Plan: | Molenstraat-Centrum - hoek Kanaal Noord |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1301-vas1 |
behorende bij het bestemmingsplan Molenstraat-Centrum - hoek Kanaal Noord
Met de projecten Kanaaloevers en Kanaalzone krijgen diverse gebieden aan het Apeldoorns Kanaal een nieuwe inrichting. Doel is de versterking van de verouderde ruimtelijke structuur en bebouwing en de transformatie van oude industriecomplexen tot een hoogwaardig binnenstedelijk woon- en werkmilieu.
Het gebied Veldhuis, wat begrensd wordt door de Molendwarsstraat, Molenstraat Centrum, het Apeldoorns Kanaal en de spoorweg, maakt daar onderdeel van uit. Er is nu voor een gedeelte van Veldhuis een concreet plan vormgegeven. Dit plan voorziet in de nieuwbouw van woonzorgappartementen op de hoek Molenstraat Centrum - Kanaal Noord.
gebied Veldhuis en bestemmingsplangebied
Bestemmingsplangebied
Het geldende bestemmingsplan Binnenstad Zuid-Oost (vastgesteld 13 juni 2013) kent ter plaatse van de nieuwbouwlocatie de bestemmingen Detailhandel, Verkeer-weg en Verkeer-verblijfsgebied. Deze laten de realisatie van het woonzorgcomplex niet toe. Reden dus tot het herzien van dat plan. Met dit bestemmingsplan Molenstraat Centrum - hoek Kanaal Noord wordt de ontwikkeling mogelijk gemaakt. In samenhang daarmee worden gelijktijdig een aantal bestemmingsvlakken gewijzigd (o.a. Verkeer-verblijfsgebied) dan wel toegevoegd (Groen) zodat er een optimale afstemming plaats vindt tot de beoogde herinrichting van de locatie en de instandhouding daarvan geborgd wordt.
Uittreksel kaart bestemmingsplan Binnenstad Zuid-Oost
Een bestemmingsplan bevat planregels en een plankaart en gaat vergezeld van een plantoelichting. In de nu voorliggende plantoelichting wordt, na het vermelden van het meest relevante beleidskader en een beschrijving van de huidige feitelijke situatie in hoofdstuk 2 en 3, de transformatie toegelicht en onderbouwd in hoofdstuk 4. Ingegaan wordt op de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de ontwikkeling. Hoofdstuk 5 gaat in op de uitvoerbaarheid van het plan. Zaken als milieu, waterhuishouding en natuuraspecten komen aan de orde. Na een toelichting op de bestemmingsplanregels en plankaart in hoofdstuk 6 wordt in het laatste hoofdstuk ingegaan op de inspraak en het vooroverleg.
In dit hoofdstuk wordt het beleidskader behandeld. Aan de orde komt het meest relevant geachte integrale ruimtelijke beleid op provinciaal- en gemeentelijk nivo. Relevant sectoraal beleid en regelgeving komt aan de orde in de verdere hoofdstukken.
Op 9 juli 2014 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Gelderland kiest er in de Omgevingsvisie voor om bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven vanuit twee hoofddoelen.
Het eerste doel is het vergroten van de concurrentiekracht van Gelderland door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur. Daarbij richt de provincie zich met haar partners onder andere op het creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de stedelijke regio's.
Het tweede doel is het waarborgen en verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland. Dit betekent onder andere het ontwikkelen met kwaliteit en het recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek.
De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, die zijn onderverdeeld in drie thema's. Het thema Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Onder het thema Dynamisch Gelderland staan de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit. Het derde thema, Mooi Gelderland, betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen.
Voor nieuwe ontwikkelingen wordt de Ladder voor duurzaam ruimtegebruik ingezet.
Op 24 september 2014 hebben provinciale staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. In tegenstelling tot de Omgevingsvisie heeft de verordening een rechtstreekse doorwerking voor bestemmingsplannen.
De verordening stelt dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts mogen worden toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.
Op 30 mei 2013 heeft de raad de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een doorkijk tot 2030 en is één structuurvisie voor zowel stad als land.
De structuurvisie is opgesteld op de overgang naar een echt andere tijd. De onzekerheid over de toekomst is groot. In de structuurvisie kiest de gemeente er voor om daarop niet te reageren met een dichtgetimmerd plan maar door zoveel mogelijk (beleids)ruimte te bieden aan het onvoorspelbare. Daarmee krijgt Apeldoorn de ruimte zich te ontwikkelen. De gemeente nodigt daarom iedereen uit die een bijdrage kan leveren aan de leefkwaliteit van huidige en toekomstige Apeldoorners. Ruimte bieden is niet vrijblijvend, de ruimte wordt geboden binnen kaders. Allereerst door voort te bouwen op de belangrijkste kwaliteiten van de gemeente. In het concept 'Apeldoorn Buitenstad' komen die kwaliteiten samen. Apeldoorn is zowel stad als groot dorp en biedt de leefkwaliteit van beide.
De kwaliteiten van de Buitenstad vormen samen het fundament van de structuurvisie. De gemeente wil het fundament van Apeldoorn koesteren en versterken.
Om Buitenstad te blijven, zijn in de structuurvisie vier ambities geformuleerd die weergeven wat Apeldoorn grotendeels al is en waar Apeldoorn sterk in is: Apeldoorn is een comfortabele gezinsstad met een toeristisch toplandschap; heeft een veelzijdige economie en kent lokale duurzaamheid. Aan deze ambities wil Apeldoorn samen met andere partijen bouwen.
De structuurvisie is een uitnodiging aan de samenleving om Apeldoorn mooier te maken. 'Apeldoorn biedt ruimte' staat voor ruimte bieden aan ideeën en initiatieven die passen bij de Buitenstad. De gemeente zal daarbij faciliteren en ondersteunen.
Niet alles gaat vanzelf. In sommige delen van Apeldoorn spelen ingewikkelde vernieuwingsopgaven. Opgaven die belangrijk zijn voor Apeldoorn als geheel, waarbij vaak hard gewerkt moet worden om iets van de grond te krijgen. In de structuurvisie worden die opgaven 'dynamo's' genoemd, elementen die eerst in beweging moeten komen voordat ze energie gaan opleveren. De gemeente neemt in de dynamo's de regierol op zich. In de dynamo's ligt ook programmatisch de hoogste prioriteit. De verdere invulling ervan bepaalt de gemeente samen met initiatiefnemers.
Transformatie van delen van de Kanaalzone vormt één van de dynamo's. Met de groei van Apeldoorn in oostelijke richting is het Apeldoorns Kanaal steeds centraler binnen de stad komen te liggen, als het kloppende hart van de Apeldoornse bedrijvigheid. Sinds het in 1972 voor de scheepvaart gesloten werd, hebben echter veel van de aanliggende terreinen hun functie verloren. Delen van de Kanaalzone zijn verouderd en er zijn bedrijven gevestigd die hinder veroorzaken. De Kanaalzone is een barrière geworden. Door de centrale ligging en door de deels groene en deels industriële uitstraling vormt de Kanaalzone echter ook een uniek gebied in de stad. In de Kanaalzone hebben we daarom al enkele jaren lang de kans gegrepen om nieuwe combinaties van wonen en werken aan het water te ontwikkelen. Direct grenzend aan het Centrum is de Kanaalzone daardoor flink van kleur verschoten. De Kanaaloevers zijn veel stedelijker geworden. Maar wel Apeldoorns, door de ruime opzet, de goed ingerichte openbare ruimte en de groene omgeving.
Hiermee willen we de komende jaren doorgaan, zij het op kleinere schaal. De focus ligt vooral op de centrale delen van de Kanaalzone en het Zwitsal terrein. In het hele plan wordt uitgegaan van een veel dunnere en meer groene invulling, zowel in de publieke als de private locaties.
De Beeldvisie Kanaaloevers is in april 1994 door burgemeester en wethouders vastgesteld als toekomstbeeld voor de kanaaloevers, grofweg het gebied tussen Deventerbrug en spoorbrug. De Beeldvisie bevat een ruimtelijk toekomstbeeld dat is gebaseerd op het uitgangspunt: behoud en versterk de bestaande kwaliteiten van het gebied en voeg daar nieuwe kwaliteiten aan toe. Bij het opstellen van de visie is gezocht naar het juiste evenwicht tussen de recreatieve potenties van de kanaaloevers, de woonkwaliteit van de centraal gelegen binnenstedelijke locatie en de noodzakelijke infrastructurele ringverbinding.
Doel van het project Kanaaloevers is de herontwikkeling van de Apeldoornse kanaaloevers tot een hoogwaardig binnenstedelijk woon- en werkmilieu. Tussen de binnenstad en de oostelijke woongebieden brengt Apeldoorn de ontbrekende sluitsteen aan. Dit biedt de mogelijkheid om - samen met de nieuwe kansen voor wonen, werken en stedelijke recreatie - ook een aantal klemmende problemen op te lossen in de verkeersafwikkeling rondom de Apeldoornse binnenstad.
Wat betreft verkeer is er in de Beeldvisie voor gekozen een binnenring om de binnenstad te realiseren en het ontbrekende oostelijke deel van die binnenring in de vorm van een nieuwe weg door Welgelegen aan te leggen, de Burg. Jhr. Quarles van Uffordlaan. In de Beeldvisie wordt de verwachting uitgesproken dat door het realiseren van deze ring de hoofdstraten in de noord- zuid- (Stationsstraat/Hofstraat) en de oost-westrichting (Molenstraat-Centrum/Kalverstraat/ Sophialaan) in de binnenstad verkeersluwer zullen worden, ter versterking van de verblijfskwaliteit in het stadscentrum.
De volgende landschappelijke en stedenbouwkundige uitgangspunten zijn in de Beeldvisie geformuleerd:
Naast de hiervoor genoemde algemene principes voor het hele kanaaloevergebied bevat de Beeldvisie weinig concrete uitgangspunten voor dit plangebied.
Met het uitbrengen van de Structuurschets Kanaalzone Apeldoorn in 2005 is een belangrijke stap richting de realisering van een ambitieus project gestart. Het project omvat de transformatie en vernieuwing van een centrale noord-zuid as van het stedelijke gebied van Apeldoorn. Van een gebied dat met de rug naar het Kanaal is gekeerd naar een gemengd stedelijk gebied voor wonen, werken en voorzieningen, dat met de voorkant naar het Kanaal ligt. Het Apeldoorns Kanaal fungeert voor dat gebied als belangrijke drager.
De Structuurschets dient een aantal doelen. Het rapport concretiseert de ruimtelijke en programmatische ambities die de stad met de Kanaalzone heeft. De Structuurschets vormt het inhoudelijke kader voor de uitvoering van de diverse projecten,
Aan de structuurvisie uit 2005 is een uitvoeringsplan gekoppeld. In het concept uitvoeringsplan 2017-2025 wordt voorgesteld de programma's Kanaalzone en Kanaaloevers samen te voegen. Zo ontstaat er een duidelijk programma voor de gehele Kanaalzone van Noord naar Zuid. Het uitvoeringsplan acteert binnen de vastgestelde raadskaders beeldvisie Kanaaloevers en Structuurvisie Kanaalzone. De ontwikkeling van de woonzorgvoorziening is in het uitvoeringsplan opgenomen omdat dit project de stedelijke structuur verbetert en het aanbod van woon(zorg)milieus vergroot. Dit project draagt daarmee bij aan de doelstelling en ambities van de Kanaalzone 2.0.
Ten tijde van de vaststelling van bestemmingsplan Binnenstad Zuid-Oost in 2013 was er nog onvoldoende zekerheid over de herstructurering van het gebied Veldhuis. Om die reden is volstaan met een beschrijving van een globale ontwikkelingsrichting in de toelichting van dat plan.
Het is in ieder geval de bedoeling het deelgebied "op te schonen" en een vernieuwde structuur te geven. Hierbij zal de cultuurhistorische achtergrond bewaard blijven door het waar mogelijk inpassen van waardevolle bebouwing. Het deelgebied zal een gemengd karakter behouden waar zowel gewoond als gewerkt wordt. Ook de mix van grootschalige en kleinschalige bebouwing zal terugkomen in de toekomstige plannen.
Het plangebied ligt in het gebied Veldhuis. Veldhuis is een gemengd gebied waarin de functies wonen en werken nauw met elkaar verweven zijn. Deze combinatie is ook ruimtelijk terug te zien in het gebied door de opvallende combinatie van grootschalige (fabrieks)bebouwing met kleinschalige vrijstaande arbeiderswoningen. Een aantal bijzondere panden (onder andere verfstoffenfabriek Talens en de voormalige Nettenfabriek) met een waardevol architectonisch beeld en veelal industriële uitstraling geven het gebied een eigen karakter.
Naast de belangrijkste structurerende en begrenzende elementen op het hogere schaalniveau (spoor, kanaal en historisch lint in de vorm van de Molenstraat-Centrum) omvat dit deelgebied enkele kleinschalige historische linten, namelijk de Molendwarsstraat, Sophialaan, Veldhuisstraat en Spoorstraat. Deze linten zijn qua profiel en inrichting duidelijk anders dan de Molenstraat-Centrum. De Molenstraat Centrum heeft als entree van de binnenstad een laanprofiel gekregen, terwijl de andere straten een smaller profiel en een informelere inriching hebben.
Binnen Veldhuis zijn al een aantal plannen gerealiseerd. Delen van Molenstraat-Centrum zijn verbreed en heringericht. Op het terrein van de voormalige Nettenfabriek aan de Spoorstraat, pal naast het station, is het bestaande kantoorgebouw verbouwd en is een nieuw gebouw voor Hogeschool Saxion gebouwd.
noordzijde Molenstraat-Centrum Welgelegenpark
Ook nabij gelegen delen van de Kanaaloevers, grenzend aan het plangebied, zijn inmiddels getransformeerd naar een kwalitatief hoogwaardig leefmilieu. Zo is aan de noordzijde van Molenstraat-Centrum (Stadskade) stedelijke bebouwing in de vorm van woonappartementen met in de plint commerciële ruimten gerealiseerd. Aan de overzijde van het kanaal zijn woontorens in een parkachtige setting gebouwd. Dit park loopt langs het kanaal door tot aan de Welgelegenbrug.
bestemmingsplangebied en omgeving
Het plangebied zelf ligt voor een groot deel braak. Op het perceel Molenstraat-Centrum 278 bevond zich een tankstation en garagebedrijf. Tussen 1998 en 2001 is alle bebouwing op het perceel gesloopt. Daarna zijn er nagenoeg geen activiteiten meer op het perceel geweest en is er geen bebouwing opgericht. In het nog aanwezige pand aan de Molenstraat-Centrum 284 zat een winkel. De oostelijke grens wordt gevormd door Kanaal Noord en het Apeldoornse Kanaal, met daarlangs een doorlopende rij bomen. De verkeersfunctie van Kanaal Noord beperkt zich in hoofdzaak tot het ontsluiten van de aangelegen percelen, waaronder twee supermarkten die direct ten zuiden van het plangebied liggen. Recentelijk is de weg versmald en is de groene oever langs het kanaal hierdoor breder geworden. Langs de bestaande bomen aan de kanaaloever is er een haag en wandelpad aangebracht als continuering vanuit de kanaaloever van Stadskade. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de diepe achtertuinen van de woonpercelen aan de Veldhuisstraat.
zicht plangebied vanaf Molenstraat-Centrum
zicht plangebied vanaf Kanaal Noord
Met de nieuwbouw van een woonzorgcomplex wordt de hoek Molenstraat-Centrum - Kanaal Noord getransformeerd van een rommelig en grotendeels braakliggend terrein tot een plek met een hoogwaardig leefmilieu. Het pand Molenstraat -Centrum 284 wordt gesloopt.
Het betreft een initiatief van zorgaanbieder De Goede Zorg. Vanwege wijzigingen in het zorgstelsel (o.a. contractueel scheiden van wonen en zorg,) en veranderende klantwensen en inzichten omtrent goede en wenselijke zorgverlening heeft De Goede Zorg haar toekomstvisie op huisvesting herijkt. De toekomstvisie van De Goede Zorg gaat uit van een nieuw concept waarbij de individuele cliënt centraal staat en maximale eigen regie heeft. Dit betekent voor het vastgoed dat de woonbeleving voorop staat en de cliënt (bewoner) zelf bepaalt welk woonzorgarrangement wordt afgenomen, passend bij zijn of haar individuele indicatie.
Tegelijkertijd met het ontwikkelen van de nieuwe visie op vastgoed is inmiddels ook bekend geworden dat het einde van de levensduur van het bestaande woonzorgcomplex De Veenkamp van De Goede Zorg in zicht is, zowel in economisch als functioneel opzicht. Er is daarom door De Goede Zorg, op basis van de herijkte visie, gewerkt aan plannen voor nieuwbouw. Dit volgens twee, voor Apeldoorn, innovatieve huisvestingsconcepten: Wonen met een Plus! en Beschermd Wonen. Het unieke aan beide concepten is het streven dat iedereen, onafhankelijk van de mate van zorg, recht heeft op een eigen woonruimte. Dus ook mensen met dementie of een zware somatische zorgvraag, die 24-uurs onplanbare zorg nodig hebben.
Voor deze laatste klantgroep (met 24-uurs onplanbare zorg), maar ook voor mensen met een lichtere zorgvraag die willen voorsorteren op een verzwaring van hun zorgvraag en daarom willen wonen in een veilige leefomgeving, wil De Goede Zorg de nieuwbouw op de hoek Molenstraat-Centrum - Kanaal realiseren conform haar concept Beschermd Wonen. Dit concept biedt een alternatief voor de traditionele verpleeghuiszorg zoals die nu nog in Apeldoorn beschikbaar is.
Er wordt uitgegaan van een volwaardig woonconcept, met tweekamerappartementen met eigen badkamer, keuken, eigen energiemeters, bergkast met ruimte voor wasmachine en cv-ketel en indien mogelijk, een eigen balkon,. Dit wordt aangevuld met een sociale leefomgeving voor ontmoeting, activiteiten en welbevinden. Door deze manier van wonen, kan de bewoner zo veel mogelijk eigen keuzes blijven maken. En hierdoor is het woonconcept niet alleen geschikt voor mensen met een somatische ondersteuningsvraag of mensen met dementie, maar ook voor mensen met een lichtere zorgvraag die willen voorsorteren op een beschermde/beschutte woonomgeving. Het gebouw is geschikt voor mensen met een zware zorgvraag/WLZ-indicatie. Het totaal aantal appartementen bedraagt 86.
De wens bestaat op termijn het woonzorgconcept verder uit te bouwen. Dit door 17 van de 86 appartementen ook beschikbaar te stellen aan personen die op het moment dat ze er gaan wonen nog geen geindiceerde zorgvraag van ZZP4 of hoger hebben. Deze zijn bedoeld voor mensen die willen voorsorteren op een waarschijnlijke zorgvraag in de (nabije) toekomst. In feite gaat het bij deze groep om regulier wonen, waarbij de zorgvraag (nog) niet leidend is. De ruimtelijk relevante verschillen ten opzichte van het plan voor het woonzorgcomplex is beperkt. Vormgeving van het gebouw en inrichting van het perceel wijzigt niet. Ook wat betreft ruimtelijke effecten op de omgeving en uitvoerbaarheid (o.a. milieu, water) is er nauwelijks tot geen verschil, mede door het geringe aantal woningen. Wel zal het aantal benodigde parkeerplaatsen wat hoger liggen. Daar is in het inrichtingsplan al op geanticipeerd. Meest kenmerkende verschil zit in de relatie met het woningbouwprogramma. In volgende paragrafen wordt daar op ingegaan.
De locatie ligt op een overgangsgebied tussen de Kanaaloevers en de Kanaalzone. De Kanaaloevers is een gebied waarin de ruimtelijk compositie van de gebouwen erop gericht is de werking van het kanaal als grootschalige open ruimte in de stad te versterken. Hiervoor zijn grote stedelijke wanden opgericht, die een duidelijke begrenzing vormen van de ruimte rondom het kanaal. In de stedelijke ruimte zijn vervolgens een aantal torens gebouwd. Er is in de Kanaaloevers hoofdzakelijk nieuwbouw gerealiseerd. In de Kanaalzone is veel meer het accent gelegd op het behouden van het industriële DNA, hetzij door het hergebruik van bestaande gebouwen, hetzij door nieuw te bouwen geïnspireerd op het industriële verleden van het gebied. Ook is in dit gebied meer een mening te zien tussen grootschalig en kleinschalig, wat natuurlijk in het Veldhuisgebied zelf ook een ruimtelijke karakteristiek is. De continuïteit tussen beide gebieden wordt gevormd door het kanaal en zijn oevers.
In het plan wordt dit als volgt uitgewerkt:
Impressie nieuwbouw vanaf Welgelegenbrug
Met het versterken van het groen in de openbare ruimte langs het kanaal wordt aangesloten op het groenbeleid zoals neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002). Bijgedragen wordt aan de daarin voorgestane versterking van de landschappelijke kwaliteit van het kanaal door onder andere het creëren van een parkachtige omgeving rond de Welgelegenbrug.
Het Veldhuisgebied kent een meer gemengde opzet dan de overige gebieden in de kanaaloevers, waar de woonfunctie de overhand heeft. Functioneel gezien past het zorggebouw prima in zijn omgeving. In de buurt zijn nog niet veel voorzieningen voor ouderen, en gezien de toenemende vergrijzing past de functie in dit deel van de binnenstad.
Beeldkwaliteit
Voor de beeldkwaliteit van het complex wordt aangesloten op de algemene uitgangspunten van de kanaaloevers:
Ontsluiting en parkeren
Ontsluiting van het woonzorgcomplex vindt plaats op Kanaal Noord. Daartoe wordt aan de zuidzijde een weg aangelegd waarmee vanaf Kanaal Noord de parkeerplaatsen kunnen worden bereikt. Parkeren geschiedt deels op particulier terrein en deels binnen de openbare ruimte. Uitgaande van het programma van 86 woonzorgappartementen, en alvast rekening houdend met een gebruik van 17 daarvan in de toekomst als reguliere woning, is er volgens de normen uit de gemeentelijke Parkeerbehoefte een behoefte aan 29 parkeerplaatsen. Het plan voorziet in voldoende ruimte voor de realisatie van dat aantal.
Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Daarom is in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Deze verplicht overheden - als zij een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk willen maken - in de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling te geven en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Nu aan de orde is een nieuwe stedelijke ontwikkeling binnen stedelijk gebied in de vorm van een woonzorggebouw met bijbehorende voorzieningen. Deze paragraaf beschrijft de behoefte aan deze ontwikkeling.
De voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte.
De beoogde nieuwbouw betreft een woonzorggebouw dat geschikt is voor éénpersoons huishoudens en zal vooral bewoond worden door mensen met een zware zorgvraag. Het gebouw is een alternatief dat voorziet in een behoefte van mensen die niet in een traditioneel verzorgings- of verpleeghuis willen wonen (wat het enige aanbod is binnen Apeldoorn op dit moment), maar zo lang mogelijk zo gewoon mogelijk willen blijven wonen, in een eigen appartement, dat geschikt is voor het leveren van zorg passend bij hun zorg- en ondersteuningsvraag, ongeacht de zorgzwaarte. Wanneer een bewoner kiest voor het contractueel scheiden van wonen en zorg, ontstaat een woonsituatie waarbij een op de zorgbehoefte en/of wens van de bewoner aangepast zorg- en diensten pakket wordt geboden.
Hoofdhuurder van het woongebouw wordt stichting De Goede Zorg uit Apeldoorn. De Goede Zorg is een relatief kleine speler op de Nederlandse zorgmarkt, maar met drie locaties met in totaal ruim 200 zorgwoningen, een in Apeldoorn sterk verankerde zorgorganisatie. De Goede Zorg biedt de mogelijkheid aan inwoners van Apeldoorn die, gedwongen door ouderdom of door andere oorzaken, graag in een beschermde of beschutte omgeving willen wonen, dat te kunnen doen zo dicht mogelijk bij zijn of haar sociale omgeving en netwerk. De huidige drie panden van De Goede Zorg liggen in de stadsdelen Noordwest, Zuidoost en Zuidwest. In het stadsdeel Centrum is geen enkele zorgorganisatie met een pand aanwezig. Om ook deze burgers van Apeldoorn de keuze te bieden om in hun huidige omgeving met huidige sociale netwerk oud te worden, heeft De Goede Zorg een locatie gezocht binnen het op de kaart hieronder aangegeven adherentiegebied.
Overzicht woonzorgaanbod in Apeldoorn, met daarin aangegeven het gat in de spreiding van woonzorgvoorzieningen in het centrum en oosten van de stad.
Kwantitatieve behoefte wonen met zorg
Op basis van de demografische ontwikkeling1 , prevalentiecijfers voor wonen met zorg en het huidige aanbod binnen de stad Apeldoorn (zie bijlage), is de volgende kwantitatieve analyse te maken.
Wanneer bovenstaande tabellen gecombineerd worden, ontstaat het volgende beeld van de kwantitatieve marktruimte op langere termijn:
Ook Alzheimer Nederland heeft prognosecijfers van de ontwikkeling van mensen met dementie. Daarnaast blijkt uit een analyse van Alzheimer Nederland dat er in 2015 op gemeenteniveau 26% van mensen met dementie, intramuraal woont (in een beschermde woonvorm, het verpleeg- of verzorgingshuis). Als deze 26% op de prognose voor Apeldoorn wordt toegepast, ontstaat het volgende beeld:
Het aantal mensen met dementie in Apeldoorn die behoefte hebben aan een beschermde woonvorm, ligt volgens deze prognose hoger dan op basis van de prevalentiecijfers door De Goede Zorg is aangehouden. De Goede Zorg speelt daarmee in op de verwachting dat mensen langer thuis zullen blijven wonen.
Conclusie kwantitatieve analyse
De kwantitatieve analyse laat zien dat er binnen Apeldoorn, op basis van de demografische ontwikkeling, richting 2030 en verder een grote opgave ontstaat op het gebied van huisvesting voor mensen met dementie en mensen met een lichte ondersteuningsvraag. De grote te verwachten toename aan mensen met dementie blijkt tevens uit de prognoses van Alzheimer Nederland. Ook blijkt duidelijk dat het huidige aanbod met name in Apeldoorn Zuidwest en Noordwest gesitueerd is. Burgers binnen Apeldoorn Centrum hebben geen woonzorglocaties in hun eigen stadsdeel. Ook in Apeldoorn Oost is weinig aanbod.
Kwalitatieve behoefte wonen met zorg
Voor het maken van een kwalitatieve analyse is van belang dat de overheid de langdurige zorg sterk aan het hervormen is. Met de invoering van de Wet Langdurige Zorg is er de mogelijkheid bij de burgers om zelf te kiezen hoe men hun zorgindicatie wil verzilveren. Hierdoor zullen burgers met een (zware) zorgvraag kritischer gaan kijken naar wat men kan krijgen aan wonen en zorg. De kwaliteit van het zorgvastgoed wordt daarmee een nog belangrijker selectiecriteria. Het concept van De Goede Zorg speelt hier op in en is daarmee een unieke aanvulling op het huidige aanbod in Apeldoorn.
En niet alleen de keuzevrijheid van de burgers is een belangrijk aandachtspunt, ook de richtlijnen voor zorginkoop van de zorgkantoren/zorgverzekeraars spelen een belangrijke rol. En die sluiten zich aan bij wat hun klanten graag willen. In de periode juli 2014-mei 2015 heeft het zorgkantoor regio Apeldoorn/Zutphen een schouw gedaan van alle woonzorglocaties in Apeldoorn. Op basis van de gehanteerde criteria is door De Goede Zorg een eigen kwalitatieve analyse opgesteld voor het woonzorgaanbod in Apeldoorn. Criteria waar op gelet is zijn met name de mate waarin een bewoner zelfstandig (uitgaande van zo veel mogelijk behoud van eigen regie) en veilig kan wonen, geschiktheid voor het kunnen leveren van zware zorg en de geschiktheid van de locatie voor onderverhuur bij scheiden van wonen en zorg (woonservicegebied of niet).
Hieruit blijkt dat een aantal locaties, als er niet wordt ingegrepen, slecht scoren op kwaliteit en toekomstbestendigheid. Daarnaast zijn er nog een aantal locaties die matig scoren. Twee van de locaties die als onvoldoende geschikt voor zware zorgverlening beoordeeld zijn, zijn van De Goede Zorg. De Goede Zorg heeft vervolgens samen met de gebouweigenaren onderzocht of deze twee panden geschikt gemaakt kunnen worden voor huisvesting van mensen met een zware zorgvraag, conform haar woonconcept Beschermd Wonen. Dit bleek financieel niet wenselijk. Met dit gegeven, in combinatie met de kwantitatieve analyse op wijkniveau waaruit het "gat" in de spreiding over Apeldoorn duidelijk zichtbaar is geworden, heeft De Goede Zorg de keuze gemaakt voor een nieuwbouwproject op de locatie hoek Molenstraat-Centrum - Kanaal Noord
In die behoefte kan worden voorzien door transformatie van een binnenstedelijke locatie.
De Kanaaloevers is een gebied waarin de ruimtelijk compositie van de gebouwen erop gericht is de werking van het kanaal als grootschalige open ruimte in de stad te versterken. Hiervoor zijn grote stedelijke wanden opgericht, die een duidelijke begrenzing vormen van de ruimte rondom het kanaal. In de stedelijke ruimte zijn vervolgens een aantal torens gebouwd. Er is in de Kanaaloevers hoofdzakelijk nieuwbouw gerealiseerd. In de Kanaalzone is veel meer het accent gelegd op het behouden van het industriële DNA, hetzij door het hergebruik van bestaande gebouwen, hetzij door nieuw te bouwen geïnspireerd op het industriële verleden van het gebied. Ook is in dit gebied meer een mening te zien tussen grootschalig en kleinschalig, wat natuurlijk in het Veldhuisgebied zelf ook een ruimtelijke karakteristiek is. De continuïteit tussen beide gebieden wordt gevormd door het kanaal en zijn oevers.
Het nu aan de orde zijnde bestemmingsplan ligt in het overgangsgebied tussen de Kanaaloevers en de Kanaalzone. Beide projecten zetten in op transformatie en vernieuwing van een belangrijk deel van de stad. Op een integrale en samenhangende manier wordt de ruimtelijke structuur van dat bestaand stedelijk gebied versterkt, ondermeer door transformatie van verouderde industriecomplexen. Meer specifiek wordt de behoefte ingezet op percelen waar verouderde bedrijfsbebouwing aanwezig is en was. Met deze werkwijze wordt optimaal invulling gegeven aan een zorgvuldig ruimtegebruik.
De binnenstedelijke locatie waar het woonzorgcomplex beoogd is ligt in het centrum van Apeldoorn. Zo'n voorziening is nog niet aanwezig in het centrum. Met het complex op deze locatie wordt bijgedragen aan een evenwichtige spreiding van deze voorzieningen over de stad.
De locatie is prima bereikbaar met het openbaar vervoer (zowel treinstation en busstation), ligt naast twee supermarkten en biedt tevens een kwalitatief hoogwaardige buitenruimte (Kanaaloevers). Daarnaast zijn andere locaties onderzocht, maar zijn die afgevallen om uiteenlopende redenen, zoals: gebouwconstructie voldoet niet, gebouwen zijn niet groot genoeg, footprint van verdiepingen is niet groot genoeg of kan niet geschikt gemaakt worden voor gewenste programma en visie, te hoge kosten.
Mogelijk regulier wonen op termijn.
Het woonzorgcomplex zal gebruikt worden door mensen met een zware zorgvraag/WLZ-indicatie, waarbij sprake is van een intramurale setting. De wens bestaat op termijn het woonzorgconcept verder uit te bouwen. Dit door 17 van de 86 appartementen ook beschikbaar te stellen aan personen die op het moment dat ze er gaan wonen nog geen geindiceerde zorgvraag hebben danwel een indicatie van ZZP3 of lager. In feite gaat het bij deze groep om regulier wonen, waarbij de zorgvraag (nog) niet leidend is. Op dit moment is er geen ruimte binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma en provinciale Kwalitatief Woonprogramma voor deze 17 woningen. Er is binnen het geschetste concept wel een duidelijke link met de zorgappartementen, samen spelen ze in op een kwalitatieve behoefte.
In dit bestemmingsplan is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om op termijn de bestemming zo te wijzigen dat 17 appartementen gebruikt mogen worden voor regulier wonen. Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening stelt dat indien in een bestemmingsplan zo'n wijzigingsbevoegdheid is opgenomen bij dat bestemmingsplan kan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering van de behoefte daaraan eerst wordt opgenomen in de toelichting bij het wijzigingsplan.
In dit bestemmingsplan wordt toepassing gegeven aan deze wettelijke bepaling. Met een voorwaarde aan de wijzigingsbevoegdheid wordt dit verzekerd. Op het moment dat een wijzigingsplan in procedure wordt gebracht moet worden aangetoond dat de behoefte aan woningen past binnen het dan vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de regio Stedendriehoek en het plan voldoet aan de Ladder duurzame verstedelijking.
In paragraaf 4.1 en 4.2 is onderbouwd dat er sprake is van een ruimtelijke aanvaardbare ontwikkeling. In het verlengde daarvan is relevant in hoeverre de ontwikkeling past binnen het geldende beleidskader, zoals geschetst in hoofdstuk 2.
De voorgenomen transformatie van het plangebied past binnen de doelen die de Omgevingsvisie Gelderland aangeeft. Met de ontwikkeling wordt ruimtelijke kwaliteit gecreerd, niet alleen door de nieuwe inrichting van het gebied zelf maar ook door de aansluiting met het Kanaaloevers- en Kannalzoneproject. Verouderde inmiddels grotendeels gesloopte bebouwing wordt vervangen en een stedenbouwkundig gat in het stedelijk gebied wordt opgevuld. Dit met een programma waarvoor zoals uit paragraaf 4.2 blijkt een behoefte bestaat. Zo wordt met de bouw van een woonzorgcomplex aangesloten op de maatschappelijke ontwikkeling van vergrijzing en het bieden van zorg op maat. De ontwikkeling past binnen de ladder voor duurzame verstedelijking.
De Omgevingsverordening kent de bepaling dat woningbouw moet passen in het provinciale Kwalitatief Woonprogramma. De 86 woonzorgappartementen betreft geen regulier wonen en vallen dan ook niet onder het Kwalitatief Woonprogramma. De gewenste uitbouw van het woonzorgconcept, door 17 van de 86 appartementen ook beschikbaar te stellen aan personen die op het moment dat ze er gaan wonen nog geen geindiceerde zorgvraag van ZZP 4 of hoger hebben, past op dit moment niet binnen het Kwalitatief Woonprogramma. In feite gaat het bij deze groep namelijk om regulier wonen, waarbij de zorgvraag (nog) niet leidend is. Op dit moment bestaat geen ruimte binnen het gemeentelijke woningcontingent voor deze 17 woningen.
De nu aan de orde zijnde ontwikkeling draagt bij aan de Buitenstad-gedachte zoals opgenomen in de structuurvisie. Met het initiatief wordt een braakliggend terein getransformeerd naar een plek die mede door de ruime, groene opzet de leefomgeving versterkt. Met de ontwikkeling worrdt verder uitvoering gegeven aan de dynamo voor vernieuwing: Transformatie van delen van de Kanaalzone.
In de paragraaf 4.1 is al ingegaan op de afstemming van de beoogde ontwikkeling tot de projecten Kanaaloevers en Kanaalzone en het bestemmingsplan Binnenstad Zuid-Oost.
Algehele conclusie is dat dit bestemmingsplan past binnen het bestaande beleidskaderl.
Doel van dit bestemmingsplan is om een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling binnen het plangebied mogelijk te maken. Daarbij volstaat het niet om uitsluitend een nieuwe bestemming vast te leggen. Ook dient aangetoond te worden dat de nieuwe bestemming daadwerkelijk gerealiseerd kan worden. In dit hoofdstuk komen die zaken aan de orde welke een rol spelen bij de uitvoerbaarheid van het plan.
Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving geven van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In deze paragraaf worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.
Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig.
Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheerplan.
Onderzoeksresultaten
Ter plaatse van het bestemmingsplangebied Kanaaloevers Molenstraat-Centrum – Hoek Kanaal Noord zijn de volgende bodemonderzoeken uitgevoerd:
De onderzoeken zijn als bijlage opgenomen. Uit de resultaten van deze onderzoeken blijkt:
Bovengrond (0- 100 cm – mv)
Ter plaatse van Molenstraat-Centrum 278 – 284 zijn in de bovengrond (0 – 100 cm) niet tot sterk verhoogde gehalten lood, zink en koper gemeten. De omvang van de verontreiniging is ca. 325m3. Er is sprake van een niet spoedeisend geval van verontreiniging. De kwaliteit van de bodem is niet geschikt voor de beoogde bestemming woonzorgappartementen en groenvoorziening. De provincie Gelderland is het bevoegde gezag en zal formeel het geval moeten vaststellen en instemmen met het saneringsplan.
Ter plaatse van Kanaal Noord 25 zijn licht tot matig verhoogde gehaltes aan minerale olie gemeten. En licht verhoogde gehaltes aan PAK. Er is geen sprake van een geval van verontreiniging.
Op beide locaties is tijdens de uitvoering van de veldwerkzaamheden visueel geen asbest aangetroffen. Wel is analytisch een gehalte van maximaal 42 mg/kg ds aan asbest gemeten. Dit gehalte overschrijdt de norm van 100 mg/kg ds niet.
Grondwater
Ter plaatse van de Molenstraat Centrum 258 -284 zijn licht verhoogde gehalten zware metalen en gechloreerde koolwaterstoffen gemeten. Ter plaatse van Kanaal Noord 25 zijn geen tot matig verhoogde gehaltes minerale olie en aromaten gemeten.
Conclusie
Uit de uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat de bodem op dit moment nog niet geschikt is voor de toekomstige functie. Voordat de toekomstige functie wordt gerealiseerd dient de bodem op basis van een saneringsplan te worden gesaneerd. Het saneringsplan is in voorbereiding. De kosten voor de sanering zijn in de exploitatie van het bestemmingsplan opgenomen. Er is in voldoende mate aangetoond dat het financieel haalbaar is om de bodemkwaliteit op de locatie geschikt te maken voor de toekomstige functie.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m | |
2 | 30 m | 10 m | |
3.1 | 50 m | 30 m | |
3.2 | 100 m | 50 m | |
4.1 | 200 m | 100 m | |
4.2 | 300 m | 200 m | |
5.1 | 500 m | 300 m | |
5.2 | 700 m | 500 m | |
5.3 | 1.000 m | 700 m | |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.
Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
Onderzoeksresultaten
De planlocatie en directe omgeving worden beschouwd als gemengd gebied.Hierdoor is voor de in- en uitwaartse milieuzonering een afstandscorrectie toegepast behalve voor het aspect gevaar.
Inwaartse milieuzonering
In de directe omgeving van de planlocatie zijn twee supermarkten gelegen. De Lidl, gelegen aan Kanaal Noord 23 ligt op het aangrenzende perceel. De gewenste zorgwoningen zijn op tenminste 10 meter van de supermarkt gesitueerd en zijn dus buiten de benodigde milieuzone gelegen. Echter, laden en lossen bij supermarkten kan vaak tot overlast leiden. Daarom is een extra beoordeling op dit onderdeel gedaan. Het laden en lossen van de supermarkt vindt aan de zuidkant van de supermarkt plaats. De zorgwoningen zijn ten noorden gesitueerd. Hierdoor is er geen aanleiding te verwachten dat het aspect laden en lossen een belemmering zal vormen. Overige bedrijfsmatige activiteiten in de omgeving van de planlocatie zijn op geruime afstand gelegen en vormen ook geen belemmering voor het realiseren van de gewenste zorgwoningen.
Milieuzonering bedrijven uitwaartse zonering en functiemenging
Er is ook een beoordeling gemaakt of de gewenste maatschappelijke functie een belemmering kan opleveren voor de omgeving en of de interne bedrijfsmatige activiteiten een belemmering kunnen opleveren voor de gevoelige functies in het complex (functiemenging).
Aan de westkant van de planlocatie zijn woonbestemmingen gelegen (Veldhuisstraat). De bedrijfsmatige activiteiten op de planlocatie zijn zeer beperkt in omvang (categorie 1 en/of A) en vormen dan ook geen belemmering voor de omgeving en voor de interne gevoelige functies.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van de Jhr. Q. v. Uffordlaan. Daarnaast moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook inzicht te worden gegeven in de akoestische indirecte gevolgen van het plan bij omliggende bestaande woningen, zoals de akoestische gevolgen van eventuele verkeersaantrekkende werking.
Wegverkeerslawaai: geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande wegen
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:
De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.
Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Bij een hogere geluidsbelasting moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidsbelasting te reduceren. Indien maatregelen onvoldoende effect geven en/of onmogelijk zijn en de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 63/5 dB (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn daaraan stelt is dat daarvoor een grond aanwezig is. Die gronden zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder gemeente Apeldoorn.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten in een akoestisch onderzoek ook de wegen zonder geluidzone worden beschouwd. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de kaders van de Wgh.
Ondrzoeksresultaten
In de rapportage Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Bestemmingsplan Molenstraat Centrum – hoek Kanaal Noord van februari 2017, opgesteld door OVIJ, dat is opgenomen als bijlage, is de geluidsbelasting ten gevolge van de omliggende wegen berekend. Hieruit blijkt dat de geluidsbelasting op de gevels van het woonzorgcomplex de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschrijdt vanwege de Jhr. Q. v. Uffordlaan. De ten hoogste toelaatbare grenswaarde van 63 dB wordt echter niet overschreden. Bronmaatregelen en/of overdrachtsmaatregelen om de geluidsbelasting te reduceren tot de voorkeursgrenswaarde zijn niet mogelijk en/of stuiten op stedenbouwkundige, financiële en verkeerskundige bezwaren. De realisatie van het complex is derhalve alleen mogelijk na vaststelling van hogere waarden. Op 16 augustus 2017 is een hogere grenswaarde verleend (kenm. 2017-427806). De gronden waarop het vaststellen van hogere waarden is gebaseerd, zijn het opvullen van een open plaats en vervanging van bestaande bebouwing. Ook vanwege de Molenstraat-Centrum met een snelheidsregime van 30 km/uur is de geluidsbelasting meer dan 48 dB. De gecumuleerde geluidsbelasting bedraagt op de gevel aan de Molenstraat Centrum 65 dB. Ook hier zijn bronmaatregelen en/of overdrachtsmaatregelen om de geluidsbelasting te reduceren niet mogelijk en/of stuiten op stedenbouwkundige, financiële en verkeerskundige bezwaren. Hierdoor zullen wel extra gevelmaatregelen moeten worden getroffen om een aanvaardbaar binnenniveau te kunnen garanderen. Deze maatregelen worden haalbaar geacht en op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbaar geluidsklimaat bij de nieuwe geluidgevoelige bestemming.
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Niet in betekenende mate bijdragen
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. Categorieën van gevallen zijn onder andere woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg.
Onderzoeksresultaten
Het woonzorgcentrum bestaat uit een mix van wonen en dienstverlenende functies en kan gelijk worden gesteld met de categorieën woningbouw en kantoren uit de Regeling NIBM. Dit plan blijft ruimschoots binnen de grenzen van maximaal 1500 woningen of 100.000 m2 kantoren als genoemd in de Regeling NIBM. Verder blijkt uit een berekening die is gemaakt met de NIBM-tool en is bijgevoegd als bijlage, dat het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit en is er geen aanleiding voor een nader onderzoek naar de luchtkwaliteit.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) te worden gehanteerd. Daarnaast wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Besluit transportroutes externe veiligheid) die het uitvloeisel worden van het Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot buisleidingen voor zowel het transport van brandbare vloeistoffen als hogedrukaardgasleidingen wettelijk vastgelegd.
Onderzoeksresultaten
Het beoogde woonzorgcomplex (86 appartementen) is op grond van de Nota Milieuveiligheid (2011) een bijzonder kwetsbaar object. Uitgangspunt is dat deze niet binnen de invloedssfeer van risicobronnen gerealiseerd mag worden. Figuur 1 geeft de risicobronnen nabij het plangebied weer.
Figuur 1: Overzicht risicobronnen omgeving planlocatie
Bron: Gelderse signaleringskaart Externe Veiligheid
Uit figuur 1 blijkt dat binnen het plangebied geen risicobronnen zijn gelegen. Nabij het plangebied zijn een tweetal risicobronnen gelegen:
Stationaire risicobronnen
Plaatsgebonden risico
Nabij het plangebied (op 440 meter afstand) is het LPG-tankstation aan de Laan van de Mensenrechten 555 gelegen. Uit de signaleringskaart externe veiligheid en de toets afstanden van de circulaire LPG valt af te leiden dat het plaatsgebonden risico van het LPG-tankstation geen belemmering ten aanzien van het plangebied vormt.
Groepsrisico
Uit de signaleringskaart externe veiligheid en de toets afstanden van de circulaire LPG valt af te leiden dat het plangebied niet binnen de effectafstand van 160 meter ligt. Het groepsrisico hoeft niet verantwoord te worden.
Het LPG tankstation vormt geen belemmering voor de bestemming woonzorgcomplex in het plangebied.
Mobiele risicobronnen
Plaatsgebonden risico
Nabij de planlocatie (op 230 meter afstand) ligt de spoorlijn Amersfoort- Deventer. Het spoor heeft geen 10-6 contour of een plasbrandaandachts-gebied. Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor het realiseren van een woonzorgcomplex.
Groepsrisico
Het woonzorgcomplex ligt binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Amersfoort- Deventer. Er is sprake van een bijzonder kwetsbaar object en een toename van ca. 172 niet zelf redzame personen in het plangebied. Het plangebied ligt net niet binnen de 200 meter zone van de spoorlijn. Het groepsrisico dient verantwoord te worden.
Verantwoording Groepsrisico
Ten behoeve van de verantwoording van het groepsrisico is advies opgevraagd bij de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (VNOG). Op 27 maart 2017 (kenmerk 17-34361/17-049784) hebben we dit advies ontvangen en het is meegenomen in de verantwoording van het groepsrisico.
Het groepsrisico dient beperkt verantwoord te worden voor de mobiele risicobron spoorlijn Amersfoort - Deventer.
Algemene beschouwing
De doelgroep betreft over het algemeen niet zelfredzame personen. Er is sprake van een bijzonder kwetsbaar object.
spoorlijn Amersfoort- Deventer
Over de spoorlijn Amersfoort-Deventer vind transport plaats van toxische en brandbare gassen. Het plangebied ligt net niet binnen de 200 meter zone van de spoorlijn maar wel binnen het invloedsgebied.
Maatgevende scenario's
Ten aanzien van het transport van brandbare en toxische stoffen zijn de volgende scenario's relevant:
Volgens het basisnet vind er geen transport van toxische stoffen over het traject van de spoorlijn Amersfoort Deventer. In de praktijk blijkt dit wel plaats te vinden. Het aantal transporten leidt echter niet tot een overschrijding van het risicoplafond. Naar verwachting zullen de transporten na 2022 niet meer over het traject plaatsvinden. In deze is het scenario toxische wolk vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid meegenomen.
De mogelijkheden voor beheersbaarheid en bestrijdbaarheid
Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om effecten ten gevolge van het incident te beperken of te voorkomen. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. Eventuele secundaire branden in het plangebied kunnen met behulp van de primaire bluswatervoorzieningen worden bestreden door de brandweer. In haar advies concludeert de VNOG dat op dit moment binnen het plangebied onvoldoende ondergrondse bluswatervoorzieningen aanwezig zijn. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning deelactiviteit bouwen dienen extra bluswatervoorzieningen opgenomen te worden, dit in overleg met de VNOG.
De mogelijkheden voor bereikbaarheid
Het plangebied is via meerdere wegen goed bereikbaar. Binnen het plangebied is niet aangegeven waar de toegang van het gebouw en de vluchtwegen gesitueerd zijn. Om bij een calamiteit tot een adequate hulpverlening over te kunnen gaan is het van belang dat de hulpverleningsdiensten snel het gebouw in kunnen gaan. Tevens is het van belang dat de vluchtwegen van de risicobronnen af geplaatst worden.
Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning deelactiviteit bouwen dienen bovenstaande voorzieningen uitgewerkt te worden, dit in overleg met de VNOG.
De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen
Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen).
Op termijn verdwijnen de WAS-palen en wordt meer ingezet op 'modernere' communicatiemiddelen, zoals NL-alert en sociale media. Burgers moeten echter zelf het initiatief nemen om hun mobiele telefoon hiervoor geschikt te maken (zie: http://www.crisis.nl/nl-alert). In het zorgcomplex is sprake van verminderd zelfredzame mensen en zal het verplegend personeel geïnstrueerd moeten worden hoe deze groep mensen in veiligheid te brengen bij een calamiteit.
Daarnaast zijn de fysieke kenmerken van een incident met gevaarlijke stoffen in veel gevallen direct waar te nemen. Bij een scenario waarin toxische stoffen vrijkomen, is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. Bij een wolkbrandexplosie scenario is het advies om te vluchten van de risicobron af.
Conclusie verantwoording groepsrisico
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de normen. Wel dienen ten tijde van de aanvraag van de omgevingsvergunning activiteit bouwen in overleg met de VNOG aanvullend bluswatervoorzieningen aangebracht te worden en maatregelen voor de bereikbaarheid in het plangebied uitgewerkt te worden.
De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).
Onderzoeksresultaten
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen.
Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in het kader van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De resultaten daarvan zijn beschreven in de paragrafen 5.1.1 tot en met 5.1.7. Daaruit kan worden geconcludeerd dat kan worden uitgesloten dat het bestemmingsplan belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Er geldt daarom geen m.e.r-plicht, geen m.e.r.-beoordelingsplicht en ook is het niet noodzakelijk een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
Algemeen
Het plangebied Kanaaloevers / Molenstraat-Centrum ligt in bestaand stedelijk gebied. Het plangebied is circa 0,55 hectare groot. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone, het gebied ligt niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in de omgevingsvisie heeft aangegeven.
Grondwater
Het gebied ligt op de rand van de grondwaterfluctuatiezone die in het streekplan is vastgelegd. Door de ligging naast het kanaal zijn mogelijk te verwachten peilstijgingen van het grondwater zeer beperkt. Het grondwaterniveau wordt sterk beïnvloed door het waterpeil in het Apeldoorns Kanaal (NAP+13.21 m). Uit gegevens van peilbuizen in de omgeving blijkt dat het grondwaterpeil in het plangebied tussen circa NAP+13.00 m en NAP+13.40. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend. Het plangebied dient grondwaterneutraal te worden ontwikkeld. Structureel afvoeren van grondwater is niet toegestaan.
Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur
Het plangebied ligt naast het Apeldoorns Kanaal, het waterpeil van dit kanaal is NAP+13.21 m. Door het plan ontstaat geen extra oppervlaktewater. Er zal niet geloosd worden op het oppervlaktewater, hierdoor heeft het plan geen nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.
In en om het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor. Het plan heeft derhalve geen nadelige gevolgen voor de waterafhankelijke natuur.
Afvoer van regenwater
In het plangebied en de omgeving daarvan ligt een gemengd rioolstelsel waarmee vuil- en regenwater gezamenlijk worden afgevoerd. De capaciteit van dit riool is voldoende om bij de maatgevende regenbui die eens per 2 jaar optreedt geen water op straat te veroorzaken.
Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van regenwater niet op de riolering aan te sluiten. In het gemeentelijk beleid is bepaald dat het regenwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in principe in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.
De materialen die in aanraking komen met het regenwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van regenwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het regenwater afgevoerde vervuilende stoffen.
In dit plangebied wordt het regenwater geborgen en in de bodem geïnfiltreerd. Hierbij wordt minimaal 36 mm waterberging ten opzichte van het verhard oppervlak in het plangebied gerealiseerd.
Afvoer van afvalwater
De nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en regenwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel in de Molenstraat-Centrum. Het bestaande rioolstelsel in en om het plangebied heeft voldoende capaciteit voor deze extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw.
Watertoets
Het plangebied is van ouds grotendeels bebouwd, tussen 1998 en 2001 is het de meeste bebouwing in het gebied gesloopt. Ten opzichte van de oorspronkelijke situatie omvat het plan dan 1.500 m² extra verhard oppervlak. Het plangebied ligt niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Daarom is dit plan in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Vallei en Veluwe. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.
Om deze redenen is het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening achterwege gelaten, dit in overeenstemming met de richtlijn 'Watertoetsprocedureregels voor postzegelplannen' van het waterschap.
Bescherming vindt plaats via de Wet Natuurbescherming. Binnen deze wet zijn zowel soort- als gebiedsbescherming geregeld.
De Wet natuurbescherming kent een apart beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, een apart beschermingsregime voor soorten van de Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn en een apart beschermingsregime voor andere soorten, die vanuit nationaal oogpunt beschermd worden. Elk van deze beschermingsregimes kent zijn eigen verbodsbepalingen en vereisten voor vrijstelling of ontheffing van de verboden. Alle vogels, in totaal ruim 700 soorten, zijn (beschermd). Daarnaast worden ongeveer 230 overige Europese en nationale soorten beschermd.
De verbodsbepalingen richten zich o.a. op het opzettelijk doden en vangen van dieren, beschadigen, wegnemen of vernielen van rust- of voortplantingsplaatsen (nesten) en opzettelijk plukken en vernielen van planten.
De verbodsbepalingen mogen niet overtreden worden, tenzij men een ontheffing kan krijgen (het zogenoemde nee, tenzij-principe'). Om af te mogen wijken van de verbodsbepalingen via een ontheffing of vrijstelling moet aan drie criteria zijn voldaan:
Als aan deze drie vereisten voldaan is, kan een ontheffing worden verleend. Voor een aantal handelingen zijn bovendien vrijstellingen mogelijk.
Tevens is er een zorgplicht. De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Overtreding van de zorgplicht is niet strafbaar gesteld; de zorgplicht kan wel door toepassing van bestuursdwang worden gehandhaafd.
Naast de soortbescherming wordt de gebiedsbescherming geregeld binnen de Wet natuurbescherming (Natura 2000-gebieden).
Op het erf van Molenstraat-centrum 284 is een woning/winkel met tuin, een schuur en een container voor vuurwerkverkoop aanwezig. De woning/winkel en schuur bieden structuren die door vleermuizen in gebruik kunnen zouden zijn. Het overige terrein kent geen noemenswaardige natuurwaarden. Onderzoek is uitgezet en uitgevoerd in 2016 (Ecogroen, 4 oktober 2016, kenmerk 16-198, zie bijlage). Er zijn geen vaste rust- en verblijfplaatsen vastgesteld van huismus, gierzwaluw en vleermuizen. Langs het kanaal staan enkele bomen op rij (geen doorgaande beplantingsrij). Er zijn enkele langs vliegende en foeragerende gewone dwergvleermuizen waargenomen, maar zij hebben geen binding met het plangebied en de aanwezige bebouwing. Er is geen sprake van het verdwijnen van belangrijke en onmisbare vliegroutes of onmisbaar foerageergebieden. Ook na de herinrichting blijven er in het plangebied en omgeving voldoende alternatieve vliegroutes en foerageergebieden voorhanden. In de groenelementen binnen het plangebied kunnen algemene broedvogels verwacht worden. Door buiten het broedseizoen in de weg staande groenelementen op te ruimen is overtreding van de wet voor wat betreft vogels te voorkomen. Het aanvragen van een ontheffing is niet aan de orde.
Op 18 juni 2015 heeft de gemeenteraad de Archeologische beleidskaart 2015 vastgesteld. De kaart geeft zones met een archeologische verwachting. Het plangebied ligt in een zone met een lage archeologische verwachting, wat inhoudt dat alleen archeologisch onderzoek nodig wordt geacht als meer dan 2.500 m2 van de bodem verstoord gaat worden. De verplichting om archeologisch onderzoek uit te voeren geldt voor ieder van de gebiedscategorieën bij een verstoring dieper dan 35 cm onder het vastgestelde maaiveld.
Op de geomorfologische kaart ligt het plangebied in een zone met relatief hooggelegen daluitspoelingswaaierafzettingen en -glooiingen met gooreerdgronden. De bodemkaart laat geen specifiek bodemtype zien, vanwege de ligging in de bebouwde kom. Qua bekende archeologische waarden zijn er binnen 500 m van het plangebied geen archeologische waarnemingen, archeologische monumenten of archeologische onderzoeksmeldingen geregistreerd.
Hoewel er sprake is van een concrete ontwikkelingslocatie overschrijdt de voorgenomen bouw van het nieuwe woonzorgcentrum de onderzoeksgrens van 2.500 m2 op de archeologische beleidskaart niet. Dit betekent dat de lage archeologische verwachting voor het plangebied gehandhaafd blijft, met bijbehorende gebiedsaanduiding en planregels, zonder verder archeologisch onderzoek in de bestemmingsplanfase.
In het geval dat afzonderlijke ontwikkelingen binnen het bestemmingsplangebied wel de onderzoeksgrens overschrijden, dan zullen bij de vergunningsaanvraag van de desbetreffende ontwikkeling aanvullende voorwaarden worden gesteld voor wat betreft de omgang met eventueel in het plangebied aanwezige archeologische waarden.
Op 16 februari 2006 ids de Nota I-cultuur door de raad vastgesteld. Op de daarin opgenomen cultuurhistorische beleidskaart staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde op de kaart kent drie gradaties. Het plangebied ligt in een zone met hoge attentiewaarde, wat inhoudt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen cultuurhistorisch onderzoek verplicht is. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
Voor het gebied is een 2004 een Cultuurhistorische analyse (Cha) opgesteld. Deze is in 2011 aangevuld met een ruimtelijke en cultuurhistorische waardering van de karakteristieke bebouwing. Er staat geen beschermenswaardige bebouwing in het plangebied. Het Kanaal is wel van grote cultuurhistorische, stedenbouwkundige en landschappelijke waarde. Het Kanaal en Molenstraat Centrum zijn belangrijke ruimtelijke dragers in het gebied.
De nieuwe bebouwing blijft op voldoende afstand van het kanaal en geeft ruimte voor groen. De bebouwing op de hoek Molenstraat Centrum - Kanaal Noord sluit aan op de transformatie die in de omgeving plaatsvindt.
Dit bestemmingsplan maakt de bouw mogelijk van een woonzorgcomplex inclusief bijbehorende voorzieningen. Het zorgcomplex wordt gerealiseerd door een private partij. Zowel de gemeente als een private partij brengen hiertoe grond in. De gemeente legt de openbare ruimte aan. Hiertoe ontvangt de gemeente een exploitatiebijdrage van de private partij en is door de provincie een zgn. Steengoed subsidie toegezegd.
Samenvatting exploitatie.
Opbrengsten:
Grondopbrengsten € 1,29 mln.
Exploitatie bijdrage 0,12
Steengoedsubsidie 0,50
----------------
Totaal opbrengsten € 1,91 mln.
Kosten
Bouw- en woonrijp maken € 0,29 mln.
Kosten planontwikkeling 0,07
Inbreng gronden 1,55
---------------
Totaal kosten € 1,91 mln.
Saldo € 0,00 mln.
Er is geen aanleiding voor het vaststellen van een exploitatieplan omdat het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd. Er is hieromtrent een overeenkomst afgesloten met de ontwikkelende partij.
In hoofdstuk 4 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 5 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. Paragraaf 6.2 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 6.3 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.
De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.
Verkeer-Verblijfsgebied
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is gegeven aan het gebied dat een openbare verblijfsfunctie krijgt. Dit betreft de wegen buiten de hoofdwegenstructuur. Onder andere de nieuw aan te leggen ontsluitingsweg kent deze bestemming. Ook het niet-structurerende groen is in deze bestemming ondergebracht. Onder andere is (fiets)parkeren toegestaan, mede ten behoeve van overige functies als bijvoorbeeld maatschappelijk. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten.
Verkeer-Weg
Molenstraat-Centrum en Kanaal Noord hebben een belangrijke verkeersfunctie en overstijgen daarmee een functie als verblijfsgebied. Deze wegen kennen dan ook al de bestemming Verkeer-Weg. De strook binnen het plangebied direct grenzend aan deze wegen maakt danwel gaat in ruimtelijk opzicht deel uitmaken van Molenstraat-Centrum. Om die reden is aan die strook de bestemming Verkeer-Weg toegekend. Toegestaan zijn voorzieningen behorende bij de verkeersfunctie als wegen, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten.
Groen
Het structurele en structurerende openbare groen in het plangebied is onder de bestemming Groen gebracht. Hier zijn onder andere groenvoorzieningen, fiets- en voetpaden, nuts- en speelvoorzieningen toegestaan. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten.
Om enige uitwisselbaarheid tussen verblijfsgebied en de structurerende groenvoorziening mogelijk te maken wordt parkeren toegestaan. Behoud van het groen en bescherming van de structurerende waarde wordt geborgd door een omgevingsvergunningplicht op te nemen voor het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van parkeren met criteria gericht op bescherming van die functie en waarde.
Maatschappelijk
Het beoogde woonzorgconcept gaat uit van woonruimte waarbij alle vormen van zorg geboden kan worden. Met het concept wordt wonen in een veilige leefomgeving mogelijk voor zowel mensen met dementie of een zware somatische zorgvraag, die 24-uurs onplanbare zorg nodig hebben, als voor mensen met een lichtere zorgvraag die willen voorsorteren op een verzwaring van hun zorgvraag, De woonzorgappartementen worden ontwikkeld om elk type zorgvraag aan te kunnen. In de appartementen kan zorg kan worden geleverd op verschillende niveaus. Het gaat in totaal om 86 woonzorgappartementen.
Dit concept vormt een combinatie van verpleeghuisachtige zorg en wonen met zorg. Hierbij past een bestemming Maatschappelijk. Binnen deze bestemming is een zorginstelling en zorgwonen bij recht toegestaan.
Bij een zorginstelling gaat het om verpleeghuisachtige vormen van zorg. Het verlenen van intensieve zorg waarbij de uitrusting van het gebouw gericht is op zorgprocessen.
Zorgwoningen zijn woningen of wooneenheden waar verzorgd wonen plaatsvindt. Minimaal een van de bewoners heeft vanwege de beperkte zelfredzaamheid vanaf aanvang van bewoning- op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem- een indicatie voor zorg, de zorg is beschikbaar in de directe nabijheid van de woning (in dit geval binnen het complex) en die zorg wordt door minimaal een van de bewoners ook daadwerkelijk afgenomen. De indicatie moet op basis van het ZorgZwaartePakket 4 of hoger zijn.
Het betreft geen reguliere woningen, welke alleen toegestaan zijn als deze passen binnen het Kwalitatief Woonprogramma zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Gelderland. In de planregels is een definitie van zorgwoning opgenomen.
Zowel bij een gebruik als zorginstelling als zorgwoning moet er dus sprake zijn van een zorgindicatie van ZorgZwaartePakket 4 of hoger en dient er daadwerkelijk zorg te worden gebruikt.
Binnen de bestemming is tevens een gebruik toegestaan van functies en gemeenschappelijke ruimtes welke ten dienste staan van de woonzorgfunctie, zoals bijvoorbeeld een buurtkamer en teampost en ontmoetingsruimtes.
Parkeervoorzieningen ten dienste van de toegestane functies is toegestaan. Met het opnemen van een parkeernorm wordt geborgd dat voldoende parkeergelegenheid aanwezig zal zijn.
Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. Maximale bouwhoogte bedraagt in het voorste deel 19 meter en het achterste deel 13 meter. Ter plaatse van de binnenruimte is een bouwhoogte van 4 meter opgenomen. Binnen de bestemming zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten.
De wens bestaat op termijn het woonzorgconcept verder uit te bouwen. Dit door 17 van de 86 appartementen ook beschikbaar te stellen aan personen die op het moment dat ze er gaan wonen nog geen geindiceerde zorgvraag van ZZP4 of hoger hebben. Deze zijn bedoeld voor mensen die willen voorsorteren op een waarschijnlijke zorgvraag in de (nabije) toekomst. In feite gaat het bij deze groep om regulier wonen, waarbij de zorgvraag (nog) niet leidend is.
Op dit moment bestaat geen ruimte binnen het gemeentelijke woningcontingent voor deze 17 woningen. Om die reden is een bevoegdheid opgenomen voor het college van B&W om op termijn de bestemming zo te wijzigen dat 17 appartementen gebruikt mogen worden voor regulier wonen. Dit onder voorwaarden, onder andere gericht op een zorgvuldige inpassing in de omgeving. Eén van de voorwaarden is dat de behoefte aan de 17 woningen wordt aangetoond. Aangetoond zal moeten worden dat deze passen binnen het dan vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de regio Stedendriehoek.
Bouwregels
Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Vaak wordt verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart.
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) staan de regels die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 8 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Lid 8.1 bevat onder andere de bepaling over ondergronds bouwen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen alleen daar is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden, mits er een functionele relatie bestaat met de bovengronds toegelaten functie.
In artikel 9 staan de algemene gebruiksregels. In lid 9.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. In lid 9.2 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling is noodzakelijk voor vormen van gebruik die onwenselijk zijn en waarvoor het bestemmingsplan dus niet de mogelijkheid biedt daarvoor een omgevingsvergunning te verlenen; de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is derhalve niet van toepassing.
In artikel 13 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Procedureregels voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan zijn niet opgenomen omdat daarvoor de procedure uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is. De procedureregels voor uitwerkings- en wijzigingsplannen staan in de Wet ruimtelijke ordening. Artikel 14 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen.
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
Juni 2016 is een inloopbijeenkomst gehouden voor onder andere omwonenden. Daar is het schetsplan gepresenteerd. Mede naar aanleiding van de bijeenkomst is het plan gewijzigd, met name wat betreft verkeersaspecten. In december zijn omwonenden schriftelijk geinformeerd over het plan wat de basis heeft gevormd voor dit bestemmingsplan.
Op basis van het vooroverleg met de provincie is het ontwerpbestemmingsplan op enkele onderdelen aangescherpt (o.a. begrenzing zorgwoning tot zorgindicatie ZZP4 en hoger).