologisch onderzoek uit te voeren.
Categorie 3: Terrein met archeologische waarden
Tot de terreinen met archeologische waarden behoren de enken, dorpskernen en historische locaties. In deze gebieden zijn archeologische waarden aanwezig, maar waar deze precies liggen is niet altijd bekend. Bij bodemingrepen is de kans dan ook zeer aannemelijk dat archeologische waarden worden aangetroffen. In deze gebieden moet bij verstoringen van de bodem groter dan 100 m2 archeologisch onderzoek uitgevoerd worden.
Categorie 4: Zone met (middel)hoge archeologische verwachting
In deze categorie vallen de terreinen die op de archeologische kenniskaart een middelhoge en hoge archeologische verwachting bezitten. In deze gebieden wordt verspreide begraving, bewoning en landgebruik voorafgaande aan de dorpsvorming in de Late Middeleeuwen verwacht. Pas bij grotere bodemingrepen wordt de kans groot dat zo'n vindplaats wordt aangetroffen. Daarom hoeft bij verstoringen van de bodem kleiner dan 500 m2 geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.
Categorie 5: Zone met lage archeologische verwachting
In gebieden met een lage archeologische verwachting is de dichtheid van archeologische vindplaatsen naar verwachting laag. Daarom hoeft er in deze gebieden alleen archeologisch onderzoek te worden gedaan als er meer dan 2.500 m2 van de bodem verstoord gaat worden.
Categorie 6: Zone met geen archeologische verwachting
In gebieden waar het bodemarchief door menselijk of natuurlijk toedoen is verdwenen of waar zeker is dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Het gaat hier om grote verstoringen van de bodem: wegvlak A1, de spoorlijn ter hoogte van de stuwwal en niet-historisch water. Deze categorie zal in de loop van de tijd groter worden naarmate meer archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Een actueel overzicht van overige gebieden in deze categorie wordt door middel van de archeologische kenniskaart bijgehouden.
Verstoringsdiepte waarvoor onderzoeksplicht geldt
De verplichting om archeologisch onderzoek uit te voeren geldt voor ieder van de genoemde gebiedscategorieën bij een verstoring dieper dan 35 cm onder het vastgestelde maaiveld. Een uitzondering op deze diepte wordt gemaakt voor natuurgebieden. Ervaring leert dat archeologische waarden in natuurgebieden relatief dicht aan het oppervlak kunnen liggen. Daarom is in natuurgebieden bij verstoringen van de bodem groter dan 10.000 m2 altijd een archeologisch onderzoek nodig, ongeacht de diepte van de verstoring.
Op basis van de gemeentelijke Archeologische beleidskaart 2015 is het plangebied voor het grootste gedeelte ingedeeld in de zone met (middel)hoge archeologische verwachting en deels in de zone met lage archeologische verwachting.
uitsnede Archeologische beleidskaart 2015
Omdat de omvang van de geplande bodemingrepen voor de aanleg van de tunnel en de verbreding van de Laan van Osseveld groter is dan 500 m2 en dieper dan 35 cm, zijn ten behoeve van dit bestemmingsplan twee archeologische vooronderzoeken uitgevoerd, in de vorm van bureau- en verkennend booronderzoek. Deze onderzoeken, 'Laan van Osseveld, Apeldoorn rapport 4734' d.d. 26 mei 2020 en 'Laan van Osseveld, Apeldoorn, rapport 5153' d.d. 25 mei 2020, uitgevoerd door ADC ArcheoProjecten, zijn opgenomen in respectievelijk Bijlage 7 en Bijlage 9 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING.
Het eerste vooronderzoek, rapport 4734, richt zich op de ondertunneling van de Laan van Osseveld. Het tweede vooronderzoek, rapport 5153, richt zich op de overige delen van het bestemmingsplangebied.
Op basis van dit archeologisch vooronderzoek is vastgesteld dat er in het te ontwikkelen gebied drie zones zijn waarbinnen een verwachting bestaat op het aantreffen van archeologische resten uit de periode Laat-Mesolithicum - Late Middeleeuwen. Gezien de relatief beperkte oppervlaktes van deze zones en de beperkingen die de ligging in de bebouwde kom met zich meebrengen (beperkte ruimte en huidige functie van de gronden), is nader onderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek vooruitlopend op de ontwikkeling niet mogelijk. Daarom wordt geadviseerd om civiele bodemingrepen in deze zones onder archeologische begeleiding plaats te laten vinden als zij dieper reiken dan respectievelijk, 50 cm -Mv (zone rondom boring 25 uit rapport 5153), 85 cm -Mv (zone rondom boring 8 uit rapport 4734) en/of 120 cm -Mv (zone rondom boring 35 uit rapport 5153). Deze archeologische begeleiding dient plaats te vinden op een op voorhand door de gemeente Apeldoorn goed te keuren Programma van Eisen. Het overige deel van het onderzochte gebied kan worden vrijgegeven.
Het afgegeven advies, tot uitvoering van een archeologische begeleiding van civiele bodemingrepen in deze zones, is bekrachtigd door de gemeente Apeldoorn door middel van twee selectiebesluiten. Deze selectiebesluiten zijn opgenomen in Bijlage 8 en Bijlage 10 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
De in het rapport aangegeven zones waarvoor archeologische begeleiding wordt voorgeschreven, zijn niet alle drie gelegen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan. Hier vinden wel werkzaamheden plaats in het kader van het project, maar omdat de huidige bestemming hiervoor al passend is, maakt dit gebied geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Voor het deel dat wel valt binnen het plangebied is het advies verwerkt door het opnemen van de aanduiding 'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde' (aanduiding voor categorie 4 uit Archeologische beleidskaart). De regeling hiervoor is aangepast op de op basis van de rapporten minst diepe voorgeschreven 'onderzoeksdiepte' die binnen het bestemmingsplan valt, namelijk de onderzoeksdiepte vanaf 50 cm -Mv. Deze komt dus in de plaats van de onderzoeksdiepte vanaf 35 cm. Daarnaast is een minimum oppervlakte opgenomen waarvoor de onderzoeksverplichting geldt van 100 m2. Dit in aansluiting op de regeling van een categorie hoger (3) op de Archeologische beleidskaart, om recht te doen aan de hoge verwachting dat er iets gevonden wordt. Deze oppervlaktemaat komt dus in de plaats van de 500 m2 die gebruikelijk wordt gehanteerd voor een zone met (middel)hoge archeologische verwachting.
Op grond van artikel 3.1 van de Erfgoedwet kan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een monument dat van algemeen belang is vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aanwijzen als rijksmonument.
In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat in de toelichting op een bestemmingsplan een beschrijving moet worden gegeven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
Aanvullend op de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte heeft het Rijk een visie op het cultureel erfgoed opgesteld, genaamd 'Kiezen voor karakter; visie erfgoed en ruimte'. Deze visie geeft aan hoe het Rijk het onroerend cultureel erfgoed borgt in de ruimtelijke ordening, welke prioriteiten het kabinet daarbij heeft en hoe het wil samenwerken met publieke en private partijen. Vanuit een brede erfgoedvisie wordt ingezoomd op de meest actuele en urgente opgaven van nationaal belang.
In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland stelt de provincie over cultuur en erfgoed het volgende: De Gelderse steden kenmerken zich door een sterk historisch karakter, door een hoge ruimtelijke kwaliteit, een goed ontwikkelde culturele infrastructuur en huisvesten enkele topinstellingen. Al deze kwaliteiten dragen in belangrijke mate bij aan een aantrekkelijk woon-, werk- en vestigingsklimaat. Om deze redenen investeert de provincie in de verdere ontwikkeling van erfgoed en cultuur, kennisontwikkeling, cultureel ondernemerschap en innovatie. In alle regio's stimuleert de provincie samen met gemeenten kunst en cultuur die bijdragen aan een sterk vestigingsklimaat, regionale identiteit en vrijetijdseconomie.
De Omgevingsverordening Gelderland bevat, voor zover voor dit plangebied relevant, geen regels over cultuurhistorie.
Op de cultuurhistorische beleidskaart die hoort bij de gemeentelijke Nota I-cultuur, staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:
In de nota is vastgelegd dat gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan een beschermende regeling krijgen.
In 2012 heeft de gemeenteraad de Implementatienotitie modernisering monumentenzorg vastgesteld. In deze notitie is vastgelegd dat de iconen (monumenten, beeldbepalende panden en beschermde gezichten of gebieden) worden beschermd via sectorale regels, zoals de Erfgoedwet en de gemeentelijke monumentenverordening. Andere cultuurhistorische waardevolle kwaliteiten worden -waar nodig en mogelijk- door middel van het bestemmingsplan beschermd.
De belangrijke cultuurhistorische structuren in de omgeving van de Laan van Osseveld zijn de oude linten. Deze oude linten zijn de Deventerstraat, de Veenhuizerweg (waar de Laan van Osseveld op aantakt) en de Zutphensestraat. Deze oude linten zijn ingepast in de omgeving. Ook de spoorlijn richting Deventer is een belangrijk cultuurhistorisch onderdeel in de stad; deze lijn werd tussen 1887 en 1888 aangelegd. De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt heeft geen invloed op deze historische structuren.
Monumenten zijn elementen met een hoge cultuurhistorische waarde die op grond van de Erfgoedwet dan wel de Monumentenverordening als monument zijn aangewezen. In het plangebied bevinden zich geen monumenten en kandidaat-monumenten.
Karakteristieke panden hebben geen monumentenstatus maar zijn door hun cultuurhistorische en ruimtelijke waarde van groot belang voor het karakteristieke beeld van hun omgeving. Die waarden komen onder andere tot uitdrukking in de gebiedseigen typologie, markante ligging, bijdrage aan het typische beeld en/of de bijzondere vorm en functie. In het plangebied bevinden zich geen karakteristieke panden.
De aanleg van de tunnel en de aanpassing van de Laan van Osseveld vindt plaats door Pro Rail in opdracht van de gemeente Apeldoorn op gronden van de Gemeente Apeldoorn en van Railinfratrust B.V. Er hoeven geen gronden te worden aangekocht.
Op grond van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de exploitatieplanplichtige bouwplannen aangewezen. De aanleg van de tunnel en de verbreding van de Laan van Osseveld is geen bouwplan op grond van artikel 6.2.1 van het Bro. Er hoeft dan ook geen exploitatieplan te worden vastgesteld.
De aanlegkosten (inclusief de planvoorbereiding/apparaatskosten/directievoering) van de tunnel en de verdubbeling van de Laan van Osseveld worden vanuit de gemeente gedekt door een beroep te doen op de daartoe gereserveerde middelen in haar Meerjaren Programma Begroting (MPB). De economische uitvoerbaarheid is verzekerd middels cofinanciering waarin het Rijk, de Provincie Gelderland en de gemeente een aandeel hebben. Het Rijk en provincie dragen bij middels een fixed subsidie. Hiervoor heeft de Provincie een beschikking verleend en is met het Rijk (Ministerie van Infrastructuur en Milieu) een Bestuursovereenkomst getekend op 14 oktober 2019.
Naar de huidige inzichten zijn de hiervoor toegekende middelen toereikend om het plan uit te voeren. Binnen de budgettaire kaders zijn mogelijkheden om eventueel bij te sturen. De gemeente is opdrachtgever en risicodragend. Deze gereserveerde middelen zijn toereikend om de uitgaven te dekken waardoor de economische uitvoerbaarheid is verzekerd.
In hoofdstuk 4 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 5 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 6.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 6.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 6.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.
Bestemmingsplan Laan van Osseveld is een ontwikkelingsplan, waarin de toekomstige situatie uitgangspunt is voor de wijze van bestemmen. Voor de regels en de plankaart is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard, die aansluit bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012.
De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.
Verkeer - Spoorweg
De bestemming Verkeer – Spoorweg is gegeven aan de spoorlijn Apeldoorn - Deventer. Hier zijn wegen, spoorwegen, fiets- en voetpaden, nutsvoorzieningen, tunnels, bruggen, bermen, watergangen, groenvoorzieningen en specifieke spoorinfrastructuur toegestaan. Met de regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige bestemming Spoorwegdoeleinden op grond van bestemmingsplan Osseveld-Woudhuis. Hierin was ook al een tunnel toegestaan. Tunnels zijn uitgesloten van de bouwhoogtebepaling.
Verkeer - Weg
De Laan van Osseveld heeft primair een functie voor het doorgaande verkeer een heeft daarom de bestemming Verkeer - Weg gekregen. Dit geldt ook voor de Laan van Zevenhuizen. De tunnelbak, met zowel de hoofdrijbaan als de voet- en fietspaden, is in deze bestemming opgenomen. Dit met uitzondering van het gedeelte onder het spoor. Dat deel heeft de bestemming Verkeer - Spoorweg. Verder heeft ook het fiets- en voetpad met talud aan de noordwestzijde van de tunnel deze bestemming Verkeer - Weg gekregen. Overwogen is om hier de bestemming Groen te laten bestaan, omdat deze bestemming ook fietspaden toestaat. Omdat echter het fietspad één geheel vormt met het ontwerp van de tunnel, de hoofdfunctie daarmee verkeer is en binnen de bestemming Verkeer - Weg ook groenvoorzieningen zijn toegestaan, is er voor gekozen om toch de bestemming Verkeer -Weg hier aan te geven. Dit geldt ook voor het talud van het fietspad, waarvoor een deel van de watergang moet wijken.
De eventueel benodigde watercompensatie zal plaatsvinden aan de watergang net ten zuiden van de Veenhuizerweg. De bestemming hiervan is nu de bestemming Groen. Deze bestemming staat ook watergangen en voorzieningen voor de waterhuishouding toe. Omdat de omvang van de compensatie nog niet geheel duidelijk is en de bestaande bestemming Groen al watervoorzieningen toestaat, maar de bestemming Water geen groenvoorzieningen toe staat, is er voor gekozen deze bestemming op dit moment niet aan te passen naar de bestemming Water.
Verder is voor de begrenzing van de bestemming Verkeer - Weg zowel aangesloten bij het nieuwe ontwerp als bij de huidige bestemming Verkeer - Weg. Dit laatste vooral bij de rotonde en bij het laatste stuk voor het kruispunt met de Zutphensestraat. Dit om te voorkomen dat er snippers met een iets afwijkende bestemming zouden ontstaan. Bij het ontwerp is verder ter hoogte van de verdubbeling een extra marge langs de weg aangehouden, om eventuele kleine aanpassingen / optimalisaties in het ontwerp naar aanleiding van de aanbesteding op te kunnen vangen.
Om te voldoen aan artikel 3.3.1, lid 1b van het Besluit ruimtelijke ordening is in de bestemmingsomschrijving vastgelegd dat de Laan van Osseveld niet meer dan 2x 2 rijstroken mag bedragen, met uitzondering van de voorsorteerstroken. De extra marge kan dus niet worden gebruikt voor een extra rijstrook. Voor de Laan van Zevenhuizen geldt een maximum van 2 x 1 rijstrook met uitzondering van de voorsorteerstroken.
Het nieuwe fietspad parallel aan het Ommeland valt niet binnen deze bestemming. Daar geldt nu de bestemming Groen die al fietspaden toe staat. Deze bestemming wordt niet gewijzigd.
Binnen de bestemming Verkeer - Weg is verder een voorwaardelijke bepaling opgenomen voor groencompensatie.
De voorwaardelijke bepaling voor groencompensatie is gekoppeld aan het Groencompensatieplan project tunnel en verbreding Laan van Osseveld. Hierin is geregeld dat binnen twee jaar na aanleg van de tunnel en aanpassing van de Laan van Osseveld de groencompensatie zoals die is vastgelegd in het groencompensatieplan moet zijn gerealiseerd. Mocht er door een wijziging in het ontwerp het groen net anders ingevuld gaan worden, dan kan door middel van een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan worden afgeweken. Voorwaarde blijft wel dat er in zijn totaal wordt voldaan aan de compensatieverplichting uit de Verordening Groene Balans, tenzij er zwaarwegende belangen zijn die uitvoering van deze verplichting onevenredig en onbillijk maken.
Bouwregels
Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden.
Bevoegd gezag
Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) staan de regels die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 6 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Lid 6.1 bevat onder andere de bepaling over ondergronds bouwen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen in het hele plangebied (zowel binnen als buiten het bouwvlak) is toegestaan voor het tot stand brengen van ruimten mits die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (fiets- en voetgangers)tunnels. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.
In artikel 7 staan de algemene gebruiksregels. In lid 7.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. In lid 7.2 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling is noodzakelijk voor vormen van gebruik die onwenselijk zijn en waarvoor het bestemmingsplan dus niet de mogelijkheid biedt daarvoor een omgevingsvergunning te verlenen; de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is derhalve niet van toepassing.
Procedureregels voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan zijn niet opgenomen omdat daarvoor de procedure uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is. De procedureregels voor uitwerkings- en wijzigingsplannen staan in de Wet ruimtelijke ordening. Artikel 11 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.
In dit bestemmingsplan is in de Algemene gebruiksregels van artikel 7 in lid 7.3 een gebruiksregel over parkeren opgenomen. Hierin is bepaald dat moet worden voorzien in voldoende parkeerruimte voor auto en fiets en voor laden en lossen bij het gebruiken van gebouwen en gronden en bij nieuwe ontwikkelingen waarvoor een omgevingsvergunning nodig is. Wat hieronder wordt verstaan wordt uitgelegd in de Beleidsregel Parkeren, zoals vastgesteld op 21 maart 2019. Deze beleidsregel is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.
In de Algemene afwijkingsregels van artikel 9 is in lid 9.2 de bevoegdheid opgenomen om van de gebruiksregel parkeren af te wijken wanneer het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
In hoofdstuk 3 zijn ook de regels voor de in het plangebied voorkomende waarden met betrekking tot archeologie opgenomen. Dit zijn regels voor waarden die in meerdere bestemmingen kunnen voorkomen. Door middel van gebiedsaanduidingen is aangegeven waar deze zones voorkomen.
Archeologie
De Archeologische beleidskaart 2015 kent zes categorieën gebieden met een verschillende archeologische verwachting. Voor twee van die categorieën bevatten de Apeldoornse bestemmingsplannen geen regeling. De bescherming van terreinen met monumentale archeologische waarden, oftewel de archeologische monumenten, is geregeld in de Erfgoedwet, de Monumentenwet en de gemeentelijke monumentenverordening. Van de zones met geen archeologische verwachting staat vast dat er geen archeologische waarden (meer) zijn. Voor de overige vier categorieën wordt in bestemmingsplannen een beschermende regeling opgenomen.
In het plangebied van dit bestemmingsplan komen op basis van de Archeologische beleidskaart 2015 maar twee categorieën voor, namelijk een zone met lage archeologische verwachting en een zone met (middel)hoge archeologische verwachting. Gezien de omvang van het plangebied is er archeologisch onderzoek uitgevoerd. Zie hierover paragraaf 5.5.2 van deze toelichting. Hieruit blijkt dat een groot deel van het gebied vrij kan worden gegeven van een archeologische verwachtingswaarde. In slechts drie kleine gebiedjes zijn mogelijk nog archeologische waarden te verwachten. Omdat het graven van proefsleuven voor nader onderzoek hier niet mogelijk is door de huidige functie van de gronden en de beperkte ruimte, zal bij werkzaamheden dieper dan de aangegeven diepte deze werkzaamheden gepaard moeten gaan met archeologische begeleiding, dus archeologisch onderzoek tijdens de werkzaamheden. Dit in principe ongeacht de omvang (oppervlakte in m2). Voor elk van de gebiedjes is in het archeologisch onderzoek een andere diepte aangegeven, namelijk 0,50 meter, 0,85 meter en 1,20 meter.
De in het rapport aangegeven zones waarvoor archeologische begeleiding wordt voorgeschreven, zijn echter niet alle drie gelegen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan. Hier vinden wel werkzaamheden plaats in het kader van het project, maar omdat de huidige bestemming hiervoor al passend is, maakt dit gebied geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
Voor het deel dat wel valt binnen het plangebied is het advies verwerkt door voor deze gebiedjes de aanduiding 'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde' op te nemen (aanduiding voor categorie 4 uit Archeologische beleidskaart). De regeling die hier in principe bij hoort, is aangepast op de bevindingen in de archeologische vooronderzoeken. Zo is er voor gekozen de 'onderzoeksdiepte', die bij bodemingrepen aangeeft vanaf welke diepte archeologisch onderzoek nodig is, aan te passen aan de minst diepe voorgeschreven 'onderzoeksdiepte' die binnen het bestemmingsplan valt, namelijk de onderzoeksdiepte van 50 cm -Mv. Deze komt dus in de plaats van de onderzoeksdiepte van 35 cm. Daarnaast is een minimum oppervlakte opgenomen waarvoor de onderzoeksverplichting geldt van 100 m2. Dit in aansluiting op de regeling van een categorie hoger (3) op de Archeologische beleidskaart, om recht te doen aan de hoge verwachting dat er iets gevonden wordt. Deze oppervlaktemaat komt dus in de plaats van de 500 m2 die gebruikelijk wordt gehanteerd voor een zone met (middel)hoge archeologische verwachting.
Deze regeling geeft dus aan wanneer archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Hiervoor geldt dat bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en een diepte van 50 cm onder het vastgestelde maaiveld tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend.
Voor een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die mogelijke archeologische waarden in de bodem kunnen verstoren geldt dat ze niet mogen worden uitgevoerd tenzij daarvoor een omgevingsvergunning is verleend. Daarbij gelden dezelfde oppervlakte en diepte als hiervoor genoemd. De vergunning kan alleen worden verleend als uit archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
Wanneer de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bijvoorbeeld uit eerder uitgevoerd onderzoek) in voldoende mate is vastgesteld, is het niet nodig nieuw onderzoek uit te voeren.
Als uit het archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat de archeologische waarden door het oprichten van het bouwwerk of door het uitvoeren van de werkzaamheden zullen worden verstoord kan het bevoegd gezag bepaalde voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden. Deze voorschriften kunnen bestaan uit het treffen van technische maatregelen of uit het uitvoeren van nader onderzoek; van beide dient verslag aan het bevoegd gezag uitgebracht te worden.
In de regels is bepaald dat de diepte van de bodemingreep wordt bepaald vanaf de vastgestelde maaiveldhoogte van het Actueel Hoogtebestand Nederland 2 (AHN2). De AHN2 is een digitale hoogtekaart van Nederland, met voor heel Nederland gedetailleerde en precieze hoogtegegevens die de ligging van het maaiveld met grote nauwkeurigheid weergeeft. Door het hanteren van deze vastgestelde hoogteligging wordt bereikt dat niet alleen bij een eenmalige bodemingreep dieper dan bijvoorbeeld 50 cm onder AHN2-maaiveld er een plicht tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek is, maar dat dat ook het geval is als er in de loop der jaren bij achtereenvolgende activiteiten meer dan 50 cm onder deze vastgestelde maaiveldhoogte gegraven wordt. In de begripsbepalingen is een definitie van het begrip AHN2-maaiveld opgenomen.
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
Op grond van de in de door de gemeenteraad vastgestelde notitie 'Samen voor kwaliteit' beschreven werkwijze is er op 30 oktober 2019 een inloopbijeenkomst geweest. Deze inloopbijeenkomst vond plaats in Het Bolwerk, het wijkgebouw in de wijk Woudhuis. Tijdens deze bijeenkomst is informatie gegeven over de plannen in hoofdlijnen en de werkzaamheden met betrekking tot de tunnel en de verdubbeling van de Laan van Osseveld. Er is aangegeven waar grofweg de nieuwe rijbanen komen te liggen, welk gedeelte van de wegen wordt verdubbeld, dat de rotonde ter hoogte van de Veenhuizerweg een kruispunt wordt, dat ook het fietspad en voetpad onder het spoor door gaan lopen, enzovoort.
Verder is nog aangegeven dat de Laan van Osseveld mogelijk 1,5 jaar wordt afgesloten en dat de omleidingsroutes nog niet bekend zijn. De bijeenkomst was georganiseerd door de gemeente met medewerking van ProRail. Voor deze inloopbijeenkomst zijn 7.000 uitnodigingen verstuurd aan omwonenden en bedrijven / instellingen en zijn de wijkraad en de gemeenteraad uitgenodigd. De informatiebijeenkomst was met een opkomst van circa 600 mensen goed bezocht.
De algemene teneur van de omwonenden en de wijkraad was: het is goed dat de tunnel en verbreding er komt, maar hoe komen we die 1,5 jaar dat de Laan van Osseveld wordt afgesloten onze wijk uit en hoe komen we bij het winkelcentrum?
Voorafgaand aan de bijeenkomst van 30 oktober 2019 en ook na die tijd heeft de gemeente met onder meer twee wijkraden, diverse ondernemers, winkeliers, scholen, vervoerders, hulpdiensten, bedrijven en andere belanghebbenden persoonlijke gesprekken gevoerd. De stand van zaken van het project en de vervolgstappen, ook in relatie tot het bestemmingsplan en vergunningen aan deze stakeholders zijn daarbij toegelicht.
Omleidingsroutes
De meeste vragen / opmerkingen gingen over de omleidingsroutes. Hoe komen die eruit te zien? De omleidingsroutes zijn op moment van schrijven nog niet bekend, maar daar wordt volop onderzoek naar gedaan. Ook de gemaakte opmerkingen worden daarin meegenomen. Omleidingsroutes moeten voldoen aan een aantal regels. Dit betekent dat niet alle genoemde opties als omleidingsroute kunnen worden gebruikt.
Tijdens de aanleg van de tunnel wordt de fiets een veel gemakkelijker vervoermiddel dan de auto. Hoewel de gemeente het gebruik van de fiets wel wil stimuleren, wordt er zeker gekeken naar hoe het autoverkeer van en naar het winkelcentrum te leiden. Eén van de dingen is dat er een herkomstonderzoek wordt gedaan onder de bezoekers van het Fort, om te kijken waar zij vandaan komen. Daarnaast worden gegevens als het verkeersmodel gebruikt om na te gaan hoeveel auto's en fietsers nu al van bepaalde routes gebruik maken en hoe dit straks tijdelijk kan worden ingevuld. De gemeente is ook in overleg met andere wegbeheerders zoals de Provincie en Rijkswaterstaat om werkzaamheden niet tegelijk uit te voeren. Zo worden ook de mogelijkheden op de snelwegen onderzocht om verkeer anders van en naar Apeldoorn te geleiden.
Verder kan men gebruik blijven maken van de trein vanaf station Apeldoorn-Osseveld. Zoals het er nu voorstaat, ligt het treinverkeer in totaal slechts twee tot drie keer een korte periode helemaal stil. Voor de rest wordt er gewerkt terwijl de treinen gewoon blijven rijden.
In het bestemmingsplan wordt niets geregeld ten aanzien van omleidingsroutes. Om deze reden en omdat de omleidingsroutes nog moeten worden bepaald, worden deze in dit bestemmingsplan dan ook niet verder besproken. De meest gestelde vragen en suggesties zijn wel op een rij gezet en beantwoord op de speciaal daarvoor aangemaakte webpagina op de website van de gemeente Apeldoorn:www.apeldoorn.nl/ter/tunnelosseveld
Voor de meest recente informatie met betrekking tot de omleidingsroutes wordt daarom verwezen naar deze website.
Naast de website vindt er ook communicatie met omwonenden en diverse belanghebbenden plaats via een nieuwsbrief, die periodiek verschijnt. Met veel stakeholders is nu al een (persoonlijke) relatie opgebouwd. Persoonlijke gesprekken op periodieke of mijlpaalmomenten met deze partijen, worden gehandhaafd. Op een later moment volgen er nog meer informatiebijeenkomsten over vormgeving van de tunnel, de omleidingsroutes en andere zaken die te maken hebben met de uitvoering van de werkzaamheden.
Verbreding
Naast vragen over de omleidingsroutes, zijn er ook vragen gesteld over de aanpassingen die gedaan worden aan de Laan van Osseveld. Deze zijn hieronder aangegeven en voorzien van een antwoord. Deze antwoorden zijn gepubliceerd op de website van de gemeente en zijn gedeeld met omwonenden en stakeholders via de nieuwsbrief (versie eind januari/ begin februari 2020).
Zoals hierboven aangegeven is er naast de inloopbijeenkomst ook overleg gevoerd met de verschillende specifieke belanghebbenden in het gebied rondom de Laan van Osseveld. Naast ondernemers van het winkelcentrum is bijvoorbeeld één of meerdere malen al gesproken met vertegenwoordigers van hulpdiensten, scholen, een zorgtehuis en een tankstation. Hiervoor is een stakeholdersanalyse in het voorjaar van 2019 uitgevoerd. Op basis van de stakeholdersanalyse is een communicatie- en strategieplan opgesteld. Deze belanghebbenden hebben bijvoorbeeld een onderneming of vertegenwoordigen een zorgtehuis of school en zijn hiervoor aangewezen op de Laan van Osseveld en worden geraakt door de uitvoeringswerkzaamheden aan tunnel of de wegverbreding van de Laan van Osseveld. Gedurende de tweede helft van 2019 tot nu zijn met deze belanghebbenden persoonlijke gesprekken gevoerd, waarin specifiek over hun situatie is gesproken. In de gesprekken is de stand van zaken van het project toegelicht. Met deze belanghebbenden wordt blijvend specifiek besproken wat hun belangen zijn en hoe zij geraakt worden door de uitvoeringswerkzaamheden en welke opmerkingen zij eventueel nu al hebben en hoe de gemeente met welke processtappen op welk moment terugkomt.
Met dit plan zijn geen nationale belangen in het geding. Ook zijn er geen belangen uit de provinciale omgevingsverordening in het geding. Overleg met het rijk en de provincie ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan dan ook niet aan de orde.
Het plan is ambtelijk voorbesproken met het Waterschap Vallei en Veluwe. Hieronder is de reactie van het Waterschap weergegeven. Deze is waar mogelijk verwerkt in de waterparagraaf.
Reactie waterschap:
In het kort volgen hieronder de belangrijkste aandachtspunten ten aanzien van de waterhuishouding.
Aanleg spoortunnel
In een eerder stadium is er contact geweest met gemeente Apeldoorn over de aanleg van de
spoortunnel. Door de aanleg van de spoortunnel wordt mogelijk een deel van de vijverpartij
gedempt. Omdat het slechts om een klein deel gaat, hebben we geen bezwaar tegen het
dempen van de watergang zolang het varend onderhoud van de vijverpartij mogelijk blijft. Het
waterschap wil dan ook graag betrokken worden bij de verdere uitwerking van de spoortunnel.
Voor wat betreft de bestemmingsplanprocedure zien we graag dat dit aandachtspunt ook wordt
opgenomen in de waterparagraaf.
Waterberging
In de plannen voor de herinrichting van de Laan van Osseveld wordt gesproken over een verbreding van de weg. Hierdoor is er een toename van verhard oppervlak. In de waterparagraaf zien we graag beschreven om hoeveel verhard oppervlak het gaat. Ook zien we graag beschreven op welke manier het hemelwater wordt geborgen en hoe het uiteindelijk naar het oppervlaktewater wordt afgevoerd. Hierbij verzoeken wij de gemeente om zoveel mogelijk de groenstroken te gebruiken om het hemelwater in de bodem te laten infiltreren, mogelijk is er zelfs ruimte voor wadi's, zaksloten of greppels. Opgemerkt moet worden dat het oppervlaktewater in de directe omgeving van de Laan van Osseveld op dit moment voldoende capaciteit heeft ten aanzien van de waterberging. Toch hechten we veel waarde aan een duurzame inrichting waarbij het hemelwater zoveel mogelijk binnen het plangebied wordt geïnfiltreerd.
Watervergunning
Tot slot en mogelijk ten overvloede wil ik graag aangeven dat er voor alle werkzaamheden in de directe omgeving van het oppervlaktewater een watervergunning nodig is.