Plan: | Bedrijventerrein Ecofactorij herziening 1 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1304-vas1 |
behorende bij het bestemmingsplan Bedrijventerrein Ecofactorij herziening 1
Voor bedrijventerrein Ecofactorij geldt het gelijknamige in 2012 vastgestelde bestemmingsplan. Aan de bedrijfspercelen is de bestemming Bedrijventerrein toegekend. Binnen deze bestemming is ondermeer een norm opgenomen voor het maximale oppervlak dat per bedrijfskavel bebouwd mag worden en het minimale oppervlak van een bedrijfskavel dat uitsluitend mag worden gebruikt voor water- en groenvoorzieningen.
Met deze gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan worden beide normen gewijzigd. Aanleiding hiervoor vormt de door de gemeenteraad op 17 maart 2016 vastgestelde Kaderwijziging voor de Ecofactorij.
Op 9 juli 2014 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Gelderland kiest er in de Omgevingsvisie voor om bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven vanuit twee hoofddoelen.
Het eerste doel is het vergroten van de concurrentiekracht van Gelderland door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur. Daarbij richt de provincie zich met haar partners onder andere op:
Het tweede doel is het waarborgen en op het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland. Dit betekent onder andere:
De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, die zijn onderverdeeld in drie thema's. Het thema Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Onder het thema Dynamisch Gelderland staan de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit. Het derde thema, Mooi Gelderland, betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen.
Op 24 september 2014 hebben provinciale staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. De verordening kent regels over bedrijventerreinen. De regels richten zich met name op bestemmingsplannen die voorzien in de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen.
Op 30 mei 2013 heeft de raad de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een doorkijk tot 2030 en is één structuurvisie voor zowel stad als land.
De structuurvisie is opgesteld op de overgang naar een echt andere tijd. De onzekerheid over de toekomst is groot. In de structuurvisie kiest de gemeente er voor om daarop niet te reageren met een dichtgetimmerd plan maar door zoveel mogelijk (beleids)ruimte te bieden aan het onvoorspelbare. Daarmee krijgt Apeldoorn de ruimte zich te ontwikkelen. De gemeente nodigt daarom iedereen uit die een bijdrage kan leveren aan de leefkwaliteit van huidige en toekomstige Apeldoorners. Ruimte bieden is niet vrijblijvend, de ruimte wordt geboden binnen kaders. Allereerst door voort te bouwen op de belangrijkste kwaliteiten van de gemeente. In het concept 'Apeldoorn Buitenstad' komen die kwaliteiten samen. Apeldoorn is zowel stad als groot dorp en biedt de leefkwaliteit van beide.
De kwaliteiten van de Buitenstad vormen samen het fundament van de structuurvisie. De gemeente wil het fundament van Apeldoorn koesteren en versterken. Want alleen daardoor blijft de leefkwaliteit op peil en blijft Apeldoorn aantrekkelijk voor bewoners, bezoekers en bedrijven. Beheer en vernieuwing van het fundament is de belangrijkste opgave van de structuurvisie. De gemeente stelt hoge kwaliteitseisen aan het fundament en wil er zelf in blijven investeren.
De veelzijdige economie levert al decennialang een solide fundament voor de Buitenstad. Daarbij zijn vooral de maakindustrie, de ICT, de logistiek, toerisme & recreatie en de zorg belangrijk. Apeldoorn heeft voor deze sectoren een grote variatie aan bedrijventerreinen en kantorenlocaties in de aanbieding. Het is zaak deze locaties ook gedifferentieerd te blijven ontwikkelen, met uiteenlopende profielen. Dat geldt zowel voor de toevoeging van nieuwe terreinen als voor het revitaliseren van bestaande terreinen en kantoren. Bij een brede economische basis hoort immers steeds een op de actualiteit toegesneden en gevarieerd aanbod aan bedrijfslocaties.
Om Buitenstad te blijven, zijn in de structuurvisie vier ambities geformuleerd die weergeven wat Apeldoorn grotendeels al is en waar Apeldoorn sterk in is: Apeldoorn is een comfortabele gezinsstad met een toeristisch toplandschap; heeft een veelzijdige economie en kent lokale duurzaamheid. Aan deze ambities wil Apeldoorn samen met andere partijen bouwen.
Veelzijdige economie betekent het beste van een solide én vernieuwende economie, waarin een brede economische basis wordt gecombineerd met een sterk innovatief vermogen. Ingezet wordt op:
Het profiel voor Ecofactorij op de kansenkaart richt zich op: duurzaam & efficiënt, grootschalig, distributie en productie.
Voor bedrijventerrein Ecofactorij geldt het gelijknamige in 2012 vastgestelde bestemmingsplan. De toelichting bij dat bestemmingsplan vermeld onder andere het volgende.
Hoofddoelstelling van het bestemmingsplan is het bieden van een ruimtelijke regeling gericht op het beheer van het bedrijventerrein, waarbinnen in samenhang zowel de bedrijfsmatige functie als de ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid wordt behouden en zich verder kan ontwikkelen.
Bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein is gekozen voor een synthese tussen de "casco-" en "landscaping-" benadering. Binnen deze gezamenlijke aanpak is de casco-benadering met name toegepast op het hogere schaalniveau, ten behoeve van de ecologische en ruimtelijke integratie van het plangebied in de oostflank van Apeldoorn en de realisering van een basispakket met duurzame voorzieningen en infrastructuur in het plangebied zelf. Het casco voor het bedrijventerrein omvat ondermeer een ecologische structuur en een ontsluitingsstructuur. De onderdelen van het casco verankeren het bedrijventerrein in zijn groene omgeving. Onderdelen van het casco zijn de ecologische zone langs de Woudhuizermark, de hoofdontsluitingsweg en de centrale watergang.
Op een lager schaalnivo, namelijk dat van de bedrijfskavels, is de landscaping-benadering toegepast. Het plan bevat randvoorwaarden gericht op een hoogwaardige, duurzame inrichting van de individuele kavels, waarbij centraal staat dat de ondernemers worden gestimuleerd om enerzijds optimaal te profiteren van de mogelijkheden die het casco biedt terwijl zij anderzijds de verantwoordelijkheid krijgen om op een innovatieve wijze hun bedrijf te ontwikkelen tot een zichtbaar voorbeeld van duurzaamheid.
De gekozen ontwikkelingsrichting heeft ondermeer geresulteerd in groene/ecologische zones en overwegend grote kavels met daarop grootschalige bedrijfsgebouwen omgeven door groen, zodanig vormgegeven dat deze een onderdeel van het grootschalig landschap vormen ("sculpturen" in het landschap).
Een duidelijke concentratie van dit groen langs landschappelijke en ecologische elementen is niet haalbaar gebleken. De (ecologische) kwaliteit van het gerealiseerde groen op de kavels is op een enkele uitzondering na niet optimaal, evenals de onderlinge samenhang tussen het groen op de kavels. Bij de uitwerking van de plannen voor de buitenruimte heeft dit aspect te weinig aandacht gekregen. Omdat het bedrijventerrein inmiddels grotendeels is ingevuld is dit ook niet goed meer mogelijk.
Aan het beoogde meervoudig intensief grondgebruik door een efficiënte gebruiksindeling van gebouwen en ruime bouwhoogtes is uitvoering gegeven. Het nog verder intensiveren van het grondgebruik door het verhogen van het bebouwingspercentage doet afbreuk aan de ecologische, landschappelijke en ruimtelijke kwaliteiten van het plan en is dan ook niet wenselijk.
Algehele conclusie is dat de bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein opgestelde ruimtelijke visie in hoofdlijnen intact dient te blijven zodat de samenhang binnen het bedrijventerrein wordt gewaarborgd. Met het handhaven van de visie wordt de bereikte kwaliteit geborgd en kan deze zich verder ontwikkelen.
In dat kader zijn onder andere regels opgenomen in het bestemmingsplan omtrent het bebouwingspercentage en het grondgebruik van de kavel. Aan de bedrijfspercelen is de bestemming Bedrijventerrein toegekend. Binnen deze bestemming is ondermeer een norm opgenomen voor:
De raad heeft op 17 maart 2016 besloten in te stemmen met kaderwijzigingen voor de Ecofactorij. Met als vertrekpunt de structuurvisie Buitenstad is onderzocht hoe de economische potentie van het bedrijventerrein te vergroten en de uitgifte van bedrijfskavels te stimuleren. Dit onder andere om een bijdrage te leveren aan de versterking van de economie en werkgelegenheid in Apeldoorn.
Eén van de voorgenomen kaderwijzigingen waartoe besloten is betreft het wijzigen van twee normen uit het bestemmingsplan. Het betreft het verlagen van het minimale groenpercentage tot vijfentwintig procent en loslaten van het bebouwingspercentage (wat de facto een bebouwingspercentage van vijfenzeventig procent inhoudt).
Ecofactorij is een relatief nieuw bedrijventerrein aan de zuidoostzijde van de stad. Het heeft een opppervlak van circa 90 hectare, waarvan zo'n 70 hectare in de vorm van bedrijfskavels. Momenteel is ongeveer driekwart van de bedrijfskavels uitgegeven.
De huidige staat van de Ecofactorij, toegespitst op de voor deze herziening relevante zaken is als volgt:
De Ecofactorij is opgezet met hoge ambities op het gebied van ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Streven was een synergie tot stand te brengen tussen de bedrijfsmatige functie en die ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid.
In 2012, bij het opstellen van het geldende bestemmingsplan, is geconstateerd dat deze doelstelling op onderdelen bereikt is maar op onderdelen ook niet. Ook toen is al geconstateerd dat de oorspronkelijke gedachte van grote gebouwen in een grootschalig groen landschap niet volledig bereikt is. De kwaliteit van het groen op de kavels en de samenhang tussen dat groen is daarvoor onvoldoende. Dat beeld is sindsdien niet verbeterd. Daarmee is de noodzaak om vast te houden aan het bebouwingspercentage van vijftig procent, zoals destijds geconcludeerd, steeds minder belangrijk geworden.
Daar komt bij dat met de structuurvisie Buitenstad uit 2013 ingezet wordt op een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven en het actueel houden van een variatie aan bedrijventerreinen met uiteenlopende profielen. Vanuit dat kader is nagegaan hoe de economische potentie van bedrijventerreinen te vergroten en de uitgifte van bedrijfskavels te stimuleren. Dat heeft geresulteerd in de kaderwijziging uit 2016, welke voor de Ecofactorij het verlagen van het minimale groenpercentage tot vijfentwintig procent en het loslaten van het bebouwingspercentage inhoudt.
Met deze herziening van het bestemmingsplan wordt op een zorgvuldige wijze uitvoering gegeven aan de kaderwijziging. De balans wordt in enige mate verschoven naar het economische maar het streven blijft om synergie met de ruimtelijke kwaliteit te bereiken en die kwaliteit te beschermen.
Hoe wordt daar nu invuling aan gegeven? In essentie wordt de focus wat betreft ruimtelijke kwaliteit enigszins bijgesteld. Was de oorspronkelijke ambitie er één van het realiseren van een samenhangend groen landschap met daarin grote bedrijfsgebouwen (sculpturen in het landschap). Nu wordt de focus meer gelegd op het behoud en en versterken van de groene structuur van de Ecofactorij en het versterken van de kwaliteit van het groen op de bedrijfskavels.
De groen/waterzones langs de Woudhuizermark, Zutphensestraat, rijksweg A11 en de watergang behouden hun beschermde status in het bestemmingsplan. Streven is om de groenstructuur verder te versterken. Hiertoe is een Streefbeeld Groen opgesteld. Uitgangspunt van het streefbeeld is dat het groen op bedrijfskavels zoveel mogelijk blijft danwel gaat aansluiten op die groenstructuur en dat dit groen een zo hoog mogelijke landschappelijke, ecologische en duurzame kwaliteit krijgt. Dus meer kijken naar kwaliteit dan kwantiteit.
Met het verbeteren van de duurzame kwaliteit wordt vooral beoogd in te spelen op het fenomeen hittestress dat door klimaatverandering in stedelijk gebied steeds belangrijker wordt. Met bijvoorbeeld het aanplanten van bomen en groene daken kan bijgedragen worden aan het tegengaan hiervan. De bijlage geeft een Handreiking Klimaatadaptie voor maatregelen.
Inzet is om de beoogde kwaliteitsverbetering van het groen vooral op de bedrijfskavels te bereiken. Beoogd wordt bedrijven te stimuleren en te inspireren om daar invulling aan te geven. Bij gesprekken met bedrijven over bijvoorbeeld concrete bouwplannen zal het Streefbeeld Groen en de Handreiking Klimaatadaptie als inspiratiedocumenten ingebracht worden. Verder wordt met deze herziening een bevoegdheid aan het college gegeven om een 'korting' van de groennorm per bedrijfskavel te geven van 25 naar 20%, onder de voorwaarde dat met fysieke maatregelen een substantiele kwalitatieve versterking van het kavel wordt bereikt op het gebied van landschappelijke inpassing, ecologie en/of duurzaamheid. Ook hierbij kan het streefbeeld en de handreiking als handvat benut worden.
Overigens biedt het bestemmingsplan verder voldoende waarborgen dat met het loslaten van het bebouwingspercentage zich ongewenste onwikkelingen gaan voordoen. Zo kent het bestemmingsplan een regel over een minimaal aan te houden afstand van bedrijfsgebouwen tot de kavelgrenzen.
Met het loslaten van het bebouwingspercentage kan de verkeersaantrekkende werking van de Ecofactorij toenemen met ca. 600 motorvoertuigen (waarvan ca. 20% vrachtverkeer). Dit zal naar verwachting geen negatief effect hebben op de doorstroming van het verkeer op onder andere de Zutphensestraat.
Met deze herziening wordt het bedrijventerrein Ecofactorij zelf niet uitgebreid. Het betreft geen stedelijke ontwikkeling. Ook leidt de verlaging van het groenpercentage en de verhoging van het bebouwingspercentage per bedrijfskavel niet tot een afwijking van het Regionaal Bedrijventerrein Programma. Zowel wat betreft het bestaande oppervlak als nog uit te geven oppervlak aan bedrijfsterrein wordt namelijk uitgegaan van de volledige bedrijfskavels. Het groen- en bebouwingspercentage heeft daar dus geen invloed op. Artikel 3.1.6 lid Bro (ladder duurzame verstedelijking) is niet van toepassing.
Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.
Op grond van de beschikbare gegevens geeft de (verwachte) kwaliteit van de bodem geen bezwaren voor de herziening van het bestemmingsplan. Voor het onderdeel bodem zijn er geen randvoorwaarden voor de kaderwijzing. Bij bouw- en grondwerkzaamheden blijft de bestaande regelgeving van kracht.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m | |
2 | 30 m | 10 m | |
3.1 | 50 m | 30 m | |
3.2 | 100 m | 50 m | |
4.1 | 200 m | 100 m | |
4.2 | 300 m | 200 m | |
5.1 | 500 m | 300 m | |
5.2 | 700 m | 500 m | |
5.3 | 1.000 m | 700 m | |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Onderzoeksresultaten milieuzonering
Het bedrijventerrein Ecofactorij is in het geldende bestemmingsplan ingedeeld in de milieuzones 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2. De bedrijvenlijst behorende bij het bestemmingsplan richt zich in hoofdzaak op grootschalige productiebedrijven en distributiebedrijven, behorende tot milieucategorie 3 en 4. Er vindt met deze herziening geen wijziging plaats van de toegelaten milieucategorieën. Ook wijzigen de grenzen van het bedrijventerrein niet.
Met de herziening van het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Ook voorziet de herziening niet in de aanleg van nieuwe of reconstructie van bestaande wegen. De grenzen van het bedrijventerrein Ecofactorij wijzigen eveneens niet. De Wet geluidhinder is niet van toepassing.
Wel heeft de planherziening mogelijke akoestische gevolgen voor de verkeerstromen van en naar de Ecofactorij. Met deze herziening kan de verkeersaantrekkende werking van de Ecofactorij toenemen met ca. 600 motorvoertuigen (waarvan ca. 20% vrachtverkeer). Voor geluid betekent de toename van 600 motorvoertuigen als gevolg van het plan geen significante toename in de geluidbelasting bij de in de omgeving van het bedrijventerrein aanwezige woningen. De geluidbelasting vanwege het verkeer over de Ecofactorij, Zutphensestraat en de rijkswegen is dusdanig hoog dat het extra geluid vanwege de extra voertuigen niet waarneembaar en herkenbaar zal zijn.
De geluidsproductie van inrichtingen op de Ecofactorij is vastgelegd in de Nota Geluidruimte Ecofactorij d.d. februari 2008. Per kavel is vastgelegd wat de maximale geluidsproductie mag zijn binnen het kavel. De maximale geluidsproductie per kavel blijft ongewijzigd. Aangezien de omvang van het industrieterrein, de toegelaten milieucategorieën en de maximale geluidsproductie per kavel ongewijzigd blijft zijn er geen belemmeringen om de beoogde kaderwijziging door te voeren.
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit
Met deze herziening kan de verkeersaantrekkende werking van de Ecofactorij toenemen. Onderzocht is wat de effecten hiervan op de luchtkwaliteit zijn (Onderzoek Luchtkwaliteit, OVIJ, 20 december 2016). De jaargemiddelde grenswaarde voor zowel stikstofdioxide NO2 als voor fijn stof PM10 bedraagt 40 µg/m3. De daggemiddelde grenswaarde voor fijn stof PM10 van 50 µg/m3 mag maximaal 35 maal per jaar worden overschreden. Uit de berekeningen blijkt dat er ruimschoots aan deze grenswaarden uit de Wet milieubeheer wordt voldaan
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) te worden gehanteerd. Daarnaast wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Besluit transportroutes externe veiligheid) die het uitvloeisel worden van het Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot buisleidingen voor zowel het transport van brandbare vloeistoffen als hogedrukaardgasleidingen wettelijk vastgelegd.
Nota milieu-veiligheid Apeldoorn
In november 2011 is de Nota milieu-veiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.
Onderzoeksresultaten
Bij aanvragen voor het vergoten van bestaande bedrijven en de ontwikkeling van nieuwe bedrijven dient voldaan te worden aan de uitgangspunten uit de nota milieu veiligheid, dit zijn:
Daarnaast dient bij aanvragen voor het vergoten van bestaande bedrijven en de ontwikkeling van nieuwe bedrijven een algehele toetsing van het aspect externe veiligheid te worden uitgevoerd, waarbij niet alleen wordt getoetst aan de nota milieu veiligheid, maar ook wordt gekeken naar risicobronnen in de omgeving van de planlocatie en een toetsing conform vigerende wetgeving plaats dient te vinden.
Vanuit externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de planherziening. Bij aanvragen omgevingsvergunning dient aan bovenstaande punten te worden voldaan. Het geldende bestemmingsplan voldoet aan de bovengenoemde uitgangspunten.
Op het bedrijventerrein Ecofactorij bevinden zich bovengrondse hoogspanningslijnen. Met de nu aan de orde zijnde planherziening worden geen nieuwe lijnen mogelijk gemaakt of gevoelige functies mogelijk gemaakt. De hoogspanningslijnen vormen geen belemmering voor deze herziening.
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.
Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
Onderzoeksresultaten
Het bestemmingsplan maakt een activiteit mogelijk die is opgenomen in de bijlage bij het Besluit m.e.r. maar de drempelwaarde wordt niet overschreden. Zoals beschreven in de voorafgaande alinea's kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Het is daarom niet noodzakelijk een m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
Binnen de Ecofactorij ligt een verplichting op de percelen om op eigen terrein hemelwater te bergen (20mm). Bij grotere neerslag kan worden afgevoerd op de centrale watergang binnen het gebied. De benodigde berging wordt meestal gevonden in de groene ruimte op de kavel. Hoewel het aandeel groene ruimte op de kavel wordt verkleind is deze ruimte nog steeds groot genoeg om hemelwater te kunnen bergen.
Bescherming vindt plaats via de Wet Natuurbescherming. Binnen deze wet zijn zowel soort- als gebiedsbescherming geregeld.
De Wet natuurbescherming kent een apart beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, een apart beschermingsregime voor soorten van de Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn en een apart beschermingsregime voor andere soorten, die vanuit nationaal oogpunt beschermd worden. Elk van deze beschermingsregimes kent zijn eigen verbodsbepalingen en vereisten voor vrijstelling of ontheffing van de verboden. Alle vogels, in totaal ruim 700 soorten, zijn (beschermd). Daarnaast worden ongeveer 230 overige Europese en nationale soorten beschermd. De verbodsbepalingen richten zich o.a. op het opzettelijk doden en vangen van dieren, beschadigen, wegnemen of vernielen van rust- of voortplantingsplaatsen (nesten) en opzettelijk plukken en vernielen van planten.
De verbodsbepalingen mogen niet overtreden worden, tenzij men een ontheffing kan krijgen (het zogenoemde nee, tenzij-principe'). Om af te mogen wijken van de verbodsbepalingen via een ontheffing of vrijstelling moet aan drie criteria zijn voldaan:
Als aan deze drie vereisten voldaan is, kan een ontheffing worden verleend. Voor een aantal handelingen zijn bovendien vrijstellingen mogelijk, bijvoorbeeld in de vorm van een provinciale verordening of een gedragscode.
Tevens is er een zorgplicht. De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Overtreding van de zorgplicht is niet strafbaar gesteld; de zorgplicht kan wel door toepassing van bestuursdwang worden gehandhaafd.
Naast de soortbescherming wordt de gebiedsbescherming geregeld binnen de Wet natuurbescherming (Natura 2000-gebieden).
Met deze herziening kan het aanwezige oppervlak aan groen/water op de bedrijfskavels verminderd worden. Op dit moment is het algemene beeld dat het groen op die kavels een lage ecologische waarde heeft, waardoor er geen negatief effect te verwachten is. Ecologische waarden bevinden zich vooral aan de randen van de Ecofactorij. Deze randen kennen overwegend een beschermende regeling in het bestemmingsplan.
Niet uit te sluiten is dat op bedrijfskavels groen voorkomt in de vorm van begeleidende beplantings- en natte structuren welke soorten herbergen waarvoor een ontheffing aan de orde kan zijn. Met deze herziening blijft instandhouding van die structuren mogelijk. Het verplichte, minimale percentage aan groen kan flexibel worden ingezet binnen de bedrijfskavel. Overigens kent de Wet natuurbescherming een algemene zorgplicht. Gelet op aard en omvang van deze herziening treden er geen effecten op voor Natura 2000.
Met deze herziening wordt een bouwplan toegestaan als aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit houdt in dat een exploitatieplan verplicht is tenzij het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is. In dit geval zijn deze kosten anderszins verzekerd .
De gemeente voert in het gebied al jaren een actief grondbeleid. De gronden zijn door de gemeente in het verleden verworven, bouwrijp gemaakt en worden verkocht als bouwrijpe grond voor bedrijfskavels. Het kostenverhaal vindt dus plaats door middel van gronduitgifte.
Het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Ecofactorij herziening 1' maakt onderdeel uit van het gemeentelijke grondbedrijf complex Ecofactorij I. Jaarlijks stelt de raad het Meerjaren Perspectief Grondexploitaties (MPG) vast waarin de financiële positie van het grondbedrijf wordt vastgelegd en (indien nodig) de verliesvoorzieningen worden aangepast om de verschillende complexen (waaronder Ecofactorij) financieel uitvoerbaar te maken. In het MPG 2016 dat is vastgesteld op 26 mei 2016 was het financiële resultaat per 1-1-2016 van het complex Ecofactorij € 85.000,- negatief. Middels de vaststelling van het MPG 2016 heeft de raad besloten de verliesvoorziening daarom aan te passen naar € 85.000,- waarmee er sprake is van een sluitende grondexploitatie en de financiële uitvoerbaarheid is verzekerd.
Deze planherziening wijzigt het geldende bestemmingsplan Bedrijventerrein Ecofactorij op twee relatief ondergeschikte onderdelen.
Voor het gehele bedrijventerrein Ecofactorij geldt, met uitzondering van de hoofdinfrastructuur, de bestemming Bedrijventerrein. Binnen deze bestemming gelden diverse voorschriften over de toegestane bebouwing en het toegestane gebruik.
Ondermeer bestaat een regel over het de verhouding van de oppervlakte van de bebouwing tot de oppervlakte van een bedrijfskavel, het maximale bebouwingspercentage. Het bebouwingspercentage wordt aangeduid op de plankaart. Met deze herziening wordt daar waar een percentage van vijftig procent geldt het bebouwingspercentage gewijzigd naar vijfenzeventig procent. Dit door de plankaart op dit onderdeel te herzien.
Een andere regel geeft aan dat minimaal dertig procent van de oppervlakte van een bedrijfskavel ingericht en gebruikt moet worden voor water- en groenvoorzieningen. Met deze herziening wordt dit percentage, zoals opgenomen in artikel 4.4.2 van de bestemmingsregels, gewijzigd naar vijfentwintig procent. Toegevoegd wordt een bevoegdheid voor het college af te wijken van de groennorm naar twintig procent. Dit onder de voorwaarde dat met fysieke maatregelen een substantiele kwalitatieve versterking -minimaal twee maal het oppervlak waarvoor afgeweken wordt- van het kavel wordt bereikt op het gebied van landschappelijke inpassing, ecologie en/of duurzaamheid. Wat betreft landschappelijke inpassing geeft het Streefbeeld Groen een handreiking. De Handreiking Klimaatadaptie geeft richting aan de voorgestane kwaliteitsversterking op het gebied van duurzaamheid.
Voor het overige blijft het bestemmingsplan Bedrijventerrein Ecofactorij zoals vastgesteld gelden. De wijzigingen hebben geen betrekking op het deel van het bedrijventerrein (begrensd door de spoorweg - rijksweg A1 - Woudhuizermark - Ecofactorij) waarvoor een bebouwingspercentage geldt van tachtig procent.
De wijzigingen van het bestemmingsplan zijn op 11 april 2017 besproken in de ledenvergadering van het Parkmanagement Ecofactorij.
Mede gelet op het feit dat met het nu aan de orde zijnde plan geen provinciaal of rijksbelang in het geding is kan worden afgezien van vooroverleg met provincie en rijk.