direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: Anklaarseweg naast 121
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1117-vas1

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. bedrijven, waarbij geldt dat:
      • I. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
      • II. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - fastfoodrestaurant' tevens een fastfoodrestaurant is toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' het in artikel 9 bepaalde geldt;
      • III. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - showroom' tevens een showroom is toegestaan;
    • 2. fiets- en voetpaden;
    • 3. groenvoorzieningen;
    • 4. kunst;
    • 5. vijvers en watergangen en overige voorzieningen voor de waterhuishouding;
    • 6. nutsvoorzieningen;
    • 7. ontsluitingswegen;
    • 8. tuin en/of erf;
  • b. De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:
    • 1. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
    • 2. risicovolle inrichting;
    • 3. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van:
      • I. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
      • II. detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet;
      • III. detailhandel in automobielen, motoren, boten, caravans en machinerieën ten behoeve van bedrijven.

met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

3.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 7 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximale oppervlakte/inhoud   Maximale goothoogte   Maximale bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en woonwagens   - bouwvlak, met inachtneming van het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduidingen 'maximum bebouwingspercentage (%)' en 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)'
- 600 m³ per bedrijfswoning  
de ter plaatse van de aanduidingen 'maximale goothoogte (m)' en 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde   de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde   de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste
1 m (3.3a)
 
bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
 
50 m2   bijgebouw: 3 m   bijgebouw: 5 m
overkapping: 3 m  
- bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning c.q. woonwagen of het verlengde daarvan worden opgericht (3.3 b)
- de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (3.3 a)
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen       tuinmeubilair: 3 m
speel- en klimtoestellen: 6 m
antenne-installaties: 15 m
voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 10 m
kunstobjecten ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - kunstobject': 35 m
overig: 3,5 m  
 
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.1 en lid 3.2onder a bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 3.5 is afgeweken van de gebruiksregels.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Gebruik niet bebouwde grond

De niet bebouwde grond mag uitsluitend als bedrijfsterrein, tuin, erf en/of parkeervoorziening worden gebruikt, met dien verstande dat gebruik als opslagterrein vóór de naar de wegzijde gekeerde bouwgrens niet is toegestaan. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  • a. van het in lid 3.1 onder a1 bepaalde teneinde de vestiging van bedrijfstypen (waaronder tevens voorzieningen ten behoeve van sport en recreatie alsmede horecavoorzieningen verstaan worden) toe te staan die niet zijn genoemd in de Lijst van toegelaten bedrijfstypen, dan wel in de Lijst van toegelaten bedrijfstypen voorkomen in een hogere categorie dan in het betreffende aanduidingsvlak is toegestaan, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijfstypen die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
  • b. van het in lid 3.1 onder b3 bepaalde ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen zoals detailhandel in keukens, sanitair, tegels en dakkapellen, met dien verstande dat met toepassing van deze bevoegdheid geen bouwmarkten en tuincentra mogen worden gevestigd.
3.5.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk:

  • a. voor de afwijking als bedoeld in sublid 3.5.1 onder a: indien
    • 1. geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan;
    • 2. aangetoond is dat aan de geldende milieukundige wet- en regelgeving voldaan kan worden, met name op het gebied van akoestiek, geur en externe veiligheid;
    • 3. er voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen;
  • b. voor de afwijking als bedoeld in sublid 3.5.1 onder b: indien
    • 1. de onmogelijkheid tot ruimtelijke dan wel stedenbouwkundige inpassing in een winkelcentrum is aangetoond, en
    • 2. de vestiging van het betreffende bedrijf op de gekozen plaatse geen structurele verstoring van de voorzieningenstructuur met zich meebrengt.