Plan: | Hoofdweg 12 Loenen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1111-vas1 |
Het plangebied ligt in een gebied dat op de Cultuurhistorische beleidskaart, vastgesteld d.d. 26 februari 2006, is aangemerkt als een gebied met een lage attentiewaarde. Dit betekent dat bij ruimtelijke ontwikkelingen een cultuurhistorische quickscan naar objecten verplicht is. Aanbevolen wordt om de cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en versterken.
Figuur 8: Uitsnede cultuurhistorische beleidskaart
Uit de quickscan blijkt dat in de nabije omgeving van het plangebied geen waardevolle objecten aanwezig zijn.
De gemeente Apeldoorn beschikt over een gemeentelijke archeologische beleidskaart. Op de archeologische beleidskaart staan bekende archeologische vindplaatsen en terreinen waarbij reeds is vastgesteld dat er archeologische waarden aanwezig zijn, daarnaast is het gehele grondgebied van de gemeente Apeldoorn verdeeld in zones met een hoge, middelhoge en een lage archeologische verwachtingswaarde. Deze verdeling is gebaseerd op onder andere bodemkundige, geo(morfo)logische, archeologische en historische kaarten en kennis
Deze verwachtingswaarden geven geen feitelijke vindplaatsen weer, maar de kàns op het aantreffen van een archeologische vindplaats bij het uitvoeren van bodemingrepen. Concreet betekent dit dat de kans op het aantreffen van archeologische sporen en/of vondsten binnen een zone met een lage archeologische verwachtingswaarde wel aanwezig is, maar dat deze kans veel kleiner is dan binnen een zone met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde.
Het verschil in de zogenaamde trefkans heeft ertoe geleid dat er verschillende grenzen van bodemingrepen zijn opgesteld waarbij het doen van archeologisch onderzoek nodig is. Deze grenswaarden zien er als volgt uit:
Een archeologisch onderzoek kent vele vormen. In veel gevallen kan volstaan worden met een archeologisch bureauonderzoek, eventueel aangevuld met een verkennend booronderzoek. Ook kan het zijn dat gedetailleerder booronderzoek, een zogenaamd karterend booronderzoek, nodig is, of dat er zelfs proefsleuven moeten worden gegraven. Uiteindelijk kunnen deze vormen van onderzoek erin resulteren dat een behoudenswaardige archeologische vindplaats is aangetroffen. Afhankelijk van de ontwikkeling zal deze vindplaats vervolgens ex situ (door een opgraving) of in situ (door inpassing in het plan) behouden moeten worden.
Figuur 9: Plangebied op de gemeentelijke archeologische beleidskaart
Op grond van de kaart blijkt dat het plangebied zich bevindt in een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Dit betekent dat in het bestemmingsplan een dubbelbestemming 'Waarden Archeologie Middelhoog' dient te worden opgenomen. Bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 50 cm dienen vooraf te worden gegaan door een archeologisch onderzoek, het onderzoeksrapport dient bij de omgevingsvergunning te worden bijgeleverd. In dit geval kan het onderzoek in eerste instantie het beste bestaan uit een archeologisch bureau- en verkennend booronderzoek. Hiermee kan onder andere de intactheid van het archeologisch niveau worden bepaald. Als uit dit onderzoek blijkt dat het archeologisch niveau intact is, dan zal verder archeologisch onderzoek nodig zijn.