direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Wenumseweg 39 Wenum Wiesel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1179-vas1

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
  • b. een landbouwmechanisatiebedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - landbouwmechanisatiebedrijf';
  • c. tuin en/of erf;
  • d. ontsluitingswegen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. beroepsuitoefening aan huis;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:
    • 1. bedrijven die krachtens artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als inrichtingen als bedoeld in artikel 41, lid 3, van de Wet geluidhinder, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, welke inrichtingen als zodanig zijn genoemd in de van deze regels deel uitmakende bijlage Inrichtingen Wet geluidhinder,inrichtingen
    • 2. risicovolle inrichtingen, met uitzondering van bestaande risicovolle inrichtingen;
    • 3. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van:
      • I. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde en bewerkte goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
      • II. detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten;
      • III. bestaande detailhandelsbedrijven.
3.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 9 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximale oppervlakte /inhoud   Maximale goothoogte    Maximale bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen

 
1.450 m² per bouwvlak aan gebouwen en overkappingen   de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   - als voorwaarde voor het realiseren van nieuwe bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - landbouwmechanisatiebedrijf' geldt dat de bebouwing landschappelijk (binnen de bestemming 'Natuur') dient te worden ingepast en in stand dient te worden gehouden, overeenkomstig het inrichtingsplan dat als bijlage 2 bij deze regels is opgenomen.
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bedrijfswoningen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen niet meegerekend
- de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m  
Bedrijfswoningen   700 m3   4 m   -   - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld;
- per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan;
- de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m
- voor het splitsen van de bedrijfswoning in twee wooneenheden geldt het in artikel 9 lid 9.3 bepaalde  
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen   75 m2   3 m   5 m   - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (3.4.1a)  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen
 
    2,5 m    
- erf- en terreinafscheidingen       2 m   - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m (3.4.1b) 
 
- antenne-installatie
 
    15 m    
- paardenbakken, stapmolens en lichtmasten t.b.v. paardenbakken       2 m ( 3.4.1c)   - indien de paardenbak geen onderdeel vormt van het bedrijf als bedoeld in lid 3.1 onder a is er ten hoogste één paardenbak per bedrijfswoning toegestaan
- de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 50 meter
 
- overige bouwwerken
 
    6 m    
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken:

  • a. van het in lid 3.2 bepaalde voor het bouwen van bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan;
  • b. van het in lid 3.2 bepaalde voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding voor de voorgevelrooilijn bij bedrijfswoningen tot een bouwhoogte van 2 m, indien dit met het oog op de cultuurhistorische en landschappelijke waarden, de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is;
  • c. voor het oprichten van stapmolens of voor een bij een paardenbak behorende lichtmast tot een bouwhoogte van 6 m, indien dit vanwege de bedrijfsvoering noodzakelijk is.
3.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant worden aangetast en het in het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig worden aangetast.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels van artikel 10 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.

3.5.1 Agrarisch gebruik

Agrarische bedrijvigheid is uitsluitend als nevenactiviteit toegestaan, mits dit niet leidt tot een milieuhygiënisch onaanvaardbare situatie.

3.5.2 Stalling

Het gebruik van gronden voor het stallen van materialen voor zover dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden is toegestaan, mits dit plaats vindt binnen het bouwvlak.

3.5.3 Landschappelijke inpassing rondom Papegaaibeek

De op grond van lid 3.2 toelaatbare vestiging, uitbreiding en gebruik als bedrijf, zoals een landbouwmechanisatiebedrijf, op het perceel Wenumseweg 39 mag uitsluitend zo worden gebruikt indien de in bijlage 2 genoemde landschappelijke inpassing in de bestemming 'Natuur' (rondom de beekzone van de Papegaaibeek) is uitgevoerd en als zodanig in stand wordt gehouden.

De op grond van lid 3.2 toelaatbare vestiging, uitbreiding en gebruik als bedrijf, zoals een landbouwmechanisatiebedrijf, op het perceel Wenumseweg 39 zodanig gebruiken zonder dat de hiervoor bedoelde landschappelijke inpassing uitgevoerd en aanwezig is, is een strafbaar feit.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.1 onder a bepaalde teneinde de vestiging van bedrijfstypen toe te staan die niet zijn genoemd in de Lijst van toegelaten bedrijfstypen, dan wel voorkomen in een hogere categorie dan in het betreffende bestemmingsvlak is toegestaan, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijfstypen die ter plaatse bij recht zijn toegestaan, met dien verstande dat de belasting van het (leef)milieu en het landschap in de omgeving alsmede de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig mogen toenemen en de belangen van de omliggende functies ook anderszins niet onevenredig mogen worden geschaad.

3.6.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant worden aangetast en het in het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig worden aangetast.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden

De in artikel 15 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden zijn van toepassing.